De hielprik
In de eerste week na je geboorte, komt de wijkverpleegkundige op bezoek.
Een prikje in de onderkant van de voet, in de hiel, levert een beetje bloed.
Hoe dat in zijn werk gaat zie je in de volgende video:
In het laboratorium wordt het bloed onderzocht op een aantal zeldzame erfelijke ziektes. Wil je weten welke?
Kijk op www.rivm.nl .
PKU (phenylketonurie) was de eerste ziekte die met het bloed uit de hiel kon worden aangetoond.
De laatste stap van deze module geeft je meer informatie over PKU.
De vraag waar het deze module over gaat is: Hoe kom je aan een erfelijke ziekte en kun je de ziekte doorgeven aan jouw kinderen?
Erfelijke eigenschappen zijn vaak interessant om te onderzoeken. Maar als jij niet weer wie jouw biologische ouders zijn, kan deze module ook heel confronterend zijn. Heb je hier problemen mee, bespreek deze dan met je docent.
Wat ga ik leren?
Je kent:
de grondlegger van de erfelijkheidsleer
En je kunt:
uitleggen hoe het fenotype ontstaat onder invloed van het genotype en milieufactoren.
de begrippen chromosoom, gen, allel en locus uitleggen en met elkaar in verband brengen.
de begrippen dominant en recessief met een voorbeeld uitleggen.
de afkortingen P, F1 en F2 uitleggen.
de begrippen monohybride, homozygoot en heterozygoot uitleggen.
met een kruisingsschema werken en de uitkomst van een kruising voorspellen.
uitleggen hoe het geslacht van een individu wordt bepaald.
de uitkomst van een kruising met een X-chromosomale eigenschap voorspellen.
het verschil uitleggen tussen gekoppelde en niet-gekoppelde eigenschappen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Er is een aantal andere eigenschappen van mensen die makkelijk te onderzoeken zijn.
Een stamboom geeft het resultaat van dat onderzoek weer.
Je gaat nu een onderzoekje doen binnen je eigen familie.
Noteer het voorkomen van de volgende eigenschappen bij zoveel mogelijk van je familieleden.
Probeer tenminste drie generaties te onderzoeken.
Deze opdracht is moeilijk uit te voeren als je niet bij je biologische familie woont. Overleg met je docent en bekijk samen hoe je deze stap toch kunt maken.
Verdeel de kenmerken in een groepje van vier leerlingen. Maak hiervan een stamboom.
Bekijk de resultaten van stap 3.
Overleg met je viertal of je de begrippen homozygoot en heterozygoot kunt gebruiken bij elk van de vier eigenschappen.
Zet je conclusies bij elke stamboom neer.
De erfelijkheid van menselijke eigenschappen is niet gemakkelijk te onderzoeken.
Mensen krijgen pas laat nakomelingen en vaak ook nog weinig.
Bacteriën, fruitvliegjes en sommige huisdieren (konijnen en muizen) zijn beter geschikt.
Het allereerste onderzoek naar erfelijke eigenschappen gebeurde aan planten.
Erwten om precies te zijn. De onderzoeker heet Gregor Mendel.
Ga naar Bioplek.
Bekijk de eerste simulatie op het derde scherm, kruising nummer 1.
Mendel gebruikte de termen P, F1 en F2 bij zijn kruisingen.
Beantwoord de volgende vragen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een vierkant als oplossing?
Kop of munt; beide even veel kans.
Jouw elftal speelt tegen de zon in of met de wind mee, tot aan de rust.
Stel je voor dat de beide aanvoerders een munt opgooien. Dan heb je vier verschillende uitkomsten. Daar maak je een kansenvierkant van.
Beantwoord nu eerst de vragen van de oefening "Kansen"
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kruisingsschema
Bij de ouders van Alexa komt het allel voor wel (T) en niet (t) tongrollen voor in de lichaamscellen.
In de geslachtscellen komt dan of een allel T of een allel t voor.
Beantwoord de vragen van de oefening "Kruisingsschema - 1
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het schema van de oefening hierboven kan eenvoudiger.
We nemen een voorbeeld uit de kruisingen van Mendel.
Het gen voor de kleur van de erwten heeft twee allelen.
Mendel kruiste een homozygote plant met gele erwten met een homozygote plant met groene erwten.
Bekijk kruising 2 (op scherm 3) op Bioplek.
Beantwoord de vragen van de oefening "Kruisingsschema - 2"
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Meer dan twee allelen
Tot nu toe ben je eigenschapen tegen gekomen die bepaald worden door één gen met twee allelen (een dominant en een recessief allel).
Vaak is de werkelijkheid ingewikkelder. De erfelijkheid van jouw bloedgroep is hiervan een goed voorbeeld. Het is van belang bij een bloedtransfusie, dat je bloed krijgt van de juiste bloedgroep.
Stel je voor, jij bent verpleegkundige op de afdeling spoedeisende hulp.
Bekijk de volgende video. Lees daarna de Kennisbank en maak de oefening.
Eigenschappen die X-chromosomaal zijn geven we in een kruisingsschema op een speciale manier aan.
Daarmee ga je nu oefenen.
Maak per persoon (hele klas) de kleurenblindtest op: www.hansanders.nl
Maak een overzichtje van de resultaten uitgesplitst naar sekse.
Hoe is het gesteld met kleurenblindheid in de klas?
Komen er kleurenblinde meisjes in de klas voor?
Het gen voor kleurenzien ligt op het X-chromosoom.
Het allel voor kleurenzien (XK) is dominant.
Maak de oefening "Genotype" hieronder.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Gekoppelde genen
In 2000 is het totale menselijk genoom - het geheel van genen die in het DNA opgeslagen liggen, in kaart gebracht. Het totale DNA omvat ongeveer 30.000 genen.
De DNA code van al die genen staat in een databank die via internet te raadplegen is.
Stap 9: PKU
PKU
De hielprik bij pasgeboren baby’s kan veel leed voorkomen.
Hoe eerder de aandoening PKU is opgespoord hoe beter.
PKU is de afkorting van PhenylKetonUrie, ook wel fenylketonurie.
Het ontbreken van het enzym fenylalanine-hydrolase zorgt voor de ziekteverschijnselen.
Je maakt de opdrachten in tweetallen.
Jullie kunnen gebruik maken van de volgende bronnen:
Afronding
Je gaat beginnen aan de afronding van deze module.
Je kunt kiezen uit twee mogelijke eindproducten:
een informatieve folder over een, in Nederland, voorkomende erfelijke ziekte. De folder geeft informatie aan kinderen van groep 8 die een broertje of zusje hebben met die erfelijke ziekte. In de folder staat informatie over de symptomen van de ziekte, over de erfelijkheid ervan (eventueel een voorbeeld stamboom) en over de genezing.
een presentatie over een erfelijke ziekte voor je klasgenoten. Zorg ervoor dat zoveel mogelijk deelconcepten van dit thema aan de orde komen.
Je hoort van de docent de beoordelingscriteria.
Ben je klaar?
Ga na of je eindproduct voldoet aan de gestelde beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria vind je in de Gereedschapskist hieronder.
Laat het eindproduct beoordelen door je docent.
Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.
D-toets
Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Mendeliaanse genetica'.
De toets bestaat uit verschillende soorten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
Inhoud
Komen er in jouw familie erfelijke aandoeningen voor? Zo ja, dan weet je misschien ook wel of ze vaker voorkomen bij mannen of bij vrouwen.
Heb je hierdoor nieuwe inzichten gekregen?
Het arrangement Module: Hoe kom je eraan - h45 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo leerjaar 4/5. Dit is thema ’Erfelijkheid'. Het onderwerp van deze les is: Hoe kom je eraan.
Je kent:
de grondlegger van de erfelijkheidsleer
En je kunt:
uitleggen hoe het fenotype ontstaat onder invloed van het genotype en milieufactoren.
de begrippen chromosoom, gen, allel en locus uitleggen en met elkaar in verband brengen.
de begrippen dominant en recessief met een voorbeeld uitleggen.
de afkortingen P, F1 en F2 uitleggen.
de begrippen monohybride, homozygoot en heterozygoot uitleggen.
met een kruisingsschema werken en de uitkomst van een kruising voorspellen.
uitleggen hoe het geslacht van een individu wordt bepaald.
de uitkomst van een kruising met een X-chromosomale eigenschap voorspellen.
het verschil uitleggen tussen gekoppelde en niet-gekoppelde eigenschappen.
Leerniveau
HAVO 4;
HAVO 5;
Leerinhoud en doelen
Biologische eenheid;
Biologie;
DNA;
DNA als universele drager van genetische informatie;
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo leerjaar 4/5. Dit is thema ’Erfelijkheid'. Het onderwerp van deze les is: Hoe kom je eraan.
Je kent:
de grondlegger van de erfelijkheidsleer
En je kunt:
uitleggen hoe het fenotype ontstaat onder invloed van het genotype en milieufactoren.
de begrippen chromosoom, gen, allel en locus uitleggen en met elkaar in verband brengen.
de begrippen dominant en recessief met een voorbeeld uitleggen.
de afkortingen P, F1 en F2 uitleggen.
de begrippen monohybride, homozygoot en heterozygoot uitleggen.
met een kruisingsschema werken en de uitkomst van een kruising voorspellen.
uitleggen hoe het geslacht van een individu wordt bepaald.
de uitkomst van een kruising met een X-chromosomale eigenschap voorspellen.
het verschil uitleggen tussen gekoppelde en niet-gekoppelde eigenschappen.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Genotype en fenotype
Kruisingen
Kansen
Kruisingsschema - 1
Kruisingsschema - 2
Genotype
Genetica
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.