Afasie
opdracht 1
Opdracht 1
Lees de tekst in de onderstaande link. Hier worden nog twee extra vormen van afasie genoemd die niet in het college van week 2 aan bod zijn gekomen. Beantwoord de volgende vragen:
a. Beredeneer welke onderdelen van de spraakoutput wel intact zijn en welke onderdelen niet. Gebruik hiervoor de afbeelding uit Taal en Taalwetenschap in par. 2.5.5 - Spreken: van intentie tot articulatie.
b. Doe hetzelfde voor amnestische afasie.
c. Een wrange vraag: stel dat je veroordeeld zou zijn tot een vorm van afasie, welke vorm zou je dan uiteindelijk het minst erg vinden? En van welke vorm zou je het ongelukkigste worden? Licht je antwoord helder toe.
Kennislink - Afasie
- duidelijke uitleg
- info over oorzaken + soorten
- Broca, Wernicke, conductie-afasie, amnestische afasie, globale afasie
opdracht 2
Opdracht 2
Bekijk de tekst hieronder met als titel Gewonde taal (afkomstig van Kennislink). Beantwoord vervolgens de vragen in het document dat eronder staat.
Kennislink - Afasie (Gewonde taal)
- aanvulling op ander artikel afasie
- uitgebreide verklaring voor twee modellen taalverwerking: brein als stadsplattegrond en grammaticale (thematische) rollen
opdracht 3
Beantwoord de volgende vragen bij de tekst in het onderstaande linkje:
a. Denk je dat het weergeven van breinactiviteit met een fMRI een betrouwbare methode is? Probeer minstens een argument voor en een argument tegen deze uitspraak te bedenken. Licht je uitspraken toe.
b. Er wordt een voorbeeld genoemd van een vrouw die zowel Franstalig als Arabischtalig is. Probeer te achterhalen op welk niveau haar spraak gestoord is. Gebruik hiervoor weer de afbeelding uit paragraaf 2.5.5 in Taal en Taawetenschap.
Kennislink - Meertaligheid in het brein
- effecten taalstoornissen op meertalig brein
Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
opdracht 4
Opdracht 4
De vragen hieronder beantwoord je aan de hand van het filmfragmentje dat hieronder te vinden is via de link.
1. De kinderen in het filmpje zijn best jong. Waarom denk je dat ervoor gekozen is om deze jonge kinderen al zo intensief te begeleiden?
2. Waarom zouden er zo veel handgebaren worden gebruikt? Deze kinderen zijn toch niet doof?
3. Wat zou de meerwaarde zijn van zo’n ‘pictobord’? Waarom zou dat thuis ook gebruikt moeten worden?
4. Rond 2.00 zie je kinderen gezellig hun tong uitsteken. Waarom zou die leidster dat doen?
5. Vanaf 3.55 (tot 5.20) zie je een begeleidster met Ezra praten over kabouters. Noteer eens in een paar zinnen je bevindingen: wat valt je op aan de interactie? Hoe vind je dat het taalgebruik gestimuleerd wordt? Wat doet Ezra al goed en waarvan verbaast het je dat hij dat op zijn leeftijd nog niet kan?
6. Kun je een (korte) conclusie trekken over wat je gezien hebt? (In enkele zinnen.)
filmpje over jonge kinderen met TOS
opdracht 5
Lees eerst het document dat in de link hieronder staat, in ieder geval tot en met p. 15 plus p. 26 en p. 28 - 30. Hierin staat veel relevante achtergrondinformatie, gecombineerd met praktische tips. In het kader van ‘passend onderwijs’ is de kans de afgelopen jaren veel groter geworden dat jullie leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis kunnen tegenkomen in je eigen lespraktijk.
Een deel van de rest van deze informatie komt later terug bij dit vak (als we gaan kijken naar pragmatiek en TOS) en dyslexie behandelen we later dit studiejaar bij het vak Spelling 2.
1a. Op p. 9 staan tips van collega’s. Welke eisen stelt de eerste tip aan jouw eigen vakdidactiek? Kun je dat kort toelichten? (NB: dat meespelen in de poppenhoek mag je overlaten aan de collega’s in het primair onderwijs …)
b. Er wordt ook als tip gegeven dat een leerling een handpop kan gebruiken om voor hem of haar te praten. Dat is wellicht voor jullie doelgroep wat te kinderachtig, maar waarom zou dit voor jongere kinderen goed kunnen werken?
2. In § 2.1 wordt gesproken over receptieve problemen in spraak. Op welke plek in het schema van § 2.5.5 in Taal en Taalwetenschap kun je deze problemen plaatsen en waarom denk je dat?
3. Lees de voorbeelden op p. 15 goed door. Welke van de tips in het kader herken je nog uit het filmpje van Ezra?
4. Op p. 26 staat als tip om de eerste letter(s) van het woord te zeggen bij woordvindingsproblemen. Waarom zou je hiermee een leerling kunnen helpen? Kun je het schema uit Taal en Taalwetenschap in je antwoord betrekken?
5. Lees ten slotte alle tips nog eens door op p. 28. Noem minstens drie tips die je zelf in de komende stage gemakkelijk uitvoerbaar lijken en licht je antwoord kort toe.