Thema: Lepelaars vmbo-kgt34

Thema: Lepelaars vmbo-kgt34

Thema: Lepelaars

Intro

Dicht bij elkaar vind je in Nederland veel soorten biotopen. En gelukkig maar, daardoor zijn er hier veel verschillende soorten vogels!

Eén van die vogels is de lepelaar. Lepelaars zijn vogels met een bijzondere snavel. In Nederland zie je ze alleen in de zomer; ze overwinteren langs de West-Afrikaanse kust. Ze broeden in Zeeland, langs het IJsselmeer en in het Waddengebied. Ze zoeken moerassige gebieden met ondiep water en rietkragen. Hier zijn ze veilig voor vossen, die de eieren kunnen roven. Lepelaars eten kleine waterdieren, vooral stekelbaarsjes. Lopend door het ondiepe water zeven ze met hun lepelvormige zeefsnavel deze diertjes uit het water.

Bekijk de video.
Geef daarna in eigen woorden aan wat verstaan wordt onder een biotoop.
Let ook op het uiterlijk van de lepelaar. Wat zou het uiterlijk met zijn naam te maken hebben?

In dit thema leer je hoe verschillende dieren afhankelijk van elkaar zijn in een voedselweb. Je doet onderzoek naar de afbraak van stoffen. Je leert enkele dingen over het gedrag van dieren. Ook leer je over overerving van eigenschappen en evolutie.

Als afsluiting van dit thema maak je een aantal examenopdrachten die aansluiten bij de leerdoelen van dit thema.

Wat kan ik straks?

Kennis
Aan het eind van dit thema kan ik:

K6: Biotische en abiotische factoren

  • De begrippen levensgemeenschap en populatie omschrijven.
  • (Met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat een ecosysteem is.
  • Voorbeelden van de biotische factoren in een ecosysteem benoemen.
  • Voorbeelden van de abiotische factoren in een ecosysteem benoemen.

K6: Voedselweb en voedselketen.

  • De begrippen voedselweb en voedselketen omschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil is tussen beide begrippen.
  • Een voedselweb maken met daarin één of meerdere voedselketens.
  • De begrippen producenten, consumenten en reducenten omschrijven.
  • In een voedselweb (voorbeelden van) producenten, consumenten en reducenten aanwijzen.

K13: Erfelijke eigenschappen - DNA, genen en chromosomen

  • Omschrijven waarom nakomelingen lijken op hun ouders.
  • Van de begrippen chromosoom, gen, DNA aangeven wat ze te maken hebben met het doorgeven van erfelijke eigenschappen.
  • Omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt het karyogram van een vrouw verschilt met het karyogram van een man.

K13: Evolutie

  • Het begrip evolutie omschrijven.
  • Omschrijven hoe het proces van natuurlijke selectie verloopt.
  • Omschrijven dat er nieuwe soorten en rassen kunnen ontstaan door natuurlijke selectie.
  • Omschrijven dat kunstmatige selectie door de mens leidt tot het ontstaan van nieuwe rassen.

V2: Gedrag

  • Met behulp van voorbeelden omschrijven wat gedrag is.
  • Verschillende vormen van gedrag, zoals voortplantingsgedrag en sociaal gedrag, kunnen benoemen.
  • Het begrip leren omschrijven en minimaal vier manieren van leren noemen.

Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kan ik:

  • Onderzoek doen en een onderzoeksverslag maken.
  • Werken met de microscoop.
  • Biologische tekeningen maken.

Wat kan ik al?

Weet je het nog?
Het thema Lepelaars is het vijfde thema in leerjaar 3.
De theorie uit enkele modules die je in de eerste thema's bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema. Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Klik op de links om de modules te openen.

Verschillende eters

Planten en hun omgeving

Wat ga ik doen?

Het thema Lepelaars bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

1

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Voedselweb en voedselketen

2

Module: Biotisch en abiotisch

2

Module: Erfelijke eigenschappen

2

Module: Evolutie

2

Module: Gedrag

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Examenvragen

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

16 à 17

 

 

 

Modules

Voedselweb en voedselketen

Voedselweb en voedselketen

Intro

In de natuur draait alles om eten of gegeten worden. Ook wij mensen maken deel uit van de voedselketen.
Kijk voor je begint aan deze module de volgende korte video van SchoolTV.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de begrippen voedselweb en voedselketen omschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil is tussen beide begrippen.
  • een voedselweb maken met daarin één of meerdere voedselketens.
  • de begrippen producenten, consumenten en reducenten omschrijven.
  • in een voedselweb (voorbeelden van) producenten, consumenten en reducenten aanwijzen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video 'Hoeveel vlees eten wij' en beantwoord de vragen.

Stap 3

Bekijk de video over de afbraak van een hamburger.

Stap 4

En bekijk ook de video over rottend fruit.

Stap 5

Onderzoek hoe stoffen afbreken.

Stap 6

Bekijk de video over de Oostvaardersplassen en maak zelf een voedselweb van de Oostvaardersplassen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Hoeveel vlees eten wij?

Bekijk de video (ook als je vegetariër bent) over het leven van een vleesvarken. Lees voor het kijken eerst de vragen onder de video. De antwoorden vind je (deels) in de video.

 

Bespreek met een klasgenoot de volgende stelling. Beargumenteer je antwoord.

“Ik vind dat mensen maar 3 dagen per week vlees mogen eten.
Dat is beter voor de aarde en uiteindelijk ook voor de mensen zelf.”

 

Stap 3: Voedselketen

Wat heeft een hamburger van McDonald’s te maken met een voedselkringloop?
Nou misschien wel meer dan je denkt.
Bekijk het volgende filmpje The decomposition (Eng.)
Tip! Het filmpje is in het Engels. Gebruik eventueel de ondertiteling.
Lees voor het kijken de vragen door. De antwoorden hoor je (deels) in de video.

 

Stap 4: Rottend fruit

Stap 5: Wormen

Je onderzoekt hoe regenwormen groente- en fruitafval afbreken tot compost.
Je maakt hiervoor een wormenbak.
Bekijk eerst de volgende video:

 

In de volgende opdracht onderzoek je hoe stoffen afbreken.

Wormenbak

  • Download het werkblad wormenbak
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 6: Oostvaardersplassen

Je hebt in deze module geoefend met producenten, consumenten en reducenten en kunt ze in een voedselketen herkennen. Deze begrippen ga je nu toepassen.
Je maakt zelf een voedselweb van de Oostvaardersplassen.
Daarna leer je hoe je dit voedselweb omzet in een piramide van aantallen.

Bekijk eerst als introductie de video:

Open het werkblad Voedselweb Oostvaardersplassen.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

 

Voedselweb Oostvaardersplassen

  • Download het werkblad Voedselweb Oostvaardersplassen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer de opdrachten uit zoals beschreven onder de werkwijze.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Voedselweb
Geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap.

Voedselketen
Een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.

Plaagdier
Een plaagdier is een bepaald soort organisme dat een bedreiging voor het voortbestaan van andere soorten kan gaan vormen.

Plaag
Een plaag is elk dier of elke plant die schadelijk is voor de mens of de menselijke zorg. De term wordt met name gebruikt voor wezens die gewassen, vee en bosbouw beschadigen of mensen overlast bezorgen, vooral in hun huizen.

Producenten
Organismen (planten) die zelf voedsel maken; planten maken door fotosynthese suikers (voedsel) van koolstofdioxide, water en zonlicht.

Consumenten
Organismen die andere organismen als voedsel gebruiken.

Reducenten
Reducenten staan aan het eind van de voedselketen en leven van dode planten en dieren. Voorbeelden van reducenten zijn bacteriën en schimmels.

Dierlijke plankton
Dierlijk plankton bestaat uit kleine diertjes in zee.

Plantaardig plankton
Plantaardig plankton bestaat uit kleine plantjes in zee.

Voedselpiramide
Een grafische afbeelding waarin verschillende organismen van een voedselketen zijn weergegeven, met de producenten (planten) onderaan en predatoren (roofdieren/carnivoren/vleeseters) bovenin. De piramidevorm geeft het verlies van organische stoffen en energie aan in iedere stap van de keten.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun de genoemde begrippen omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2,5 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen kunnen zetten?
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Had je al eens eerder naar een video van een rottingsproces gekeken?
    Vond je het verrassend wat je zag of had je dit wel verwacht?
  • Inhoud
    Is het gelukt om een voedselweb van de Oostervaardersplassen te maken?
  • Examenopgaven
    Zeven examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed? Vond je ze goed aansluiten bij de theorie van deze module?

Biotisch en abiotisch

Biotisch en abiotisch

Intro

In de onderbouw heb je geleerd over biotisch en abiotische factoren.
De volgende video frist je geheugen even op. Ga daarna aan de slag met de rest van de module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de begrippen levensgemeenschap, populatie en biotoop omschrijven.
  • met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat een ecosysteem is.
  • voorbeelden van de biotische factoren in een ecosysteem benoemen.
  • voorbeelden van de abiotische factoren in een ecosysteem benoemen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk een video en benoem alle abiotische factoren.

Stap 3

Bedank wat de invloed is van of de wind of van zon op de groei van bladeren.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Abiotische factoren

Stap 3: Windrichting en zonlicht

Wat is de invloed van zon en windrichting op plantengroei?
Maak een keuze uit opdracht A of B en werk hierbij in tweetallen.

Opdracht A

  • Welke invloed heeft de windrichting op de vorm van de kruin van een boom?

Windrichting

  • Download het werkblad windrichting.
    Maak een kopie van de werkbladen in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download de werkbladen (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het onderzoek een keer helemaal door.
  • Stel een hypothese op bij de onderzoeksvraag.
  • Zoek de materialen bij elkaar.
  • Voer het onderzoek buiten uit zoals beschreven.
  • Leg je waarnemingen vast in een tekening op schaal .
  • Beantwoord de onderzoeksvraag.
  • Laat je tekening en antwoord op de onderzoeksvraag vervolgens beoordelen door je docent.

 

Opdracht B

  • Welke invloed heeft zonlicht op de vorm van de kruin van een boom?

Zonlicht

  • Download het werkblad zonlicht .
    Maak een kopie van de werkbladen in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download de werkbladen (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het onderzoek een keer helemaal door.
  • Stel een hypothese op bij de onderzoeksvraag.
  • Zoek de materialen bij elkaar.
  • Voer het onderzoek buiten uit zoals beschreven.
  • Leg je waarnemingen vast in een staafdiagram.
  • Beantwoord de onderzoeksvraag.
  • Laat je staafdiagram en antwoord op de onderzoeksvraag vervolgens beoordelen door je docent.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Leefomgeving (milieu)
Niet-levende factoren zoals water, licht, temperatuur en bodem.

Levensgemeenschap
Alle organismen in een ecosysteem.

Populatie
Groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.

Biotische factoren
De invloeden van levende organismen op andere organismen.

Abiotische factoren
Alle niet-levende invloeden op organismen, zoals wind, zon, bergen, etc.

Ecosysteem
Min of meer begrensd deel van de natuur als een samenhangend geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren.

Biotoop
Een biotoop is een gebied met een uniform landschapstype waarin een bepaalde levensgemeenschap met organismen kan gedijen.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je voorbeelden noemen van biotische en van abiotische factoren in een leefomgeving.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Wat heb je in stap 3 onderzocht: de invloed van de wind of de invloed van de zon op de plantengroei. Vond je de uitkomst verrassend?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Erfelijke eigenschappen

Erfelijke eigenschappen

Intro

Deze module gaat over je DNA. Maar wat is DNA ook alweer en hoe werkt het?
We frissen je geheugen even op voor we aan deze module beginnen. Dat opfrissen doen we met behulp van de volgende video.
Kijk de video en ga daarna aan de slag met deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • omschrijven waarom nakomelingen lijken op hun ouders.
  • van de begrippen chromosoom, gen, DNA aangeven wat ze te maken hebben met het doorgeven van erfelijke eigenschappen.
  • omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt het karyogram van een vrouw verschilt met het karyogram van een man.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Help Maria bij haar zoektocht naar haar biologische vader.

Stap 3

Maak een kruiswoordpuzzel met de begrippen uit deze opdracht.

Stap 4

Voer het practicum 'Reuzenchromosomen' uit.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de volgende onderdelen.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: DNA-profiel

Met behulp van DNA kun je onderzoeken of mensen met elkaar verwant zijn.
Een DNA-test kan bijvoorbeeld ook gebruikt worden als vaderschapstest.
In de opdracht help je Maria in haar zoektocht naar haar biologische vader.
Ga naar het werkblad DNA-profiel en maak de opdracht.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Stap 3: Kruiswoordpuzzel

Test je kennis en deel die met anderen.
Je hebt een aantal begrippen geleerd. Maak daarmee kruiswoordpuzzel.
De woorden die je kunt gebruiken zijn.

Cel
Celkern
DNA
Chromosomen    

Genen
Erfelijke eigenschappen    
Karyogram
Geslachtscellen

Genotype
Fenotype
Evolutie

 

Gebruik de tips en tools uit de gereedschapskist. Je kunt eventueel ook gebruik maken van een online programma om puzzels te maken.

Klaar?
Deel je kruiswoordpuzzel met je klasgenoten en laat de puzzel beoordelen door je docent.

Kruiswoordpuzzel maken

Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.  

 

Stap 4: Practicum Reuzenchromosoom

Bron: Entomart

De speekselklieren van larven van de vedermug hebben heel grote cellen.
Die cellen hebben uitzonderlijk grote celkernen.
In de celkernen zijn de chromatinedraadjes vele malen verdubbeld maar niet van elkaar losgekomen, wat normaal wel gebeurt. Hierdoor ontstaan reuzenchromosomen.
Reuzenchromosomen bestaan uit duizenden dezelfde chromatinedraadjes naast elkaar.
Zo kun je chromosomen goed zien.
In dit practicum kijk je naar reuzenchromosomen.

Reuzenchromosomen

  • Download het werkblad reuzenchromosomen
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak de schematische tekening.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst zelf de tekening. 
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Erfelijke eigenschappen
Zichtbare en onzichtbare eigenschappen die al vast liggen sinds je geboorte.

Chromosomenparen en genen en DNA
In iedere cel zit een celkern. In de celkern zitten chromosomenparen en op die chromosomen zitten de genen. Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In het DNA zit de code waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. DNA is de afkorting van het Engelse Desoxyribo Nucleic Acid.

Genotype
De erfelijke informatie die op je chromosomen ligt.

Fenotype
Al je uiterlijke kenmerken samen, noem je jouw fenotype. Je zou kunnen zeggen: je fenotype is het resultaat van je genotype, omgevingsfactoren en keuzes die je zelf maakt.

Dominant en recessief
Het gen dat bepaalt welke eigenschap jij krijgt, noem je het dominante gen. Genen met minder invloed noem je recessief.

Karyogram
Een verzameling chromosomen wordt wel een karyogram of chromosomenportret genoemd.

Mitose
De mitose (kerndeling of gewone celdeling) is het proces waarbij de chromosomenparen in paren uit elkaar gaan.

Meiose
De celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan, noem je meiose ofwel reductiedeling.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
    Heb je in die tijd ook de puzzel kunnen maken?
  • Inhoud
    Maak een tabel met twee kolommen. Schrijf in de linkerkolom de begrippen die je al kende en in de rechterkolom de begrippen die nieuw voor je waren.
    Welke kolom bevat de meeste woorden?
  • Examenopgaven
    Zes examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je alle zes gemaakt? Ging het goed?

Evolutie

Evolutie

Intro

De evolutietheorie van Darwin zette in zijn tijd de wereld op zijn kop. Maar wie was Darwin ook alweer en wat was er zo bijzonder?
Als inleiding op deze module kijk je naar de clipphanger over Charles Darwin.
Kijk de video en ga daarna aan de slag met deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • het begrip evolutie omschrijven.
  • omschrijven hoe het proces van natuurlijke selectie verloopt.
  • omschrijven dat er nieuwe soorten en rassen kunnen ontstaan door natuurlijke selectie.
  • omschrijven dat kunstmatige selectie door de mens leidt tot het ontstaan van nieuwe rassen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's over de evolutie en beantwoord de vragen.

Stap 3

De evolutie beïnvloedt mensen, maar mensen beïnvloeden ook de evolutie.
Zoek uit hoe.

Stap 4

Bekijk de video's en beantwoord de vragen over T-Rex.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Evolutie in praktijk

Bekijk de videos over Darwin en de evolutietheorie:

Je werkt bij deze opdracht in viertallen (2 x 2).
Per tweetal bestudeer je een artikel en beantwoord je de bijbehorende vragen. 
Wissel daarna de informatie en de antwoorden op de vragen uit.

Stap 3: Menselijke invloed

Mensen beïnvloeden de evolutie door allerlei activiteiten.
Denk maar aan het kweken van hele productieve voedselgewassen.

Stap 4: T-rex

Onderzoekers van Naturalis en het Black Hills Institute hebben in Montana(een stad in Amerika) een prachtig skelet van een Tyrannosaurus rex opgegraven.
Het skelet verbergt een schat aan informatie over het leven van 67 miljoen jaar geleden.
Hoe ontstaat zo’n fossiel? En hoe graaf je een dino op?
Bekijk de video's:

 

Het skelet van de T-rex is een geweldige vondst. Meer dan de helft van alle botten zijn gevonden! Maar een museum laat natuurlijk het liefste een compleet skelet zien.

  • Vergelijk het skelet van een mens met het skelet van een dinosauriër.
    Welke botten hebben zo wel mensen als dinosauriërs?
  • Zien de botten er hetzelfde uit?
  • Wat zou een museum doen als ze een paar botten van een skelet missen?

Werk nu verder in twee- of drietallen.
Verdeel de onderstaande vragen en ga op zoek naar de antwoorden. Maak gebruik van de gegeven bronnen.
Maak met elkaar een presentatie met afbeeldingen waarin jullie de vragen beantwoorden.
Spreek met je docent af wanneer jullie kunnen presenteren en voor wie.

Bronnen

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Evolutie
Evolutie is het biologische begrip waarmee het proces van verandering in alle vormen van leven van generatie op generatie wordt aangegeven.

Mutatie - mutagene stoffen
Als bij een celdeling het DNA in de nieuwe cel net iets anders is dan in de oorspronkelijke cel spreek je van een mutatie.
Mutaties ontstaan bijvoorbeeld doordat je in aanraking komt met radioactieve of chemische stoffen, zoals asbest. Stoffen die een mutatie veroorzaken noem je mutagene stoffen.

Adaptie
Als een verandering door een mutatie stand houdt, wordt de mutatie geadapteerd.

Natuurlijke selectie
De soorten die beter aangepast zijn aan de omgeving door de mutaties blijven over. Natuurlijke selectie is een onderdeel van de evolutie.

Genetische variatie
Door natuurlijke selectie kunnen de individuen in de twee gebieden dan van elkaar gaan verschillen. Je spreekt dan van genetische variatie. Er kunnen verschillende rassen van dezelfde soort ontstaan.

Biodiversiteit
De aanwezigheid van vele levensvormen wordt biodiversiteit genoemd.

Kunstmatige selectie
Bepaalde eigenschappen of een combinatie van eigenschappen kunnen tegenwoordig bewust worden geselecteerd bij het fokken van dieren of veredeling van planten. Je spreekt dan van kunstmatige selectie.

Genetische modificatie
Als, door gebruik te maken van technologie, van een organisme het DNA wordt aangepast, spreek je van een genetisch gemodificeerd organisme.

Soort
Organismen behoren tot één soort als ze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

 

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je alle stappen in de aangegeven tijd kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Gedrag

Gedrag

Intro

De manier waarop jij met je klasgenoten omgaat, maakt deel uit van jouw gedrag. Eigenlijk is elke handeling die mensen en dieren doen onderdeel van hun gedrag.

In de volgende video wordt dit alvast uitgelegd. Kijk de video met uitleg en ga daarna verder met de rest van de module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) omschrijven wat gedrag is.
  • verschillende vormen van gedrag, zoals voortplantingsgedrag en sociaal gedrag, kunnen benoemen.
  • het begrip leren omschrijven en minimaal vier manieren van leren noemen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert de drie Kennisbankitems die passen bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk en bespreek de verschillende video's met soorten gedrag.

Stap 3

Welk gedrag herken je bij een kikker. Beantwoord de vragen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Gedrag in beeld

Stap 3: Kwakende kikkers

Bekijk de video's over de verschillende soorten kikkers.
Lees voor het kijken even de vragen onder de video's door. Na het kijken kun je de vragen beantwoorden. 

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Gedrag
Alles wat een mens of dier doet, zoals eten, lopen, slapen en zitten.

Prikkel
Vanuit een intern of extern milieu afkomstig signaal.

Motivatie
De inwendige prikkel om tot gedrag te komen.

Gedragselement
Een afzonderlijke handeling van een dier.

Gedragssysteem
Groep gedragselementen die samen ergens voor zorgen.

Gedragsketen
Verzamelnaam voor reeks gedragingen in vaste volgorde.

Ethogram
Nauwkeurige beschrijving van alle gedragingen van een dier.

Protocol
Een door een onderzoeker gemaakte lijst van gedragselementen in de waargenomen volgorde.

Verdedigen
Afweer, beschermen tegen vijanden en gevaar.

Territorium
Een gebied van een dier om voedsel te zoeken en jongen te verzorgen. Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Verdediging bij vogels door zang (roodborst), dreigen of vechten. Verdediging bij bijvoorbeeld de hond ook door geur.

Balts
Gedrag dat voorafgaat aan de voortplanting (paring): verleiden of versieren van een partner.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Gedrag bestudeer je het best door er naar te kijken.
    Wat vond je van de video's? Schrijf de titel van één video op die je heel goed vond.
    En schrijf ook de naam op van een video die je heel slecht vond.
  • Examenopgaven
    Heb je alle examenopgaven bij deze opdracht gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Wil je meer oefenen? Kijk op Examenkracht.nl

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je in het totaal 16 à 17 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de herhalingsmodules doorgeklikt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit vijf modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen Lepelaars gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Lepelaars vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-10-22 09:46:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Lepelaars' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO. Fair Use In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 3. Dit thema heet lepelaars en behandelt 5 onderwerpen. Het eerste onderwerp is voedselweb en voedselketen. Je leert de begrippen voedselweb en voedselketen omschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil is tussen beide begrippen, je leert een voedselweb maken met daarin één of meerdere voedselketens. Je kunt de begrippen producenten, consumenten en reducenten omschrijven, in een voedselweb (voorbeelden van) producenten, consumenten en reducenten aanwijzen. Het tweede onderwerp is biotisch en abiotisch. Je leert de begrippen levensgemeenschap en populatie omschrijven, (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat een ecosysteem is, voorbeelden van de biotische factoren in een ecosysteem benoemen, voorbeelden van de abiotische factoren in een ecosysteem benoemen. Het derde onderwerp is erfelijke eigenschappen. Je leert omschrijven waarom nakomelingen lijken op hun ouders, van de begrippen chromosoom, gen, DNA aangeven wat ze te maken hebben met het doorgeven van erfelijke eigenschappen, omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt het karyogram van een vrouw verschilt met het karyogram van een man. Het vierde onderwerp is evolutie. Je leert het begrip evolutie omschrijven, omschrijven hoe het proces van natuurlijke selectie verloopt, omschrijven dat er nieuwe soorten en rassen kunnen ontstaan door natuurlijke selectie en omschrijven dat kunstmatige selectie door de mens leidt tot het ontstaan van nieuwe rassen. Het vijfde onderwerp is gedrag. Je kunt met behulp van voorbeelden omschrijven wat gedrag is, verschillende vormen van gedrag, zoals voortplantingsgedrag en sociaal gedrag, benoemen, het begrip leren omschrijven en minimaal vier manieren van leren noemen.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Interactie; Reproductie en evolutie; Dynamisch evenwicht; Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    abiotisch, arrangeerbaar, biologie, biotisch, erfelijke eigenschappen, evolutie, gedrag, stercollectie, vmbo kgt 3, voedselweb

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2015).

    Biotisch en abiotisch vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63329/Biotisch_en_abiotisch__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Erfelijke eigenschappen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63370/Erfelijke_eigenschappen__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Evolutie vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63374/Evolutie__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Gedrag vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63378/Gedrag__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Voedselweb en voedselketen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63328/Voedselweb_en_voedselketen__vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Lepelaars

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.