Spelling vwo

Spelling vwo

Hoofdstuk 1

Werkwoordspelling

Persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd

 

Er kunnen meerdere persoonvormen in de zin staan.
Oefening 1: Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zinnen?
Oefening 2: Spel de persoonsvormen op de juiste manier.

 

Oefen nu met oefeningen op de volgende sites:

Oefensite 1

Oefensite 2

Gebiedende wijs

Gebiedende wijs

In een zin waar geen onderwerp, maar wel een bevel of opdracht staat, staat in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm, dit is de stam van het werkwoord.

Schop weg die bal!
Doe je jas uit!
Pak je tas!
Lees deze tekst!

 

Oefening

Stercollectie

 

Hoofdstuk 2

Engelse werkwoorden

Werkwoorden die geleend zijn uit het Engels, worden vervoegd volgens de Nederlandse regels.
Dus; is het de persoonsvorm? Dan gebruik je het volgende schema:

  tt vt
ik stam stam +te/de
hij stam+t stam +te/de
wij hele werkwoord stam +ten/den

 

Bijvoorbeeld: racen

  tt vt
ik race racete
hij racet racete
wij racen raceten

 

Denk niet: "Maar dat staat raar", werkwoordspelling is makkelijk als je de regels toepast. Let vooral op je stam! Want die komt steeds terug. De stam van racen is niet rac, want dat spreek je anders uit. Het is dus race.

Om erachter te komen of er nu -te of -de achter komt in de verleden tijd, gebruik je het 't kofschipx

Racen -en = rac; de c zit in het 't kofschipx, dus gebruik je de uitgang -te. stam+ te: racete
Bloggen - en = blog; de g zit niet in 't kofschipx, dus gebruik je de uitgang -de. stam+ de: blogde

 

Oefeningen:

Oefening 1: Citotrainer

Oefening 2: tegenwoordige tijd

Oefening 3: verleden tijd

Oefening 4: voltooid deelwoord

Oefening 5: gemengde oefening

 

Doe de test


 

Leenwoorden

Leenwoorden: wat zijn dat eigenlijk?

Leenwoorden zijn woorden die afkomstig zijn uit een andere taal, maar in het dagelijks leven ook gewoon in onze taal gebruikt worden.

Leenwoorden worden bij ons voornamelijk ontleend aan het Engels en hebben veelal te maken met de digitale wereld. Enkele voorbeelden van Engelse woorden die wij gebruiken zijn computer, website, e-mail, baby en gadget.
Enkele voorbeelden van Franse woorden die wij gebruiken zijn bureau, cadeau, trottoir en croissant.

Oefening 1: De juiste schrijfwijze

Oefening 2: Verbeter de leenwoorden

Oefening 3: Kruiswoordraadsel

Oefening 4: Franse leenwoorden

Hoofdstuk 3

Aan elkaar of los?

Samenstellingen worden in het Nederlands zo veel mogelijk aaneengeschreven.
pennenzak, eerstehulppost, schoolgebouw, eenrichtingsweg, donkerrood, reuzegroot, Antwerpsesteenweg.

Getallen beneden de 100 worden aaneengeschreven

  Drieëndertig, vijfentwintig

Veelvouden van 100 en duizend aan elkaar

  Driehonderd, Vierduizend zevenhonderd

 

Oefeningen:

1. CambiumNed

2. Schrijf je dit aan elkaar?

3. Wat is de juiste spelling?

4. Gatentekst

5. Maak samenstellingen

6. Schrijf de getallen voluit.

 

7. Deze oefening maak je in je schrift:

SCHRIJF AL OF NIET AANEEN

Voor oplossingen klik op volgende.

  1. Die Rode Kruis post zorgt voor de eerste hulp verlening
  2. Heb je al eens deel genomen aan het snel wandelen
  3. Ik had heel wat materiaal over; ik heb er over gedacht er aan mijn vriend te geven, maar wat heeft die er aan?
  4. Ik breng er mee voor jou, jij kunt er mee werken.
  5. We hebben hem ten minste vijf maal ontmoet, maar hij is ons telkens voorbij gelopen; zo’n voor de gek houderij kun je toch alles behalve beleefd noemen.
  6. Zo ten minste denken wij er over.
  7. Zij reisden in een eerste klas coupé.
  8. Hij wil er eens een dagje tussen uit.
  9. Die gummi slang ligt bij het aluminium raam.
  10. Er is wat met zijn rechter arm: zijn rechter voorarm zit in het gips.
  11. Is dat de Streuvels laan?
  12. Op die advertentie kregen ze 2632 (voluit) sollicitaties.
  13. Hij weet altijd alles behalve wat hem gevraagd wordt.
  14. Na het auto ongeval was hij verlamd.
  15. Kun je dat proces verbaal nog te niet doen?
  16. Te laat komen past niet, te laat komers zijn onbeleefd.
  17. De in bedrijf stelling moet wachten tot volgend jaar.
  18. Het KMI voorspelt voor morgen een hoge druk gebied en matige noord oosten wind.
  19. Wat is de maximum snelheid op de Franse autowegen?
  20. Hij heeft een standje gekregen van zijn oud leraar, van daar zijn hoog rode kleur.
  21. Eerst naar het post gebouw en van daar rijden we naar huis.
  22. Kun jij zo iets goed keuren?
  23. Ze kwamen te gelijker tijd aan.
  24. Er waren 4.356.532 (voluit) ingeschreven kiezers, waarvan slechts 2/3 hun stem
  25. uitbrachten.
  26. De inbreker werd op heter daad betrapt.
  27. Het atoom tijdperk is al lang bezig.
  28. Is hij al weer gevallen?
  29. Ik weet niet of dat hen zal tevreden stellen.
  30. Kent u een negentiende eeuwse schrijver?
  31. Hij ontsnapte ter nauwernood aan de verdrinkingsdood.
  32. Voor de eerste klassers is het geen voetbal training vandaag.
  33. Waarom toch altijd er om heen draaien?
  34. Ze keerden in aller ijl terug.
  35. Die firma zal 693 (voluit) mensen te werk stellen.

Oplossing oefening 7

  1. Die Rode-Kruispost zorgt voor de eerstehulpverlening
  2. Heb je al eens deelgenomen aan het snelwandelen
  3. Ik had heel wat materiaal over; ik heb erover gedacht er aan mijn vriend te geven, maar wat heeft die er aan?
  4. Ik breng er mee voor jou, jij kunt ermee werken.
  5. We hebben hem tenminste vijfmaal ontmoet, maar hij is ons telkens voorbijgelopen; zo’n voordegek- houderij kun je toch allesbehalve beleefd noemen.
  6. Zo tenminste denken wij erover.
  7. Zij reisden in een eersteklascoupé.
  8. Hij wil er eens een dagje tussenuit.
  9. Die gummislang ligt bij het aluminium raam.
  10. Er is wat met zijn rechterarm: zijn rechter voorarm zit in het gips.
  11. Is dat de Streuvelslaan?
  12. Op die advertentie kregen ze 2632 (voluit) tweeduizend zeshonderd tweeëndertig
  13. sollicitaties.
  14. Hij weet altijd alles behalve wat hem gevraagd wordt.
  15. Na het auto-ongeval was hij verlamd.
  16. Kun je dat proces-verbaal nog tenietdoen?
  17. Te laat komen past niet, telaatkomers zijn onbeleefd.
  18. De inbedrijfstelling moet wachten tot volgend jaar.
  19. Het KMI voorspelt voor morgen een hogedrukgebied en matige noordoostenwind.
  20. Wat is de maximumsnelheid op de Franse autowegen?
  21. Hij heeft een standje gekregen van zijn oud-leraar, vandaar zijn hoogrode kleur.
  22. Eerst naar het postgebouw en van daar rijden we naar huis.
  23. Kun jij zo iets goedkeuren?
  24. Ze kwamen tegelijkertijd aan.
  25. Er waren 4.356.532 7 woorden (voluit) ingeschreven kiezers, waarvan slechts 2/3 2 woorden hun stem uitbrachten.
  26. De inbreker werd op heterdaad betrapt.
  27. Het atoomtijdperk is al lang bezig.
  28. Is hij alweer gevallen?
  29. Ik weet niet of dat hen zal tevredenstellen.
  30. Kent u een negentiende-eeuwse schrijver?
  31. Hij ontsnapte ternauwernood aan de verdrinkingsdood.
  32. Voor de eersteklassers is het geen voetbaltraining vandaag.
  33. Waarom toch altijd eromheen draaien?
  34. Ze keerden in allerijl terug.
  35. Die firma zal 693 2 woorden (voluit) mensen tewerkstellen.

Koppelteken en weglatingsteken

Zo gebruik je het koppelteken:

* Als de samenstelling moeilijk te lezen is, dan kun je een koppelteken gebruiken.
zonne-energie, na-apen, gala-evenement, radio-oproep, zo-even.

* Tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling zet je ook een streepje
minister-president, trainer-coach

* Voor of achter een cijfer, letter of teken zet je een streepje.
16-jarige, A4-formaat, een +-teken.

* Voor of achter een afkorting zetten we een streepje.
tv-programma, pc-spel, pc-netwerk.

Uitzonderingen: als je de afkorting als woord uitspreekt, dan schrijf je de woorden wel vast.
havoleerling, mavoboek, aidspatiënt

* Als het tweede deel van de samenstelling met een hoofdletter begint:
Zuid-Frankrijk, Nieuw-Zeelander, oer-Hollands, anti-Russisch

* We zetten een streepje na de volgende elementen:

niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-, Sint- of St.-

-generaal, -president, -testamentair, -verbaal, -militair

niet-roker, oud-burgemeester, substituut-procureur, collega-journalist, interim-leraar, directeur-generaal, proces-verbaal, Sint-Jozef, St.-Anna

We plaatsen een weglatingsstreepje:

Als een deel van een woord is weggelaten:

Voorbeelden: 
invoer en uitvoer: in- en uitvoer
opmerkingen en aanmerkingen:  op- en aanmerkingen

Woorden die je los schrijft, krijgen geen weglatingsstreepje. Je laat gewoon het betreffende woord weg.

Voorbeelden:
grote kinderen en kleine kinderen:  grote  en kleine kinderen
lange broeken en korte broeken: lange en korte broeken


We gebruiken het weglatingsstreepje dus:
wel als we een deel van een woord weglaten en niet als we een volledig woord weglaten.

 

Oefening:

a. alles door elkaar

b. koppelteken of aaneen

 

c. maak deze oefening in je schrift.

Schrijf een koppelteken indien nodig  
    voor oplossingen klik op volgende

1. Bij hardnekkige ontstekingen worden antiinflammatoire middelen toegediend.
2. Eendeeieren zijn vaker dan andere met salmonella besmet.
3. Dat vind je normaal in elke doehetzelfzaak.
4. Alle in en uitgangen werden discreet bewaakt.
5. Patrick heeft nog zijn hele verzameling grijsgedraaide popelpees.
6. In deze s bocht zijn al vele autoongevallen gebeurd.
7. Sommige flaminganten zijn principieel antiFrans.
8. De wetVandervelde moest het alcoholisme onder de arbeiders helpen beteugelen.
9. Wie maakte de eerste nonstopvlucht van Amerika naar Europa?
10 In sommige USAstaten wordt het dragen van een vuurwapen als een recht beschouwd.
11 Ik kan de kleur niet beter beschrijven als lilaachtig.
12 De cardioloog heeft vader een antistollingsmiddel voorgeschreven.
13 Optoelketronica omvat de toepassing van lasers, glasvezels enz.
14 Hun pseudointellectueel geleuter hangt mij stilaan de keel uit.
15 De treintrambusdag had dit jaar minder succes dan anders
16 Paul moest naar de eerstehulppost omdat hij op een zeeegel had getrapt.
17 Uiteraard biedt een nvstructuur meer mogelijkheden, maar het kost ons wel een pak geld.
18 Bij reizen in het vroegere Oostblok valt op dat de cdprijzen er onwaarschijnlijk laag zijn.
19 In de linkercontainer gooit u de petflessen.
20 Ik weet niet of Luc zo'n karateexpert is als hij zelf beweert.

d. Zelfde soort oefening

1. Heb jij daar het tvprogramma voor vanavond bij de hand?
2. Kijk eens of mijn pijpetui hier nergens ligt.
3. Hou jij het meest van witte of rodekool?
4. De effectiviteit van ddt besproeiingen tegen de malariamug is sterk afgenomen.
5. Met veel kunst en vliegwerk hield hij de machine aan het draaien.
6. Niet iedereen was even tevreden over het hstproject.
7. Het staakt het vuren loopt om middernacht ten einde.
8. In gesloten parkeergarages zijn lpg autos niet toegelaten.
9. Op achttiende eeuwse hobo's komt nog geen applicatuur voor.
10 Als toegift kreeg het publiek een virtuoze basaria.
11 De Paus leidde de plechtigheid in de Sint Pietersbasiliek
12.jammer genoeg is alleen de adjunct boekhouder vandaag hier.
13 Excuseert u me, maar u bent in een afdeling voor niet rokers.
14 Op de muur stonden antisemitische leuzen gekalkt.
15 Heb jij misschien de nietmachine gezien?
16 Die naam komt bijna uitsluitend in Zeeuws Vlaanderen voor.
17 Zijn gealsjeblief begint me op de zenuwen te werken.
18 Drukt jouw printer ook een  teken af?
19 De dokter sprak van hypo en niet van hypertensie!
20 In politieke zaken is Jan altijd erg pro Amerikaans geweest.

 

Antwoorden oefening c en d

c.

  1. Bij hardnekkige ontstekingen worden anti-inflammatoire middelen toegediend.
  2. Eendeneieren zijn vaker dan andere met salmonella besmet.
  3. Dat vind je normaal in elke doe-het-zelfzaak.
  4. Alle in- en uitgangen werden discreet bewaakt.
  5. Patrick heeft nog zijn hele verzameling grijsgedraaide pop-elpees.
  6. In deze s- bocht zijn al vele auto-ongevallen gebeurd.
  7. Sommige flaminganten zijn principieel anti-Frans.
  8. De wet-Vandervelde moest het alcoholisme onder de arbeiders helpen beteugelen.
  9. Wie maakte de eerste non-stopvlucht van Amerika naar Europa?
  10. In sommige USA-staten wordt het dragen van een vuurwapen als een recht beschouwd.
  11. Ik kan de kleur niet beter beschrijven als lila-achtig.
  12. De cardioloog heeft vader een antistollingsmiddel voorgeschreven.
  13. Opto-elektronica omvat de toepassing van lasers, glasvezels enz.
  14. Hun pseudo-intellectueel geleuter hangt mij stilaan de keel uit.
  15. De trein-tram-busdag had dit jaar minder succes dan anders
  16. Paul moest naar de eerstehulppost/ eerste-hulppost omdat hij op een zee-egel had getrapt.
  17. Uiteraard biedt een nv-structuur meer mogelijkheden, maar het kost ons wel een pak geld.
  18. Bij reizen in het vroegere Oostblok valt op dat de cd-prijzen er onwaarschijnlijk laag zijn.
  19. In de linkercontainer gooit u de pet-flessen.
  20. Ik weet niet of Luc zo'n karate-expert is als hij zelf beweert.

d.

1. Heb jij daar het tv-programma voor vanavond bij de hand?
2. Kijk eens of mijn pijp-etui hier nergens ligt.
3. Hou jij het meest van witte of rodekool?
4. De effectiviteit van ddt-besproeiingen tegen de malariamug is sterk afgenomen.
5. Met veel kunst en vliegwerk hield hij de machine aan het draaien.
6. Niet iedereen was even tevreden over het hst-project.
7. Het staakt- het vuren loopt om middernacht ten einde.
8. In gesloten parkeergarages zijn lpg- auto’s niet toegelaten.
9. Op achttiende-eeuwse hobo's komt nog geen applicatuur voor.
10 Als toegift kreeg het publiek een virtuoze bas-aria.
11 De Paus leidde de plechtigheid in de Sint- Pietersbasiliek
12 Jammer genoeg is alleen de adjunct-boekhouder vandaag hier.
13 Excuseert u me, maar u bent in een afdeling voor niet- rokers.
14 Op de muur stonden antisemitische leuzen gekalkt.
15 Heb jij misschien de nietmachine gezien?
16 Die naam komt bijna uitsluitend in Zeeuws-Vlaanderen voor.
17 Zijn gealsjeblief/ge-alsjeblief begint me op de zenuwen te werken.
18 Drukt jouw printer ook een @ -teken af?
19 De dokter sprak van hypo- en niet van hypertensie!
20 In politieke zaken is Jan altijd erg pro-Amerikaans geweest.

Hoofdstuk 4

Tussen -n en -s


Kijk bij het schrijven van een tussen -n en -s altijd naar het eerste woord van de samenstelling.
Is dit een zelfstandig naamwoord?
Zo ja: eindigt het meervoud op -en? Dan krijgt het eerste woord van de samenstelling een tussenletter n.
 
•   boekenkast
•   hondenhok
•   brievenbus
•   paddenstoel
•   pannenkoek
•   paardenbloem
•   kattenkruid
 
Je schrijft geen tussen -n als:
 
- het eerste deel van een samenstelling verwijst naar een persoon of zaak die uniek is.
 
•   zonneschijn (er is maar één zon)
•   koninginnedag (er is maar één koningin)

(Let op: koninginnensoep schrijf je wel met een -n omdat er geen koninginnen in de soep gaan.)
 
- het eerste deel van het woord de betekenis van het tweede deel versterkt
 
•   boordevol (het is niet gewoon vol, maar heel erg vol)
•   apetrots (je bent niet gewoon trots, maar heel erg trots)
•   beregoed (het is niet gewoon goed maar heel erg goed)
 
- je van het eerste deel van het woord niet meer weet waar dit vandaan komt
 
•   bolleboos
•   schattebout
 
- het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft
 
•   tarwebrood (tarwe is al meervoud)
•   rijstepap (rij)
 
- het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud op n én s kan eindigen
 
•   groentesoep (groentes / groenten)
•   aktetas (akten / aktes)
 
- als het woord op loos eindigt (dit geldt niet voor wezenloos)
 
•   besluiteloos
•   ideeëloos
•   stateloos
 
We schrijven een s in een samengesteld woord, als je de s kunt horen
 
•   stationsplein
•   kapperszaak
 
Let op! Als het tweede woord in een samenstelling met een s begint, dan horen we de -s niet. Je schrijft de -s wel
 

•   dorpsstraat

Verander het tweede deel van de samenstelling in een woord dat niet met een s begint, bijvoorbeeld dorpskerk, om te horen of er een -s tussen moet.

Oefeningen

Oefening 1: Cambiumned

Oefening 2: Vul in

Oefening 3: Schrijf de samenstelling

Oefening 4: tussen -n

Oefening 5: tussen -s

Hoofdstuk 5

Hoofdletters

Het gebruik van hoofdletters

In klas 1 hebben we al twee regels geleerd:

Regel 1: Een zin begint altijd met een hoofdletter.

Er zijn 2 uitzonderingen op deze regel:
1. Als het eerste woord van de zin afgekort wordt met een apostrof, zoals 't en 's.
   Dan schrijf je het eerstvolgende woord met een hoofdletter: 't Bleef regenen. 's Morgens ga ik hardlopen.
2. Als de zin met een cijfer of ander teken begint.
   Dan schrijf je helemaal geen hoofdletter: 49 procent van de leerlingen maakt graag huiswerk.

Regel 2: namen schrijf je met een hoofdletter.

Amy Schaap, Andreas College, Katwijk, Zuid-Holland, de Noordzee, de Rijn, Jupiter, restaurant Het Spinnewiel, de Alpen, de Blokker, de Efteling, enz.

Toevoeging: Bij persoonsnamen krijgt het tussenvoegsel (van, van der, in ‘t) een hoofdletter als er geen naam of voorletter aan voorafgaat.

Jan de Vries, de heer De Vries, Emma Jansen-de Vries


Nieuwe regels:

Regel 3: namen van officiële feestdagen en historische gebeurtenissen

Pasen, Kerstmis, Suikerfeest, Tweede Wereldoorlog, de Slag bij Heiligerlee

Uitzondering op de regel:
Als het woord in een samenstelling of afleiding wordt gebruikt: paasdagen, paaseieren, kerst, oudejaarsavond

Regel 4: personen en zaken die als heilig worden beschouwd

God, Allah, het Koninkrijk Gods, de Almachtige, de Bijbel, Mariabeeld
Als je God of Allah aanspreekt, is U ook met een hoofdletter.

Regel 5: namen van specifieke bevolkingsgroepen en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlander, Amerikaan, Palestijn, Jood, Inca, Mayacultuur, Vikingschip

Let op: Een aanhanger van het joodse geloof is een jood. In de godsdienstige betekenis schrijf je jood dus met een kleine letter (net als o.a. christen, hindoe en moslim).
Goed gespeld is: Niet iedere Jood is een jood en niet iedere Arabier is een moslim.

Regel 6: namen van talen en dialecten en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlands, Engels, Fries, Vlaams, Duitssprekend, Franstalig
Ook de bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een hoofdletter: een Engels woordenboek, een Gronings dialect.

 

Afkortingen:

Is het een afkorting van een woord dat je met kleine letters schrijft, dan is de afkorting ook met kleine letters.
cd, wc, s.v.p., vwo, horeca, cao, d.m.v., z.o.z., enz.

Is de afkorting van een woord of van woorden die je met hoofdletters schrijft of is het een naam, dan schrijf je hem met hoofdletters. Ook de namen van een wet schrijf je met hoofdletters.
Benelux, CDA, AZ, LUMC, HEMA,
AOW, WAO

Oefeningen

Leestekens

Wanneer plaats je een komma?

Je zet een komma:

1. tussen de onderdelen van een opsomming

Voorbeeld: Ik houd van veel sporten: basketbal, volleybal, voetbal en tafeltennis.

2. tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden

Voorbeeld: Ik wens je een fijne, zonnige, relaxte vakantie toe.

3. voor en na een tussenwerpsel

Voorbeeld: Poeh, wat gaat dat snel. Jij weet alle antwoorden zeker, hè.

4. tussen twee persoonsvormen

Voorbeeld: Als ik de antwoorden weet, maak ik de toets.

5. voor een voegwoord van de bijzin na een hoofdzin

Voorbeeld: Joris gaf zijn voetbal aan Jan, omdat die van Jan lek was.

 

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

De dubbele punt gebruik je voor een opsomming, een citaat of een uitleg.

Voorbeelden:

We gaan op vakantie en nemen mee: een tandenborstel, een pyjama, een slaapzak, een tent en een schone onderbroek. (opsomming)

Mevrouw Laats zei hierover: “Dit is geen toeval meer, we moeten actie ondernemen”. (citaat)

We kunnen twee dingen doen: het huiswerk nu zelf maken of morgen het huiswerk overschrijven van een andere klasgenoot. (uitleg)

 

Wanneer schrijf je enkele aanhalingstekens?

Enkele aanhalingstekens gebruik je in de onderstaande omstandigheden. Je mag in de plaats van enkele aanhalingstekens ook het woord of zinsdeel cursief schrijven. Welke notatie je ook kiest: zorg dat je consequent bent!

  • Titels zoals titels van een boek, artikel of film worden tussen enkele aanhalingstekens geschreven.
    Bijvoorbeeld: Het artikel ‘Tieners en hun omgang met waarden en normen‘ sluit goed aan op dit artikel.

  • Bij de introductie van -voor de lezer- nieuwe of ingewikkelde woorden. De eerste keer wordt het woord tussen aanhalingstekens gezet.
    Bijvoorbeeld: Een ‘World Café‘ is een belangrijk onderdeel binnen de studiedag voor docenten.

  • Zelfbedachte woorden worden tussen enkele aanhalingstekens gezet, zodat de lezer niet struikelt over het woord.
    Bijvoorbeeld: Is een ‘benefietkeeper’ een doelman die voor het goede doel staat?

  • Ironisch bedoelde woorden schrijven we tussen enkele aanhalingstekens om aan te geven dat de woorden niet letterlijk zo bedoeld zijn. vaak bedoelen we juist het tegenovergestelde.
    Bijvoorbeeld: De training verliep natuurlijk weer ‘vlekkeloos’. Niet dus.

Wanneer gebruik je dubbele aanhalingstekens?

Dubbele aanhalingstekens gebruik je voor citaten. Er zijn geen vaste regels, maar de meest toegepaste notaties vind je hieronder.

  • Bij het citeren van een hele zin begint de zin met een hoofdletter en valt de punt of het leesteken binnen de aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: Ik zei nog: “Dat past nooit!”

  • Als de zin begint met een citaat, krijgt het citaat een hoofdletter. De punt aan het einde van het citaat vervalt. Een vraagteken of een uitroepteken blijft wel staan. Na het citaat volgt een komma. De komma mag bij een vraagteken eventueel weggelaten worden.
    Bijvoorbeeld: “Dat is me toch ook wat!”, schreeuwde de buurvrouw. “Ik kon er niets aan doen”, antwoordde ik.

  • Een deel van een citaat komt ook tussen dubbele aanhalingstekens. Het citaat begint dan met een kleine letter en de punt valt buiten de aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: De agent vond mijn opmerking “nogal bot”.

  • Bij een onderbroken citaat plaats je de komma binnen de aanhalingstekens als dat in de oorspronkelijke zin ook het geval is.
    Bijvoorbeeld: “Kortom,” vervolgde de beklaagde zijn verhaal, “we hadden eigenlijk geen andere keuze.”
    Bijvoorbeeld: “Wie” riep hij wijs, “zijn billen brandt, moet op de blaren zitten!”

Oefeningen

oefening 1

oefening 2

oefening 3

oefening 4

oefening 5

oefening 6

oefening 7

toets

 

Check hier de leerstof uit klas 1

Hoofdstuk 6

Trema en apostrof

Om uitspraakproblemen te voorkomen worden trema's en apostrofs gebruikt.

Het gebruik van een trema

Bij meervoudsvormen plaats je een trema bij woorden die eindigen op -ie of -ee, als de klemtoon op de laatste lettergreep valt of als het woord uit één lettergreep bestaat:

* genie - genieën                     * fee - feeën
* industrie - industrieën           * slee - sleeën

In de andere gevallen schrijf je de uitgang -n. Je schrijft een trema om een verkeerde uitspraak te voorkomen.
* bacterie - bateriën                * porie - poriën

Ook plaats je een trema als je twee klinkers verkeerd kunt uitspreken.
Voorbeeld:
officiële, maar : officieel
diëtiste,
maar: dieet

Bij beantwoorden schrijf je dus geen trema, want dit kun je maar op één manier uitspreken.
Uitzonderingen:
museum, petroleum, elektricien, enz. Deze woorden hebben we uit vreemde talen overgenomen en krijgen dus geen trema.

Oefening liggend streepje en trema

Het gebruik van een apostrof

Een apostrof gebruik je:
* om aan te geven dat je letters weglaat:
   's zomers (des zomers), 't regent (het regent);
* in plaats van een s na een x of een s: Hans' boek, Max' jas;
* in woorden als: de a's, de x'en, havo'ers, PVDA'er.
* woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, en -y, krijgen in het meervoud ’s

auto - auto's                         ► oma - oma's
► taxi  taxi's                             ► menu - menu's
► baby - baby's                         ► lama - lama's

Als het woord eindigt op a, i, o, u dan komt er 's. Let op: de y hoort erbij, maar de e doet niet mee. Dus     na een y krijg je ook 's, maar eindigt je woord op een e, dan komt de s eraan vast!

 

Als het woord eindigt op twee of meer klinkers, dan schrijf je de s eraan vast.

 

► cowboy - cowboys                 ► cadeau - cadeaus

Oefening E
Makkelijke oefening

Oefening F
Welke vorm is goed?

Oefening G
Kies de juiste vorm

Nu nog oefeningen met -en en -s door elkaar.

Oefening H
Alles door elkaar.

 

 

Doe de test

Werkwoordspelling

Vorig jaar hebben we alle werkwoordspelling geleerd. Kijk nog eens terug.

Stap 1: Is het werkwoord een pv?

 

Stap 2: Is het geen pv dan kan het de volgende soort werkwoorden zijn:

a. infinitief
b. voltooid deelwoord
c. onvoltooid deelwoord
d. bijvoeglijk naamwoord (dus geen werkwoord)

Let op: soms staat het werkwoord in de gebiedende wijs. Er is dan geen onderwerp (dus geen ev of mv).

Oefeningen


Oefening 1: werkwoordspelling gemengd
Oefening 2: werkwoordspelling gemengd
Oefening 3: werkwoordspelling gemengd
Oefening 4: werkwoordspelling gemengd
Oefening 5: alles door elkaar

Presentatie werkwoordspelling

  • Het arrangement Spelling vwo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    G Laats Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-03-05 15:14:39
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Doe de test
    http://www.nederlandsetaaltest.nl/nederlands/spelling/test/spelling-test-algemeen.html
    Link
    Presentatie werkwoordspelling
    https://prezi.com/npzqqz_oiqfb/werkwoordspelling
    Link

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Braak, G. (2015).

    Spelling vwo

    https://maken.wikiwijs.nl/65313/Spelling_vwo

    Laats, G. (z.d.).

    Blok 6

    https://maken.wikiwijs.nl/92934/Blok_6

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.