INLEIDING
Vanaf 753 voor Christus groeide in enkele eeuwen een klein dorpje in Europa uit tot een supermacht. Door een goed
georganiseerd bestuur en leger veroverden de Romeinen grote delen van Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De Middellandse zee was het IJsselmeer voor de Romeinen, alleen dan een stukje groter.
In dat grote rijk kwamen problemen voor, die we tegenwoordig ook zien. Rome werd bestuurd door koningen, keizers
, dictators en rijke burgers. Burgeroorlogen kwamen regelmatig voor.
Door de grootte van het rijk was Rome een multiculturele stad met 1miljoen inwoners. Op straat werden er veel verschillende talen gesproken. Racisme, discriminatie en vooroordelen bestonden ook toen.
Het volk werd vermaakt met wagenrennen en gladiatorenspelen. Tienduizenden mensen bezochten deze wedstrijden in prachtige stadions en arena´s. En ja ook toen waren er hooligans, die de openbare orde verstoorden.
De bouwwerken, die de Romeinen ons hebben
achtergelaten, laten zien, hoe hoog ontwikkeld de cultuur was: tempels, paleizen, badhuizen, aquaducten en flatgebouwen.
De Romeinen lieten ook het christendom na en waren een voorbeeld voor onze rechtspraak
en de euro.
Het Romeinse Rijk met Rome als hoofdstad bestond ongeveer duizend jaar.
BASISSTOF
Aan de slag
In dit arrangement staat alle stof voor dit hoofdstuk. Je kunt via Magister in de studiewijzers in ELO zien, wat je af moet hebben voor een bepaalde datum.
De stof is verdeeld in drie delen:
-
De basisstof
-
De herhalingsstof
-
De verrijkingsstof
De leerstof staat voornamelijk in de digitale methoden van Geschiedeniswerkplaats en VO-content op jouw I-pad. De stof is aangevuld met opdrachten van de docent.
In de basisstof staan de onderwerpen, die je moet kennen aan het einde van dit hoofdstuk.
Als je bepaalde onderwerpen moeilijk vindt of de docent denkt dat extra oefening nodig is, kan je deze extra leerstof vinden in de herhalingsstof.
Als je voortijdig klaar bent met de opdrachten uit de basisstof, mag jezelf een onderwerp uitkiezen, dat jou interesseert. In de verrijkingsstof ga je dieper in op bepaalde onderwerpen van het hoofdstuk. Je mag ook zelf een idee aandragen en dit met je docent bespreken.
Geschiedeniswerkplaats
Bij de basisstof van Geschiedeniswerkplaats horen de volgende vragen:
Introductie 1 t/m 3, pagina 46
3.1 1 t/m 10
3.2 1 t/m 10
3.3 1 t/m 8
3.4 1 t/m 7
Test Jezelf 1 t/m 10, pagina 60 en 61
Herhaling 3.1 t/m 3.4, pagina 62 en 63
Vakvaardigheden
Historische Onderzoeksvragen
Groei van het Romeinse rijk
Klassieke vormentaal: bouw(kunst)
Pax Romana en Romanisering
Herhalingsstof
Lesstof anders bekeken
Eigen opdrachten
VO-content-opdrachten
Het Romeinse rijk 1
Het Romeinse rijk 2
Verspreiding christendom
Griekse en Romeinse godenrijk
De Germaanse cultuur
De Limes = De Romeinse grens
Romeinen wonen
YouTube-filmpjes
Het bestuur van de republiek
De groei van het Romeinse rijk
De groei van het Romeinse rijk 2
Groei Romeinse rijk op kaart
De strijd tussen Caesar en de Senaat
De val van het Romeinse rijk
De val van het Romeinse rijk 2
Prezi--presentaties
De drie bestuursvormen van het oude Rome
Bevolkingsgroepen in het oude Rome
D-toetsen
De Romeinen 1
De Romeinen 2
De Romeinen 3
DE D-TOETSEN
D-toets betekent diagnostische toets. Door deze toetsen te maken, voordat jij de eindtoets krijgt aan het einde van het hoofdstuk, kan je er zelf achterkomen welke stof en vaardigheden jij beheerst en voor welke jij nog meer kan leren en oefenen.
- DE D-TOETSEN KAN JE VINDEN OP WWW.SOCRATIVE.NL
- OM DE D-TOETSEN TE KUNNEN MAKEN, VRAAG JE AAN DE DOCENT HET NUMMER VAN ZIJN 'ROOM'.
- ALS DE DOCENT ZIJN/HAAR 'ROOM' HEEFT GEOPEND, KAN JE BEGINNEN AAN DE TOETSEN.
Er zijn voor dit hoofdstuk twee D-toetsen beschikbaar: een toets met open-vragen een een toets met vragen aan de hand van bronnen.
Open-vragen zijn vragen, waarbij jij zelf het antwoord zal moeten bedenken en formuleren.
Tips voor het maken van open-vragen:
- lees de vraag goed en vraag jezelf af, wat er precies gevraagd wordt;
- als je niet direct het antwoord weet, schrijf op een kladpapier de woorden, begrippen, personen, gebeurtenissen, landen, jaartallen op, die met de vraag te maken hebben en probeer dan tot een antwoord te komen.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.
Bronnen, die gebruikt worden bij vragen, zijn te onderscheiden in geschreven bronnen (tekstbronnen) en ongeschreven bronnen (beeldbronnen).
Tips voor maken van vragen aan de hand van geschreven bronnen (tekstbronnen):
- Lees eerst het bijschrift, zodat jij weet uit welke tijd en welk tijdvak de bron komt;
- Lees wie er in de bron aan het woord is of over wie het gaat; Let dan op naam, functie of de achtergrond (bijvoorbeeld Romein of senator of boer of revolutionair of priester) van de persoon. Hierdoor kan je vaak beter begrijpen, waarom iemand iets vindt.
- Maak voor jezelf duidelijk over welk onderwerp de bron gaat of wat de mening is van de spreker in de bron.
- Lees de vraag goed.
- Maak voor jouw antwoord gebruik van de tekst zelf; gebruik een gedeelte van de tekst (een citaat) in jouw antwoord, als dat mogelijk is en leg uit in eigen woorden waarom dit hoort bij het antwoord.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.
Ongeschreven bronnen zijn te onderscheiden in spotprenten en foto's/tekeningen.
Een spotprent is een tekening, waarmee de spot wordt gedreven met een persoon, organisatie of land en waar de maker een mening laat zien.
Tips voor het maken van vragen aan de hand van spotprenten:
- Lees eerst het bijschrift, zodat jij weet uit welke tijd en welk tijdvak de spotprent komt;
- Lees wie de spotprent gemaakt heeft; let dan op naam of achtergrond (nationaliteit, politieke achtergrond) van de maker of krant/tijdschrift. Hierdoor kan je vaak beter begrijpen, waarom iemand iets vindt.
- Maak voor jezelf duidelijk over welk onderwerp de bron gaat:
- over welke gebeurtenis gaat het;
- welke personen herken je;
- kijken de personen blij, angstig of boos:
- welke andere onderdelen (bijvoorbeeld gebouwen of voorwerpen) herken je;
- welke symbolen worden gebruikt (bijvoorbeeld duif voor vrede of skelet voor de dood)
- Welke tekst staat er in of bij de bron.
Nu kan je zien, wat voor mening de maker heeft over het onderwerp van de spotprent.
Lees de vraag goed.
- Maak voor jouw antwoord gebruik van onderdelen van de spotprent en leg uit in eigen woorden waarom dit hoort bij het antwoord.
- schrijf eventueel op een kladpapier, wat jezelf weet over het onderwerp van de spotprent.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.
Tips voor het maken van vragen aan de hand van foto's/tekeningen:
- Lees eerst het bijschrift, zodat jij weet uit welke tijd en welk tijdvak de foto/tekening komt;
- Maak voor jezelf duidelijk over welk persoon/gebeurtenisvoorwerp de foto/tekening gaat;
- Lees de vraag goed.
- Maak eventueel voor jouw antwoord gebruik van onderdelen van de foto/tekening en leg uit in eigen woorden waarom dit hoort bij het antwoord.
- schrijf eventueel op een kladpapier, wat jezelf weet over het onderwerp van de spotprent.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.