Werkwoorden die geleend zijn uit het Engels, worden vervoegd volgens de Nederlandse regels.
Dus; is het de persoonsvorm? Dan gebruik je het volgende schema:
tt | vt | |
ik | stam | stam +te/de |
hij | stam+t | stam +te/de |
wij | hele werkwoord | stam +ten/den |
Bijvoorbeeld: racen
tt | vt | |
ik | race | racete |
hij | racet | racete |
wij | racen | raceten |
Denk niet: "Maar dat staat raar", werkwoordspelling is makkelijk als je de regels toepast. Let vooral op je stam! Want die komt steeds terug. De stam van racen is niet rac, want dat spreek je anders uit. Het is dus race.
Om erachter te komen of er nu -te of -de achter komt in de verleden tijd, gebruik je het 't kofschipx
Racen -en = rac; de c zit in het 't kofschipx, dus gebruik je de uitgang -te. stam+ te: racete
Bloggen - en = blog; de g zit niet in 't kofschipx, dus gebruik je de uitgang -de. stam+ de: blogde
Oefening 1: Citotrainer
Oefening 2: tegenwoordige tijd
Oefening 3: verleden tijd
Oefening 4: voltooid deelwoord
Oefening 5: gemengde oefening
Leenwoorden zijn woorden die afkomstig zijn uit een andere taal, maar in het dagelijks leven ook gewoon in onze taal gebruikt worden.
Leenwoorden worden bij ons voornamelijk ontleend aan het Engels en hebben veelal te maken met de digitale wereld. Enkele voorbeelden van Engelse woorden die wij gebruiken zijn computer, website, e-mail, baby en gadget.
Enkele voorbeelden van Franse woorden die wij gebruiken zijn bureau, cadeau, trottoir en croissant.
Oefening 1: De juiste schrijfwijze
Oefening 2: Verbeter de leenwoorden
Oefening 3: Kruiswoordraadsel
Oefening 4: Franse leenwoorden