1. huishoudelijk afval. Dus wat bij particulieren, bij jou thuis, in de afvalbak gaat.
2. bedrijfsafval. Bedrijven kunnen hun afval niet gelijk met particulieren aan de weg zetten.
3. gevaarlijk afval. Een deel van het bedrijfsafval kan niet zo maar in de bak. Denk aan resten van chemische bestrijdingsmiddelen, verfblikken ogf afgewerkte olie. Voor particulieren heb je Klein Chemisch Afval. (KCA)
4.afvalwater. Verontreinigd water na bijvoorbeeld het wassen van bieten of aardappelen.
5. Autowrakken.
achtergrondinformatie afval
Afval scheiden is nodig.
Door te scheiden kunnen we bepaalde materialen nog hergebruiken.
Glas en plastic is herbruikbaar
Plantaardig materiaal kunnen we composteren.
Ijzer en andere metalen zijn om te smelten.
Hierdoor houden we minder restafval over en worden de kosten voor afvoer ook lager.
Veel gemeenten kennen een afvalstraat of milieustraat. Zie afbeelding.
Afval: (bron wikipedia)
Afval of vuilnis is het begrip voor stoffen, materialen en/of producten waarvan de eigenaar van plan is zich ervan te ontdoen. Andere benamingen zijn afvalmateriaal, afvalproduct en afvalstof.
De eigenaar van afval kan zich ontdoen van de afvalstof door deze weg te gooien. Letterlijk weggooien is doorgaans wettelijk niet toegestaan, tenzij dit gebeurt in een afvalbak. Het afval dient door een erkende afvalinzamelaar te worden opgehaald. Deze afvalinzamelaar zal afhankelijk van de eigenschappen en herkomst van het afval een verwerkingsmethode kiezen. In Nederland wordt momenteel ruim 80% van het afval nuttig toegepast/hergebruikt. In tegenstelling tot vroeger wordt nog maar een klein deel gestort op een stortplaats.
Sinds de industriële revolutie is de hoeveelheid en diversiteit van het afval enorm toegenomen. Daarnaast nam het aandeel schadelijk tot zeer schadelijke stoffen flink toe. Doordat afval ongecontroleerd werd gedumpt en op verlaten plekken werd verbrand nam de impact op het milieu toe en de gevolgen hiervan werden voor mens en natuur steeds meer merkbaar. In de jaren 70 van de 20e eeuw kwam er een kentering in het beleid. Door de toenemende milieu-impact en het toegenomen bewustzijn van de schaarste van grondstoffen werd enerzijds het afvalbeleid gericht op bescherming van het milieu en anderzijds gericht op hergebruik. Met de introductie van de Ladder van Lansink werd richting gegeven aan de ideale verwerking van het afval. De voorkeursvolgorde was:
Tegenwoordig komen bij storten en verbranden in een afvalverbrandingsinstallatie nog maar zeer beperkt schadelijke stoffen als dioxines, fijn stof, kwik en andere zware metalen vrij. Verbranden van afvalstoffen is alleen nog maar toegestaan indien aan strenge regels wordt voldaan. Tegenwoordig wordt ruim 80% van het afval nuttig hergebruikt[1].
Als (huishoudelijk) afval verbrand wordt, mag de stroom die hiermee wordt opgewekt in 2008 voor 48% als groene stroom worden geboekt[2], vanwege de biomassa in het afval. Vanwege de fossiele oorsprong moet de overige 52% als "grijze" stroom worden geboekt
Hieronder staat wat een gemiddeld gezin per jaar aan afval weggooit
Afvalgroepen
Gewicht
Percentage
GFT-afval
250 kg
50%
Papier en karton
125 kg
25%
Glas
50 kg
10%
Plastic en andere kunststoffen
25 kg
5%
Textiel
15 kg
3%
Metalen
10 kg
2%
Overig afval (hout, stenen enz.)
25 kg
5%
Onderscheiding afval
De volgende categorieën afval kunnen bijvoorbeeld worden onderscheiden:
Klei bestaat uit kleine plaatjes. Tussen de plaatjes kan klei heel goed water en voeding vasthouden.
Klei is voedselrijk, maar is moeilijk bewerkbaar.
Puur zand is eigenlijk zeer fijn gemalen grind. Door organische stof of humus kan het water en voeding vasthouden. Zandgrond is goed bewerkbaar, maar van nature voedselarm.
Veen is een hoofdbestanddeel van potgrond. Deze bruine massa is sterk verteerd plantaardig materiaal. Voedselrijk, vaak zuur. De grond heeft zeer weinig draagkracht. Op de site van www.vastgereden.nl zie je veel machines die wegzakken. Bijna al deze machines zakken weg op veengrond.
Leem is qua eigenschappen een grond met kenmerken van zand en klei. Plakkerige en voedselrijke zandgrond
Loss kom je in Limburg tegen. Het is een voedselrijke grond, die korreliger is dan leem. Kenners spreken over losgeslagen leem.....
goede grond
Wat is goede grond?
Aan welke eisen moet een goede bodem voldoen?
•De plant moet goed e n diep kunnen wortelen. Er mogen daarom geen storende lagen in de grond zijn.
•De grond moet een goede struktuur hebben. (Moet goed waterdoorlatend zijn)
•De grond moet een goede zuurgraad (Ph) hebben.
•Er moet genoeg voeding in de grond zitten. (bemesting)
•Er moet genoeg organische stof / humus(zeersterk verteerde plantenresten) in de grond zitten. Humus zorgt er voor dat de grond beter vocht en voeding vasthoudt. Ook verbetert het de structuur van de grond en is het goed voor het bodemleven.
•Aanwezigheid van bodemleven. Het bodemleven zet organische stof om in voor de plant opneembare delen. Bij mensen zorgt darmflora er voor dat stoffen in ons bloed kunnen worden opgenomen. Zonder darmflora is dat niet mogelijk. Zonder bodemleven kan een plant geen voeding opnemen.......
•Houdt de grond water en voeding vast? (Adsorptievermogen grond.)
•Er mogen geen schadelijke stoffen in de grond zitten.(zout, rioolslib, resten bestrijdingsmiddelen)
Op het plaatje rechts zie je het effect van zoutschade. De rij planten die het dichtste bij de weg stond kreeg zout in de winter tijdens het zoutstrooien. In het voorjaar zorgde het zout er voor dat water uit de plant werd getrokken. Hierdoor gingen de planten dood. Maar weinig planten kunnen tegen zout.
Hierboven staan een heleboel regels waaraan goede grond moet voldoen.
Maar kijk naar het plaatje met de plant die op de muur groeit en bekijk
of de grond voldoet aan de eisen. Waarom groeit hier toch een plant?
bodemleven
Een onderzoeker heeft de volgende telling verricht.
Het ging om 1m2 akkergrond, Hij heeft een laag grond van 20 cm dik onderzocht.
Het ging om een zwak humushoudende zandgrond. Hierop groeiden 3 kolen.
In de telling kwam het volgende naar voren:
In de grond zaten:
• 80 regenwormen
• 80.000 ringwormen
• 100.000 springstaarten
• 200.000 mijten
• 500.000 Zweepdiertjes
• 1.000.000 draadwormen
•4.000.000.000 bacteriën en schimmels
•1 hand compost = meer levende wezens dan er mensen op aarde zijn!!!!
weerstand
Grond, lucht, water en bemesting zijn belangrijke groeifactoren.
Probeer deze zo goed mogelijk te krijgen en te houden.
Slechte grond en slechte bemesting zorgen voor slecht groeiende planten.
Daarnaast wordt de plant veel gevoeliger voor ziekten en plagen!!!!!
bodemonderzoek
We gaan met in groepen op verschillende plekken een profielkuil maken.
Dus een stuk van 1 bij 1 meter wordt 1meter diep uitgegraven.
Noteer de volgende zaken:
•Bovengrondse onkruiden? Welke planten groeien er op het stuk?
•Geur? Ruikt de grond zuur? Of ruik je wat anders?
•Beworteling? hoe diep zie je wortels in de grond? Zijn het oude of jonge wortels?
•Bodemleven? Zie je regenwormen of andere beestjes?
•Kleur? Is de grond zwart, bruin, geel? Zie je lagen? Deze lagen in het schema op papier zetten.
•Plakt de grond? Als je de grond tussen je vingers wrijft, en de grond plakt, dan zit er organische stof in de grond.
•Zijn er harde lagen in de grond? (Dit kunnen we zien met een penetrometer. Zet de gegevens in de grafiek.
Maar ook met een grondboor of steekschop voel je hoe hard je moet drukken...)
•Als je een brok grond in stukken breekt, veranderen de stukjes in kruimels,afgerond blokkige delen of ,scherp blokkige delen?
Afbreken in kruimels betekent een losse grond, des te scherper de breukvlakken, des tte harder de grond.....
•Korrelgrootte? (Dit meten we met een zandliniaal)
Hoofddoel is om te zorgen dat de situatie na bewerking een verbetering geeft.
In het arrangement heb je bij bodem gezien waaraan goede grond moet voldoen.
Door omstandigheden kan aan 1 of meerdere factoren niet worden voldaan.
Redenen om grond te bewerken zijn hieronder genoemd.
Storende lagen doorbreken
De grond bewerken doe je voor een verbetering van de bodemstructuur.
Met een diepe grondbewerking kun je ook op grotere dieptes een storende laag kapotmaken.
Bemesten: Bij gebruik van organisch materiaal krijg je meer organische stof in de bodem.
Organische stof houdt beter water en voedingsstoffen vast
Mest wordt vaak ondergewerkt. Hiervoor moet de grond worden bewerkt.
•Zaai of plantbed maken
Bij het zaaien van gras wil je dat het graszaad snel gaat kiemen.
Bij het planten van vaste planten en eenjarigen wil je ook dat de planten snel doorgroeien.
•Bestrijden onkruid
Deze bewerking doe je zo ondiep mogelijk.
factoren om rekening mee te houden
•Grondsoort + draagkracht bodem
•Kleigrond moet sterk worden verkruimeld voor goed zaaibed.
Klei heeft de neiging om aan elkaar te plakken in dikke brokken
•Zandgrond/zavelgrond: Mogen juist niet te sterk verkruimelen in verband met verslemping en verstuiving.
Veengrond is een grond met heel weinig draagkracht. Machines kunnen eenvoudig wegzakken op een veengrond.
Bekijk het onderstaande filmpje maar eens!
•Tijdstip grondbewerking
Het tijdstip is afhankelijk van de grondsoort.?
•Klei wordt in het najaar omgeploegd. Men hoopt dat door de vorst de kluiten kapotvriezen en verkruimelen.
•Zandgrond wordt pas in het voorjaar geploegd in verband met verslemping.
Ook het weer is van invloed: Bij regen bestaat de kans dat grond wordt dichtgereden. Schoffelen bij regen heeft ook weinig effect.
Zelfs het tijdstip op de dag kan van invloed:
‘s morgens is er meer vocht in de lucht en in de grond. Het effect van bijvoorbeeld schoffelen is minder dan in de middag.Te droge grond is ook niet goed. Droge grond is slecht te bewerken.
•Geld en tijd
Uit kostenbesparing wordt soms gekozen voor een andere machine om de grond te bewerken.
?Maar let op: te ondiepe grondbewerking geeft meer kans op verdroging en/of verzuipen.
Wat je op korte termijn bespaart kan op langere termijn extra geld kosten!
•Grootte en bereikbaarheid terrein.
Moet er 10 m2 of 10.000m2 worden bewerkt?
Kun je met grote machines bij de grond komen of is het perceel achter een huis met rondom een heg?
•Diepte grondbewerking
Er zijn grofweg 4 werkdiepten te onderscheiden:?
•>30 cm: Denk aan een minikraan. Doel is om een storende laag te doorbreken of het mengen van grondlagen.
•<30 cm: bouwvoor beluchten.
Denk aan ploegen van een grond. Je wilt een bouwvoor klaarmaken om te planten.
•<10 cm: zaaibed klaarmaken. Denk aan het inzaaien van gras.
•<5 cm: onkruid bestrijding. Denk aan schoffelen. Dit doe je zo ondiep mogelijk.
Het onkruid gaat dood omdat je de wortels afschoffeld. Het bovenste laagje zal sterk uitdrogen door de zon.
De beplanting die je hebt gepland kan doorgroeien omdat de grond onder de geschoffelde laag wel voldoende vocht bevat.
Handmatig
handmatig
•Steekschop
•Bats
•Hark
•Greep
•Cultivator
•Hak / schrepel
•Schoffel
schoppen en harken
Om bijvoorbeeld geel zand op te scheppen of te verspreiden gebruiken we een panschop of bats.
Het uiteinde van het blad kan recht op de steel staan, of onder een hoek.
Des te groter de hoek, des te makkelijker kun je scheppen.
Om een grond te spitten wordt een steekschop gebruikt. Bij deze schoppen zie je dat het blad in het verlengde staat van de steekschop.
De lengte van de steel is afhankelijk van de lengte van de gebruiker. Stelregel is dat als de schop op de grond staat, de gebruiker met de bovenarmen naar beneden en de onderarmen recht naar voren op de steel leunt. Als de onderarmen naar boven wijzen is de schop te lang. Je krijgt de schop nu minder goed in de grond. Bij een te korte steel werk je met een gebogen rug. Dit geeft op termijn gegarandeerd rugklachten.
Op zwaardere gronden is het lastiger om de grond te spitten. Kleigrond plakt tegen het blad van de schop.
Hiervoor heeft men een spitvork ontworpen. Het is een kruising tussen een greep en een steekschop.
Zie afbeeldingen hieronder voor voorbeelden.
Rechttandharken gebruiken we in de aanleg. Met rechte tanden is het eenvoudiger om een zaaibed te egaliseren.
Kromtandharken worden in het onderhoud gebruikt. Als je na het schoffelen het onkruid bij elkaar harkt, dan neem je met een kromtandhark minder grond mee.
Daardoor heb je minder volume en gewicht aan afval.
Machinaal
machines die gebruikt worden zijn
•Frees
•Spitmachine
Deze machines worden verderop besproken omdat ze veel door hoveniers worden gebruikt.
Daarnaast worden in de groenvoorziening en de akkerbouw ook de volgende apparaten ingezet.
•Eg
•Cultivator
•Woeler
•Schijveneg
•Rol
•De ploeg
•minikraan en
•Hydrolische graaf machine
zien we vaker in het hovenierswerk.
Inzet van kranen is om de grond diep te kunnen bewerken.
frees en spitmachine
De frees wordt veel gebruikt door hoveniers.
Deze machine is namelijk multifunctioneel. En dat is een groot pluspunt.
Je kunt de machine gebruiken voor:
onkruid onderwerken, spitten, gras kaspotvrezenen onderwerken, mest onderwerken en zaaibed klaar maken van een terrein.
Minpunten heeft de machine echter ook. De messen hakken de kluiten in hele kleine delen. De grond verkruimeld daardoor heel erg.
De grond kan hierdoor verslempen. Dit is vooral op drogere gronden heel duidelijk.
Maar op natte gronden krijg je dat de gronddelen aan de oppervlakte snel dichtsmeren. Dit heet versmering.
De frees is afgesteld op 1 diepte. De machine wordt vaak op steeds dezelfde werkdiepte ingesteld.
Hetzelfde effect wat je aan de oppervlakte hebt, krijg je ook onder de grond, als je vaker de grond freest in een seizoen.
We noemen dit een freeszool
De spitmachine heeft minder messen. Hierdoor heb je bij een grondbewerking met deze machine grovere kluiten en ook geen freeszool.
4. planten
bosplantsoen planten
Planten van bosplantsoen.
Bosplantsoen wordt meestal gekweekt in de volle grond.
We noemen dit plantgoed of kluitgoed. Je kunt plantgoed het best planten in de rustperiode.
Dat is in de periode dat struiken hun blad laten vallen.
Zet de beplanting op dezelfde diepte als de plasnt stond.
Je kunt planten ook in een potje opkweken. We noemen dit containerplanten.
Voordeel is dat je dergelijke planten het hele jaar (tenzij er vorst in de grond zit) kunt planten.
Je beschadigd namelijk de haarwortels niet bij het verplanten.
Nadeel is dat deze planten duurder zijn in de aanschaf.
Als de plant nog in de pot staat heeft de plant eerder een tekort/overmaat aan water en/of voeding dan in de volle grond.
plantmethoden
De beste methode is het maken van een voldoende ruim plantgat.
Hieronder staan afbeeldingen van andere methoden.
1. De boerenkool methode. Zet een steekschop in de grond. Wrik de grond weg. In de spleet zet je een plant.
Daarna druk je de grond weer aan. De methiode wordt in moestuinen gebruikt om jonge kool planten te planten.
Bij struiken met grotere wortels is het een minder goede methode. Het is een snelle manier, maar planten kunnen dood gaan.
Een hovenier geeft garantie bij het planten. Als een plant dood gaat, zet hij, zonder dit door te rekenen aan de klant, een nieuwe plant.
We noemen dit inboeten.
Een andere manier is planten met een motorboor.
Op de grondboor kun je koppen van verschillende grootte zetten. Je boort een gat en zet de plant in de grond.
Let op! De grond rondom het gat moet goed los zijn. Bij harde, vaste grond is het gevaar dat de plant alleen wortelt
In de losgeboorde grond. De plant staat dan eigenlijk in een vaas en zal slecht groeien.
heggen planten
In de video zie je hoe een heg met 1 rij wordt geplant.
nadat een sleuf wordt gegraven, zet je de planten aan 1 kant.
De sleuf is mooi recht afgestoken en de planten druk je tehgen de afgestoken kant.
De grond heb je naar de andere kant gegooid en kun je nu aanvullen.
Daarna druk je de grond aan en zet de planten rechtop.
Wil je een dubbele rij planten, maak dan de sleuf iets breder.
Zet de planten aan beide zijden in de sleuf.
Het is wel lastiger om de grond weer aan te vullen.....
bomen planten
Hieronder de werkvolgorde bij het planten van een boom met 1 paal:
Graaf een ruim plantgat.
Plaats de paal op het zuidwesten
Zet de boom op de juiste diepte.
Houdt tussen paal en stam boven een vuist afstand, onder een voet.
Gooi het plantgat dicht
Druk de grond aan
Plaats de boomband.
hoge paal of lage paal?
Meestal zie je dat hoveniers en groenvoorzieners een lange paal gebruiken.
Zie afbeelding links boven. Men vindt het mooi staan. Een paal staat bij een boom, zodat de boom in de eerste jaren goed kan wortelen.
Zonder paal vangt de boom veel wind als de boom in het blad zit. Zonder paal zal de boom in de grond gaan wiebelen en zich niet goed kunnen vastzetten. Omwaaien is dan goed mogelijk. Maar om te zorgen dat de boom niet omwaait, kun je ook een kniepaal gebruiken. Ook met een kniepaal wordt de boom vastgehouden en zal bij wind niet gaan wiebelen.
Een andere reden om kniepalen te gebruiken of extra te plaatsen is dat de stam minder snel wordt beschadigd bij maaiwerkzaamheden.
De persoon die gras maait, wordt gedwongen om ruimer om de boom heen te maaien.
Ter overdenking:
In Nederland plaatsen we de boompaal recht. Maar in omliggende landen wordt de paal ook wel eens scheef geplaatst. Zie plaatje linksonder.
De redenatie: Een scheve paal kan beter de boom vasthouden dan een rechte paal. Rechte palen kun je eerder omdrukken.
Palen kunnen na 3 jaar worden verwijderd. De aangeplante boom kan dan met eigen wortelstelsel zichzelf vasthouden.
Als de paal te lang bij de boom blijft staan, kijk dan naar het plaatje rechtsonder. Je kunt je wel voorstellen wat er gebeurd
1, 2, 3 palen of geen paal?
Rechtboven zie je de meest toegepaste methode. 1 paal op het Zuidwesten.
Grotere bomen of bomen die op plekken staan waar ze meer in de wind komen, worden vaak gepland met 2 of zelfs 3 palen.
Een nieuwe methode is om de boom ondergronds te verankeren. Zie de afbeelding linksboven en het filmpje.
wanneer bomen planten?
5. gras aanleg
Theorie
Gras & Tuin
Voor hoveniers is gras een onderdeel in het werk. Zo willen de mensen bij het aanleggen van de tuin graag een mooi groen gazon. Een gazon bestaat uit fijner gras dat een mooie groene kleur heeft en er verzorgt uitziet. Gras groeit, net ala andere planten, alleen als het bodemleven actief is. Dus bij een bodemtemperatuur van 5 graden of meer. Siergazons worden vanaf april gemaaid tot eind oktober. Gemiddeld 1x per week. Gras groeit in de maand mei en augustus het hardst. In die maanden is het de beste tijd om gras te zaaien.
grasmengsels
Het mengsel voor een gazon bevat de volgende grassoorten:
Engels Raaigras
Rood zwenkgras
Veldbeemdgras
Struisgras
Struisgras is een grassoort die mooie fijne grassprietjes geeft met een fris groene kleur. Het is wat lichter dan de andere grassoorten en deze grassoort zie je ook wel op golfbanen. Roodzwenkgras heeft als mooie bijkomstigheid dat het vlinders aantrekt als het bloeit. Je kunt je voorstellen dat de klant vlinders in zijn tuin als pluspunt beschouwd.
Deze combinatie levert je de mooiste grasmat op. Echter ook de gevoeligste. Struisgras houd er niet van om vertrapt te worden, dus voor iemand die veel wil voetballen in de tuin zou het geen geschikte soort zijn. Maar voor iemand die wil genieten van zijn gazon en er lekker in het zonnetje wil zitten is het een prima mengsel!
Heel veel achtergrondinformatie vindt je op de website van de grasgids. http://www.grasgids.nl/
zaaien
Aanleg
Als je een stuk gazon gaat aanleggen moet je goed voorbereid te werk gaan. Je kunt op 2 manieren gras leggen:
Graszoden
Gras zaaien
Wij concentreren ons op het zaaien. Natuurlijk is het belangrijk om goed uit te meten waar het gazon moet komen. Allereerst ga je spitten. De grond wordt omgewoeld en nu kun je er meteen compost e.d. doorheen mengen. Voor een klein oppervlak kun je het zelf aantrappen, voor een groot oppervlak kun je een verzwaarde rol gebruiken. Je egaliseert het oppervlak mooi en zorgt dat de stenen en klei brokken er uit zijn. Nu kun je zaaien. Na het zaaien hark je in een V-vorm het gazon netjes aan en kun je het water geven. Let op dat je het met een fijne sproeier doet, anders spoel je het graszaad weg!
Superstrak wordt het met een kielsteek. Je kunt dan goed zien wat gras wordt en waar de grens van het gazon is. Met een schop graaf je een ondiep geultje. steek met de schop vanaf het gras naar buiten. Recht naar beneden afsteken betekent dat de ksant makkelijk later kan worden weggetrapt.
Op onderstaand filmpje kun je zien hoe het werkt
aanleg gras
zoden
Zoden,
Nadeel van gras zaaien is dat je moet wachten totdat het gras gaat kiemen en groeien.
Het duurt dus even voordat je een mooie groene mat hebt.
Kieming en groei is afhankelijk van de temperatuur, maar het duurt vaak 10 dagen voordat je ziet dat het gras ontkiemt.
Wil je meteen resultaat, dan kun je graszoden leggen.
Zoden zijn wel duurder dan graszaad.
Reken voor graszaad 20 cent per vierkante meter.
Graszoden kosten rond de 2euro per vierkante meter.
Daarnaast moet je de arbeidsuren voor het leggen in rekening brengen.
De werkvolgorde is gelijk aan zaaien:
•Spitten
•Aanlopen (ganzepas)
•Egaliseren
•Inzaaien of zoden
•naharken
6. verharding
Theorie cunet
theorie
Een verharding wordt gewoonlijk gelegd op een laag geel zand. Het is mogelijk om op zwarte grond te straten,
maar geel zand heeft een aantal voordelen.
1. Het is goed te verdichten
2. Het laat goed water door
3. Het is met hulp van een waterpas of reilat gemakkelijk vlak te maken.
De dikte van het zandbed is van 2 zaken afhankelijk.
1. Hoe veel gewicht komt er op de verharding? Onder een pad warop alleen mensen lopen hoeft lang niet zo veel geel zand, dan een inrit waarover auto's rijden
2. Is de ondergrond stevig? Veengronden zijn minder draagkrachtig dan een zandgrond.
Het kan zijn dat onder een oprit in een gebied met zandgrond 25 cm geel zand voldoende is, terwijl in een gebied met veengrond er een laag van wel 50 cm geel zand komt met daaronder een laag gebroken puin.
Stel dat iemand stoeptegels heeft van 5 cm dik. Men wil een laag geel zand onder de tegels hebben van 25 cm.
Je moet dus 30 cm zwarte grond uitgraven als je als eindresultaat wilt dat de tegels even hoog liggen dan de omliggende grond.
We noemen dit een cunet van 30 cm.
De laag geel zand wordt verdicht. Nadat de grond is verdicht, zal de grond later niet meer nazakken.
Dat kan met hulp van een aantal methodes:
1. Trilplaat
2. Handmatig met een stamper
3. met water. (inwateren of plempen)
inwateren is zand natmaken met een slang.
plempen is een sleuf onder water zetten en dan zand instrooien
4. vastrijden (met bv de wielen van een trekker)
theorie verharding
We kennen 3 soorten verhardingen:
1. gesloten verharding. Water kan niet door het materiaal heen dringen.
Voorbeelden zijn asfalt en beton.
2. Open verhardingen.
Water kan tussen de tegels of stenen doorlopen in de ondergrond.
Deze matrerialen worden veel gebruikt bij paden waarop regelmatig gelopen wordt.
We kijken nu naar de open verhardingen.
Heel veel gebruikt worden betonklinkers. Je kunt ze in verschillende maten kopen.
Voorbeelden:
1. Waaltje (5 x 20 cm)
2. Rijnformaat (5 x 15 cm)
3, Dikformaat (6,5 x 20 cm)
4. BKK. (10,5 x 21 cm)
5. Stoeptegel (30 x 30 cm)
Elke betonsteen heeft een bovenkant en een onderkant.
Boven zitten aan de zijkanten sleufjes. De onderkant is recht. Zie afbeelding.
De reden: Overtollig water kan sneller afgevoerd worden.
Betonstenen zijn maatvast.
Vroeger werden stenen gebakken.
Klei werd in een vorm gedrukt, daarna in een oven gebakken. De steenfabrieken zie je daarom vaak in de buurt van een rivier.
Nadeel van gebakken stenen is dat ze krom kunnen trekken tijdens het bsakproces. Ook zijn ze niet altijd even groot.
Voordeel is dat de steen zijn kleur behoudt. Kromme stenen zijn moeilijk tre leggen, maar hebben een hoge sierwaarde.
kantopsluiting
het stellen van opsluitbanden
Kantopsluiting: Om te voorkomen dat een bestrating weggedrukt kan worden, worden er rondom een terras vaak betonbandjes geplaatst. Langs een klein terras kan dit een klein bandje zijn. Een veelgebruikte betonband is 15 centimeter hoog, 5 centimeter breed en 1 meter lang. De vakterm: 5 x 15 x 100.
Zodra de belasting groter is, moet je zwaardere banden plaatsen. Iets zwaardere banden zijn 6 x 20.
Stoepbanden moeten tegen grotere belasting kunnen. Vandar dat ze zo breed en hoog zijn.
De banden worden vaak lager gelegd dan de brestrating. Ze hebben namelijk geen sierwaarde.
De banden hebben aan 1 kant een uitsparing (hol), aan de andere kant een bobbel. (dol)
Bij een rond terras kun je geen banden plaatsen.
Je kunt bij ronde terrassen stenen langs de kant plaatsen.
We hebben het over een koprollaag of een rollaag.
Daarnaast kunt je ook stenen in een strek leggen. Kijk op de afbeelding.
koprollaag plaatsen
eerst banden plaatsen? Dan straten?
Hierover zijn de meningen verdeeld.
Voordeel van eerst banden plaatsen en dan straten is dat je kunt gaan vlijen met een T balk:
Je hoeft de bestrating niet op de randen na te lopen.
Nadeel is dat als je een meetfout maakt, je de banden er uit moet halen en opnieuw plaatsen.
Hieronder 2 foto's waarbij het mis ging.
Links: eerst de band geplaatst.
Rechts eerst gestraat, daarna de band geplaatst.
Kun je aangeven wat er fout ging? Klik op het plaatje om de afbeelding te vergroten.
verbanden
methoden
methode vlijen:
Je verdicht het zandbed en maakt daarna met een rijlat het zandbed vlak.
Vlijen wordt toegepast op grotere oppervlakken en met kleine steenmaten.
Ervaren hoveniers maken het zandbed vlak met een waterpas.
Een makkelijke methode is een T balk.
Zaag uit een plank een hoekje.
Plaats eerst de banden.
Schraap mret de plank over de banden.
De tussenliggende grond komt nu op de goede hoogte te liggen.
Methode tikken:
Verdicht het zandbed en hark het zandbed op goede hoogte.
Sla elke steen stuk voor stuk vast.
Deze methode wordt toegepast bij grotere steenmaten.
Denk aan Stoeptegels en grindtegels.
vlijen
Aftrillen
Afwerken:
Nadat je de bestrating hebt gelegd, kun je de verharding voor de 2e keer aftrillen.
Pas nadat de verharding is afgetrild, wordt er zand op de verharding gestrooid en ingeveegd in de kieren.
Er wordt ook vaak speciaal zand gebruikt bij het invegen. We noemen dit brekerzand of inveegzand. Brekerzand is de kleinste korrel die overblijft bij het puinbreken. Het is wat scherper dan gewoon vulzand. Het blijft beter in de kieren zitten en neemt geen vocht op. Hierdoor kan onkruidzaad niet goed ontkiemen. Nu we het over nkruid hebben; het is een fabel dat gestraat wordt op geel zand, omdat je dan minder last hebt van onkruidgroei. Onkruidzaden en zwart zand waaien op een verharding en komen tussen de stenen te liggen. Daarna ontkiemt het zaad en krijg je onkruid op de verharding.
In plaats van trillen kun je ook zand verdichten met water. We noemen dit plempen.
theorie ergonomie
Stenen kun je in vele patronen leggen.
Het blokverband is het minst sterk. Stenen kunnen snel verschuiven, bijvoorbeeld door het draaien van een wiel van een vrachtauto.
We noemen dit kruip.
Des te meer de stenen in elkaar haken, des te beter kan de bestrating tegen kruip. Keperverband is het sterkste verband en wordt daarom veel gebruikt op wegen.
Theorie
Straten is lichamelijk zwaar werk. Vooral je rug en knieen hebben te lijden onder dit werk.
Een manier om het werk te verlichten was het gebruik van kleinere maten of dunnere tegels.
40 x 60 grindtegels wogen 35 kilo per stuk. Door de tegel 1 centimeter dunner te maken wegen de tegels nu 28 kilo per stuk.
Nog steeds zwaar, maar wel een verbetering. Je ziet ook dat de tegels in kleinere maten te koop zijn.
Soms is het niet mogelijk om het gewicht naar beneden te krijgen.
Tegenwoordig zie je dat er hulpmiddelen worden gebruikt.
Voorbeelden zijn zuignappen. Hieronder een afbeeldibng
Ook worden tegenwoordig grote stukken machinaal gestraat. Hieronder een filmpje.
Een terras wil je graag vlak hebben. Een terras kun je waterpas leggen, maar meestal
wordt de bestrating zo gelegd, dat water afloopt naar een kant. De vakterm is: onder afschot. Bij een verharding die tegen een muur van een huis ligt, wordt er altijd voor gezorgd dat het water vanaf het huis naar beneden weg kan lopen. Doe je dat niet, dan stroomt water vanaf de bestrating naar je huis. Dit kan leiden tot vochtproblemen in de kruipruimte van het huis.
Hieronder staan 2 plaatjes. Op de gele waterpas zie je het luchtbelletje precies tussen de 2 strepen staan.
Dit is waterpas oftewel de bestrating ligt helemaal vlak.
Op de rechterwaterpas zie je het luchtbelletje rechts door de streep staan. Een vraag. Loopt de verharding dan naar rechts op? Of loopt de bestrating naar rechts af?
Als het luchtbelletje tegen de streep aan zit, is het afschot ongeveer 1 centimeter per meter.
theorie hoogte meten
De Rij:
Kleine stukjes kun je met een waterpas met een rijlat (een lange, rechte balk of lat) het hoogteverschil in een terrein opmeten.
In kleine tuinen wordt deze methode wel toegepast.
waterpastoestel + baak:
Een waterpastoestel zet je op een statief. Met een luchtbel zet je het toestel geheel waterpas.
Met een afleesstok of baak kun je nu aflezen wat het hoogteverschil is.
Dit is wat je ziet als je door het waterpastoestel naar de baak kijkt:
Voordelen van een baak zijn:
1. Je kunt heel nauwkeurig hoogteverschillen meten.
2. Je kunt grote hoogteverschillen inmeten.
Nadelen zijn:
1. Je moet een terrein met 2 personen inmeten
2. Als iemand tegen het statief stoot, moet je het waterpastoestel weer opnieuw
vlak stellen. Doe je dit niet, dan krijg je grote afwijkingen.
3. Een hogere waarde die je afleest op de baak, betekent dat het terrein op die plek lager is.
Hieronder een waterpas met laser. Deze toestellen stellen zich automatisch waterpas.
Je kunt alleen een terrein opmeten.
GPS
Met een GPS kun je ook hoogtes meten.
Het basisstation legt contact met satellieten. Op die manier kun je exaxt bepalen waar je bent.
Dus op welke plek, maar ook de hoogte. Oftewel de X, Y en Z coordinaten.
De persoon die gaat meten, heeft een mobiele ontvanger.
Gegevens worden in een kastje opgeslagen. Deze kun je op een computer uitlezen.
Omgekeerd kan ook. Via een computer geef je aan waar en op welke hoogte iets moet worden uitgezet.
De persoon die gaat uitzetten, krijgt te zien waar en op welke hoogte de piketten worden geplaatst.
theorie tussenzichten en vooruitbakenen
In de plaatjes hierboven zie je een jalon en een jalonrichter.
Een jalon is een metalen stok van 2meter lang. De jalon heeft 2 witte vlakken en 2 rode vlakken.
Om de jalon mooi recht in de grond te zetten, kun je een jalonrichter gebruiken. in de praktijk wordt ook vaak gekeken naar een gebouw in de omgeving om te controleren of de jalon recht staat.
Elk vlak is 50 centimeter. Jalons worden gebruikt als je een lang stuk wilt uitzetten. Tot 50 meter kun je een draad spannen.
Maar als je een heg wilt planten van bijvoorbeeld 200 meter, dan kun je dat niet meer nauwkeurig met een touw doen.
In dat geval wordt er op het beginpunt en eindpunt een jalon gezet. Op elke 50 meter wordt een jalon geplaatst.
Dit doe je door middel van tussenzichten. In de afbeelding hieronder staat het beschreven.
Let op: Jalon A en B staan al in de grond. Persoon 1 staat bij jalon A en kijkt naar jalon B. Hij kan nu zien of persoon 2 op 1 lijn staat met de al geplaatste jalons, of dat de jalon naar links of rechts moet. zodra de jalons op 1 lijn staan, wordt de jalon op plek d in de grond gezet. Nu loopt persoon 2 naar c en wordt detzelfde handeling uitgevoerd.
Op dezelfde manier kun je een bestaande lijn ook verlengen.
Hieronder staat een afbeelding.
Stel een heg is 50 meter lang. De heg moet 150 meter worden verlengd, in dezelfde lijn.
Bij het begin en eind van de heg worden jalon A en B geplaatst.
Persoon 1 kijkt vanaf jalon A. De andere persoon pakt een jalon en loopt naar plek a.
De eerste persoon kan nu zien of de jalon naar links of rechts moet.
Let op! De 2e methode kan toch lichte afwijkingen geven.
Het is dus nauwkeuriger om een stuk via methode inzichten te doen dan vooruitbakenen.
vooruitbakenen
8.hout
Theorie
Theorie
Hout werkt, een leraar niet. Onder invloed van de temperatuur kan hout uitzetten en krimpen. Het is een natuurproduct.
Sommige soorten kunnen snel splinteren. Het werken met handschoenen wordt aangeraden.
Houtsoorten kunnen buigzaam zijn, andere niet. Essenhout kan iets meeveren. Het wordt daarom veel gebruikt als steel van een schop.
In de werkhal gaan jullie een damwand plaatsen.
Let op kieren en slingering…
Slingering ontstaat omdat het hout naar 1 kant krom trekt. Als je naar de kopse kant van het hout kijkt, zie je jaarringen.
Deze geven aan naar welke kant het hout krom trekt. Als je steeds de damwandprofielen met de kromming naar dezelfde kant plaatst, krijg je slingering. Je voorkomt dit door een profiel om te draaien.
Kieren ontstaan als je de damwandprofielen met kracht in de grond slaat. Een damwandprofiel heeft een sleuf en een groef.
De groef, het uitstekende deel, past in de sleuf.
Door hard te slaan heeft de groef de neiging omuit de sleuf weg te lopen. De damwand komt hierdoor iets scheef te staan.
Controleer dus regelmatig of de zijkant nog zuiver vertikaal staat.
Hout verrot soms heel snel. Andere soorten gaan van nature langer mee.
Hieronder een lijst met de duurzaamheidsklassen.
Er zijn 5 klassen. Het geeft aan hoe goed het hout bestendig is tegen schimmels.
Hieronder staat hoe lang een houtsort mee gaat, zonder dat het behandeld is.
Zeer duurzaam (hardhout) Meer dan 25 jaar
Voorbeelden: Azobe, Bankirai
•Duurzaam tussen de 15-25 jaar
Voorbeelden: Merbau, eik
•Matig duurzaam 10-15 jaar
Voorbeelden: Larix, grove den
•Weinig duurzaam 5-10 jaar
Voorbeelden: Esdoorn, fijnspar
•Zeer weinig duurzaam (zachthout) Minder dan 5 jaar
Voorbeelden: Beuk, populier
Hout gaat verrotten door aanwezigheid van:
•Schimmels
•Vocht
•Zuurstof
•temperatuur
Je ziet daarom dat hout vaak op de grens van grond en lucht het snelste rot.
verduurzamen
Verduurzamen kan door middel van:
Schilderen. Het hout kun je beschermen met de verf. Voordeel is dat je het hout ook een kleur kunt geven.
Beitsen en olien. Ook dit beschermt het hout. Voordeel is dat je de structuur van het hout blijft zien.
Wolmaniseren, Een methode waarbij het hout in een bad met (wolman)zout wordt gedompeld. Ook kan dit onder druk/vacuum in het hout doordringen. Het verse hout geeft vaak een lichtgroene aanslag.
Creosoteren. Werd vroeger veel toegepast. Sommigen kennen de biels. Eikenhout wat in de teerolie heeft gelegen en wat vroeger
onder de treinrails lag. De teerolie kan in de grond komen en is daarom slecht voor het milieu.
plaatsen
Om palen goed stevig te plaatsen moet een paal minimaal 1/3e deel in de grond staan. Een paal die 1,80 meter boven de grond staat is dus minimaal 2,70 meter lang en staat minimaal 0,90 cm in de grond.
Bij grondkering, bijvoorbeeld een verhoogde bloembak, moet een paal minimaal de helft in de grond staan.
Bij het plaatsen van de damwand moet je letten op 2 zaken; slingering en kieren. Kieren ontstaan doordat je de planken te veel in de grond tikt. de planken lopen van onderen weg. Slingering ontstaat doordat de nerven van de profielen dezelfde kant op staan. Bij krimp of uitzetting van het hout, trekken de profielen naar dezelfde kant krom. Door de nerfrichting steeds te wisselen, voorkom je dit probleem.
Het arrangement Aanleg entree is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Johan Schuppert
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2016-10-29 16:57:41
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.