Thema: Vleermuizen vmbo-kgt34

Thema: Vleermuizen vmbo-kgt34

Thema: Vleermuizen

Intro

Ongeveer een kwart van alle soorten zoogdieren zijn vleermuizen, er zijn wel duizend verschillende soorten.
Ze komen bijna overal ter wereld voor. Ook in Nederland.
Overdag rusten ze in groepen, ’s avonds jagen ze op insecten.
Sommige vleermuissoorten die in de tropen leven eten vruchten, nectar of stuifmeel.
Er zijn ook soorten die vissen of kikkers eten.
Drie soorten vleermuizen voeden zich met bloed van zoogdieren. Dat zijn vampiers.

Bekijk de SchoolTV clip over vleermuizen. Lees daarna de rest van de informatie.


Vleermuizen die op insecten jagen maken gebruik van echolocatie om hun prooi te vinden.
Ze maken zeer hoge geluiden die door voorwerpen en organismen in de omgeving worden weerkaatst.
De oren van vleermuizen zijn zo aangepast dat ze de teruggekaatste geluiden kunnen opvangen.
Zo kunnen ze bepalen waar hun prooi is.

In dit thema leer je meer over de zintuigen. Ook het zenuwstelsel en de hersenen komen aan bod.
Vleermuizen hebben een paar zeer bijzondere eigenschappen, zo hebben ze een heel groot hart en houden ze een winterslaap.

In dit thema gaan je ook naar het hart en bloed kijken en naar andere overlevingsstrategieën van andere dieren.
Tenslotte bekijk je hoe het skelet in elkaar zit.

Je sluit het thema af met het maken van examenvragen die aansluiten bij de leerdoelen.
Aan de slag.

 

 

Wat kan ik straks?

Kennis
Aan het eind van dit thema kun je:

K6: Overlevingsstrategieën

  • Voorbeelden noemen hoe dieren zich kunnen beschermen tegen de omgeving.
  • Uitleggen waarom giftige dieren vaak fel gekleurd zijn.
  • Omschrijven hoe camouflage werkt en wat mimicry is.
  • Het verschil tussen de winterslaap en winterrust uitleggen en wat hiervan het voordeel van het dier is.
  • Omschrijven wat een wintervacht is.

K9: Bloed en lymfe

  • De samenstelling van het bloed omschrijven door de verschillende bestanddelen te noemen.
  • De functie(s) van de verschillende bestanddelen van bloed omschrijven.
  • De ligging en functies van de lymfevaten omschrijven.

K9: Hart- en vaatziekten

  • In een afbeelding de verschillende onderdelen van het hart aanwijzen.
  • Van de verschillende onderdelen van het hart de functie omschrijven.
  • Aangeven wat de relatie is tussen de dikte van de wanden van de hartkamers en hun functie.
  • Omschrijven wat bloeddruk is en hoe dit tot stand komt.
  • Minimaal twee hart- en vaatziekten omschrijven en aangeven wat er gedaan kan worden om die ziekten te voorkomen of te genezen.

K11: Prikkels en impulsen

  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken hoe je prikkels kunt waarnemen en met welke zintuigen je prikkels kunt waarnemen.
  • De begrippen adequate prikkel, prikkeldrempel en gewenning omschrijven.
  • Het verschil omschrijven tussen een bewuste reactie en een onbewuste reactie.

K11: Horen

  • De onderdelen van het oor benoemen en de functie(s) van de onderdelen beschrijven.
  • De werking van het oor omschrijven.
  • Omschrijven hoe geluidssterkte wordt gemeten en aangeven wat wordt bedoeld met geluidshinder.

K11: Kijken

  • De onderdelen van het oog benoemen en van dei onderdelen de functie(s) beschrijven.
  • De werking van het oog omschrijven; je gebruikt daarbij de term accommoderen.
  • Het verschil tussen bijziend en verziend uitleggen en aangeven hoe je bijziendheid en verziendheid kunt verhelpen.

K11: Zenuwstelsel

  • De verschillende onderdelen van het zenuwstelsel omschrijven.
  • De functie van de drie type zenuwcellen omschrijven.
  • Omschrijven wat een reflex is.
  • De weg van de impulsen bij een onbewuste en bewuste reactie beschrijven.

K11: Ruiken en proeven

  • Aangeven welke organen een rol spelen bij het proeven.
  • De onderdelen van het reukzintuig benoemen en de functie van ieder onderdeel beschrijven.
  • De werking van de neus omschrijven.
  • De onderdelen van het smaakzintuig benoemen en van ieder onderdeel de functie beschrijven.
  • De werking van het smaakzintuig omschrijven.
  • Aangeven welke smaken de tong kan waarnemen.

K11: Hersenen

  • De onderdelen van de hersenen benoemen en van die onderdelen de functie(s) beschrijven.
  • Benoemen dat de grote hersenen specifieke gebieden heeft die horen bij de verschillende zintuigen.

K6: Skelet

  • De functies van het skelet beschrijven.
  • Omschrijven hoe dieren zonder skelet aan hun stevigheid komen.
  • Omschrijven wat gewrichten zijn.
  • Omschrijven hoe spieren beweging mogelijk maken.
  • Met behulp van een voorbeeld duidelijk maken hoe spieren vastzitten aan het skelet.
  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het is tussen zoolgangers, teengangers en hoefgangers (topteengangers).

Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kun je:

  • De resultaten van een onderzoek presenteren op een poster.
  • Met behulp van biologische begrippen een (kruiswoord)puzzel maken.
  • Informatie opzoeken op internet.
  • Een natuurgetrouwe tekening maken.
  • Een onderzoek opzetten en uitvoeren en van het onderzoek een verslag maken.

Wat kan ik al?

Weet je het nog?
Het thema Vleermuizen is het derde thema in leerjaar 3.
De theorie uit enkele die je in de eerste twee thema's bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema.
Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Klik op de links om de modules te openen.

Van cel tot orgaanstelsel

De huid

Levenskenmerken

Verschillende eters

Voortplanting bij zaadplanten

 

 

Wat ga ik doen?

Het thema Vleermuizen bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

1 à 2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Overlevingsstrategieën

2

Module: Bloed en lymfe

2

Module: Hart- en vaatziekten

2

Module: Prikkels en impulsen

2

Module: Zenuwstelsel

2

Module: Horen

2

Module: Kijken

2

Module: Ruiken en proeven

2

Module: Hersenen

2

Module: Skelet en bewegen

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Examenvragen

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

24 à 25

 

 

 

Modules

Hieronder vind je de tien modules die horen bij dit thema.
In eerste instantie lijken de verschillende modules misschien niet zoveel met het thema (en met elkaar) te maken te hebben, maar omdat veel (examen)vragen zogenaamde contextvragen zijn, moet je de theorie uit de verschillende modules gecombineerd kunnen toepassen. En daar ga je na het doorwerken van de modules mee oefenen in de examenopgaven in de afsluiting.
Maak je keuze.

Module 1

Overlevingsstrategieën

Module 2

Bloed en lymfe

Module 3

Hart en vaatziekten

Module 4

Prikkels en impulsen

Module 5

Zenuwstelsel

Module 6

Horen

Module 7

Kijken

Module 8

Ruiken en proeven

Module 9

Hersenen

Module 10

Skelet en bewegen

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Overlevingsstrategieën

Bloed en lymfe

Hart- en vaatziekten

Prikkels en impulsen

Zenuwstelsel

Kijken

Ruiken en proeven

Horen

Geraamte

Hersenen

Examenvragen

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

Wil je meer oefenen? Kijk op Examenkracht.nl

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je in het totaal ongeveer 25 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de herhalingsmodules doorgeklikt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit tien modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
     
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen Vleermuizen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Vleermuizen vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2022-05-31 12:06:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Vleermuizen' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO. Fair Use In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 3/4. Dit thema heet vleermuizen en behandelt 10 onderwerpen. Het eerste onderwerp is overlevingsstrategieën. Je leert voorbeelden noemen hoe dieren zich kunnen beschermen tegen de omgeving, uitleggen waarom giftige dieren vaak fel gekleurd zijn, omschrijven hoe camouflage werkt en wat mimicry is. Je leert het verschil tussen de winterslaap en winterrust uitleggen en wat hiervan het voordeel van het dier is en je leert omschrijven wat een wintervacht is. Het tweede onderwerp is bloed en lymfe. Je kunt de samenstelling van het bloed omschrijven door de verschillende bestanddelen te noemen, de functie(s) van de verschillende bestanddelen van bloed omschrijven en de ligging en functies van de lymfevaten omschrijven. Het derde onderwerp is hart en vaatziekten. Je leert in een afbeelding de verschillende onderdelen van het hart aanwijzen, van de verschillende onderdelen van het hart de functie omschrijven, aangeven wat de relatie is tussen de dikte van de wanden van de hartkamers en hun functie. Ook leer je omschrijven wat bloeddruk is en hoe dit tot stand komt, kun je minimaal twee hart- en vaatziekten omschrijven en aangeven wat er gedaan kan worden om die ziekten te voorkomen of te genezen. Het vierde onderwerp is prikkels en impulsen. Met behulp van voorbeelden kun je duidelijk maken hoe je prikkels kunt waarnemen en met welke zintuigen je prikkels kunt waarnemen. De begrippen adequate prikkel, prikkeldrempel en gewenning leer je omschrijven en je kunt het verschil omschrijven tussen een bewuste reactie en een onbewuste reactie. Het vijfde onderwerp is zenuwstelsel. Je kunt de verschillende onderdelen van het zenuwstelsel omschrijven, de functie van de drie type zenuwcellen omschrijven, omschrijven wat een reflex is en de weg van de impulsen bij een onbewuste en bewuste reactie beschrijven. Het zesde onderwerp is horen. Je leert de onderdelen van het oor benoemen en de functie(s) van de onderdelen beschrijven, de werking van het oor omschrijven, omschrijven hoe geluidssterkte wordt gemeten en aangeven wat wordt bedoeld met geluidshinder. Het zevende onderwerp is kijken. Je kunt de onderdelen van het oog benoemen en van die onderdelen de functie(s) beschrijven, de werking van het oog omschrijven; je gebruikt daarbij de term accommoderen. Ook kun je het verschil tussen bijziend en verziend uitleggen en aangeven hoe je bijziendheid en verziendheid kunt verhelpen. Het achtste onderwerp is ruiken en proeven. Het negende onderwerp is hersenen. Je leert aangeven welke organen een rol spelen bij het proeven, de onderdelen van het reukzintuig benoemen en de functie van ieder onderdeel beschrijven, de werking van de neus omschrijven, de onderdelen van het smaakzintuig benoemen en van ieder onderdeel de functie beschrijven. Ook leer je de werking van het smaakzintuig omschrijven en aangeven welke smaken de tong kan waarnemen. Het tiende onderwerp is skelet en bewegen. Je kunt de functies van het skelet beschrijven, omschrijven hoe dieren zonder skelet aan hun stevigheid komen, omschrijven wat gewrichten zijn, omschrijven hoe spieren beweging mogelijk maken. Met behulp van een voorbeeld kun je duidelijk maken hoe spieren vastzitten aan het skelet, met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het is tussen zoolgangers, teengangers en hoefgangers (topteengangers).
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    23 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, hersenen, horen, kijken, prikkels, ruiken, skelet, stercollectie, vmbo kgt3