Thema: Evolutie - h45

Thema: Evolutie - h45

Thema Evolutie

Intro

Evolutie
Het leven op aarde heeft een lange geschiedenis. We hebben aanwijzingen dat de aarde ongeveer 4,5 miljard jaar geleden ontstaan is. De eerste levensvormen ontstonden circa 3,5 miljard jaar geleden.
Vanaf het ontstaan van deze eerste organismen is er een voortdurende wisselwerking tussen de organismen en hun omgeving. De samenstelling van de aardkorst en de atmosfeer beïnvloeden de levende wezens.
De organismen veranderen en beïnvloeden de aardkorst en de atmosfeer, die daardoor weer veranderen….
Dat voortdurende proces van verandering van levensvormen op aarde noemen we evolutie.
Evolutie verloopt traag, je ziet het niet zomaar gebeuren.

Bekijk (een gedeelte van) de video.

De ontwikkeling van het leven en de verwantschap van soorten kun je op verschillende manieren bestuderen:

  • informatie uit fossielen en de aardlagen waarin ze voorkomen gebruiken.
  • overeenkomsten en verschillen op molecuulniveau zoeken, bijvoorbeeld van DNA of in eiwitten.

In dit thema bestudeer je de geschiedenis van het leven op aarde en de ontdekkingen van wetenschappers over de mechanismen die de evolutie sturen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van dit thema:

  • leg ik uit hoe door natuurlijke selectie populaties aangepast raken en nieuwe soorten kunnen ontstaan.
  • beschrijf ik de overeenkomsten en verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige selectie.
  • leg ik uit hoe de genetische variatie (zowel in fenotype als genotype) in populaties in tijd en ruimte kan veranderen.
  • leg ik uit waardoor verschillende typen mutaties in het erfelijk materiaal kunnen ontstaan. Ik leg uit wat effecten van mutaties kunnen zijn.
  • beschrijf ik hoe nieuwe combinaties van erfelijk materiaal ontstaan bij het vormen van voortplantingscellen.
  • leg ik uit hoe door de mens gewenste genencombinaties verkregen worden door genetische modificatie.
  • gebruik ik theorie over evolutiemechanismen om biologische verschijnselen op verschillende organisatieniveaus te verklaren.
  • geef ik verwantschap en afstamming van soorten weer in de vorm van een stamboom.
  • beschrijf ik hoe diversiteit van populaties en ecosystemen ontstaat als gevolg van natuurlijke selectie.

Deelconcepten
Mutatie, fenotype, genotype, genenpool, populatie, genotype, fenotype, adaptatie, fitness, natuurlijke selectie, genetic drift, adaptatie, fitness, selectiedruk, soort, natuurlijke selectie, seksuele selectie, eilandtheorie, soort, geslacht, stamboom, homologie, analogie, kenmerk, reproductieve isolatie.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over de evolutie?
Lees de volgende Kennisbank uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Evolutie - onderbouw

 

Maak de oefening hieronder. Hoeveel weet jij nog?

Wat ga ik doen?

Het thema Evolutie bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal SLU
Inleiding  
Wat kan ik straks? 0,5
Wat kan ik al? 2
Wat ga ik doen? 0,5
Modules  
Module: Onderzoek naar evolutie 7
Module: Evolutie, alleen iets van vroeger? 7
Afsluiting  
Samenvattend 1
Examenvragen 1
Terugkijken 0,5
Totaal: 19 à 20

Modules

Onderzoek naar evolutie

Onderzoek naar soortvorming

Intro

We beginnen met de ideeën van de belangrijkste onderzoeker op dit gebied: Charles Darwin.

Kijk voor zijn ideeën naar de volgende video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat wordt bedoeld met 'natuurlijke selectie'.

Voordat Darwin zijn boek 'The origin of species' publiceerde, dachten de meeste wetenschappers dat plant- en diersoorten onveranderlijk zijn.
Maar Darwin betwijfelde dat.
Hij werd o.a. beïnvloed door geologen uit die stelden dat de aarde zich geleidelijk ontwikkelde en dat soorten konden uitsterven.
Toen hij dan ook op zijn reis langs de Galapagoseilanden op de verschillende eilanden unieke vogelsoorten vond, vermoedde hij dat die zich ontwikkeld zouden hebben uit soorten van het vaste land. Soorten zouden dus wel veranderlijk zijn.
De vraag naar de ontwikkeling van soorten heeft sinds Darwin veel biologen bezig gehouden.
In deze module bekijken we het werk van enkele onderzoekers en de conclusies daaruit.
We besluiten de module met het maken van een tentoonstelling.

Het eindproduct is een ‘aangeklede tijdbalk’ van de geschiedenis van het leven op aarde.
Het geheel krijgt de vorm van een tentoonstelling.
Bij verschillende stappen van de module maak je een poster, die tijdens de tentoonstelling kan worden gebruikt. De docent beoordeelt jouw bijdrage aan het geheel.

Wat ga ik leren?

Ik kan:

  • omschrijven wat onder een populatie wordt verstaan;
  • uitleggen dat frequenties van genotypen en fenotypen in populaties in tijd en ruimte veranderen;
  • beschrijven wat onder genetische variatie in een populatie wordt verstaan;
  • uitleggen dat genfrequenties in een populatie kunnen veranderen door random mutatie.
  • uitleggen dat adaptaties van populaties door selectie van organismen tot stand komen;
  • overeenkomsten en verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige selectie beschrijven;
  • beschrijven dat soorten groepen individuen zijn die reproductief van elkaar geïsoleerd zijn;
  • uitleggen dat soorten ontstaan door reproductieve isolatie;
  • uitleggen dat de verwantschap en afstamming van soorten weergegeven kan worden in de vorm van een stamboom.

Deelconcepten
Mutatie, fenotype, genotype, genenpool, populatie, genotype, fenotype, adaptatie, fitness, natuurlijke selectie, genetic drift, adaptatie, fitness, selectiedruk, soort, natuurlijke selectie, seksuele selectie, eilandtheorie, soort, geslacht, stamboom, homologie, analogie, kenmerk, reproductieve isolatie.

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Ik ontdek wat de rol van Darwin is in het bestuderen van de micro- en macro evolutie.
Stap 2 Hoe evalueren en ontwikkelen bacteriën zich snel en waarom zijn ze belangrijk voor evolutionair onderzoek?
Stap 3 Ik bestudeer of de verschillen tussen soorten bepaald zijn door erfelijke aanleg of invloed vanuit het milieu.
Stap 4 Wat heeft geslachtelijke voortplanting te maken met evolutie?
Stap 5 Eén van Darwins theorieën was de theorie van de natuurlijke selectie. In deze stap gaan we hier verder op in.
Stap 6 In drietallen bestuderen jullie artikelen over veranderingen binnen soorten.
Stap 7 Ook mensen krijgen steeds vaker een rol in de selectie van soorten. Hierover ga ik samen met een klasgenoot een poster maken.
Stap 8 De plek waar een soort leeft heeft invloed op zijn evolutie. Ik ontdek hoe dat werkt bij snavels.
Stap 9 Waar worden soorten van afgestamd en hoe verwerk ik dat in een stamboom?
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak samen met mijn klas een tentoonstelling over de evolutie.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Micro- en macro evolutie

Darwin heeft met zijn evolutietheorie veel invloed gehad op de huidige genetica en erfelijkheidsleer.
Zijn theorie is door veel biologen aangepast en aangevuld.
Om daar meer over te weten te komen, kijk je naar de volgende clip:

 

Stap 2: Variatie, mutatie en fitness

Bacteriën evalueren en ontwikkelen zich heel snel.
Ze zijn daarom erg belangrijk voor evolutionair onderzoek.
Om te weten te komen hoe ze zich aanpassen in verschillende milieus, bekijk je deze video. Beantwoord na het kijken de vraag.

Lees de Kennisbank en maak daarna de oefening. 

Mutaties

Stap 3: Aanleg of milieu

Bij evolutie gaat het om variatie die wordt doorgegeven aan de volgende generatie.
Dat geldt niet voor alle variatie. Een deel van de verschillen tussen mensen wordt gedeeltelijk of helemaal bepaald door het milieu (de omgeving) waarin ze opgroeien.

Stap 4: Geslachtelijke voortplanting

Bekijk de eerste twee minuten van het volgende filmpje om je kennis over geslachtelijke voortplanting op te frissen.
Kijk tot 3.30 min.

 



 

Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting gaat de helft van de energie en bouwstoffen voor voortplanting naar de productie van mannen.
Die mannen dragen vervolgens niet bij aan de creatie van de volgende generatie.
Om zo’n populatie in stand te houden, moet een vrouwtje minstens twee nakomelingen produceren. Onder diezelfde omstandigheden groeit een populatie op waarvan de individuen zich ongeslachtelijk voortplanten. Als een aseksueel vrouwtje gemiddeld twee nakomelingen produceert, verdubbelt de populatiegrootte met elke nieuwe generatie. Dit komt omdat elke nakomeling ook bijdraagt aan de groei van de populatie. Door de meiose dragen beide ouders vijftig procent van hun genetisch materiaal over aan de nakomeling
(dit is het tweevoudig nadeel van geslachtelijke voortplanting op genetisch niveau!). Om de meiose eerlijk te laten verlopen, worden de chromosomen willekeurig verdeeld over twee geslachtscellen, zodat alle chromosomen evenveel kans lopen om in de volgende generatie terecht te komen. Dit heeft een belangrijk bijeffect. De willekeur van de meiose zorgt ervoor dat het resultaat van elke reductiedeling anders is.

 

Stap 5: Wie geeft zijn genen door?

Lees de Kennisbank.

Charles Darwin en darwinisme


Bekijk de video en maak daarna de oefening.

Bekijk de video. Beantwoord daarna de twee vragen.

Bekijk de video 'ingrijpen bij natuurlijke selectie?'.

Bespreek met een klasgenoot welke selectie de natuur hier maakt.
Formuleer jouw mening over het dilemma: ingrijpen of niet? Zorg voor goede argumenten.

Veranderingen binnen een soort
Werk in drietallen.
Maak samen een mindmap van het concept natuurlijke selectie. Bewaar deze mindmap in je portfolio.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Stap 6: Veranderingen binnen een soort

Je werkt deze stap in drietallen.
Verdeel voorbeelden a, b en c en beantwoord de bijbehorende vragen.
Je hebt het goed bestudeerd als je daarna je antwoord aan je groep kunt uitleggen.
Maak daarna samen een mindmap van het concept natuurlijke selectie.

Voorbeeld A:

Koolmezen in de stad blijken hoger, harder en sneller te zingen dan koolmezen in het bos.
Luister hier maar eens naar:

Koolmees Brussel:

Koolmees in een Belgisch bos

 

Lees nu het stuk over 'vrouwelijke koolmees valt voor lage tonen'.
Beschrijf na het lezen het experiment aan je klasgenoten en leg stapsgewijs uit hoe de twee koolmeespopulaties van elkaar gaan verschillen.

Vrouwelijke koolmees valt voor lage tonen
door Elles Lalieu

Mannelijke koolmezen uit de stad zingen hoger dan hun soortgenoten op het platteland.
Helaas voor de stedelingen hebben vrouwelijke koolmezen juist een voorkeur voor mannetjes die laag zingen. Dat schrijven Leidse biologen deze week in het blad PNAS.
Bioloog Wouter Halfwerk en zijn collega’s onderzochten verschillende broedende koolmeespaartjes in het nationaal park Dwingelderveld in Drenthe.
In en vlakbij iedere nestbox plaatsten zij microfoons om het zanggedrag van het mannetje en de reactie daarop van het vrouwtje te kunnen beluisteren.

Vanaf het moment dat het vrouwtje vruchtbaar is, zingt het mannetje vooral lage tonen.
Daarmee laat hij horen wat voor kwaliteiten hij in huis heeft.
Het gebruik van lage tonen piekt vlak voordat het vrouwtje begint met eieren leggen.
En als het mannetje niet laag genoeg zingt, is de kans groot dat het vrouwtje er met een ander vandoor gaat.

Liedjes met hoge tonen
Om het lage achtergrondgeluid van mensen en verkeer te overstemmen, zingen mannelijke koolmezen in de stad een stuk hoger dan hun soortgenoten op het platteland.
In een vervolgexperiment bepaalde Halfwerk hoe vrouwtjes reageren op zulke liedjes met hoge tonen.

Van ieder mannetje nam hij een stukje zang op met voornamelijk hoge tonen of voornamelijk lage tonen.
De vrouwtjes kregen die liedjes in hun nestbox te horen. In alle rust of met bijkomend achtergrondlawaai. Halfwerk hield ondertussen in de gaten of vrouwtjes bij het horen van de zang hun nestbox uitkwamen om met het mannetje te paren.

In een rustige situatie komen vrouwtjes iets vaker uit hun nestbox tevoorschijn bij het horen van lage tonen. Maar in een lawaaiige omgeving reageren de vrouwtjes duidelijk sterker op liedjes met hoge tonen.
Helemaal niet zo’n gek idee dus, om als koolmeesmannetje in de stad iets hoger te zingen.

Er is echter wel één nadeel; een mannetje in de stad kan zich niet meer van zijn concurrenten onderscheiden door de toonhoogte van zijn zang. Halfwerk denkt dat de koolmezen ook hier een oplossing voor zullen vinden. De mannetjes zouden bijvoorbeeld kunnen variëren met het tempo en het volume van hun liedjes.

Bron Wouter Halfwerk e.a. Low-frequency songs lose their potency in noisy urban conditions PNAS early edition, 29 augustus 2011 online
www.kennislink.nl

 

Voorbeeld B:

Lees snelle evolutie naar kleine vis en leg na het lezen stapsgewijs aan je klasgenoten uit waardoor de vis zoveel kleiner is geworden.

Snelle evolutie naar kleine vis
door Tjitske Visscher

Door de overbevissing van de laatste decennia blijft vis kleiner. De veranderingen zijn genetisch en daardoor niet snel omkeerbaar. Onderzoeker Adriaan Rijnsdorp: ‘Het herstel duurt tien à twintig keer zo lang’.

Maar een klein deel van de totale hoeveelheid vis sterft een natuurlijke dood. Veel meer wordt door de mens gevangen: wel vier keer zo veel. Door internationale regels wordt vooral gevangen op oudere dieren. Het idee daarachter was altijd dat de dieren dan eerst enkele jaren de kans krijgen om zich voort te planten.
Nu blijkt dat die wetgeving heeft gezorgd voor een zeer snelle verkleining van de vissen van verschillende soorten. Bovendien zijn de dieren op jongere leeftijd geslachtsrijp. Doordat de kleinere, eerder volwassen vissen van een soort niet meer werden gevangen, konden zij zich voortplanten. Hun nakomelingen hadden hun genen en bleven ook kleiner. Inmiddels, enkele tientallen jaren later, zijn bijna alle exemplaren van de soort zoals die groep van toen.

Nieuwe relaties
Dertien instituten voor visserij-onderzoek uit heel Europa hebben meegewerkt aan het onderzoek, dat is gepubliceerd in Science. Ze waarschuwen voor een gevaar voor de ecologie als gevolg van de kleine vis. Migratiepatronen van de soorten zullen veranderen. Daardoor zullen de bestaande relaties tussen prooien en hun roofdieren wegvallen en zullen nieuwe ontstaan. Het is niet te voorspellen hoe dit zich ontwikkelt.
Vanuit Nederland was IMARES, een vestiging van de Universiteit Wageningen in IJmuiden, bij het onderzoek betrokken. Onderzoeker Adriaan Rijnsdorp richtte zich op schol en tong in de Noordzee. Hij vindt dat de politiek actie moet ondernemen.

In 1960 was een vrouwtjesschol volwassen bij een lengte van 35 cm; tegenwoordig is dat nog maar 30 cm.
‘De afname van lichaamsgrootte van schol en tong heeft maar tien tot dertig jaar geduurd. Gelukkig is het niet een onomkeerbaar proces, maar het duurt wel tien à twintig keer zo lang voordat de vissen weer in hun oude staat zijn. Nu al denken we dat er 100 tot 150 jaar nodig is om te herstellen. Er moet dus snel iets gedaan worden in de politiek. Dit kun je niet nog tien jaar voor je uit schuiven.’

Ook klein is fijn
Maar hoe denken de visserij-onderzoekers dat de politiek rekening kan houden met deze evolutionaire veranderingen? Rijnsdorp: ‘We moeten de volwassen dieren de kans geven zich voort te planten. Je zou er bij schol voor kunnen kiezen om de dieren ouder dan zes jaar te ontzien. Die dieren leven in andere gebieden dan de jongere exemplaren, dus dat is mogelijk. Dan hebben ze nog zo’n tien jaar om zich voort te planten.’

Als alleen gekozen wordt voor een verbod op het vangen van oudere vis, zou dat een enorme afname betekenen van de totale hoeveelheid vis die gevangen mag worden. Dat ziet ook Rijnsdorp in. ‘Daarom zou het dan ook toegestaan moeten worden om op jongere exemplaren te vissen. Maar dat is eigenlijk niet aan de onderzoekers. Dit is een kwestie voor politici. Wij zeggen alleen dat er snel gehandeld moet worden en daarbij reiken we mogelijke oplossingen aan.’
Bron: www.kennislink.nl

 

Voorbeeld C:

Lees het artikel over slakken in de IJsselmeerpolders. Leg aan je klasgenoten uit hoe de slakken evolueren en wat de onderzoeker heeft aangetoond.​

Slakken in IJsselmeerpolders

Bericht uitgegeven op zaterdag 24 november 2012


Slakken mogen in de ogen van mensen dan zeer traag bewegen, ze evolueren daarentegen razendsnel. Dit ontdekte evolutiebioloog Menno Schilthuizen van Naturalis Biodiversity Center aan de hand van de droogleggingsjaren van de IJsselmeerpolders. Hij berekende dat slakken in bos na 50 jaar een vier maal hogere frequentie van bepaalde kleurvormen hadden geëvolueerd dan in grasland. Dit is een van de hoogste snelheden ooit gemeten bij dieren in het wild. Het onderzoek verschijnt binnenkort in het tijdschrift Heredity, de voorpublicatie staat al online.

De tuinslak Cepaea nemoralis is onder evolutiebiologen bijna zo beroemd als de Darwinvink. Zijn slakkenhuisje is leverbaar in een rijke reeks kleurschakeringen, die onder invloed van evolutie zijn aangepast aan de omgeving waarin de slak leeft. Zo raken lichter gekleurde slakken in de volle zon minder snel oververhit en overleven ze dus in grasland beter dan in bosgebied.
Hoe sterk deze natuurlijke selectie precies is en dus hoe snel verschillen tussen bos en open terrein evolueren, is lange tijd onduidelijk gebleven. Sommige onderzoekers dachten dat het een relatief traag proces was dat zeker enkele eeuwen in beslag zou nemen, terwijl anderen eerder dachten aan enkele jaren.
Schilthuizen heeft nu voor het eerst een concrete berekening van de evolutiesnelheid van slakken kunnen maken.

Schilthuizen besefte dat de slakkenpopulaties die in de IJsselmeerpolders voorkomen niet ouder kunnen zijn dan de polders zelf.
De polders konden daarom dus dienst doen als een “natuurlijk laboratorium” voor slakkenevolutie.

Analyse van zijn meetgegevens toonde aan dat slakken in bos inderdaad meestal donkerder van kleur waren dan in grasland, maar ook dat het verschil sterker werd naarmate de polder ouder was. De grootste verschillen waren te vinden in de Wieringermeer, die is drooggelegd in 1930. De minst opvallende verschillen nam hij waar in Zuidelijk Flevoland, daterend uit 1968. “Dat betekent dat de slakken inderdaad al snel zichtbare kleurverschillen evolueren, maar ook dat het evolutieproces zeker tachtig jaar (en waarschijnlijk nog langer) nodig heeft om het maximale kleurverschil te bereiken,” aldus Schilthuizen. Zijn berekening duidt op een hoge snelheid, vergelijkbaar met die van de snavels van Darwinvinken. “Toch leuk voor Cornelis Lely dat dat dankzij zijn Zuiderzeewerken mogelijk is geweest.” De voorpublicatie van het artikel in Heredity is hier te vinden.

Bron: Naturalis Biodiversity Centre

 

Speel nu het samen met je groepje een spel,

Speel de simulatie natuurlijke selectie (kies de Nederlandse versie).
Bespreek in je groepje welke factoren van het evolutieproces worden nagebootst.
Bespreek ook wat het effect van de verschillende factoren is.

Stap 7: Kunstmatige selectie

De natuur selecteert niet alleen, de mens doet dat ook!
Door selectie en fokken zorgen wij dat voor ons nuttige planten en dieren steeds meer aan onze wensen gaan voldoen.


Werk in tweetallen
Kies een (landbouw)huisdier.
Welke kenmerken van dit dier worden als wenselijk gezien?
Op welke manier wordt daar door fokkers op geselecteerd?
Heeft de selectie ook nadelen?
Kijk eventueel nog even terug naar thema Erfelijkheid - Herman en Klazien 13

Maak een poster van je gegevens en gebruik deze voor de tentoonstelling in de eindopdracht.

 

 

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Stap 8: Soortvorming

Lees de Kennisbank:

Soortvorming

 

Adaptieve radiatie
In deze module heb je voorbeelden gezien van de manier waarop uit een gemeenschappelijke voorouder verschillende soorten kunnen ontstaan.
Dat heet adaptieve radiatie.
Elke soort heeft zijn eigen unieke specialisatie en is aangepast (adaptatie) aan een bepaalde omgeving en leefwijze.
Zoek zelf nog een afbeelding van een voorbeeld van deze adaptieve radiatie en kopieer deze naar een document.
Zoek uit waaraan de verschillende soorten uit jouw voorbeeld zich hebben aangepast en schrijf dit bij de afbeelding. Noteer ook in welke periode deze radiatie heeft plaatsgevonden.
Print het document en bewaar deze ook voor de tentoonstelling.

Ooggetuige van evolutie
Het evolutie proces in een meer is een zeer interessante ontwikkeling voor de bioloog.
Verandering van en het ontstaan van nieuwe soorten is hier goed zichtbaar.
Bekijk dan deze clip:

Maak een kleine strip van de manier waarop in het Tanganyika-meer verschillende soorten cichliden zijn ontstaan.
Bewaar je strip voor de tentoonstelling.

Stap 9: Afstamming van soorten

Uiteindelijk hebben alle soorten op aarde een gemeenschappelijke voorouder.
Onderlinge verwantschap wordt duidelijk gemaakt in een stamboom.

Lees de volgende pagina uit de Kennisbank:

Ordening volgens Linnaeus


Bespreek na het lezen met een klasgenoot welke argumenten kunnen wijzen op verwantschap.

Lees nu deze pagina uit de Kennisbank:

Verwantschap


Het bepalen van verwantschap is niet zo eenvoudig.
Onderzoekers kunnen behoorlijk in verwarring gebracht worden door structuren die op elkaar lijken.
Bekijk de video.

In de negentiende eeuw worden vanuit de hele wereld planten en dieren naar Leiden gebracht.
Daar worden ze op alcohol bewaard om bestudeerd te worden. Er blijken veel overeenkomsten te zijn.

Divergent of convergent?
Verdeel de dieren a t/m h over de klas.
Zoek een afbeelding van elk dier en gegevens over de lichaamsbouw, de leefwijze en de afstamming van de twee genoemde diersoorten.
Zoek ook hun wetenschappelijke naam en het geslacht waartoe ze horen.
In hoeverre zijn deze dieren verwant?
Is er sprake van divergentie of convergentie?
Noteer de gegevens bij de figuur en bewaar alles de tentoonstelling.

  1. de zeekoe en de walvis
  2. zeemeeuw en albatros
  3. pinguïn en reuzenalk
  4. haas en konijn
  5. nandoe en struisvogel
  6. dromedaris en kameel
  7. kangoeroe en koala
  8. merel en lijster

Fossielen
Lees het artikel: Uitsterven of ontwikkelen - www.natuurinformatie.nl
Bekijk in overleg met je docent de fossielen uit de collectie op school.
Verdeel de fossielen over de klas.
Ieder maakt voor dit fossiel een kaartje met een korte uitleg (soort, periode, evt vindplaats).
Bewaar de gegevens voor de tentoonstelling. 

Stambomen
Maak tweetallen.
Zoek een afbeelding van en stamboom van één van de volgende groepen.

  • Olifanten
  • Paarden
  • Buideldieren
  • Katachtigen
  • Pinguïns
  • Walvissen
  • Buideldieren
  • Apen van de oude wereld
  • Apen van de nieuwe wereld
  • Vleermuizen
  • Bloemplanten

Noteer bij de afbeelding:

  • in welke periode zich de belangrijkste ontwikkeling van de groep heeft afgespeeld.
  • aan welke leefwijze en omstandigheden de groep is aangepast.
  • met welke groepen de door jou bestudeerde groep het meest verwant is.
  • welke voorouder leefde resp. 300, 200 en 100 miljoen jaar geleden.

Bewaar de poster voor de tentoonstelling.

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

De eindopdracht voor deze module is het maken van een tentoonstelling voor publiek (b.v. open dag of brugklassers) om hen verloop van de evolutie in de tijd te laten ervaren. De basis van de tentoonstelling is een tijdbalk van de evolutie.

De klas wordt verdeeld in negen groepjes. Elke groep krijgt een deel van de tijdsbalk toegewezen.
De tijdsbalk wordt met tape op de vloer in de gangen van de school geplakt. Elke cm tape staat voor 100.000 jaar. De lengte van de tijdsbalk is 480 meter (480 meter = 4.8 miljard jaar). De balk moet misschien al buiten beginnen! Voor het buitengedeelte kan ook afzetlint worden gebruikt.

Elk groepje neemt een deel van de tijdlijn voor zijn rekening.
Het groepje zorgt ervoor dat:

  • de bezoeker weet in welke periode hij/zij zich nu bevindt (b.v. met een bordje met de naam van die periode);
  • leert welke belangrijke ontwikkelingen er in de evolutie van het leven op aarde in die periode hebben plaatsgevonden. Dat kan bijvoorbeeld door posters en afbeeldingen langs de lijn op de vloer of aan de muren te plakken;
  • aan de bezoeker twee vragen gesteld worden over de betreffende periode.
    De vragen worden bij de docent ingeleverd en verzameld op een vragenformulier dat de bezoekers meekrijgen tijdens hun tijdreis.
1 5 miljard tot - 0,5 miljard
2 500 miljoen tot - 250 miljoen
3 250 miljoen tot - 100 miljoen
4 100 miljoen tot - 50 miljoen
5 50 miljoen tot - 10 miljoen
6 10 miljoen tot - 5 miljoen
7 5 miljoen tot - 1 miljoen
8 1 miljoen tot - 250.000
9 250.000 tot nu

 

Kijk in de Gereedschapskist hieronder voor tips.
Jullie docent let bij de beoordeling van de tentoonstelling op de volgende punten:

  • De boodschap van de tentoonstelling is duidelijk.
  • Tijdsperiodes worden duidelijk weergegeven.
  • Het gemaakte werk is op een originele, creatieve en goed zichtbare manier opgesteld.
  • Het gemaakte werk is voorzien van een duidelijk uitleg, zodat het voor iedereen begrijpelijk is. 

Tentoonstelling maken

Je kunt je werk presenteren door dit ten toon te stellen. Door je werk te verzamelen en te laten zien leer je je eigen werk evalueren.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    De evolutietheorie van Darwin is een onderwerp dat je in de onderbouw ook al hebt bestudeerd. Welke nieuwe feiten ben je nu te weten gekomen? Welk nieuwe feit vond je het meest interessant. 
    De evolutietheorie draait ook altijd om mening en geloof. Hoe denk jij over de theorie van Darwin? 
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om samen met je klasgenoten een tentoonstelling te maken die voor iedereen begrijpelijk is? Welk onderdeel van de tentoonstelling was je het meest trots op?
    Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoten? Hadden jullie de rollen verdeeld of hebben jullie juist alles samen gedaan? Wat vond je daarvan?

Evolutie, alleen iets van vroeger?

Evolutie, alleen iets van vroeger?

Intro

Evolutie van levensvormen is een proces dat zo’n 4 miljard jaar geleden begon en dat nog altijd doorgaat.
Een proces wat zich over zo’n lange periode uitstrekt, is moeilijk te volgen.
Toch kunnen we ook in een korte periode tijd evolutie waarnemen, misschien zelfs in je eigen lichaam.
Griepvirussen bijvoorbeeld evolueren voortdurend.

Bekijk de video:

Besmet met het griepvirus? Gelukkig komt je afweersysteem je te hulp.
En als je de ziekte hebt overwonnen, ben je voor dat griepvirus immuun geworden.
Hoe komt het dat griep toch een voortdurende bedreiging voor ons blijft?

In deze module bekijk je de evolutie van het griepvirus en van het HIV virus (de veroorzaker van AIDS).
In de laatste stap bespreek je klassikaal de strategieën die de overheid kan inzetten om griep en AIDS te bestrijden en te voorkomen.

Het eindproduct is een klassengesprek over de aanpak van de overheid ten aanzien van griep en AIDS.
In het eindgesprek laat je zien dat je de deelconcepten beheerst en in een discussie kunt gebruiken.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen

Aan het eind van deze module kan ik:

  • uitleggen dat de evolutie niet stopt en doorgaat in de huidige tijd.
  • uitleggen wat een pandemie is en hoe deze kan ontstaan.
  • aangeven op welke manier een pandemie het dagelijks leven van de wereldbevolking kan beïnvloeden.


Deze module kan ik ook als extra stof doen nadat ik ook het thema afweer heb bestudeerd.

Deelconcepten
Mutatie, fenotype, genotype, genenpool, populatie, adaptatie, fitness, natuurlijke selectie, genetic drift, adaptatie, fitness, selectiedruk.

Wat kan ik al?

Voor je verdergaat met deze stap, frissen we even kort je geheugen op.
Wat weet je nog over virussen?

Kijk de volgende video tot 1.55 minuten. (In overleg met je docent kun je eventueel ook verder kijken).

Weet je het weer? Heb je vragen over wat je gezien hebt. Stel ze dan aan je docent.

Ga nu verder met de rest van deze module.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Leervraag
Stap 1 Waar kwam de Mexicaanse griep opeens vandaan en hoe kan het dat dit een pandemie werd.
Stap 2 Corona hield de wereld vanaf eind 2019 in haar greep. Op welke manier wordt dit door burgers ervaren? Dat bespreek ik met mijn klasgenoten.
Stap 3 In deze stap bekijk ik op welke manier virussen kunnen muteren.
Stap 4 In hoeverre had Darwin al zicht op de evolutionaire processen van ziekten?
Stap 5 Ik bespreekt in mijn klas of wij vinden dat voorkomen van infecties belangrijker is dan het behandelen.
Stap 6 Waar kwam het HIV-virus vandaan en hoe wordt het overgedragen? Dat onderzoek ik in deze stap.
Stap 7 In deze stap bekijk ik op welke manier mensen de evolutie kunnen benutten om de juiste medicatie te maken.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak met een groepje een schema met voor- en tegenargumenten voor voorzorgsmaatregelen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Mexicaanse griep

Mexicaanse griep
In de zomer van 2009 heerste de Mexicaanse griep. Het zorgde voor veel onrust onder de bevolking.
Waar kwam deze griep opeens vandaan?
Maak de opdrachten en vragen uit stap 1 en beantwoord dan deze vraag.

Bekijk de volgende video's en de kaart:

Pandemieën
Epidemieën die zich over de hele wereld verspreiden noemt men pandemieën. In het filmpje wordt een vergelijking gemaakt met 1950.
Zoek uit welke grote griep pandemieën er de afgelopen honderd jaar geweest zijn. Zoek gegevens over het virus, de verspreiding, het aantal doden en de risicogroepen van de populaties. Noteer de gegevens op een tijdbalk.
Kijk voor tips in de Gereedschapskist hieronder. Overleg met je docent of je de tijdbalk ook in moet leveren. Zo ja, dan vind je de beoordelingseisen ook in de Gereedschapskist.

Tijdlijn maken

Een tijdlijn of tijdbalk geeft je een helder overzicht van verschillende gebeurtenissen over een bepaalde periode heen.

 

Stap 2: Corona - Covid19

In het najaar van 2019 worden in de Chinese stad Wuhan de eerste gevallen van een nieuw virus gemeld: Covid-19, in de volksmond bekend als Corona.

De Coronavirussen zijn niet nieuw. In het verleden zijn er bijvoorbeeld al uitbraken van SARS (2003) en MERS (2012) geweest. Beide ook Coronavirussen. Het Coronavirus dat sinds 2020 heel de wereld in zijn greep houdt, is een variant op eerdere Coronavirussen en veroorzaakt de ziekte Covid-19.

Nadat eind 2019 Corona flink veel slachtoffers maakte in China, verspreidde het zich razendsnel over de wereld.
Dat zie je in de volgende video:

Een nieuwe pandemie is geboren. Het programma EenVandaag laat op hun website in een animatie zien hoe Corona de wereld veroverde.
Deze kaart van Localfocus geeft een actuele weergave van het aantal Coronapatiënten in de wereld aan.

De manier waarop dit Coronavirus de wereld in zijn greep hield was uniek. Nog nooit eerder gingen zoveel landen in lock-down om de verspreiding van het virus te voorkomen. Mensen mochten alleen nog maar naar buiten voor de hoognodige boodschappen. Verder waren zij gebonden aan hun huis. Sociale contacten werden volledig aan banden gelegd en zelfs het onderwijs werd op afstand gegeven.
Niet alleen de gevolgen voor de economie zijn enorm, maar ook hebben veel mensen last van een sociaal isolement. Mensen worden geacht zo min mogelijk sociale contacten te onderhouden.

Ziekenhuizen in landen over de hele wereld kunnen de toestroom van patiënten niet aan en moeten keuzes maken tussen mensen. Artsen worden voor onmogelijke keuzes gesteld: welk mensenleven is meer waard?
In Europa wordt in eerste instantie Italië het hardst getroffen, later Spanje.

Het eerst eerste geval van Corona in Nederland wordt op 27 februari 2020 gemeld. Eind september van datzelfde jaar staat de teller op meer dan 100.000 geteste patiënten. Officieel zijn er tot dan 6281 doden gevallen door Corona, maar er wordt aangenomen dat het daadwerkelijke aantal op dat moment veel hoger lag. Het was namelijk van, vooral veel ouderen, niet bekend of Corona de doodsoorzaak is. Dit kwam omdat Nederland, net als veel andere landen in de wereld, kampte met enorme tekorten aan testmateriaal. Niet iedereen die ziek werd kon ook daadwerkelijk getest worden.

Kijk de volgende korte video's over Corona. Na het kijken ga je met een groepje klasgenoten in gesprek over de aanpak van het Coronavirus en de reactie van de bevolking op de maatregelen. Wat is jouw mening? Ga zo nodig de discussie aan met je klasgenoten. Zorg voor goede argumenten en vergeet niet respect te hebben voor elkaars mening!
Kijk voor tips over discussiëren eerst nog even in de Gereedschapskist.



 

 

 

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Stap 3: Mutaties

In het filmpje blijkt dat het virus kan overstappen van soort op soort.
Op dit moment zijn er vooral twee influenza A soorten aanwezig onder de menselijke bevolking (H3N2 en H1N1). Twee typen virussen kunnen zich in een gastheer combineren tot een nieuw type. Zo’n verandering heet antigene shift.
Een virus kan natuurlijk ook gewoon muteren. Dat heet antigene drift.

Lees de kennisbank:

Mutaties


Voorkomen van influenza A bij enkele dieren.

mens momenteel H3N2, H1N1, sporadisch H7N7
paarden H3N8, H7N7
varkens H1N1, H3N2
zeehonden H7N7, H4N5
nertsen H10N4
vogels bijna alle subtypen; virus zit in maag-darmkanaal

 

Lees de volgende Kennisbank:

Specifieke afweer

Aziatische griep en Hongkonggriep
Er is inmiddels aardig wat bewijs dat zich in 1957 een antige shift heeft voorgedaan toen H1N1 vervangen werd door H2N2 (Aziatische griep) en in 1968 (Hongkonggriep) toen H2N2 vervangen werd door H3N2.

Tenslotte
Beantwoord nu de vraag:
Waar kwam de Mexicaanse griep opeens vandaan? Maak gebruik van je kennis uit deze stap.
Bespreek het met een klasgenoot.

Stap 4: Een evolutionair compromis

In de tijd van Darwin was er natuurlijk nog niets bekend over virussen.
Maar is zijn theorie ook op virussen van toepassing?
Lees de kennisbank:

Charles Darwin en darwinisme

 

Stap 5: Griep preventie of behandeling?

In principe zijn er bij de bestrijding van een infectieziekte als griep meerdere mogelijkheden:
preventie of ingrijpen als de patiënt al ziek is.

Werk in viertallen 

Voorkomen of genezen?
Twee leerlingen doen opdracht a, de andere twee opdracht b.
Verdeel de artikelen en wissel de gegevens uit in je groepje.

  1. Beter voorkomen dan genezen!
    Het is mogelijk mensen te vaccineren tegen griep.
    De productie van het vaccin is tijdrovend.
    Lees insectencellen produceren een vaccin tegen griep en
    Universeel griepvaccin weer een stuk dichterbij.
    Beredeneer op grond van deze twee artikelen wat theoretisch de ideale manier zou zijn voor de productie van een griepvaccin.
  2. Tamiflu als wondermiddel?
    De virusremmer Tamiflu is het bekendste middel tegen griep.
    Maar is het nog effectief?
    Lees Het einde voor Tamiflu? en Tamiflu informatie.

Stap 6: De stamboom van HIV

VIDEO

 

In 1981 werden de eerste mensen met AIDS in een ziekenhuis opgenomen.
Het betrof vaak jonge homoseksuele mannen die ongebruikelijke vormen van longontsteking en huidkanker kregen. Twee jaar later wist men het virus te isoleren en kreeg het de naam HIV. Inmiddels leven er wereldwijd ongeveer 33 miljoen mensen met AIDS (waarvan 3,3 miljoen kinderen). Hoe vermenigvuldigt HIV zich? Hoe wordt het overgedragen?
En waar kwam dat HIV-virus vandaan?

Bekijk de video's. Beantwoord tijdens het kijken voor jezelf de volgende vragen:

  • Er is nog steeds geen medicijn gevonden voor de bestrijding van HIV, maar wat is een virus eigenlijk?
  • Waarom is HIV zo moeilijk te bestrijden?

Noem een aantal oorzaken waardoor AIDS door het afweersysteem van de patiënt zo moeilijk te bestrijden is.
Bespreek je antwoorden in de klas.

De pest of de pokken?
Ongeveer 10% van de Europeanen is ongevoelig voor het HIV virus.
Zij hebben een mutatie waardoor het virus de cellen niet in kan. (zie rechter afbeelding) Mensen die deze mutatie (in het gen voor het CCR5 eiwit) dubbel hebben, missen het eiwit en zijn volledig beschermd;
bij heterozygoten verloopt de infectie minder heftig.

De mutatie is waarschijnlijk ca 700 jaar geleden ontstaan.
En dat viel samen met de periode dat er in Europa andere dodelijke ziekten heersten, namelijk de pest (daaraan overleed toen een derde van alle Europeanen) en de pokken.
De pokken epidemieën waren kleiner, maar duurden langer.

Stap 7: De evolutie benutten

HIV-virussen vermenigvuldigen zich snel en produceren enorme aantallen nakomelingen. Het virus evolueert dus ook snel, zelfs binnen de patiënt.
Als het afweersysteem van de patiënt erin slaagt het virus te verslaan, zijn er in het lichaam alweer mutanten van het oorspronkelijke virus ontstaan.
Datzelfde gebeurt als er medicijnen worden toegediend.
De virusstam waardoor de patiënt is besmet, is resistent geworden tegen de gebruikte medicijnen.

Ontstaan van resistentie
Om dit probleem te ondervangen werkt men bij HIV met medicijn cocktails
(bijv. B,C en D). Maar ook dan treedt resistentie op. Een virus betaalt wel een ‘prijs’.
Als een resistente stam moet concurreren met een niet-resistente, dan verliest de resistente stam.
Zijn fitness is lager. Men kan het aantal virus deeltjes per milliliter bloed (viral load) terugbrengen door de therapie enkele weken te stoppen en dan opnieuw een hoge dosis van hetzelfde medicijn te geven.

Beredeneer waardoor medicijn A na zo’n stopperiode toch weer werkt. Bespreek dit met een klasgenoot.

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Afronding
Zoek uit welke (voorzorgs-) maatregelen er in Nederland genomen worden met betrekking tot infecties (bij mensen, vogels of varkens) en AIDS.

De klas is verdeeld in drietallen. De helft van de groepen houdt zich bezig met HIV, de andere helft van de groepen met griep. Verdeel de bronnen over je groep.
Zorg dat je informatie verzamelt over de verschillende (voorzorgs-) maatregelen en de meningen daarover. Maak van je gegevens een duidelijk schema, met argumenten voor en tegen.
Maak daarna met je groepje een voorstel voor wat de overheid zou moeten doen.
Beargumenteer je voorstel.
Gebruik daarbij je kennis van de evolutie van de virussen.

De groepjes bespreken hun voorstellen met de andere groepjes met dezelfde opdracht.
Stel gezamenlijk (dus met de helft van de klas) een plan van aanpak voor griep en HIV op.
Elke groep kiest een vertegenwoordiger die het eindresultaat voor de klas bespreekt.
De twee voorstellen worden klassikaal besproken.

Bronnen:
Algemeen

Griep

AIDS

 

Maak gebruik van de Gereedschapskist als je dat fijn vindt.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU  met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    In deze module komen veel virussen aan bod die de wereld in hun greep kunnen houden. Dit komt deels door angst en onwetendheid. Heeft de kennis die je in deze module hebt opgedaan bij jou eventuele angst vergroot of heeft het je juist minder angstig gemaakt voor pandemieën?
  • Eindopdracht
    Hoe hebben jullie ervoor gekozen om de artikelen te verdelen? Was dit naar jouw tevredenheid? Zo niet, wat heb je er dan aan gedaan om het voor jezelf beter te maken?

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

HAVO 2019-TV1

HAVO 2019-TV1 Vraag 10
HAVO 2019-TV1 Vraag 15
HAVO 2019-TV1 Vraag 16
HAVO 2019-TV1 Vraag 33

HAVO 2021-TV1

HAVO 2021-TV1 Vraag 7
HAVO 2021-TV1 Vraag 27

HAVO 2021-TV2

HAVO 2021-TV2 Vraag 26
HAVO 2021-TV2 Vraag 27
HAVO 2021-TV2 Vraag 38

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

Het onderwerp evolutie kom je in bijna alle thema´s van de biologie tegen.
Evolutie zorgt ervoor dat op elk organisatieniveau bouw en functie zo goed mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Zet de organisatieniveaus van klein naar groot onder elkaar met enkele open regels.
Zoek bij elk niveau een voorbeeld van deze optimale afstemming tussen bouw en functie. Verwerkt het geheel in een document en voorzie het zo mogelijk van afbeeldingen. 

Overleg met je docent of je deze opdracht ook in moet leveren en zo ja, wat dan de beoordelingseisen zijn. 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 19 à 20 SLU.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit twee modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Evolutie - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 10:48:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Evolutie is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo leerjaar 4/5. Dit thema heet evolutie. Aan het eind van dit thema: leg je uit hoe door natuurlijke selectie populaties aangepast raken en nieuwe soorten kunnen ontstaan. beschrijf je de overeenkomsten en verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige selectie. leg je uit hoe de genetische variatie (zowel in fenotype als genotype) in populaties in tijd en ruimte kan veranderen. leg je uit waardoor verschillende typen mutaties in het erfelijk materiaal kunnen ontstaan. Je legt uit wat effecten van mutaties kunnen zijn. beschrijf je hoe nieuwe combinaties van erfelijk materiaal ontstaan bij het vormen van voortplantingscellen. leg je uit hoe door de mens gewenste genencombinaties verkregen worden door genetische modificatie. gebruik je theorie over evolutiemechanismen om biologische verschijnselen op verschillende organisatieniveaus te verklaren. geef je verwantschap en afstamming van soorten weer in de vorm van een stamboom. beschrijf je hoe diversiteit van populaties en ecosystemen ontstaat als gevolg van natuurlijke selectie.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Mutatie en recombinatie; Evolutie; Variatie in populaties; Soortvorming;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    14 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    afstamming, arrangeerbaar, biologie, ecosysteem, evolutie, genencombinaties, genetische motificatie, havo4/5, stercollectie, verwantschap

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Evolutie, alleen iets van vroeger? - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63263/Module__Evolutie__alleen_iets_van_vroeger____h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Onderzoek naar soortvorming - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63262/Module__Onderzoek_naar_soortvorming___h45

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Evolutie

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.