Thema 1: Personalien 1(K)GT

Thema 1: Personalien 1(K)GT

Start

Einleitung (1)

Einleitung - Inleiding

Lieber Schüler, liebe Schülerin,
Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema Personalien!
In de vakantie op de camping, tijdens een uitwisseling op school, op het internet of op facebook; er zijn heel veel mogelijkheden om met jongeren uit andere landen kennis te maken.

De meeste leeftijdsgenoten uit andere landen zullen echter geen Nederlands spreken. Je kunt er ook niet van uitgaan dat overal zo goed Engels wordt gesproken als in Nederland.

Gelukkig leer jij nu nog een vreemde taal die je helpt met mensen uit andere landen te kunnen communiceren: Duits.
Deze taal spreken meer mensen dan je misschien in eerste instantie zou denken.
In veel landen is Duits bovendien een schoolvak.
Daarmee zijn jouw kansen om met iemand Duits te kunnen praten best groot!

Einleitung (2)

Je leert...

Je leert de eerste woorden en zinnen die je nodig hebt als je met iemand in het Duits wilt communiceren. Een taal leer je pas goed als je hem ook gebruikt!

In het onderdeel Sprachaufgaben vind je verschillende situaties die uit het leven gegrepen zijn. Ze zijn bedoeld om alles wat je geleerd hebt ook echt te gebruiken.

Let bij het maken van de Sprachaufgabe op:

  • de uitspraak,
  • de spelling,
  • de woorden en uitdrukkingen die je geleerd hebt,
  • de grammatica (niet alleen van dit thema, maar ook grammatica die je al eerder hebt geleerd).

Voordat je aan de Sprachaufgabe begint, ga je eerst het thema doorwerken.
In de volgende onderdelen leer je alles wat je nodig hebt om de Sprachaufgabe goed te kunnen maken!

Einleitung (3)

Situation

Eines Tages bekommst du über Facebook die Anfrage, ob du Simone, ein deutsches Mädchen, als Facebook-Freund akzeptieren willst. Du kennst kein Simone, bist aber neugierig und akzeptierst sie.

Ihr lernt einander kennen und geht zusammen auf die Suche nach eventuellen gemeinsamen Vorfahren, denn Simone hat in ihrem Stammbaum entdeckt, dass ihr Ururopa ursprünglich aus Holland kommt.

Situatie

Op een dag krijg je via facebook het verzoek om Simone, een Duits meisje, te accepteren als facebook-vriend. Je kent helemaal geen Simone maar bent wel nieuwsgierig, dus accepteer je haar.

Jullie leren elkaar kennen en jullie gaan samen op zoek naar eventuele gemeenschappelijke voorouders. Simone heeft namelijk in haar stamboom ontdekt dat haar overovergrootvader oorspronkelijk uit Nederland komt.
Misschien zijn jullie dus familie van elkaar.

Was kannst du schon? (1)

Wat kan je al?

Waarschijnlijk heb je nog nooit Duits als schoolvak gehad, maar misschien kan je al best wel wat. Doe de volgende vier oefeningen om er in te komen.
1
Hieronder zie je negen begroetingen.
Welke vijf begroetingen gebruik je in het Duits?

Servus! Goddag! Guten Tag!
Dzien dorbry! Gruß Gott! Dobrij den!
Grüezi! Hallo! Bonjour!
2

Hieronder zie je vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden.
Zoek bij ieder Nederlands woord het juiste Duitse woord.

a doei b tot ziens c bedankt d tien e twaalf
1 Auf Wiedersehen 2 zwölf 3 Danke 4 zehn 5 Tschüss

Neem over en vul in: 1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....

Lees verder op pagina 2.

Was kannst du schon? (2)

3

Hieronder nogmaals vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden.
Maak de juiste combinaties.

a ik b wij c zij d jij e jullie
1 wir 2 du 3 sie 4 ihr 5 ich

Neem over en vul in: 1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....

4

Zoek ook bij de volgende vijf Nederlandse woorden het juiste Duitse woord.

a van b uit c in d hoe e waar
1 wo 2 aus 3 wie 4 in 5 von

Neem over en vul in: 1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....

Hoe ging het? Wist je van de meeste Nederlandse woorden de Duitse vertaling te vinden? Ja, dan ben je zeker klaar om met het thema te beginnen.

Was wirst du lernen? (1)

Ziele - Doelstellingen

Im abschließenden Projekt in den Sprachaufgaben wirst du mit einem deutschen Mädchen Informationen über euch und eure Familien austauschen.

In het afsluitende project in het onderdeel Sprachaufgaben (taaltaken) ga je met een meisje uit Duitsland informatie uitwisselen over jullie en jullie families.

Daarom:

  • leer je hoe je iemand begroet en afscheid neemt;
  • lees je en luister je naar berichten van verschillende personen over het thema familie;
  • vertel je over jezelf en jouw familie;
  • schrijf je een tekst voor een stripverhaal;
  • teken je de stamboom van jouw familie;
  • krijg je nuttige tips voor de omgang met Duitsers;
  • kom je iets te weten over Duitse autokentekens;
  • hoor je hoe goed bekende Nederlanders Duits praten;
  • leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen;
  • leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica;
  • leer en doe je nog veel meer...

Was wirst du lernen? (2)

Bij 'Sprachaufgaben' vind je realistische situaties waarin je alles wat je hebt geleerd kunt gebruiken.

Let daarbij op:
  • de uitspraak
  • de spelling
  • de woorden en de zinnen
  • de grammatica
Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.

Aan de slag!

Arbeitsplan

Arbeitsplan
Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt. Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Arbeitsplan Personalien

Werkzeugkasten 1

Einleitung

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de woordjes en zinnen die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van het thema Personalien.

In de Werkzeugkasten vind je de onderdelen:

  • Wortschatz
  • Wortschatz-werken met WRTS
  • Hilfsmittel
  • Spiele

Veel succes!

Wortschatz (1)

Begrüßung

Op de website www.education.vic.gov.au vind je allerlei taaloefeningen.
Een aantal oefeningen gaat over begroeten.

Doe de volgende oefeningen:
- Sich begrüßen - Flash
Klik op de speakertjes om de begroetingen te horen.
- Lied - Guten Morgen! - Flash
Klik op 'PLAY' om het liedje te starten.
- Guten Tag! - Flash
Klik op de speakertjes en sleep de woorden naar de juiste persoon.
- Guten Abend! - Flash
Klik op de speakertjes en typ de juiste begroeting in.
- Tschüss! - Flash
Klik op 'START' en maak het kruiswoordraadsel.




Ga verder op volgende pagina.

Wortschatz (2)

Wie heißt du?

Doe nu ook de volgende oefeningen:

- Wie heißt du? - Flash
Klik op het speakertje om het verhaal te starten.
- Lied - Ich heiße! - Flash
Klik op 'PLAY' om het liedje te starten.
- Mein Name ist Barbara - Flash
Klik op de speakertjes en sleep de juiste zinnen naar de ballon.
- Tschüss! - Flash
Klik op de speakertjes en typ de ontbrekende woorden in.







Meer oefeningen op volgende pagina's.

Wortschatz (3)

Zahlen

 

De volgende oefeningen gaan over de getallen 1 t/m 20.
Doe alle zeven oefeningen:

- Die Zahlen 1 - 10 - Flash
Klik op getallen en luister hoe de getallen worden uitgesproken.
- Wie viele
Vul onder ieder plaatje het juiste getal in.
- Die Zahlen 11 - 20 - Flash
Klik op getallen en luister hoe de getallen worden uitgesproken.

- Aussprache; bekijk het volgende fragment op Youtube

- Lied - Eins und eins - Flash
Klik op 'PLAY' om het liedje te starten.
- Hör gut zu! - Flash
Klik op knoppen met getallen en maak het uitgesproken getal.
- Wie viele - Flash
Vul onder ieder plaatje het juiste getal in.
- Rechenaufgabe - Flash
Maak de tien sommetjes.

 

 

Wortschatz (4)

Familie

Bekijk de eerste drie minuten van de video.
Welke familieleden worden genoemd in de video?
Schrijf de woorden in je schrift.


Doe nu ook de volgende oefeningen:
- Hier ist meine Familie - Flash
Sleep de personen naar de juiste plaats in de stamboom.
Klik eerst op de portretten om te horen wie het is.
- Wer ist das? - Flash
Kies steeds het juist antwoord.
- Lied - Opa und Oma! - Flash
Klik op 'PLAY' om het lied te starten.
- Schreib! - Flash
Vul de namen in.
Klik eerst op de portretten om te horen wie het is.

Wortschatz (5)

Wie geht's

Bekijk de video. Welke vraag of vragen hoor je in de video?
Schrijf de vragen in je schrift.


Doe nu ook de volgende oefeningen:
- Wie geht's dir - Flash
Klik en luister.
- Sich vorstellen - Flash
Klik en luister.
- Lied - Guten Tag! - Flash
Klik op 'PLAY' om het lied te starten.
- Mir geht's gut - Flash
Vul de juiste zinnen in.
- Wie geht's dir, Klaus? - Flash
Kies steeds het juiste antwoord.

Wortschatz-Wrts (1)

WRTS

Om de opdrachten in het thema Personalien goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er op ovcduits.wrts.nl woordenlijsten klaar waar je mee kunt oefenen.

De eerste keer dat je WRTS gebruikt, moet je een account aanmaken:

  • Ga naar www.wrts.nl.
  • Klik op 'Meld je nu meteen aan!'
  • Vul bij 'Emailadres' je e-mailadres in.
  • Vul bij 'Wachtwoord' een wachtwoord in.
  • Vul bij 'Bevestiging' nog een keer je wachtwoord in.
  • Klik vervolgens op 'Aanmelden'.
Onthoud je wachtwoord goed!



Ga verder op pagina 2.

Wortschatz-Wrts (2)

WRTS
Ga nu woordjes leren met WRTS:

  • Ga naar http://wrts.nl/ovcduits en log in.
  • Bepaal welke lijst je wilt gaan oefenen. Bij dit thema heb je de keuze uit zes lijsten:
    • Personalien Wortschatz A
    • Personalien Wortschatz B
    • Personalien Wortschatz C
    • Personalien Aussagen A
    • Personalien Aussagen B
    • Personalien Aussagen C
  • Klik op het woord 'Overnemen' achter de lijst die je wilt gaan gebruiken.
  • Je ziet de lijst staan. Scroll naar beneden en klik op 'Opslaan'.
  • Klik op 'Overhoren'. Geef aan op welke manier je wilt oefenen en klik op 'Begin overhoring'. Oefen op verschillende manieren.

 

 

Wortschatz-Wrts (3)

WRTS extra - uitspreekhulp
WRTS heeft een uitspreekhulp.
Hoe dat werkt? Doorloop de volgende stappen:
  • Open je account.
  • Klik op 'Wrts extra' rechts in het blauwe scherm.
  • Kies dan Uitspreekhulp en klik op Instellen.
  • Je kunt de woorden uit de lijsten laten voorlezen.
  • Het werkt alleen met Windows XP en Internet Explorer 6.0 of hoger.
  • Door op het luidsprekertje te klikken kun je horen hoe de woorden uitgesproken moeten worden.
  • De woordenlijsten die je in je account hebt staan, kun je op elke computer met internet ophalen.
Succes

Hilfsmittel

Hilfsmittel

1 Woordenboek

Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.

Spiele

Los geht's

Op internet vind je veel websites met leuke Duitse spelletjes/oefeningen die te maken hebben met het thema. Hieronder een aantal links naar websites die wij voor jou hebben geselecteerd:


Mit diesen Spielen lernst du bestimmt noch besser Deutsch!
Met deze spelletjes leer je vast nog beter Duits!

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Tellen en getallen

 

Bekijk ook de volgende twee video's. Deze behandelen tips bij het opzoeken met een woordenboek en bij het leren van woordjes.

Hoe gebruik je een woordenboek?

Tips bij het leren van woordjes

 

Let op:

Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop.

Hören

Einleitung

Einleitung - Inleiding
In diesem Punkt findest du die Hörübungen.
Du hörst dir verschiedene Gespräche an.
Die Übungen werden dein Hörverstehen der deutschen Sprache deutlich verbessern.

In dit onderdeel vind je luisteroefeningen.
Je hoort verschillende gesprekken.
Met de oefeningen vergroot je je luistervaardigheid.


Alles wat je hier leert, helpt je de taaltaken bij het thema 'Personalien' goed te kunnen maken.

Je hoort:
  • iets over Larissa,
  • iets over Amadeus,
  • iets over de gezinnen van Selina, Larissa en Lina,
  • een lied over een krokodil.

Veel succes! - Viel Erfolg!

Ich

Larissa en Amadeus
Luister naar Larissa en naar Amadeus.
Doe daarna de oefening 'Larissa en Amadeus'.

Larissa:
Amadeus:


Aan het einde van de oefening kun je oefening inleveren. Als je de oefening inlevert, zie je je score en kun je jouw antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.

Toets:Larissa en Amadeus

Meine Familie (1)

Selina
Luister naar Selina en maak daarna de vraag.


Welke drie beweringen kloppen?

  1. Maria is ouder dan Selina en Maike is jonger dan Selina.
  2. Sarah is de tweelingzus van Selina.
  3. Maria en Maike zijn een tweeling.
  4. Selina heeft een broer.
  5. Selina heeft drie zussen.
  6. Selina is 15 jaar.

Bespreek je antwoord met een medeleerling.





Ga verder op de volgende pagina.

Meine Familie (2)

Larissa en haar familie
Luister naar Larissa en maak daarna de oefening.





Lina
Luister nu ook naar Lina en maak daarna de oefening.



Toets:Larissa en haar familie

Toets:Lina

Schnappi

Schnappi

Bekijk het filmpje en luister naar het liedje:


Waarin bijt Schnappi?
Zet de opties in de juiste volgorde.

  1. mama
  2. ei
  3. alles waar Schnappi in kan happen
  4. been van papa

Bespreek je antwoord met een medeleerling.

Hieronder staat de songtekst van het liedje over Schnappi.
Probeer de songtekst samen met een klasgenoot te vertalen.


Ich bin Schnappi, das kleine Krokodil.
Komm aus Ägypten, das liegt direkt am Nil.
Zuerst lag ich in einem Ei,
dann schni-,schna-,schnappte ich mich frei.

Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp
Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp

Ich bin Schnappi, das kleine Krokodil,
hab scharfe Zähne, und davon ganz schön viel.
Ich schnapp mir, was ich schnappen kann,
ja ich schnapp zu, weil ich das so gut kann.

Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp
Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp

Ich bin Schnappi, das kleine Krokodil,
ich schnappe gern, das ist mein Lieblingsspiel.
Ich schleich mich an die Mama ran,
und zeig ihr, wie ich schnappen kann.

Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp
Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp
Ich bin Schnappi, das kleine Krokodil,
und vom Schnappen, da krieg ich nicht zu viel.
Ich beiß dem Papi kurz ins Bein,
und dann, dann schlaf ich einfach ein.

Schni Schna Schnappi
Schnappi Schnappi Schnapp (schnapp!)
Schni Schna Schnappi (ja!)
Schnappi Schnappi Schnapp (schnapp!)
Schni Schna Schnappi (mhmm!)
Schnappi Schnappi Schnapp (ja!)
Schni Schna Schnappi
Schnappi (hmm) Schnappi Schnapp.


Lesen

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Hier übst du das Lesen.
Du lernst, deutsche Texte besser zu verstehen.

In dit onderdeel oefen je je leesvaardigheid.
Je leert Duitse teksten beter te begrijpen.


De teksten gaan over:
  • de familie van Lotte en Max,
  • de familie van Maria.

Na, dann mal los!

Lotte und Max

Unsere Familie
Lees het verhaal over Lotte en Max en maak dan de oefening.


Hallo, wir sind Lotte und Max!

Wir sind Geschwister.
Max ist 12 und ich bin 14.
Wir wohnen mit unseren Eltern in Dresden. Das liegt im Bundesland Sachsen.

Unsere Mutter heißt Irene, unser Vater heißt Daniel. Wir haben noch eine kleine Schwester. Sie heißt Anne und ist 5 Jahre alt.

Die Eltern von unserer Mutter wohnen in Leipzig. Oma Hilde ist 62 und Opa Gerd ist 65. Papa hat nur noch seine Mutter: Liesbeth. Opa Artur ist schon gestorben.

Unsere Tante heißt Jana. Sie ist die Schwester von Mama.
Einen Onkel haben wir nicht.
Unsere Cousine Paula ist 2 Jahre, unser Cousin Hannes ist 4.
Das sind die Kinder von Tante Jana.

Ach ja, ich habe auch ein Meerschweinchen und Max hat ein Kaninchen. Anne möchte gern einen Hund, aber sie ist noch zu klein.

Beantwoord de volgende vier vragen.

  1. Hoe heet de zus van Max? En hoe de zus van Irene?
  2. Wat is de relatie tussen Irene en Daniël?
  3. Hoe heet de schoonmoeder van Irene?
  4. Welke van de volgende beweringen kloppen?
    • Tante Jana heeft twee kinderen.
    • Max en Lotte zijn een tweeling.
    • Het neefje van Max en Lotte is 4.
    • De vader van Daniël is al overleden.
    • Anne is het nichtje van Lotte en Max.
    • Anne heeft een hond.

Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie op alle vragen hetzelfde antwoord? Bespreek eventuele verschillen.

Maria

Lees de tekst over Maria.

Maria
Mein Name ist Maria. Ich komme aus Tirol und lebe schon 12 Jahre in Wien.
Ich bin Krankenschwester von Beruf. Ich bin 32 Jahre alt und habe zwei Kinder. Meine Tochter Jana ist 11 und geht ins Gymnasium.
Mein Sohn Markus ist 7 und geht in die Volksschule.
Mein Mann arbeitet als Automechaniker. Wir sind seit 12 Jahren verheiratet.
Meine Hobbys sind Lesen und Sport. Ich treffe auch gerne Freunde und höre gern Musik.

Maak daarna de onderstaande oefening.

Toets:Maria

Werkzeugkasten 2

Einleitung

Einleitung
De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van het thema Personalien.

In de Werkzeugkasten vind je de onderdelen:
  • Grammatik
  • Aussprache
  • Hilfsmittel

Veel succes!

Grammatik (1)

Als je de opdrachten die bij dit thema horen goed wilt doen, zul je ook iets moeten weten over de taalregels, de grammatica - Grammatik.

Je gaat leren over:

  • de persoonlijke voornaamwoorden;
  • de werkwoorden wohnen, heißen, haben en sein


Over ieder onderwerp bestudeer je de theorie in StudioDuits en maak je één of enkele oefeningen.

Succes!

Grammatik (2)

Bestudeer uit de kennisbank Duits het onderdeel over het Persoonlijk voornaamwoord.

Persoonlijk voornaamwoord - Personalpronomen
Maak nu de volgende oefening:

Toets:Persoonlijk voornaamwoord - Personalpronomen

Schwache Verben

Schwache Verben sind auf niederländisch: zwakke werkwoorden.

Veel Duitse werkwoorden worden vervoegd als wohnen. Dit zijn de zwakke werkwoorden. Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank (ik woon-ik woonde). Dit in tegenstelling tot sterke werkwoorden die wel van klank veranderen (ik loop-ik liep). Om de juiste vervoegingen van het werkwoord te kunnen toepassen zijn er een aantal regels waar je rekening mee moet houden. 

Bekijk het onderstaande schema eens en schrijf voor jezelf eerst op wat jou opvalt. 

Grammatik Verben
Personalpronomen wohnen heißen sein
ich (ik) wohne heiße bin
du (jij) wohnst heißt bist
er (hij) / sie (zij) / es (het) wohnt heißt ist
wir (wij) wohnen heißen sind
ihr (jullie) wohnt heißt seid
sie (zij) / Sie (u) wohnen heißen sind

 

 

 

 

 

 

 

In het bovenstaande schema zijn de werkwoorden wohnen en heißen zwakke werkwoorden. Het werkwoord sein is een sterk werkwoord. Het rijtje van sein zul je daarom uit je hoofd moeten leren. Misschien is het je al opgevallen dat er bij het rijtje wohnen letter vetgedrukt zijn. Dit is niet voor niets. De vetgedrukte letters vormen samen een regel: de esttenten-regel. Om dit makkelijker te kunnen onthouden kun je er ook even "fe" voor denken: (fe)esttenten-regel. Je moet uit je hoofd leren dat ich een "e" krijgt, du "st" krijgt, wir "en" enzovoort. In het onderstaande stappenplan wordt uitgelegd hoe je nu bij de juiste vervoeging komt.

Stappenplan zwakke werkwoorden:

  1. Schrijf het hele werkwoord op.
  2. Bepaal de stam van het werkwoord. De stam is het hele werkwoord -en: (wohnen - wohn).
  3. Kijk in de zin welke persoon in het rijtje van de Personalpronomen je nodig hebt.
  4. Pas de (Fe)esttenten-regel toe.
  5. Zet de juiste vervoeging achter de stam in de zin. 

Voorbeeld: Ich (wonen) ...... in Hardenberg. 

  1. wohnen
  2. wohn
  3. ich
  4. (wohn+e) dus wohne
  5. Ich wohne in Hardenberg.

Let op! Er zijn een aantal uitzondering. Misschien is het je al opgevallen dat bij het werkwoord heißen de du-vorm vetgedrukt is. Een uitzonderingsregel op de (fe)esttenten-regel is: op het moment dat de stam van een werkwoord op een s-klank eindigt (s, ß, z), dan krijgt de du-vorm geen extra "s". Normaal gesproken zou du volgens de (fe)esttenten-regel "st" krijgen, maar nu dus alleen een "t".

Oefening: Übung 1 het zwakke werkwoord

Start

Haben und sein

Haben und sein keine schwachen Verben, sondern starken Verben. Diese Verben werden in Deutschland viel verwendet und deswegen ist es sehr sinnvoll diese Verben auswendig zu lernen. 

Sehe dir die Tabelle an. Diese Tabelle solltest du gut im Kopf behalten. 

Haben und sein
Personalpronomen haben sein
ich habe bin
du hast bist
er/sie/es hat ist
wir haben sind
ihr habt seid
sie/Sie haben sind

 

Oefening:Haben - Sein

Oefening:Haben - Sein

Aussprache

Op languageguide.org vind je de uitspraak (Aussprache) van een aantal belangrijke woorden die passen bij dit thema!

Ga naar:

Beweeg met je muis over de plaatjes.
Luister naar de woorden en oefen de uitspraak door ze hardop uit te spreken.
Kies de tien moeilijkste woorden uit elke oefening. Schrijf ze op in je schrift.
Lees ze hardop voor aan een medeleerling.

Hilfsmittel

Hilfsmittel

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Persoonlijke voornaamwoorden

Haben en Sein

Bezittelijk voornaamwoord

Duzen und Siezen

 

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop.

Sprechen

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Es gibt viele Situationen, in denen du dich auf Deutsch vorstellen musst. Denke z.B. an einen Campingurlaub in Deutschland, einen Schüleraustausch mit einer deutschen Schule oder Diskussionsforen und Blogs im Internet.

Er zijn veel situaties te verzinnen waarin je je in het Duits moet voorstellen, bijvoorbeeld aan een vakantie op een camping in Duitsland, aan een uitwisseling met een Duitse school of een discussieforum of blog op het internet.

Ook voor de taaltaken aan het einde van dit thema is het belangrijk dat je iets over jezelf kunt vertellen. Dan moet je denken aan:
  • deinen Namen - je naam
  • dein Alter - je leeftijd
  • dein Land und deinen Wohnort - je land en je woonplaats
  • sich begrüßen und verabschieden - begroeten en afscheid nemen
  • fragen, wie es geht und darauf antworten. - vragen hoe het met iemand gaat en zelf antwoord geven op die vraag.
Hoe je dat doet, leer en oefen je hier.

Dialoge-1 (1)

Aufwärmung - Opwarming
Luister naar het geluidsfragment.


Beantwoord samen met een medeleerling de volgende drie vragen.

  1. Welke antwoord heb je in het gesprek gehoord?
    1. Ich heiße Bettina.
    2. Mein Name ist Bettina.
    3. Ich bin Bettina.
  2. En wat zegt Bettina over haar leeftijd?
    1. Ich bin 13.
    2. Ich bin 14.
    3. Ich bin 15.
  3. Wat zegt Bettina over haar woonplaats?
    1. Ich komme aus Bochum.
    2. Ich wohne in Bochum.


Nij jij. Ga verder op pagina 2.

Dialoge-1 (2)

Jetzt du! - Nu jij!
Zoek een partner voor deze opdracht.
Lees de Rollenkarte 1 en Rollenkarte 2 goed door.

Oefen het gesprek zo lang tot je het uit je hoofd kent.
Laat je docent naar het gesprek luisteren of luister samen met de klas naar een aantal gesprekken.

Gebruik de Rollenkarte - beoordeling om het gesprek te beoordelen.

Dialoge-2 (1)

Situationen - Situaties

Lees de verschillende situaties goed door.
Zoek voor elke situatie een andere gesprekspartner.
Voer het gesprek spontaan (zonder voorbereiding).
Laat de gesprekken aan je docent horen of luister in de klas naar een aantal gesprekken.

Situatie 1
Je bent op een camping in Duitsland. In de wasruimte op de camping groet iedereen elkaar 's morgens. Het is natuurlijk een beetje onbeleefd om niets terug te zeggen als iemand je groet.
Reageer op een gepaste manier.

Situatie 2
Elke avond is er iets te beleven op de camping in Duitsland. Vanavond doe je mee aan een karaokeshow. Voor je gaat optreden, worden je vragen over jezelf gesteld (naam, leeftijd, land, woonplaats).
Reageer op de vragen van de animator.


Meer situaties op pagina 2.

Dialoge-2 (2)

Situatie 3

Op de camping maak je ook kennis met een meisje/een jongen uit Polen.
Al gauw komen jullie erachter dat de enige taal die jullie allebei spreken Duits is.
Je vraagt elkaar naar naam, leeftijd en woonplaats.
Voer het gesprek.

Situatie 4
De volgende dag kom je bij het winkeltje van de camping iemand van de karaoke-avond tegen. Zij/hij vraagt hoe het met je gaat en jij geeft antwoord en vraagt hetzelfde aan haar/hem.

Voer het gesprek.

Monolog

Besuch - Bezoek
Deine Schule hat an einem internationalen Projekt teilgenommen.
Heute ist eine Gruppe aus Deutschland bei euch zu Besuch.
Die deutschen Gäste kommen auch in deine Klasse.
Einige Schüler stellen sich auf Deutsch vor.

Jouw school heeft aan een internationaal project meegedaan.
Vandaag is er een groep uit Duitsland bij jullie op school.
De gasten komen ook in jouw klas kijken.
Enkele leerlingen moeten zich in het Duits voorstellen.


Bereid je (met een klasgenoot) voor op dit moment.
Wat je moet noemen is:
  • naam
  • leeftijd
  • land
  • woonplaats
Deine Mitschüler und dein Lehrer beurteilen deinen Monolog.
Je medeleerlingen en je docent beoordelen jouw monoloog.

Schreiben

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Hier wirst du das Schreiben üben und verbessern.
Mit den Aufgaben, die du machst, bereitest du dich weiter auf die große Sprachaufgabe vor.
  • Du schreibst ein Profil für einen Schüleraustausch.
  • Du schreibst den Text für einen Trickfilm.
  • Du entwirfst den Stammbaum deiner Familie.

In dit onderdeel ga je je schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.
Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.
  • Je schrijft een profiel voor een leerlingenuitwisseling.
  • Je schrijft een tekst voor een tekenfilm.
  • Je ontwerpt de stamboom van jouw familie.

Viel Erfolg!

Schüleraustausch

Mein Profil

Hallo!

Mein Name ist Oskar. Ich bin 13 Jahre alt.
Ich komme aus Deutschland und wohne in Paderborn. Meine Hobbys sind Lesen und Fußball. Ich habe zwei Haustiere, eine Katze und eine Schildkröte.
Meine Lieblingsfarbe ist grün. Ich fahre im Urlaub mit meinen Eltern nach Schweden.

  • Lees het voorbeeld van Oskar.
  • Schrijf je eigen profiel (digitaal of op een wit vel papier).
  • Voeg er een (pas)foto van jezelf bij.
  • Controleer alles nog een keer en verbeter eventuele fouten.
  • Stuur of geef het profiel aan je leraar.

Succes!

Stammbaum

Meine Familie
Je gaat een stamboom van je eigen familie maken.
  • Teken de stamboom van jouw familie op een groot wit vel papier.
  • Plak er eventueel foto's van de personen op.
  • Schrijf bij elke persoon een zin in het Duits.
    Bijvoorbeeld:
    - Das ist meine Tante Angelika.
    - Das ist mein Bruder Marc.
  • Bekijk de stambomen samen in de klas.
    Tip: Hang de mooiste/beste stambomen op aan de muur in jullie lokaal.
Succes

Landeskunde

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Hier lernst du mehr über Deutschland, die Deutschen und die anderen deutschsprachigen Länder, z.B.
  • einige besondere Begrüßungen
  • praktische Tipps, wodurch du die Deutschen besser verstehst
  • das Geheimnis der Nummernschilder
  • bekannte Niederländer, die echt gut Deutsch sprechen.
Viel Spaß!

Hier kom je meer te weten over Duitsland, de Duitsers en de Duitstalige landen, bijvoorbeeld:
  • enkele bijzondere begroetingen
  • handige tips waardoor je Duitsers beter zult begijpen
  • het geheim van de autokentekens
  • bekende Nederlanders die echt goed Duits spreken

Viel Spaß!

Begrüßung (1)

Grußformeln - Groeten
Ook in Duitsland horen begroetingen bij het dagelijkse leven.

Thuis begint het al: ook al ben je nog behoorlijk moe, toch wissel je met je ouders een 'goede morgen'. Ook tegen je vrienden op school zeg je even 'hoi'. En je leraar begroet de klas natuurlijk ook.

Maar ook bij het instappen in de bus, bij het binnenkomen in een winkel of aan de kassa van de bioscoop is het gebruikelijk om even te groeten. In Duitsland wordt het als onbeleefd ervaren als je dat niet doet.

En heel belangrijk: in Duitsland geef je elkaar veel vaker een hand bij de begroeting dan in Nederland!






Ga verder op pagina 2.

Begrüßung (2)

Grüß Gott!
Lees het verhaaltje over 'Grüß Gott' en beantwoord daarna de vraag.


Grüß Gott is een typisch Beierse, Oostenrijkse en Duitstalig -Zwitserse begroeting. Het is een verkorting van Grüße dich Gott, dat "God begroete u" betekent. Noord-Duitsers reageren hier soms erg ironisch op met "Wenn ich ihn sehe." (Nederlands: "Als ik hem zie."; de dubbelzinnigheid schuilt in het feit dat men Grüß Gott ook als "Groet God" kan vertalen.) De begroeting is religieus. Dit komt waarschijnlijk door het feit dat Beieren en Oostenrijk een voornamelijk katholieke bevolking hebben, in tegenstelling tot het voornamelijk protestantse noorden van Duitsland.
  1. Grüß Gott als begroeting wordt het meest gebruikt in ...
    1. Het zuiden van Duitsland
    2. Berlijn
    3. Het Noorden van Duitsland
    4. De provincie Sachsen

Mahlzeit!
Lees het stukje uitleg over 'Mahlzeit' en maak daarna de opgave.


"Mahlzeit" wordt voornamelijk gebruikt in de westelijke delen van Duitsland en Oostenrijk en wordt vaak gebruikt als begroeting bij de lunch. De oorsprong van deze gewoonte is een korte vorm van de vroegere gemeenschappelijke begroeting "Gezegende maaltijd!". In het noorden van Duitsland wordt de begroeting "Mahlzeit" als een gewone begroeting, zoals een "hallo" bij kennissen, gebruikt.
  1. Mahlzeit wordt in de westelijke delen van Duitsland en Oostenrijk gebruikt voor:
    1. Goede reis!
    2. Beterschap
    3. Eet smakelijk!
    4. Tot ziens!

Ga verder op pagina 3.

Begrüßung (3)

Glück auf!
Lees nu ook het stukje uitleg over 'Glück auf!' en beantwoord vraag 3.


"Glück auf" is een Duitse mijnwerkersbegroeting. Het beschrijft de hoop van de mijnwerkers. Men bedoelt ermee:"Veel geluk ermee. Doe een mooie zilver- of goudader op in de berg".
  1. Glück auf was vroeger de groet van de:
    1. Kooplieden
    2. Mijnwerkers
    3. Artsen
    4. Politieagenten

 

Vergelijk jouw antwoorden op de drie vragen met de antwoorden van een klasgenoot. Bespreek eventuele verschillen.

10 Tipps

Er zijn verschillen maar ook veel overeenkomsten tussen Nederlanders en Duitsers. Het belangrijkste is dat je elkaar wilt begijpen.

10 tips om Duitser beter te begrijpen
Open de website 10 tips om Duitsers te begrijpen .
Lees de tips aandachtig door. Maak daarbij de volgende opdracht:
Kies de beweringen die kloppen.

  1. Viele junge Deutsche schämen sich für der 2. Weltkrieg.
  2. Essen und Trinken spielen in Deutschland eine große Rolle.
  3. In Deutschland hält man sich an Regeln.
  4. Deutsche lachen nicht viel.
  5. Deutschland hat neun Nachbarländer.
  6. Deutschland ist größer als die Niederlande.
  7. Deutschland besteht aus 15 Bundesländern.
  8. In Deutschland sagen Menschen schnell "du" zueinander.

Bespreek je antwoord met een medeleerling.



Ga verder op pagina 2.
Und du?
Open de website Duitsland A-B-C .

Bekijk enkele onderwerpen in de Duitsland-A-B-C en lees de informatie.

Heb je ervaringen met een van de punten die je gelezen hebt?
Welke ervaringen heb jij met Duitsers en Duitsland?
Praat er in de klas over.

Nummernschilder (1)

Karte

In de 10 tips heb je gelezen dat Duitsland 16 provincies (of deelstaten) heeft.
Bekijk de kaart van Duitsland: Kaart van Duitsland

Schrijf de namen van de 16 provincies op.

Kennzeichen
Bij een auto uit Duitsland kun je aan het kenteken zien waar de auto vandaan komt. De eerste één, twee of drie letters geven namelijk de stad of de regio aan waar de auto geregistreerd is. Dus als iemand naar een andere stad of regio verhuist, verandert ook het kenteken van zijn auto.

Hoe groter de stad, des te minder letters staan er voor het koppelteken.

Voorbeelden
B = Berlin (grote stad)
BO = Bochum (middelgrote stad)
BOT = Bottrop (kleine stad)

 

Nummernschilder (2)

Klik op de volgende link om de website te openen:
Kennzeichen in Deutschland

Teken in je schrift een tabel met drie kolommen (Kenteken, Stad, Provincie).
Zoek de volgende kentekens op en zet de informatie in de tabel.

Kenteken Stad Provincie
EF    
F    
LIP    
QLB    
M    
KS    

 

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".

Bekannte Niederländer (1)

Königin Beatrix

Duitsland en Nederland hebben veel met elkaar te maken.
Dat zie je in de economie en in het toerisme maar ook in de politiek, in de sport en op cultureel gebied. Bij de samenwerking van die twee landen speelt de taal natuurlijk een grote rol.

Op deze en de volgende pagina's vind je enkele voorbeelden van bekende Nederlanders die goed of soms zelfs heel goed Duits spreken.

Ook de voormalige koningin Beatrix spreekt goed Duits.
Bekijk het filmpje:

Bekannte Niederländer (2)

Linda de Mol

Bekijk het volgende filmpje.


Heb jij Linda de Mol wel eens in een Duitse film of in een Duitse spelshow (bv. Traumhochzeit) gezien? Vind je dat ze goed Duits spreekt? Louis van Gaal

En voor een voetbalcoach is het natuurlijk ook belangrijk dat hij de taal van zijn team tenminste een beetje spreekt als hij wil dat zijn team kampioen wordt.



Ken je nog andere bekende Nederlanders die iets met Duitsland te maken hebben en daarom Duits spreken?
Zoek meer voorbeelden en laat die in de klas zien.

Sprachaufgaben

Einleitung (1)

Einleitung - Inleiding
Situatie
Op een dag zoekt een onbekend meisje via facebook contact met jou. Het gaat om een stamboom. Je bent nieuwsgierig en je accepteert Simone als vriend op facebook. Jullie wisselen informatie uit over jullie familie.
Omdat Simone geen Nederlands kan, doen jullie dat in het Duits.
Lees het facebookbericht van Simone en doe daarna de opdracht.


Facebookbericht van Simone
Hallo,

Ich bin Simone Meier.
Wir machen in der Schule gerade ein Projekt über die Geschichte unserer Familie. Einen Stammbaum nennt man das.

Ich habe herausgefunden, dass mein Ururopa (das ist der Opa von meinem Opa) ursprünglich aus Holland kommt. Er hieß Jan Meijer und lebte in Utrecht. Auf einem Sommerfest hat er meine Ururoma Klara kennen gelernt. Sie haben sich ineinander verliebt und später geheiratet. Danach lebten sie zusammen in Deutschland. Sie bekamen vier Kinder, zu denen auch mein Uropa gehörte: Karl.
Der heiratete Hanna und bekam zwei Söhne: Hans und Helmut.
Helmut ist mein Opa. Er heiratete meine Oma Lenchen. Ihr Sohn (mein Vater) heißt Thomas und meine Mutter heißt Anke.

Irgendwann hat sich der Familienname von Meijer verändert in Meier. Das ist, denke ich, die deutsche Schreibweise. Ich habe auch noch einen Bruder.
Er heißt Andreas und ist 10. Ich bin übrigens 13.
Wir wohnen jetzt in Bochum.

Vielleicht gibt es in deinem Stammbaum ja auch einen Jan Meijer und sind wir verwandt?!
Das wäre lustig! Ich stelle es mir schön vor, um Verwandte in Holland zu haben.

Melde dich bitte! (Auch wenn sich herausstellt, dass wir nicht verwandt sind. Dann können wir ja trotzdem Freunde werden.)

Liebe Grüße
Simone

Kies de vier uitspraken die kloppen. Doe het samen met een klasgenoot.

  1. Simone is met haar stamboom bezig omdat ze er op school een project over hebben.
  2. Simone wil graag contact met je, ook al zijn jullie geen familie van elkaar.
  3. Simone heeft een jongere broer.
  4. Sinds vier generaties woont de hele familie van Simone in Duitsland.
  5. De naam Meier is later verandert in Meijer.
  6. De overgrootvader van Simone komt uit Nederland.

Lees verder op pagina 2.

Einleitung (2)

Bericht van Simone

Lees het bericht van Simone opnieuw.


Facebookbericht van Simone
Hallo,

Ich bin Simone Meier.
Wir machen in der Schule gerade ein Projekt über die Geschichte unserer Familie. Einen Stammbaum nennt man das.

Ich habe herausgefunden, dass mein Ururopa (Das ist der Opa von meinem Opa.) ursprünglich aus Holland kommt. Er hieß Jan Meijer und lebte in Utrecht. Auf einem Sommerfest hat er meine Ururoma Klara kennen gelernt. Sie haben sich ineinander verliebt und später geheiratet. Danach lebten sie zusammen in Deutschland. Sie bekamen vier Kinder, zu denen auch mein Uropa gehörte: Karl.
Der heiratete Hanna und bekam zwei Söhne: Hans und Helmut.
Helmut ist mein Opa. Er heiratete meine Oma Lenchen. Ihr Sohn (mein Vater) heißt Thomas und meine Mutter heißt Anke.

Irgendwann hat sich der Familienname von Meijer verändert in Meier. Das ist, denke ich, die deutsche Schreibweise.
Ich habe auch noch einen Bruder. Er heißt Andreas und ist 10. Ich bin übrigens 13.
Wir wohnen jetzt in Bochum.

Vielleicht gibt es in deinem Stammbaum ja auch einen Jan Meijer und sind wir verwandt?!
Das wäre lustig! Ich stelle es mir schön vor, um Verwandte in Holland zu haben.

Melde dich bitte! (Auch wenn sich herausstellt, dass wir nicht verwandt sind. Dann können wir ja trotzdem Freunde werden.)

Liebe Grüße
Simone

Teken de stamboom van Simone op een vel papier.

  • Schrijf de namen van de personen op die ze noemt.
  • Schrijf in het Duits onder de namen in welke verhouding ze met Simone staan (Opa, Mutter enz.).

Vergelijk het resultaat met enkele medeleerlingen.

Heb je de stamboom goed getekend en de Duitse woorden er goed bijgeschreven?

Sprachaufgaben (1)

Sprachaufgaben
Luister naar het voicemailbericht van Simone en beantwoord de vraag.


Welk nieuws heeft Simone?

  1. Haar tante heeft sinds kort een Nederlandse vriend.
  2. De Nederlander Chris Beek is familie van haar.
  3. Haar moeder heeft een Nederlandse tante kunnen opsporen

Heb je hetzelfde antwoord als je buurman/buurvrouw?

Dein Stammbaum

Teken de stamboom van jouw familie op een vel papier (of gebruik de stamboom die je eerder gemaakt hebt).

  • Schrijf de namen van de personen op.
  • Schrijf er in het Duits bij in welke verhouding de personen tot jou staan (mein Opa, meine Cousine enz.).
  • Plak er eventueel foto's van de personen bij.
De stamboom heb je voor de opdracht op de volgende pagina nodig.

Sprachaufgaben (2)

Skype-Gespräch
Met Simone heb je afgesproken dat jullie af en toe via skype met elkaar zullen spreken. Jullie hebben allebei een webcam zodat jullie elkaar ook kunnen zien.
Dat is een goede manier om Simone meer over jou en je familie te vertellen en jouw stamboom aan haar te laten zien.
Oefen (met behulp van je stamboom) om zo veel mogelijk over jezelf en je familie te vertellen.
Boots in de klas een skype-gesprek met Simone na:
  • Begroet Simone
  • Vraag hoe het met haar gaat
  • Vertel hoe het met jou gaat
  • Laat je stamboom aan Simone zien
  • Leg je stamboom aan Simone uit.
    Vertel daarbij zo veel mogelijk over jezelf en je familie
  • Neem afscheid
Luister ook naar de verhalen van andere leerlingen in de klas.

Sprachaufgaben (3)

Hoe is het gegaan? - Auswertung

Wähle die Aussagen, die auf dich zutreffen.
Die Aussagen beziehen sich natürlich auf die deutsche Sprache.
Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn.
Alle uitspraken gaan natuurlijk over de Duitse taal.

  • Ich kann auf einfache Fragen zu meiner Person und meinem Wohlbefinden reagieren.
  • Ich kann kurz über mich erzählen (Name, Alter, Land).
  • Ich kann die Wörter zum Thema Personalien.
  • Ich kann deutsche Wörter und Sätze korrekt aussprechen.
  • Ich kann die Grammatik richtig anwenden.
  • Ich kann sagen, wer zu meiner Familie gehört.
  • Ich kann einer anderen Person Fragen stellen (Name, Alter, Land, Wohlbefinden.)
  • Ich fühle mich sicher, wenn ich Deutsch rede.

Ben je tevreden over je vorderingen?

Portfolio

Europäisches Sprachenportfolio

In een portfolio documenteer je de stand van jouw kennis en jouw vaardigheden en de vorderingen die je over langere tijd op dat gebied maakt.

In een taalportfolio verzamel je dus bewijzen m.b.t je taalontwikkelingen.
Om het niveau op het gebied van vreemde talen in Europa goed te kunnen vergelijken, heeft men het Europees taalportfolio ontwikkeld.
Aan het einde van de onderbouw zou je voor het vak Duits minimaal het niveau A1 bereikt moeten hebben.
Klik op de volgende links om informatie over het Europees taalportfolio in te winnen.

Antworten

Nummernschilder (2)

Kenteken Stad Provincie
EF Erfurt Thüringen
F Frankfurt Hessen
LIP Lippe Nordrhein-Westfalen
QLB Quedlinburg Sachsen-Anhalt
M München Bayern
KS Kassel Hessen