Elke plant heeft een officiële Latijnse naam. In de aangeboden lesstof zie je dat een plant 1,2 of 3 namen heeft. In onderstaand voorbeeld heeft de plant 3 namen.
Geslachtsnaam |
soortnaam |
variëteitsnaam |
Asparagus |
densiflorus |
‘Sprengeri’ |
Waarschijnlijk heb je er nooit bij stil gestaan, maar alles in de wereld draait om taal. Je kunt het zo gek niet verzinnen of er bestaat een woord voor. Soms is dat woord heel algemeen zoals bloem. Hoe verder je die bloem uit elkaar haalt, des te kleiner worden de delen, maar telkens is er weer een woord voor. In dit kopje leer je de taal van de bloemen: hoe heten ze, hoe spreek je hun namen uit en hoe noem je de onderdelen en eigenschappen. Waarom je met dit hiermee begint, vraag je je misschien af? Eenvoudig omdat je de taal van de bloemen moet kennen om erover te kunnen praten. Daarnaast helpt deze informatie je tijdens het leren van de namen, alles beter te begrijpen.
- Naamgeving
Jan de Vries is een veelvoorkomende naam. Maar het is een stuk duidelijker dan ‘die man met die bril die op de hoek van de Kerkstraat en de Grote Markt woont’. Zo werden vroeger planten benoemd: ze werden beschreven. De beschrijvingen werden echter steeds langer en ingewikkelder. Om dat te veranderen bedacht de Zweedse geleerde Linnaeus in 1753 een systeem om aan planten namen te geven. Het geven van namen wordt ook wel nomenclatuur genoemd. Linnaeus gaf elke plant een Latijnse naam die uit twee delen bestaat: een geslachtsnaam en een soortaanduiding. Samen vormen zij de soortnaam. Dit systeem noemen we binaire (=tweeledige) nomenclatuur. Toch bleef er nog verwarring. Het kwam voor dat één plant twee of meer wetenschappelijke namen had. Een voorbeeld is de Lobularia die ook Alyssum wordt genoemd. Je spreekt dan van synoniemen. Daarna bleef de vraag wat nu de officiële naam was en wat het synoniem. Daarom besloten plantkundigen voorrang te geven aan de naam die sinds 1753 het eerst werd gebruikt. Lobularia is de oudst bekende en dus de wettige naam. Alyssum is het synoniem. Je noemt deze afspraak de prioriteitsregel
- Onderverdeling
Misschien heb je vroeger wel eens een brief ondertekend met je naam, je straat, woonplaats, provincie, Nederland, Europa, wereld, heelal.
Een dergelijke onderverdeling kun je in het plantenrijk ook maken. Van groot naar klein onderscheiden we klassen, orden, families, geslachten, soorten, ondersoorten, variëteiten en rassen. Voor het benoemen van planten gebruik je alleen de geslachtsnaam en de soortaanduiding. Soms komt daar nog een variëteitsnaam achter. Is er sprake van een ondersoort, dan schrijf je subsp. (afkorting van subspecies = ondersoort). Een voorbeeld is Ceropegia woodii subsp. woodii (lantaarnplantje).
Naast de variëteiten die in de natuur zijn ontstaan, zijn er variëteiten door mensen gekweekt. Deze noemen we cultivar (afkorting: cv.) of ras. Je schrijft hun namen tussen enkele aanhalingstekens, bijvoorbeeld Iris Hollandica ‘White Wedgwood’. Soms kruist een kweker twee soorten van een geslacht. Dan ontstaat een nieuwe soort die je bastaard (hybride) noemt. Voor de nieuwe soortnaam schrijf je een x (spreek uit als ‘maal’). Forsythia x intermedia is hiervan een voorbeeld. Een enkele keer komt het voor dat een kweker twee geslachten kruist. Je schrijft dan bijvoorbeeld x Fatshedera, die het resultaat is van een kruising tussen een Fatsia en een Hedera.
- Voordelen van binaire nomenclatuur
De wetenschappelijke namen die zijn vastgesteld door plantkundigen, hebben een aantal voordelen. Ze zijn uniek: elke plant heeft haar eigen naam. En ze zijn duidelijk: elke plant heeft over de hele wereld dezelfde naam. Bovendien kan uit de wetenschappelijke namen verwantschap blijken. Ficus elastica, Ficus benjamina en Ficus repens horen alle drie tot hetzelfde geslacht. Volksnamen kunnen juist vaak voor verwarring zorgen. Klaproos, stokroos, alpenroos, kerstroos en Gelderse roos behoren tot vijf verschillende geslachten.
- Naamsverandering
Juist door de prioriteitsregel komt het af en toe voor dat planten een andere naam krijgen. Als een plantkundige ergens een oude beschrijving van een plant vindt, kan het zijn dat de ingeburgerde naam moet verdwijnen en alleen nog als synoniem wordt gebruikt. Bovendien kunnen door studies veranderende ideeën over plantengeslachten ertoe leiden dat zij een andere plaats krijgen in de systematische indeling. Voorbeelden zijn de Poinsettia die nu Euphorbia pulcherrima (kerstster) is geworden en de Delphinium ajacis die nu als Consolida orientalis (ridderspoor) bekend is.
- Groep
Een cultivar kun je niet verder opsplitsen omdat het een precieze naam is voor een bepaalde groep planten. Het kan gebeuren dat een deel van de planten van een cultivar zo veel afwijkt, dat je ze als een aparte cultivar kunt zien. Die planten krijgen dan een eigen cultivar-naam. Als er een aantal van deze aparte cultivars is die door bepaalde eigenschappen veel op elkaar lijken, worden die in groepen bijeengevoegd. Die cultivar-groepen krijgen wel een naam, maar er worden geen rangen aan toegevoegd. Een voorbeeld is de Begonia Elatior Groep. Misschien vind je dit allemaal nogal ingewikkeld. Maar je kunt het vergelijken met de leerling die op een nieuwe school komt. De klas zit vol met leerlingen die hij niet kent en bij elke leraar gelden andere regels. De eerste weken onthoudt hij alles nog moeizaam, maar na een maand gaat het vanzelf. En als hij zich eens vergist, is dat helemaal geen ramp.
- Betekenis van namen
Aanstaande ouders maken voor het kiezen van namen vaak gebruik van boekjes. Honderden namen met ontelbare varianten worden genoemd. En, ookniet onbelangrijk, waar de namen vandaan komen en wat ze betekenen. Maar je weet van tevoren niet hoe je kind eruit zal zien en hoe het zich zal ontwikkelen. Dan kun je een naam die zoiets betekent als roemruchte ridder geven aan een verlegen klein ventje. Van planten weet je wel hoe ze eruitzien. Bovendien zegt een groot aantal wetenschappelijke namen van planten iets over het uiterlijk van de plant. Je zult bijvoorbeeld variegatus (bont), tricolor (driekleurig), tortuosis (bochtig) of angustifolius (smalbladig) geregeld tegenkomen.
Naam
|
Betekenis
|
Voorbeeld
|
alatus
|
gevleugeld
|
Thunbergia alata
|
albus
|
wit
|
Campanula isophylla ‘Alba’
|
alpinus
|
in de Alpen groeiend
|
Leontopodium alpinum
|
alternifolius
|
met afwisselende bladeren
|
Cyperis alternifolius
|
amabilis
|
beminnelijk
|
Cordyline fruticoas ‘Amabilis’
|
angustifolius
|
smalbladig
|
Zinnia angustifolia
|
annuus
|
eenjarig
|
Helianthus annuus
|
aquifolius
|
met scherp gepunte bladeren
|
Ilex aquifolium
|
argenteus
|
zilverwit
|
Celosia argentea
|
atropurpureus
|
donkerpurperrood
|
Scabiosa atropurpurea
|
aurantiacus
|
oranjekleurig
|
Alstroemeria aurantiaca
|
Aureus
|
Goudgeel
|
Epipremnum pinnatum ‘Aureum’
|
barbatus
|
gebaard
|
Dianthus barbatus
|
bellus
|
fraai, mooi
|
Hoya bella
|
bicolor
|
tweekleurig
|
Caladium bicolor
|
bifurcatus
|
dubbelgevorkt
|
Platycerium bifurcatum
|
bivittatus
|
met twee brede strepen
|
Cryptanthus bivittatus
|
botryoides
|
trosvormig
|
Muscari botryoides
|
bulbiferus
|
boldragend
|
Asplenium bulbiferum
|
caeruleus
|
donkerblauw
|
Passiflora caerulea
|
canariensis
|
van de Canarische eilanden
|
Phoenix canariensis
|
cardinalis
|
scharlakenrood
|
Rechtsteineria cardinalis
|
carneus
|
vleeskleurig
|
Erica carnea
|
caucasicus
|
uit de Kaukasus
|
Scabiosa caucasica
|
caudatus
|
gestaard
|
Amaranthus caudatus
|
chinensis
|
uit China
|
Callistephus chinensis
|
contortus
|
ineengedraaid, gewrongen
|
Corylus avellana ‘Contorta’
|
cordifolius
|
met hartvormig blad
|
Nephrolepis cordifolia
|
cristatus
|
gekamd, kamdragend
|
Celosia argentea ‘Cristata’
|
cyanus
|
donkerblauw
|
Centaurea cyanus
|
deltoideus
|
driehoekig
|
Ficus deltoidea
|
elegans
|
sierlijk, elegant
|
Zinnia elegans
|
falcatus
|
sikkelvormig
|
Cyrtomium falcatum
|
fasciatus
|
van strepen voorzien
|
Aechmea fasciata
|
floribundus
|
rijkbloeiend
|
Stephanotis floribunda
|
fruticosus
|
heesterachtig
|
Cordyline fruticosa
|
glaber
|
kaal
|
Peperonia glabra
|
grandiflorus
|
grootbloemig
|
Pelargonium Grandiflorum groep
|
helix
|
oude plantennaam voor klimop
|
Hedera helix
|
hispidus
|
borstelharig
|
Acalypha hispida
|
hybridus
|
bastaard
|
Verbena hybrida
|
imperialis
|
keizerlijk
|
Fritillaria imperialis
|
incanus
|
grijs
|
Matthiola incana
|
ionanthus
|
vioolbloemig
|
Saintpaulia Ionantha groep
|
isophyllus
|
gelijkbladig
|
Campanula isophylla ‘Alba’
|
japonicus
|
uit Japan
|
Aucuba japonica
|
lancifolius
|
met lancetvormig blad
|
Calathea lancifolia
|
longiflorus
|
langbloemig
|
Lilium Longiflorum groep
|
macrophyllus
|
met grote bladen
|
Hydrangea macrophylla
|
magnificus
|
prachtig, zeer schoon
|
Medinilla magnifica
|
majalis
|
in mei bloeiend
|
Convallaria majalis
|
marginatus
|
gerand
|
Dracaena marginata
|
maximus
|
de grootste
|
Briza maxima
|
microphyllus
|
met kleine blaadjes
|
Columnea microphylla
|
mollis
|
zacht
|
Alchemilla mollis
|
nidus
|
nest
|
Asplenium nidus
|
niger
|
zwart
|
Helleborus niger
|
odoratus
|
welriekend
|
Lathyrus odoratus
|
orientalis
|
oosters
|
Papaver orientale
|
patulus
|
wijd vertakt
|
Tagetes Patula groep
|
peltatus
|
schildvormig
|
Pelargonium Peltatum groep
|
pendulus
|
hangend
|
Zebrina pendula
|
perennis
|
overblijvend
|
Bellis perennis
|
plumosus
|
pluimvormig
|
Celosia argentea ‘Plumosa’
|
pulcherrimus
|
zeer fraai
|
Euphorbia pulcherrima
|
pumilus
|
dwergachtig
|
Ficus pumila
|
pungens
|
puntig
|
Elaeagnus pungens
|
purpureus
|
purperrood
|
Setcreasea purpureus
|
racemosus
|
trosvormig
|
Cytisus racemosus
|
rhombifolius
|
met ruitvormig blad
|
Cissus rhombifolia
|
robustus
|
krachtig
|
Eremurus robustus
|
roseus
|
rozerood
|
Catharanthus roseus
|
rotundifolius
|
rondbladig
|
Pellaea rotundifolia
|
sagittifolius
|
met pijlvormig blad
|
Philodendron sagittifolium
|
scandens
|
klimmend
|
Philodendron scandens
|
semperflorens
|
altijd bloeiend
|
Begonia Semperflorens groep
|
setosus
|
borstelig behaard
|
Echeveria setosa
|
spicatus
|
Met aarvormige trossen bloeiend
|
Liatris spicata
|
splendens
|
zeer fraai
|
Gazania splendens
|
stolonifer
|
met uitlopers
|
Saxifraga stolonifera
|
tortuosus
|
bochtig
|
Salix matsudana ‘Tortuosa’
|
tricolor
|
driekleurig
|
Dracaena marginata ‘Tricolor’
|
trifasciatus
|
met drie banden
|
Sansevieria trifasciata
|
truncatus
|
afgeknot
|
Zygocactus truncatus
|
variegatus
|
bont
|
Aloe variegata
|
vittatus
|
met brede strepen
|
Rhoeo spathacea ‘Vittata’
|
vulgaris
|
algemeen voorkomend
|
Primula Vulgaris groep
|
zonalis
|
van een gordel voorzien
|
Pelargonium Zonale groep
|
Zoals de voorbeelden al aangeven, zijn familienaam en soortaanduiding vaak vaste combinaties. Je kunt echter diezelfde soortaanduiding ook bij andere familienamen aantreffen. Maar er zijn ook familienamen waarbij dat natuurlijk helemaal niet kan. Zo zul je bijvoorbeeld nooit ergens een Erica macrophylla tegenkomen. En als iemand je een Sansevieria bifurcata wil verkopen, weet je ook dat hij er geen verstand van heeft.
- Uitspraak
Stel je eens voor dat je midden in Timboektoe de weg moet vragen. Dat zal nog niet meevallen. Maar een bosje bloemen kopen moet geen probleem zijn. Want niet alleen zijn de namen van planten en bloemen overal hetzelfde, als het goed is worden ze ook overal op dezelfde manier uitgesproken. Natuurlijk kan de klank verschillend zijn. Jij praat tenslotte een andere taal dan die bloemist in Timboektoe, of een uit Boedapest of uit Stockholm. Maar als iedereen zich een beetje aan de regels voor de uitspraak houdt, zul je zien dat het wel goed komt. In het begin is dat misschien even lastig, maar je zult zien dat het al snel vanzelf gaat. Net als in het Nederlands heb je in het Latijn klinkers, medeklinkers en tweeklanken.
- Klinkers
Eigenlijk spreek je alle klinkers net zo uit als in het Nederlands. Alleen in samenstellingen met andere klinkers kan de klank veranderen. Bij de onderstaande regels staat steeds de naam zoals je hem schrijft met daarachter tussen haakjes hoe je hem uitspreekt (met verbindingsstreepjes tussen de lettergrepen).
- ae wordt uitgesproken als e wanneer er een medeklinker achteraan komt en als ee op het einde van een lettergreep. Voorbeeld: Aechmea (Ech-me-a) of Rosaceae (Ro-sa-se-ee)
- ai en ao worden afzonderlijk uitgesproken, dus a-i en a-o.
Er zijn uitzonderingen, namelijk als de naam een Latijnse vorm van een
Frans woord is. Voorbeeld: Saintpaulia en Bougainvillea.
- au wordt net als in het Nederlands uitgesproken.
- ea, ee, ei en eo spreek je uit als twee lettergrepen, dus e-a, e-e, e-i en e-o.
- eu spreek je uit als ui. Voorbeeld: Euphorbia (Ui-for-bie-aa).
- eu in de laatste lettergreep, gevolgd door een medeklinker: je spreekt de twee letters gescheiden uit.
- Voorbeeld: Coleus (Ko-le-us).
- ia, ie, ii, io en iu spreek je uit als twee lettergrepen, dus i-a, i-e, i-i, i-o en i-u. Er zijn uitzonderingen, namelijk als ie voorkomt in de Latijnse vorm van een Nederlandse, Engelse of Duitse naam.
Voorbeeld: Vriesea.
- oa en oi spreek je uit als twee lettergrepen, dus o-a en o-i. oe spreek je op het eind van een lettergreep uit als de Nederlandse eu. Er zijn uitzonderingen, namelijk op het eind van een naam wordt oe uitgesproken als twee lettergrepen, dus o-e.
Voorbeeld: Aloe (A-lo-ee) en Kalanchoe (Ka-lan-cho-ee). Deze uitzondering kan ook op andere plaatsen voorkomen.
Voorbeeld: Hypoestes (Hie-po-es-tes). Het Latijn kent geen trema (puntjes op een klinker). Schrijf dus nooit Aloë of Kalanchoë.
- u spreek je uit als Nederlands oe als er een medeklinker volgt én als de klemtoon op de lettergreep ligt. Voorbeeld: Fuchsia (Foek-si-aa).
- ua, ue, ui, uo en uu spreek je uit als twee lettergrepen, dus u-a, u-e, u-i, u-o en u-u.
- Voorafgegaan door een q spreek je ua uit als kwa of kwaa, ue als kwe of kwee, ui als kwi of kwie en uo als kwo of kwoo.
- y spreek je uit als i. Aan het begin van een woord spreek je y uit als j.
Voorbeeld: Yucca (Joek-ka).
- Medeklinkers
- c voor ae, e, i, oe of y spreek je uit als s, in alle andere gevallen als k.
- ch spreek je uit als g.
- g gevolgd door ui of uo spreek je uit als gwie of gwo.
Voorbeeld: Leea guineensis (gwie-ne-en-sis).
- h na p spreek je uit als f.
Voorbeeld: Phlox (floks).
- h na r of t spreek je niet uit.
- t spreek je uit als ts als hij wordt gevolgd door i + klinker.
Voorbeeld: Impatiens (im-pa-tsi-ens).
- Deze regel geldt niet als er voor de t een s, t of x staat of als de lettergreep de klemtoon heeft. In alle andere gevallen spreek je t uit als t.
- x spreek je uit als ks.
- z spreek je uit als ts.
- Klemtonen
Je weet nu dat je Euphorbia uitspreekt als Ui-for-bie-aa. Maar ligt de klemtoon nu op de eerste, de tweede, de derde of de laatste lettergreep? Als je dat niet goed doet, kan het nog tot spraakverwarring leiden. Daarom zijn er ook regels voor de beklemtoning. Bij de hieronderstaande regels zie je net als hierboven eerst de naam zoals je hem schrijft, daarachter tussen haakjes de naam zoals je die schrijft met de lettergreep waar de klemtoon op ligt cursief.
- Plaats van de klemtoon
Woorden van één lettergreep vormen natuurlijk geen probleem: de klemtoon valt op de eerste en enige lettergreep. Voorbeeld: Phlox (floks).
Woorden van twee lettergrepen: de klemtoon valt altijd op de éérste lettergreep. Voorbeeld: Ficus (fie-kus).
Woorden van drie of meer lettergrepen: de klemtoon valt
- op de voorlaatste (de op één na laatste) lettergreep.
- op de derde lettergreep van achteren.
- De klemtoon valt op de voorlaatste lettergreep in de volgende gevallen:
- Wanneer de voorlaatste lettergreep eindigt op ae, au, eu of oe.
Voorbeeld: Ipomoea (ie-po-meu-aa).
- Wanneer de voorlaatste lettergreep eindigt en de laatste lettergreep begint met een medeklinker. Voorbeeld: Narcissus (nar-sis-sus).
- Wanneer de klinker van de voorlaatste lettergreep wordt gevolgd door twee of meer medeklinkers (h niet meegerekend). Voorbeeld: Acanthus (a-kan-tus).
- Wanneer de klinker van de voorlaatste lettergreep wordt gevolgd door v, x, y of z. Voorbeeld: Papaver (pa-pa-ver).
- Wanneer het woord een soortaanduiding is en eindigt op -alis, -aris, -atus, - itus, -ivus, -oides, -osus of -utus (met hun verbuigingen, dus ook -ale, -ata, -atum, enzovoort).
Voorbeeld: falcatus (fal-ka-tus).
- De klemtoon valt op de derde lettergreep van achteren in de volgende gevallen:
- Wanneer de voorlaatste lettergreep eindigt en de laatste lettergreep begint met een klinker. Voorbeeld: Abies (a-bi-es).
Uitzondering op deze regel zijn namen van Griekse oorsprong: Achillea (aachil-lee-aa), Centaurea colosseus (ken-tau-ree-aa ko-los-see-us),
Hydrangea (hie-dran-gee-aa).
- Wanneer de voorlaatste lettergreep eindigt op een klinker en de laatste lettergreep begint met een medeklinker gevolgd door een l of r.
Voorbeeld: Liatris (lie-a-tris).
- Wanneer het woord eindigt op -icus, -ilis, -olus, -ulus of op verbuigingen hiervan. Voorbeeld: Gladiolus (gla-die-o-lus).
Voor de gevallen waarbij de voorlaatste lettergreep eindigt op een klinker en de laatste lettergreep begint met een medeklinker gevolgd door een klinker, is geen algemene regel te geven (wel voor namen die vallen onder a. of b.). De plaats van de klemtoon kan per woord verschillen (afhankelijk van de oorsprong van
het woord). Voorbeeld: Juniperus (Ju-nie-pe-rus) en Cyperus (sie-pee-rus).
Voorbeeld: boweri of boweri; kaempferi of kaempferi; Matthiola of Matthiola;
Schefflera of Schefflera.
Wanneer dergelijke namen zijn afgeleid van persoonsnamen, mag je kiezen:klemtoon op de voorlaatste lettergreep of op de derde lettergreep van achteren.
Je moet bedenken dat bij het opstellen van de richtlijnen is uitgegaan van de gangbare uitspraak van plantennamen. Maar zij geven niet altijd de énig juiste uitspraak. Ze zijn vooral bedoeld om, wanneer je niet meer weet hoe je een naam uitspreekt, snel op te zoeken welke mogelijkheden voor de uitspraak er zijn. Afwijkingen van de richtlijnen kunnen altijd optreden wanneer eenplantennaam is afgeleid van een woord of naam uit een moderne taal.
- Waarom die moeilijke namen?
Een vraag die vaak gesteld wordt aan een schrijver van plantenboeken luidt: waarom gebruiken jullie toch altijd die moeilijke namen, zou het niet veel gemakkelijker zijn gewoon de plaatselijke ( in dit geval Nederlandse) namen toe te passen? Een enkele keer gebeurt dat ook wel, maar over het algemeen zie je toch steeds weer die tamelijk ingewikkelde, Latijnse namen. Waarom?
- De problemen met volksnamen
Soms bestaan er veel plaatselijke namen voor een en dezelfde plant. Zo heet een vergeet-mij-nietje bij ons ook wel muizeoor of moesoor. Stijfselbloempjes of blauw stijfseltje is een benaming die wel werd gebruikt omdat de bloempjes in het waswater werden gedaan om de was een mooie blauwwitte tint te geven. De naam slootbloemetjes heeft met de groeiplaats te maken. De Zeeuwse benaming ‘vette kous’ is raadselachtig.
In Engeland spreekt men van ‘Forgot-me-not’, in Duitsland van ‘Vergissmeinnicht’,Franrijk:’Ne m’oubliez pas’. Dat gaat zo door in andere landen, maar natuurlijk bestaan daar ook weer volksnamen in de trant van ‘vette kous’. Alles bijeen kunnen we rustig stellen dat er voor dit plantje over de hele wereld zeker 50 lokale namen bestaan. Wanneer u nu bedenkt dat dit boek in verschillende talen verschijnt, dan zou het gebruik van de volksnaam betekenen dat de foto van het vergeet-mij-nietje in de Nederlandse uitvoering achterin het boek komt, maar bij de Franse editie ergens in het midden. Technisch is dat niet realiseerbaar .Een tweede probleem is het kiezen van de juiste volksnaam. Vergeet-mij-nietje wordt vrij algemeen gebruikt, maar er zijn ook planten waarvan meerdere volksnamen bestaan, die allemaal even veel gebruikt worden. Welke dan te kiezen? U ziet het: de toepassing van lokale namen brengt allerlei problemen met zich mee, die grotendeels onoplosbaar blijken. Daar staat tegenover dat in alle landen van de wereld slechts één geldige Latijnse naam bestaat voor elke plant, in het geval van het vergeet-mij-nietje is dit Myosotis. Om zoveel mogelijk rekening te houden met de wens ook volksnamen te vermelden, heb ik onder de Latijnse naam steeds de meest-gebruikte-volksnaam vermeld. Die naam zit ook in het register, zodat u altijd goed terecht komt wanneer u bijvoorbeeld alleen maar de naam ‘vlijtig liesje’ weet.
- Hoe de officiële naamgeving werkt
Het plantenrijk is zeer systematisch ingedeeld in klassen, onderklassen, reeksen, orden, families, geslachten, soorten, ondersoorten, variëteiten en rassen. In dit boek beginnen we pas bij de familie, omdat de grotere groepen voor de dagelijkse praktijk weinig betekenis hebben. Planten die tot eenzelfde familie behoren,(bijv. Moraceae voor de ficusfamilie, Bromeliaceae, Araliaceae, Marantaceae etc.) verlangen vaak (niet altijd) eenzelfde verzorging, vandaar. Onder de familie staat het geslacht, bijvoorbeeld Ficus en dat is eigenlijk de belangrijkste naam voor een plant. Hij is te vergelijken met de achternaam van burgers, bijvoorbeeld Van Dalen. De soortnaam, die onder de geslachtsnaam staat, zouden we kunnen vergelijken met de voornamen die in onze samenleving worden gebruikt. Met Ficus elastica geven we aan dat we met een bepaalde soort ficus van doen hebben, in de wandeling rubberboom genoemd. Vergelijkenderwijs zouden we een persoon aanduiden met Van Dalen, Jan.
De vergelijking houdt nu op, want bij die ficus zouden we nog ondersoorten, variëteiten en rassen kunnen tegenkomen. Inderdaad is er bij deze ficus sprake van rassen, zoals ‘Decora’ en ‘Variegata’. In dit boek zult u veel van die rasnamen tegenkomen, die altijd geschreven worden met een hoofdletter aan het begin en gezet tussen enkele, hooggeplaatste komma’s. In plaats van de soortnaam kunt u na de geslachtsnaam ook de aanduiding hybriden aantreffen. Onder deze noemer zijn dan de rassen verzameld, waarvan men niet meer goed weet tot welke soort ze eigenlijk gerekend moeten worden. Soms zijn die hybriden weer in groepen onderverdeeld, vergelijkbaar met een type-aanduiding. Ziet u bij de plantbeschrijvingen in het kopje achter de geslachtsnaam het woord species staan, dan geeft dat aan dat in de erna volgende tekst enige soorten van dat geslacht tezamen behandeld worden. Want dat is de betekenis van het woord species: soort of soorten.
- Wat is een ras?
Een ras is bij planten heel wat anders dan bij mensen, als we tenminste even kijken naar de eerder gemaakte, nu enigszins manke, vergelijking. Bij mensen spreken we van het gele ras, het zwarte ras, het blanke ras of welke aanduiding van grote groepen mensen dan ook wordt gebruikt. Bij planten staat ‘ras’ voor een afwijking van de soort, die niet langs natuurlijke weg( uit zaad) reproduceerbaar is. Heel vaak is een ras ontstaan door menselijk ingrijpen: bestraling, selectie, kruising. Vermeerdering geschiedt door deling, stekken of op een andere vegetatieve wijze. Uit zaad is zo’n ras als regel niet identiek te reproduceren. De officiële naam voor ras is cultivar, maar haast niemand gebruikt die. Ook spreken we wel van kweekvorm. Een ras is ook altijd een ‘kloon’. Kloon is een groep van planten die in alle eigenschappen volledig identiek zijn.
- Wat betekent die x ?
Die x betekent niets anders dan kruising. Soms is het gelukt om twee verschillende geslachten met elkaar te kruisen. Zo gebeurde dat in 1910 in Frankrijk, waar men Hedera Helix( gewone klimop) kruiste met Fatsia japonica, een bekende kamerplant, afkomstig uit Japan en omstreken. De kruising noemde men x Fatshedera lizei. De beide geslachtsnamen werden dus samengevoegd tot één en het kruisje geeft aan dat er oorspronkelijk twee verschillende geslachten in het spel waren. Vooral bij orchideeën komt dit tegenwoordig heel veel voor en dan blijft niet bij twee geslachten. Zo is xBrassolaeliocattleya samengevoegd uit de geslachten Laelia, Brassavola en Cattleya. Alleen bezeten liefhebbers weten zo’n naam nog goed uit te spreken, lijkt me. Ook kunnen we zien dat binnen een geslacht twee soorten gekruist zijn. Het kruisje staat dan tussen de geslachtsnaam en de soortnaam. Zo is Begoniaxcredneri een kruising tussen Begonia metallica en Begonia scharffiana. Dit soort kruisingen komt bij kamerplanten wat minder vaak voor, maar bij tuinplanten is het beslist niet zeldzaam.
- Namen veranderen wel eens
Een extra moeilijkheid bij de naamgeving van planten is dat namen van tijd tot tijd veranderen. Hortensia is Hydrangea geworden en Azalea werd later tot het grote geslacht Rhododendron gerekend. Elk jaar veranderen er wel een paar namen, meestal minder bekende namen, maar toch. Hoe komt dat? Al in de vorige eeuw werd internationaal afgesproken dat de oudste gegeven naam de juiste is. Veel plantennamen werden voor het eerst gebruikt door Linnaeus, maar er zin ook planten die reeds eerder benaamd werden en veel planten die pas na de dood van Linnaeus ontdekt werden en door iemand anders van een naam voorzien. Vrij logisch is dan, dat dezelfde plant op verschillende plaatsen van de wereld door verschillende mensen is ontdekt en benaamd. Per slot werd de boekdrukkunst ook op meerdere plaatsen uitgevonden. Zo kan het gebeuren, dat een naam die bijvoorbeeld in 1836 is gegeven, algemene bekendheid krijgt. Dan vindt een ijverige student uit dat dezelfde plant door een andere vinder reeds in 1833 is benaamd, en natuurlijk van een andere Latijnse naam voorzien. Er ontstaat een wetenschappelijke discussie, die er vak op uitdraait dat de gangbare naam vervangen wordt door de nu oudste naam. Dat kan zich nog enkele keren herhalen. Ook gebeurt het wel, dat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat een bepaalde plant altijd bij een verkeerd geslacht ingedeeld is geweest. Ook in dat geval is naamsverandering het gevolg. Gelukkig komen zulke veranderingen steeds minder voor: ooit zijn alle planten zo gedegen onderzocht dat benaming en afstamming goed vaststaan. Dan zullen we bevrijd zijn van die veranderingen. Ik schat dat het nog wel 100 jaar zal duren.Tot zolang zullen we moeten leren leven met verwarrende namen. Zo heette een bekende, bontbladige kamerplant altijd tot ieders tevredenheid Scindapsis aureus. Enige tijd geleden werd het Rhaphicophora aurea en net toen we daar een beetje aan gingen wennen werd de naam veranderd in Epipremnum pinnatum.