Digitaalklaslokaal Economie

Economie KGT

Hoofdstuk 1

Welkom in het digitale klaslokaal van economie!

 

Op deze Wikiwijs kun je terecht voor extra ondersteuning. Je vindt hier filmpjes en oefenopgaven van de onderwerpen die in de les worden besproken.

Paragraaf 2

Berekenen van het loon

Paragraaf 4

Rekenen met procenten

Extra oefenopgaven

Hoofdstuk 2

paragraaf 1

Primaire en secundaire behoeften

Hoofdstuk 3

Paragraaf 1

Uitleg over Bedrijfskolom (economiepagina.nl)

Paragraaf 2

Paragraaf 3

Uitleg over Brutowinst (economiepagina.com)

Uitleg over Omzet & Afzet (economiepagina.com)

Uitleg over Nettowinst (economiepagina.com)

Extra oefenopgaven

Hoofdstuk 4 - Waarom werken?

De meeste mensen werken omdat je toch ergens je geld mee moet verdienen. Maar op je werk kun je ook veel plezier hebben, samen met je collega's. In deze paragraaf leer je wat het voor mensen betekent om te werken. 

 

Introductie hoofdstuk 4

Paragraaf 1 - Waarom werk je?

Aan het einde van deze paragraaf heb je de volgende dingen geleerd:

  • De leerling kent het verschil tussen betaalde en onbetaalde arbeid, kan bij beide een voorbeeld noemen.

  • De leerling kan verschillende redenen (4) aangeven om te gaan werken.

  • De leerling kan het verschil uitleggen tussen een deeltijdbaan en een voltijdbaan.

  • De leerling kan een correct voorbeeld geven van een taakverdeling. 

Waarom werken we?

Lees het stukje tekst hieronder over werken door en beantwoord daarna de vraag. 

Bekijk nu hieronder het instructiefilmpje over paragraaf 4.1

Instructie paragraaf 4.1 - Waarom werken we?

Lees nu paragraaf 4.1 op bladzijde 104 van je boek. Maak daarna opgaven 4 t/m 11 van paragraaf 4.1

 

 

Wanneer je de opgaven af hebt, laat je dit aan de docent zien. Pas DAARNA ga je nakijken!

Je bent nu aan het einde van paragraaf 4.1 gekomen. Als je alles gedaan hebt wat er op deze pagina staat, ga je naar de docent en vraag je wat je moet doen. 

Paragraaf 2 - Wat kun je doen?

Aan het einde van deze paragraaf heb je de volgende dingen geleerd:

  • Welke verschillende functies er binnen een bedrijf kunnen zijn.

  • Hoe een organisatieschema of organogram van een bedrijf eruit ziet.

  • Hoe je zelf een organogram moet maken.

  • Ken je het verschil tussen een werkgever en een werknemer

  • Weet je wat de arbeidstijdenwet is en wat daar in staat.

  • Kan je omschrijven wat goede arbeidsomstandigheden zijn.

Arbeidstijdenwet

Arbeidsomstandigheden

Lees nu paragraaf 4.2 op bladzijde 108 van je boek. Maak daarna opgaven 12 t/m 18 van paragraaf 4.2

Wanneer je de opgaven af hebt, laat je dit aan de docent zien. Pas DAARNA ga je nakijken!

Paragraaf 3 - Wat moet je doen?

Aan het einde van deze paragraaf heb je de volgende dingen geleerd:

  • Wat een arbeidsovereenkomst is en wat hierin staat beschreven.

  • Welke regels er gelden voor de opzegtermijn en proeftijd.

  • Wat het verschil is tussen vaste en tijdelijke dienst.

  • Ken je de begrippen oproepkracht en flexibel werken.

  • Weet je wat een CAO is en wat erin staat.

  • Kan je omschrijven wat goede arbeidsomstandigheden zijn.

Arbeidsovereenkomst

Arbeidsovereenkomst 2

Collectieve arbeidsovereenkomst

Collectieve arbeidsovereenkomst 2

Lees nu paragraaf 4.3 op bladzijde 112 van je boek. Maak daarna de opgaven 19 t/m 25 van paragraaf 4.3.

Wanneer je de opgaven af hebt, laat je dit aan de docent zien. Pas DAARNA ga je nakijken!

Paragraaf 4 - Wat houd je eraan over?

Begrippenlijsten