Thema: Cellen - h45

Thema: Cellen - h45

Thema Cellen

Intro

Onderzoek van cellen

Heb je wel eens griep gehad? Of de ziekte van Pfeiffer? Of een koortslip?

Misschien is er van jou ook wel eens bloed of urine onderzocht om een diagnose te stellen.
Met moderne technieken kunnen we levende cellen en virussen nauwkeurig in beeld brengen en onderzoeken.
We kunnen bijvoorbeeld kijken wat er in de cel met het virus gebeurt.
Door dat onderzoek is de genezing van veel ziekten een flinke stap dichterbij gekomen. Meer informatie hoor je in de volgende video:



In de video zie je enkele van de vele voorbeelden van celonderzoek.
In dit thema bekijken we nog enkele voorbeelden van onderzoek aan cellen.
Aan de hand daarvan leer je hoe cellen opgebouwd zijn en hoe ze erin slagen zichzelf in stand te houden.
Tenslotte bestudeer je de bouw van micro-organismen: bacteriën en virussen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van dit thema:

  • beschrijf ik de kenmerken van bacteriën en virussen.
  • benoem ik delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven.
  • wijs ik de delen van een cel of de omgeving van de cel aan in afbeeldingen of in modellen.
  • benoem ik de functies van de delen van de cel.
  • beschrijf ik een aantal verschillende typen cellen.
  • beschrijf ik hoe cellen met hetzelfde DNA toch kunnen verschillen in vorm en functie.
  • beschrijf ik dat celdifferentiatie tot stand komt doordat alleen bepaalde genen tot expressie komen.
  • leg ik uit dat bepaalde stoffen door passief transport en andere door actief transport membranen kunnen passeren.
  • beschrijf ik de relatie tussen de osmotische waarde binnen en buiten een cel en de invloed daarvan op de stevigheid van de cel en het organisme.

Deelconcepten:
Kern, vacuole, cytoplasma, grondplasma, cytoskelet, chloroplast, chlorofyl, chromosoom, celwand, celmembraan, celplasma, mitochondrie, (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-systeem, plastiden, lysosoom, ribosoom, bladgroenkorrel, bladgroen, genoom, stamcel, celtype, gen, DNA, RNA, eiwit, fenotype, genetische code, startcodon, stopcodon, niet-coderend, mutatie, genoommutatie, prokaryoot, eukaryoot, virus, bacterie, plasmide.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over Cellen?
Lees de volgende Kennisbanken uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Bouw van een cel - onderbouw

Cellen van bacteriën - onderbouw

Cellen van schimmels - onderbouw

Cellen en weefsels - onderbouw

 

Maak de oefening om je kennis te testen.

Wat ga ik doen?

Het thema Cellen bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal SLU
Inleiding  
Wat kan ik straks? 0,5
Wat kan ik al? 2
Wat ga ik doen? 0,5
Modules  
Module: Microscopisch onderzoek 8
Module: Wat vertelt een Barr body 8
Module: DNA bevat de code 6
Module: Micro-organismen 6
Module: Transportfunctie celmembraan 7
Afsluiting  
Samenvattend 1
Examenvragen 1
Extra opdracht 1
Terugkijken 0,5
Totaal: 41 à 42 uur

Modules

Microscopisch onderzoek

Microscopisch onderzoek

Intro

Cellen
Veel mensen willen graag kinderen. Die kinderwens komt gelukkig heel vaak uit en de meeste kinderen die geboren worden zijn gezond. Maar soms zijn ouders drager van een erfelijke afwijking, die kan leiden tot de geboorte van een kind met een ernstige ziekte (zoals spierdystrofie of taaislijmziekte).

In de cellen van de ouders (bijvoorbeeld in wangslijmvlies cellen of witte bloedlichaampjes) kan de aanwezigheid van zo’n afwijkend gen worden vastgesteld. Het afwijkende gen kan dan ook voorkomen in de eicellen of de zaadcellen en kan daarmee worden doorgegeven aan het embryo.
In het filmpje kun je zien hoe een cel van het embryo wordt weggehaald om te worden onderzocht.

 

In deze module werk je aan 7 stappen.
Het resultaat van stap 2 bewaar je in je portfolio.
Het resultaat van stap 4, 5, 6 en 7 laat je aftekenen/beoordelen door je docent.

Wat ga ik leren?

Na het afronden van deze module kan ik:

  • de organisatieniveaus binnen de biologie benoemen
  • zelfstandig werken met een microscoop en microscopische tekeningen maken
  • een schematische tekening van een plantencel maken en de onderdelen benoemen.

Deelconcepten
Kern, vacuole, cytoplasma, grondplasma, cytoskelet, chloroplast, chlorofyl.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Voor een eventuele zwangerschap kunnen wetenschappers al controleren of er sprake is van genetische afwijkingen. Deze stap gaat over pregenetische screening.
Stap 2 Voor elk niveau van bestuderen is een aparte maataanduiding. Daarover leer ik in deze stap.
Stap 3 Als ik mijn lichaam bekijk van buiten naar binnen wordt alles steeds kleiner en moeilijker te zien. In deze stap ga ik via mijn huid naar binnen tot in de kleinste cellen.
Stap 4 In de onderbouw heb ik al een aantal keer met een microscoop gewerkt. Maar wat weet ik nog van een microscoop?
Stap 5 Er zijn verschillende typen microscopen. In deze stap maak ik kennis met verschillende soorten en ga ik op zoek naar heel gedetailleerde afbeeldingen!
Stap 6 Ik voer een practicum uit met haren.
Stap 7 Ik voer een practicum uit met een blaadje waterpest.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik bestudeer cellen op verschillende niveaus.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Pregenetische screening

Opdracht 1 Pregenetische screening
In de intro heb je een korte video gezien.
Beantwoord de vragen.

De techniek van dit onderzoek leek veelbelovend.
Toch vallen de resultaten tegen.
Lees het volgende fragment:

Artikel: Genetische screening van embryo’s vermindert kans op zwangerschap

Noteer de antwoorden op de volgende vragen in een document. 

  • Noteer de opzet van het onderzoek.
  • Bereken het percentage vrouwen dat na de vruchtbaarheidsbehandelingen een kind kreeg in de beide onderzoeksgroepen.
  • Vind jij dat de toepasbaarheid van PGS verder moet worden onderzocht?
    Noteer je argumenten en bespreek je argumenten met enkele klasgenoten.
  • Vat kort samen waardoor pregenetische screening mogelijk is en lever deze samenvatting en je antwoord van de vorige vraag in bij je docent. Je docent let op de juistheid van de antwoorden en de netheid van je document. 

Stap 2: Klein, kleiner, kleinst

Klein, kleiner, kleinst
Bestudeer van de kennisbank het stuk ‘Algemene bouw’ en maak daarna de opgave.

Steeds kleiner

 

Stap 3: Van cel tot stelsel

Van cel tot stelsel
Bekijk de video. Lees ook nog even de bijbehorende tekst Van cel tot stelsel.
Maak daarna de oefening.

Stap 4: Werken met een microscoop

Werken met een microscoop
In de onderbouw heb je al een aantal keer met een microscoop gewerkt. Maar wat weet je nog van een microscoop? Maak voor je verdergaat met deze stap eerst de oefening.
 

Leren werken met het microscoop
In een kort practicum herhaal je het werken met de microscoop.
Je gaat aan de slag met drie oefeningen:

  • Beeldvorming
  • Gezichtsveld
  • Diepte

Laat het werkblad aftekenen door de docent of TOA.
 

Stap 5: Kleine en grote microscopen

Kleine en grote microscopen
Wil je weten hoe de allereerste microscoop werkte?
Bekijk de volgende video van SchoolTV over Antoni van Leeuwenhoek en zijn microscoop.


Het lensje van de microscoop van Van Leeuwenhoek zou je zelf kunnen maken.
Maar je kunt ook zelf met een elektronenmicroscoop werken.

Kijk naar de volgende twee video's over de elektronenmiscroscoop. De tweede video is in het Engels.



Ga naar de site van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Lees de tekst en kijk naar de voorbeelden. Klik nog wat rond op de site. Je komt veel informatie tegen.

Op internet zijn ontzettend veel verschillende afbeeldingen van objecten onder een elektronenmicroscoop te vinden.
Ga op zoek naar een afbeelding van een object onder de elektronenmicroscoop. Dit kan een mensenhaar zijn, een dier, een... aan jou de keus.
Maak schermafbeeldingen en verwerk in een kort verslag wat je ziet en wat je opvalt.
Benoem ook wat het verschil/voordeel is van een afbeelding van dit object onder een elektronenmicroscoop ten opzichte van een lichtmicroscoop.

Laat je verslag beoordelen door je docent/TOA.
Hij/zij let op:

  • er wordt duidelijk vermeld om welk object het gaat.
  • er is een duidelijke schermafbeelding in het verslag opgenomen.
  • het verschil en de voordelen ten opzichte van een lichtmicroscoop worden benoemd.
  • het geheel is netjes vormgegeven.

Stap 6: Onderzoek aan haren

Onderzoek aan haren
Je bekijkt eerst enkele eenvoudige preparaten.
Daarvoor heb je de volgende kennis nodig:
Bestudeer:

Chloroplasten

Vacuole

Cellen van drie domeinen


Lees ook de Gereedschapskist voor het maken van een schematische tekening. 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Practicum onderzoek van haren
Benodigdheden:

Werkwijze:
Maak een preparaat van

  • een wimperhaar van jezelf.
  • de opperhuid van een blad van een geranium (pelargonium).
  • een bloemblaadje van de geranium.

Vergelijk de verschillende cellen.

Laat het werkblad aftekenen door de docent of TOA.
Bewaar het werkblad.

Stap 7: Waterpest

Onderzoek aan waterpest

Celorganellen en kern

 

Onderzoeksvragen:

  1. Welke organellen veroorzaken de groene kleur van een blaadje waterpest?
  2. Hebben celorganellen een vaste plaats in de cel?
  3. Uit hoeveel cellagen bestaat een blaadje waterpest?

Benodigdheden:

  • Werkblad Een blaadje waterpest
  • Model van een plantencel (indien aanwezig op school)
  • Microscoop
  • Prepareermateriaal
  • Tekenmateriaal
  • Waterpest

Werkwijze:
Maak één of meerdere preparaten van waterpest en bekijk de cellen met de microscoop.
Maak aantekeningen en biologische tekeningen tijden het practicum.
Laat het werkblad aftekenen door de docent of TOA.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Afronding
Werk hierbij in tweetallen.
Bekijk de video en ontdek de niveaus van 100 tot 10-10.
Zoek het niveau van:

  • organisme
  • orgaan
  • weefsel
  • cel

Noteer van elk niveau hoeveel maal het beeld vergroot is.
We begonnen deze module met genetische screening.

  1. Op welk organisatieniveau wordt dit onderzoek gedaan?
  2. Welke apparatuur moet men gebruiken voor dit onderzoek?
  3. Welke vaardigheden heb je nodig om dit onderzoek goed te kunnen doen?

Wissel in de klas de antwoorden uit of bespreek je antwoorden met de docent.
Overleg met hem/haar wat de beoordelingseisen zijn. 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen en practica helemaal kunnen uitvoeren?
  • Inhoud
    Gedrag bestudeer je het best door er naar te kijken.
    Wat vond je van de video's? Schrijf de titel van één video op die je heel goed vond.
    En schrijf ook de naam op van een video die je heel slecht vond.
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om de verschillende niveaus in de video te vinden en hier de juiste maat van vergroting aan te koppelen? Zo niet, hoe hebben jullie dit opgelost?
    Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoot? Konden jullie de taken eerlijk verdelen?

Wat vertelt een Barr body?

Wat vertelt een Barr body

Intro

Oneerlijke concurrentie in de sportwereld: seksetest voor atletes.
Bekijk ten minste de eerste twee minuten van het filmpje over Foekje Dillema.

Video: Andere tijden sport

Caster Sementya is een vrouwelijke atlete die de 800 meter loopt.
Sommige sportverslaggevers vragen zich af of ze wel een vrouw is.
Als ze toch een man blijkt te zijn te zijn, dan is meelopen bij de vrouwen immers oneerlijke concurrentie.

Lees het artikel 'Winnares 800 meter ondergaat seksetest'.

Al vanaf het midden van de vorige eeuw proberen sportorganisaties die concurrentievervalsing te voorkomen. Tot 1968 werden vrouwelijke atletes door een vrouwenarts onderzocht om hun geslacht vast te stellen.
Maar mensen zijn niet zo gemakkelijk in twee groepen, mannen en vrouwen,
te verdelen. Vanaf 1968 werd er daarom een nieuwe test ingevoerd. Het bekijken van de celkern in cellen moest bewijzen opleveren. Aan de binnenkant van de wang komen losse slijmvliescellen voor.
Met een plastic roerstaafje kun je die gemakkelijk verwijderen. Wat is er aan deze wangcellen te zien? Daarover gaat deze module.

Wat ga ik leren?

Na het afronden van deze module:

  • Kan ik een schematische tekening maken van een cel en de functie van de verschillende organellen noemen.
  • Kan ik verschillen tussen cellen van planten en dieren noemen.
  • Kan ik uitleggen hoe celdifferentiatie tot stand komt.
  • Kan ik enkele functies van eiwitten in cellen noemen.
  • Kan ik de structuur van eiwitten toelichten.

Deelconcepten
Celkern, chromosoom, celwand, celmembraan, vacuole, celplasma, mitochondrie, (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-systeem, plastiden, lysosoom, ribosoom, bladgroenkorrel, bladgroen, genoom, stamcel, celtype.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Met behulp van een microscoop onderzoek ik de cellen van wangslijmvlies.
Stap 2 De celkernen van mannen en vrouwen verschillen. Met behulp van kleurstof kan dit worden aangetoond. In deze stap leer ik meer over Barr body.
Stap 3 Welke onderdelen heeft een dierlijk cel allemaal? Ik maak een schematische tekening van een plantaardige en een dierlijke cel en kan de verschillende organellen benoemen.
Stap 4 en Cellen moeten individueel allemaal overleven. Hoe ze dat doen leer ik in deze stap.
Stap 5 Cellen specialiseren zich voor en bepaalde functie. Ik combineer de informatie die ik in deze stap leer met de informatie uit voorgaande stappen in een mindmap.
Stap 6 Eiwitten bepalen wat een cel kan. Hoe dat zit leer ik in deze stap.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik vul de mindmap aan die ik in stap 5 heb gemaakt.
D-toets Ik maak twee d-toetsen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Wangslijmvliescellen

Onderzoek van wangslijmvliescellen
Bestudeer:

Celorganellen en kern



Practicum: Microscopisch onderzoek

Voer het microscopisch onderzoek uit met behulp van het Werkblad Onderzoek van wangslijmvliescellen. Laat het werkblad aftekenen door de TOA of docent.

Stap 2: Barr bodies

Barr bodies en drumsticks
Elke cel heeft erfelijk materiaal in zich: de chromosomen.
De helft van de chromosomen is afkomstig van de vader, de andere helft van de moeder.
Bij de bevruchting komt het erfelijk materiaal van de eicel en de zaadcel bij elkaar.
Je kunt chromosomen met kleurstoffen zichtbaar maken.
Vooral wanneer de cel in deling is, kun je ze heel goed zien.
Bestudeer zo nodig de Kennisbank:

Celorganellen en kern


In 1949 ontdekte de Amerikaanse onderzoeker Murray Barr een verschil tussen de celkernen van mannen en van vrouwen. Barr kleurde de celkernen met een speciale kleurstof.

Download het werkblad Barr bodies en beantwoord de vragen.

Stap 3: Dierlijke cel

Alle onderdelen van een dierlijke cel
Vorm tweetallen.
Ga naar www.natuurinformatie.nl .

Wijs om de beurt met je vinger een organel aan. Laat de ander de naam geven.
Klik daarna met de muis op het organel, controleer het antwoord en lees de informatie.

Maak een schematische tekening van een plantaardige en dierlijke cel zoals je die met schoolmicroscoop (vergroting tot 400x) kunt zien.
Wissel van tekening en kijk ze van elkaar na. Geef dan alle onderdelen een nummer.
Zet de nummers in een tabel en noteer achter elke nummer de functie van het onderdeel.

Beoordeel eerst zelf je schematische tekening volgens de punten hieronder:

De tekening:

  • is getekend met HB potlood met scherpe punt.
  • is getekend in strakke lijnen en zonder druk op het potlood.
  • bevat cellen die groot genoeg zijn (ongeveer 10 cm).
  • bevat celonderdelen die in de juiste verhouding zijn. 
  • bevat enkele cellen in hun geheel en in verhouding.
  • bevat verwijslijnen die langs liniaal zijn getrokken.
  • is netjes en verzorgd. 

Stap 4: Bouw en functie

De cellen in een lichaam zijn onderdeel van het geheel.
Samen maken ze groei en ontwikkeling mogelijk.
Samen zorgen ze ervoor dat het individu kan overleven, ook als de omstandigheden veranderen.
Maar elke cel moet ook zorgen dat hij zélf overleeft. Daarvoor moet hij:

  • voedsel opnemen en verteren;
  • afvalstoffen verwijderen;
  • stoffen en organellen maken voor vervanging en groei;
  • reageren op de omgeving;
  • energie vrijmaken voor al deze processen.

Een eencellig organisme kan al deze taken in die ene cel uitvoeren.

Bekijk de volgende twee video's.
In de eerste video van SchoolTV zie je een pantoffeldiertje die zijn eigen afvalstoffen opruimt.
In de tweede video zie je een amoebe die eet.

Beide eencellige organismen kunnen dus zelf overleven.

Lees nu de volgende twee kennisbanken.
Kennisbank Bouw en functie helemaal.
Kennisbank Stamcelonderzoek alleen de drie pagina's over stamcellen.

Bouw en functie

Stamcelonderzoek

 

Stap 5: Specialisatie

Hoe ontstaat specialisatie?
Natuurinformatie: Celspecialisatie - www.natuurinformatie.nl

  1. Lees deze informatie en vat samen hoe celspecialisatie tot stand komt.
  2. Bespreek met een klasgenoot wat je nu kunt zeggen over de genen die Barr (stap 2) heeft bestudeerd?
  3. Maak een mindmap van de specialisatie van cellen (aan de hand van wat je geleerd hebt in stap 4 en 5) en bewaar deze in je portfolio. In de eindopdracht werk je deze mindmap verder uit. 
    Kijk voor tips in de Gereedschapskist hieronder. 

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Stap 6: Eiwitten maken het verschil

Specialisatie berust dus op het aan- of uitzetten van genen.
Maar wat gebeurt er als een gen “aan” staat?
De cel krijgt dan opdracht een bepaald eiwit te maken.
En dat is belangrijk, want eiwitten bepalen wat een cel kan.

Bestudeer:

Eiwitten

Structuur van eiwitten

Functie van eiwitten in een cel


Werk in tweetallen.
Zoek ieder in Binas of Biodata de namen van vier eiwitten.
Wissel de rijtjes uit. Ieder zoekt nu de functies erbij.
Controleer daarna elkaars antwoorden en bewaar de informatie in een document.

Maak nu alleen een schematische tekening van een tripeptide bestaande uit de aminozuren Met, Gly en Pro.
Gebruik zo mogelijk je scheikunde boek, Binas of Biodata.

Beoordeel eerst zelf je schematische tekening volgens de punten hieronder.

De tekening:

  • is getekend met HB potlood met scherpe punt.
  • is getekend in strakke lijnen en zonder druk op het potlood.
  • bevat cellen die groot genoeg zijn (ongeveer 10 cm).
  • bevat celonderdelen die in de juiste verhouding zijn.
  • bevat enkele cellen in hun geheel en in verhouding.
  • bevat verwijslijnen die langs liniaal zijn getrokken.
  • is netjes en verzorgd.

Wissel nu uit met medeleerlingen en verbeter zo nodig je eigen werk. Laat het werk beoordelen door je docent en stop het resultaat in je portfolio.

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Vul de mindmap van stap 5 verder aan met wat je in deze module geleerd hebt.
Wissel deze uit met een klasgenoot.
Maak zo nodig een verbeterde versie en lever deze in.
De beoordelingseisen vind je in de Gereedschapskist hieronder.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

D-toetsen

Deze module sluit je af met het maken van twee d-toetsen.
De toetsen bestaan uit gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op knoppen om de toetsen te starten.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen? Welke stap kostte de meeste tijd? Kun je dat verklaren?
  • Inhoud
    De inhoud van deze module bevat veel termen en veel informatie. Heb je het idee dat je alle verschillende onderdelen van een cel op de juiste manier kunt benoemen en uitleggen?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om de inhoud van deze module samen te vatten in een mindmap? Heb je de mindmap in je portfolio bewaard? Wat denk je dat de meerwaarde is van deze mindmap in je portfolio?
  • D-toets
    Heb je de D-toetsen gedaan? Ging het goed? Welk onderdeel van deze module moet je nog meer aandacht aan besteden?

DNA bevat de code

DNA bevat de code

Intro

DNA onderzoek is niet weg te denken uit de moderne biologie.
DNA onderzoek is ook regelmatig in het nieuws.
Bekijk de aflevering van DNA onbekend.

(Wil je weten wat de uitslag is van de DNA-test? Dat kun je hier lezen)

Er kunnen allerlei redenen zijn waarom mensen verwantschap willen laten onderzoeken.
Twijfels rond het vaderschap, adoptie en biologische ouders of bijvoorbeeld het hebben van een half broer of zus?
Maar hoe werkt zo’n test?
Dat leer je in deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module:

  • kan ik de bouwstenen van DNA en RNA herkennen.
  • kan ik uitleggen op welke wijze DNA en RNA zijn opgebouwd.
  • kan ik de termen gen en mutatie uitleggen.
  • kan ik uitleggen op welke manier het DNA de bouw van een eiwit bepaalt.
  • kan ik uitleggen hoe een vaderschapstest werkt.
  • kan ik een standpunt over DNA onderzoek met argumenten onderbouwen.

Deelconcepten
Chromosoom, gen, DNA, RNA, eiwit, fenotype, genetische code, startcodon, stopcodon, niet-coderend, mutatie, genoommutatie.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap Inhoud
Stap 1 Cellen liggen opgeborgen in chromosomen. Chromosomen bestaan uit ingewikkelde moleculen. De belangrijkste daarvan is DNA. Daarover gaat deze stap.
Stap 2 In DNA kunnen mutaties ontstaan. Ik beschrijf in deze stap wat mutaties zijn.
Stap 3 Ik maak een samenvatting over de eiwitsynthese.
Stap 4 Aan de hand van een schermafbeelding leg ik uit wat ik in deze module heb geleerd.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak samen met een klasgenoot een document met een stelling.
D-toets Ik maak een d-toets om mijn kennis over deze module te testen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 6 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bouw van DNA

Bouw van DNA
Stap 6 van de vorige module had als titel: Eiwitten maken het verschil.
Bijna alles wat in een cel gebeurt, wordt geregeld door eiwitten.
Cellen verschillen van elkaar in vorm en functie. Er zijn dus heel veel verschillende eiwitten nodig.
Je weet al dat de erfelijke overeenkomsten en verschillen tussen cellen opgeborgen liggen in de chromosomen.
Chromosomen bestaan uit ingewikkelde moleculen. De belangrijkste daarvan is DNA.

In de volgende video wordt DNA alvast een beetje uitgelegd.

De D verwijst naar een belangrijke bouwsteen van het DNA, namelijk Desoxyribose, een suikermolecuul.
In het Latijn heet de kern nucleus.
De N staat dan ook voor Nucleïne (= tot de kern behorend).
De A van DNA staat voor Acid, wat zuur betekent.

Bestudeer:

Algemene bouw van nucleïnezuren

 

Stap 2: DNA, chromosoom en gen

DNA, chromosoom en gen
DNA is het belangrijkste bestanddeel van chromosomen.
Het is onderverdeeld in kleinere eenheden, de genen.

Je hebt het DNA in de opdrachten in stap 1 mogelijk niet helemaal correct gemaakt: jouw antwoord klopt niet met het juiste antwoord.... dan is er dus een mutatie ontstaan.

Lees in de Kennisbank:

Genmutaties

 

Stap 3: Van DNA naar eiwit

Bestudeer:

Van DNA tot eiwit


Bekijk de video over eiwitsynthese

 


Maak een samenvatting van de eiwitsynthese op een manier die jij overzichtelijk vindt.

Ontrafel de code
Klassikaal.

Wanneer je begrijpt hoe transcriptie en translatie werken, kun je de volgende opdracht uitvoeren.

In deze opdracht ontrafel je de genetische code. Wie kan dat het snelst?

Met de gehele klas ga je de eiwitsynthese in de cel en de rol van de verschillende celorganellen daarbij verduidelijken. Na deze opdracht kun je uitleggen op welke manier de volgorde van aminozuren is vastgelegd en op welke manier deze code wordt vertaald bij de aanmaak van een eiwit.
Download het werkblad, maak tweetallen en volg de instructies van de docent.

Stap 4: Transcriptie

Maak een schermafdruk van www.bioplek.org en leg jezelf aan de hand van de figuur uit wat je in deze module hebt geleerd.
Gebruik de bijschriften onder de figuur.

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Wie is mijn vader?
Je gaat beginnen aan de eindopdracht. Gebruik de kennis die je nu hebt om uit te leggen hoe een vaderschapstest werkt. Maak drietallen en verdeel de taken.

Lees ieder één van de volgende artikelen.
Vaderschaps- en verwantschapstest - www.erfelijkheid.nl
(tot aan rechtsgeldige test of thuistest)
Vaders twijfels - www.kennislink.nl
Paterniteitstest - www.mediclab.be (tot en met de plaatjes)

Een aantal moeilijke termen uit de teksten wordt hieronder uitgelegd:

Polymorf
Veelvorming. Sommige stukken DNA hebben geen functie (meer).
Het maakt daardoor niet uit hoe ze gebouwd zijn. Els er een mutatie optreedt, heeft dat geen gevolgen. Daardoor kunnen die stukken bij iedereen anders zijn.
Pater
Vader. Pater semper incertum est betekent dat het nooit helemaal zeker is wie de vader is.

PCR 
Een techniek waarbij het DNA uit het monster (in het artikel wordt een monster een staal genoemd) gekopieerd wordt.
Daardoor is er genoeg om de verdere analyse te kunnen doen.

Capillaire elektroforese
Een techniek om DNA fragmenten van elkaar te scheiden.

 

Wissel de gevonden informatie in je groepje uit.

Beantwoord samen daarna de volgende vragen. Verwerk de vragen in een document. 

  1. Wat is een DNA profiel?
  2. Waardoor is het DNA profiel voor ieder mens anders, terwijl ieder mens toch dezelfde genen heeft?
  3. Het DNA profiel van mensen verschilt niet in genen voor bijvoorbeeld de aanmaak van het eiwit insuline. Verklaar dat.
  4. Hoe verloopt een vaderschapstest?
  5. Is in onderstaande voorbeelden de vader inderdaad de vader?
  6. Formuleer samen een stelling over het aanbieden van thuistesten.
    Onderbouw deze stelling met minstens één argument.
    Schrijf de stelling en het argument op een A3 en hang het papier op in de klas.
    Vergelijk de verschillende stellingen en argumenten.
    Bepaal tenslotte jouw eigen standpunt. Noteer je standpunt in het document. 

Lever jullie document in bij jullie docent. De docent let bij de beoordeling van het document op het volgende:

  • Zijn de vragen juist beantwoord?
  • Is de stelling duidelijk en bondig geformuleerd?
  • Is van jullie alle drie het standpunt over de stelling duidelijk?
  • Is het document netjes verzorgd?

 

D-toets

Toetsen
Deze module sluit je af met het maken van een d-toets.
De toets bestaat uit gesloten vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op knoppen om de toetsen te starten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 6 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Voor mensen die niet weten wat hun afkomst is, kan een DNA test heel interessant zijn. Wist je voor deze module van deze mogelijkheid? Ken je iemand die ook vragen heeft over zijn/haar achtergrond of misschien ben je dat wel zelf. Zou je zelf kiezen voor zo'n test?
  • Eindopdracht
    Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoten? Kon je de informatie die je klasgenoten uit hun artikel haalden goed gebruiken bij het beantwoorden van de vragen of was het nodig om de informatie ook nog zelf te lezen?
  • D-toets
    Heb je de D-toets gemaakt? Ging het goed? Waren er onderdelen van de toets waar je nog niet voldoende kennis voor had? Hoe heb je dit opgelost?

Micro-organismen

Micro-organismen

Intro

Organismen
De kleinste organismen die we kennen noemen we micro-organismen.

In de volgende video's zie je enkele voorbeelden van micro-organismen die je lichaam kunnen aanvallen.
Gelukkig zijn de meeste micro-organismen niet schadelijk voor je!
Dankzij miljarden bacteriën in je darm bijvoorbeeld worden allerlei stoffen afgebroken die door je eigen lichaamscellen niet kunnen worden verteerd.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen
Na deze module:

  • Kan ik de overeenkomsten en verschillen in bouw en ontwikkeling tussen bacteriën en virussen noemen.
  • Kan ik zelf een onderzoekje over de groei van micro-organismen opzetten en uitvoeren.

Deelconcepten
Prokaryoot, eukaryoot, virus, bacterie, plasmide, celkern, chromosoom, celwand, celmembraan.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap Inhoud
Stap 1 In de onderbouw heb ik het verschil geleerd tussen virussen en bacteriën. In deze stap gaan we dieper in op deze stof.
Stap 2 Naast bacteriën en virussen zijn ook gisten micro-organismen. Deze eencellige schimmels kunnen je ook ziek maken!
Stap 3 Samen met een klasgenoot werk ik aan aan eigen onderzoek.
Stap 4 Hoe werkt het proces van de griep? In tweetallen beschrijf én teken ik dit proces.
Stap 5 Bacteriën staan erom bekend dat ze zich snel kunnen vermenigvuldigen. Wat externe factoren op deze groei zijn ontdek ik in deze stap.
Stap 6 Om te genezen moeten de micro-organismen bestreden worden. Daarover lees ik informatie en beantwoord ik vragen. Ik maak een samenvatting van de opgedane kennis.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak een poster over een van de micro-organismen.
D-toets

Ik test mijn kennis in een D-toets

Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 6 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bacteriën en virussen

Bacteriën en virussen
Bestudeer alle schermen van de Kennisbank:

Bacteriën

Virussen

 

Vat de overeenkomsten en verschillen tussen bacteriën en virussen samen in een Venn diagram, vergelijk het met een medeleerling en doe het diagram in je portfolio.

Stap 2: Gist

Gist
Ook gisten worden gerekend tot de micro-organismen. Het zijn eencellige schimmels.

Practicum
Om de vermenigvuldiging van gistcellen te bestuderen voer je het volgend practicum uit.
Maak tekeningen om de verschillende stadia van de gistcellen te laten zien.

Benodigdheden:
gist in suikeroplossing, pipet, microscoop, prepareermateriaal, tekenmateriaal.

Werkwijze:
Los wat bakkersgist op in een lauwwarme suikeroplossing.
Laat het enkele uren staan en haal er dan met een pipetje een paar druppels uit.
Maak een preparaat en bestudeer dat onder de microscoop.
Maak daarna tekeningen waaruit duidelijk wordt hoe gistcellen zich vermenigvuldigen.
Zorg voor een duidelijke titel en benoem alle bekende onderdelen. Lees voor de beoordelingseisen de Gereedschapskist.
Laat je tekeningen aftekenen door de TOA of docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 3: Eigen onderzoek

Een eigen onderzoek
Ga naar www.bioplek.org en lees het practicum goed door.
Maak tweetallen en maak een plan om het practicum te gaan uitvoeren.

Spreek met je docent af:

  • hoeveel tijd je krijgt voor de opdracht,
  • welke hulp je kunt krijgen,
  • wat je na afloop moet inleveren,
  • en hoe het beoordeeld wordt.

Stap 4: Proces griep

Proces griep
Je werkt deze stap in tweetallen.
Bekijk het filmpje griep nog eens:
Griep - www.e-gezondheid.be/griep
Kijk ook eens op de site van het RIVM over griep.

Beschrijf en teken samen:

  • hoe de levenscyclus van een virus in een lichaam verloopt.
  • op welke manier het lichaam zich van het griepvirus ontdoet.
  • wat het effect van een griepvaccinatie is.
  • waardoor een griepvaccinatie elk jaar herhaald moet worden.

Laat je werk aftekenen door je docent of TOA en stop het in je portfolio.

Stap 5: Bacteriën

Bacteriën
Bestudeer uit de kennisbank:

Cellen van bacteriën - onderbouw


Vorm tweetallen:

  • Bestudeer de vermenigvuldiging van bacteriën.
  • Stel een hypothese op over de mate waarin de voortplantingssnelheid van bacteriën afhankelijk is van de temperatuur.
  • Toets deze hypothese door middel van de animatie, maar ook door andere informatie op internet te zoeken. Kijk bijvoorbeeld eens op de site van microbiologie.info .
  • Maak een tabel van je resultaten.
  • Vergelijk je gegevens met waarden uit de literatuur (internet).
  • Vergelijk je antwoorden met een ander tweetal. Verbeter zo nodig je werk en laat je werk aftekenen door je docent/TOA.

Stap 6: Op zoek naar geneesmiddelen

Op zoek naar geneesmiddelen
Met welke medicijnen zou je iemand met griep, blaasontsteking of een schimmelinfectie kunnen genezen?

Als je een geneesmiddel zoekt, is het van belang een stof te vinden of te ontwikkelen die alleen werkt tegen de organismen die je wilt bestrijden en niet tegen de cellen van de patiënt.

Tussen prokaryote en eukaryote cellen zijn verschillen: de aanwezigheid/ afwezigheid van een celwand, de bouw van de ribosomen, en details in de stofwisseling.
Maar wat te doen als de ziekteverwekker een eukaryoot is: schimmels, een eencellig diertje of een worm. Zij lijken door hun eukaryote cel zo veel op de cellen van de te behandelen gastheer, dat er veel minder aangrijpingspunten voor remmende of dodende stoffen zijn. Er zijn dan ook minder van geneesmiddelen tegen eukaryote ziekteverwekkers.

Voor virussen is het nog moeilijker een selectief remmende stof te vinden, omdat deze organismen in de gastheer gebruik maken van de stofwisseling en de organellen van de gastheer.
Rem je het virus dan is het belangrijk dat je niet ook de stofwisseling van de gastheer remt.

Lees Gehaaid medicijn en maak een korte samenvatting van wat je in stap 6 geleerd hebt over het maken van medicijnen tegen ziekteverwekkende micro/organismen.
Laat de samenvatting beoordelen door je docent. 
Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • de samenvatting is een goede weergave van de stof die in deze stap is aangeboden. 
  • de samenvatting is kort, bondig maar wel compleet.
  • de samenvatting is overzichtelijk opgebouwd. 
  • de samenvatting bevat geen taalfouten. 

 

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Afronding
Je gaat beginnen aan de eindopdracht. Deze maak je samen met een andere klasgenoot.

Kies een micro-organisme dat je allebei interessant vindt.
Bespreek je keuze met je docent.
Maak een poster over dat micro-organisme.
Besteed aandacht aan:

  • de groep waartoe het micro-organismen hoort en de kenmerken van die groep,
  • het belang van het micro-organisme voor de mens,
  • evt de manier waarop dit micro-organisme wordt bestreden.

Bekijk de beoordelingscriteria voor een poster in de Gereedschapskist.

Kijk eerst zelf of je eindproduct hieraan voldoet.
Laat het eindproduct daarna beoordelen door je docent.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Cellen van drie domeinen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 6 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Iedereen heeft in zijn leven wel eens te maken gehad met micro-organismen. Waarschijnlijk wist je als je ziek was niet of je besmet was met een virus, bacterie of een schimmel. Denk je dat je dat nu wel kunt als je een volgende keer ziek wordt? Zou je dan ook uit kunnen leggen hoe deze schimmel, bacterie of dit virus je lichaam is binnengekomen.
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om jullie kennis over één van de micro-organismen te verwerken in een poster? Heb je voordat je de poster inleverde de beoordelingscriteria in de Gereedschapskist gecontroleerd? Zo ja, heb je toen nog aanpassingen gedaan. Zo nee, kreeg je feedback van je docent op de poster die je eigenlijk zelf al op had kunnen lossen als je wel naar de beoordelingscriteria had gekeken?​
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed? Waren er leerdoelen die je toch niet volledig beheerste?

Transportfunctie celmembraan

Transportfunctie van de celmembraan

Intro

Groei proces
De groei van een organisme is het gevolg is van celdeling, gevolgd door celgroei.
Bij vochtig weer kunnen paddenstoelen opeens kunnen uit de grond schieten met een snelheid die niet alleen door celdeling veroorzaakt kan zijn.
Bekijk de video over de vliegenzwam:

Welk proces is verantwoordelijk voor deze snelle groei? Bespreek het met een klasgenoot.


Kijk dan de video over het kiemen van tomaat. Welk effect heeft water op kiemplantjes? Bespreek ook dit weer na het kijken met een klasgenoot.


Aan het einde van de module kunnen jullie de antwoorden die jij en je klasgenoot hebben gegeven zelf controleren.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module kan ik

  • de verschillen tussen diffusie, passief en actief transport uitleggen en deze in verband brengen met de eigenschappen van stoffen en de eigenschappen van membranen.
  • toelichten waardoor de effecten van osmotische werking bij plantaardige en dierlijke cellen verschillen.
  • het belang van osmose bij het transport van water in organismen uitleggen.
  • de begrippen hypotoon, isotoon en hypertoon toepassen.
  • de verschillen tussen endocytose en exocytose uitleggen.
  • uitleggen dat bepaalde stoffen door passief transport en andere door actief transport membranen kunnen passeren.
  • uitleggen dat door de aanwezigheid van een selectief doorlaatbaar celmembraan de celinhoud permanent verschilt van de celomgeving.
  • de rol van het cytoskelet bij transportprocessen herkennen.
  • een relatie beschrijven tussen de osmotische waarde binnen en buiten een cel en de invloed daarvan op de stevigheid.

Deelconcepten
Diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, receptoreiwit, fosfolipiden, ionentransport, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose, celplasmastroming.

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Hoe komt het dat planten onder bepaalde omstandigheden veel water opnemen? Daarover gaat deze stap.
Stap 2 Met behulp van video's en de kennisbank leer je over diffusie en osmose.
Stap 3 Samen met een klasgenoot voer je één of twee practica uit. Jullie bespreken jullie resultaten en waarnemingen met de klas.
Stap 4 en Turgor en plasmolyse zeggen onder andere iets over de stevigheid van de cel.
Stap 5 Wat is de rol van passieve en actieve transport? Dat ontdek je hier.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Je maakt een toelichting voor een organisatie.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Watertransport

Watertransport via celwand en membranen
Uit het feit dat kiemplantjes veel water nodig hebben en paddenstoelen juist bij vochtig weer verschijnen, kun je afleiden dat bij celgroei het transport van water belangrijk is.
Hoe komt het dat planten onder bepaalde omstandigheden veel water opnemen?

Om een plantencel in of uit te komen moet het water een celwand en een celmembraan passeren. Wat zijn de eigenschappen van deze twee laagjes?

Lees de volgende onderdelen in de kennisbank:

Celmembraan

Fosfolipidenlaag met eiwitten

Celwand in bacteriën, schimmels en planten

 

Het celmembraan heeft veel invloed op de snelheid waarmee een molecuul wordt uitgewisseld tussen de cel en zijn omgeving.
Daarbij spelen een twee soorten moleculen een rol:

  • Fosfolipiden
  • Eiwitten

Bekijk de volgende video met uitleg over deze uitwisseling.

Fosfolipiden in het membraan.
Bekijk de video (in het Engels) over het celmembraan:

Fosfolipiden en water
In het volgende filmpje zie je een watermolecuul op z’n weg via de membraan. Het watermolecuul is vergroot.
Bekijk de beweging van een watermolecuul:

Stap 2: Diffusie en osmose

Diffusie en osmose

Lees de volgende Kennisbank.

Diffusie

 

 

 

Deeltjes

Een celmembraan is goed doorlaatbaar voor water, maar slecht doorlaatbaar voor allerlei andere moleculen, zoals opgeloste suikers of zouten. Een celmembraan is namelijk semipermeabel (of ook wel selectief permeabel). Wat gebeurt er als je twee oplossingen scheidt door een membraan?

Bekijk de volgende video

Osmose
Het verschijnsel dat je in de vorige video hebt gezien, heet dus osmose. Lees de informatie in de Kennisbank over osmose. 

Osmose


Het aantal opgeloste deeltjes in een vloeistof bepaalt de osmotische waarde.
Sportdranken bevatten suiker.
Afhankelijk van de hoeveelheid suikers, hebben ze meestal een andere osmotische waarde dan de cellen van je lichaam.

Bloedcellen
In de vorige video heb je gezien hoe bloedcellen reageren op een hypotone situatie.
Bekijk de volgende afbeelding en daarna de video. Maak dan de oefening.

Stap 3: Practicum Osmose

Practicum Osmose
In tweetallen
In overleg met je docent voer je thuis of op school één of twee van de volgende proeven uit. De meeste experimenten zijn in het Engels.

De experimenten

  1. Knappe aardappel De lesbrief over sneeuw, inclusief proefplus! Bron: www.dsm.com
  2. Eitjes pellen Bron: www.technopolis.be
  3. Muzikale erwten Bron: web.archive.org
  4. Ei osmometer (enige handigheid vereist!), of osmometer uit het kabinet biologie.
    Bron: www.accessexcellence.org
  5. Dialyse slang experiment 3. Bron: intranet.landmark.edu
  6. Wortelschijfjes Bron: www.biotopics.co.uk
  7. Bloed exp IIA. Bron: www.personal.psu.edu

Bespreek de resultaten in de klas en verklaar de waarnemingen.

Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • is het benodigde materiaal verzamelt?
  • zijn er maakt afspraken gemaakt met de TOA en docent over de uitvoering van het experiment? 
  • is het experiment op tijd ingezet?
  • is de proef, waar mogelijk, gedemonstreerd in de klas?
  • weet ieder lid van de groep wat er gedemonstreerd gaat worden, wat de voorwaarden zijn om dat te kunnen doen, wat het verwachte resultaat van de proef is?
  • worden er na afloop tenminste drie relevante vragen aan de klas gesteld over de waargenomen verschijnselen?

Stap 4: Turgor en plasmolyse


Lees de volgende pagina van de Kennisbank:

Vacuole, turgor in planten

 

Plasmolyse
Maak de opdrachten bij biodoen en noteer je score.
Bespreek de opdracht in de klas.

Groei
In de inleiding heb je paddenstoelen en kiemplantjes uit de grond zien “schieten”.
Bekijk deze animaties van de groei van planten:
Primaire groei - www.vcbio.science.ru.nl
Mitose - www.bioplek.org
Beantwoord nu de volgende vragen.

Stap 5: Passief en actief transport

Passief en actief transport
Osmose (transport van water) kost de cel geen energie. Het heet daarom passief transport.
Ook gassen kunnen de celmembraan zonder dat het energie kost passeren. Maar een cel heeft ook zuurstof, glucose, mineralen enz. nodig. Het transport van die stoffen verloopt via transporteiwitten in de membraan. Wanneer transport energie kost heet het actief transport.

Lees de Kennisbank. Maak daarna de oefening. 

De rol van diffusie, osmose en actief transport

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Omgekeerde osmose
In veel ontwikkelingslanden is een zoetwatertekort.
Voor landen die aan zee liggen, is er voldoende zout water.
Maar hoe maak je daar drinkwater van?

Een organisatie wil in een ontwikkelingsland een drinkwatervoorziening realiseren. Men wil twee methoden gebruiken:  

  1. Omgekeerde osmose in combinatie met een windmolen en
  2. ontzouten met nanokanaaltjes met behulp van restwarmte.

Om fondsen te werven wil men het publiek informeren over de opzet van het project. Jij schrijft voor de ontwikkelingsorganisatie in maximaal 300 woorden een toelichting. Je legt daarin de achterliggende principes uit van deze twee bruikbare methoden en je licht toe in welke situaties welke methode het best bruikbaar is.

Je mag daarbij gebruik maken van de volgende twee bronnen. Natuurlijk mag je zelf ook andere bronnen raadplegen. Let altijd wel op de betrouwbaarheid van de bron!

www.wikipedia.nl
www.kennislink.nl

Je levert het resultaat in bij de docent. Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • Sluit de inhoud van de toelichting aan bij de leerstof uit deze module?
  • Laat je met de toelichting zien dat je de leerdoelen van deze module beheerst?
  • Is de toelichting maximaal 300 woorden?
  • Is de toelichting geschreven in een taal die aansluit bij de doelgroep?
  • Bevat de toelichting geen taalfouten?

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd deze module kunnen doorlopen? Zo niet, waar liep je op vast?
  • Inhoud
    De transportfunctie van celmembraan geeft je een goed beeld van de werking van cellen. Welke nieuwe stof vond je het meest interessant? Welke het minst? Leg uit waarom.
  • Eindopdracht
    Denk je, dat als je jouw toelichting daadwerkelijk op zou sturen naar de organisatie, deze een doorslaggevende rol zou kunnen hebben? Waarom wel of waarom niet.
    Wat zou je achteraf gezien anders hebben gedaan bij het schrijven van je toelichting?

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

HAVO 2019-TV1

HAVO 2019-TV1 Vraag 39
HAVO 2019-TV1 Vraag 40

HAVO 2019-TV2

HAVO 2019-TV2 Vraag 9
HAVO 2019-TV2 Vraag 20

HAVO 2021-TV1

HAVO 2021-TV1 Vraag 10
HAVO 2021-TV1 Vraag 24
HAVO 2021-TV1 Vraag 26

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

Modellen maken

Cellen zijn ruimtelijke vormen (3D). In leerboeken zie je meestal tekeningen (2D) van doorsneden van cellen of van de organellen die er in zitten.
Bouw een model van een plantaardige of een dierlijke cel.
Bedenk zelf hoe je de verschillende organellen wilt aangeven.
Kies zelf de materialen die je gebruikt.
Overleg met je docent of het model ook resultaten van elektronen- microscopisch onderzoek moet laten zien.
Overleg met de klas en de docent aan welke eisen ‘de cel’ moet voldoen.
Geef de verschillende onderdelen duidelijk aan.
Bewaar je model omdat het nog wel weer van pas zal komen.

Ga er even van uit dat het een eencellige is.
Zijn alle noodzakelijke structuren aanwezig?
Stel dat deze eencellige voorkomt in de Waddenzee.
Heb je alles ingebouwd om het organisme daar te laten overleven?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 41 à 42 SLU.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit vijf modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze module niet zo leuk vond. Noteer ook van welke module je het meest geleerd hebt.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
    Waren er examenvragen waarvoor je de theorie nog eens door moest lezen? Zo ja, kon je de vraag daarna wel juist beantwoorden?
  • Het arrangement Thema: Cellen - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 10:43:38
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Cellen is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo leerjaar 4/5. Dit thema heet cellen en behandelt de volgende onderwerpen: Microscopisch onderzoek, Wat vertelt een Barr body? DNA bevat de code, Micro-organismen, Transportfunctie celmembraan Aan het eind van dit thema: beschrijf je de kenmerken van bacteriën en virussen. benoem je delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven. wijs je de delen van een cel of de omgeving van de cel aan in afbeeldingen of in modellen. benoem je de functies van de delen van de cel. beschrijf je een aantal verschillende typen cellen. beschrijf je hoe cellen met hetzelfde DNA toch kunnen verschillen in vorm en functie. beschrijf je dat celdifferentiatie tot stand komt doordat alleen bepaalde genen tot expressie komen. leg je uit dat bepaalde stoffen door passief transport en andere door actief transport membranen kunnen passeren. beschrijf je de relatie tussen de osmotische waarde binnen en buiten een cel en de invloed daarvan op de stevigheid van de cel en het organisme.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Biologie; Actief en passief transport; Instandhouding; Osmose in relatie tot stevigheid; Bouw eiwitten; Celstofwisseling; Bouw van DNA en RNA; DNA; Cel; Gebruik van micro-organismen; DNA als universele drager van genetische informatie; Bouw en functie van cellen en celonderdelen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    28 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, bacterie, chromosoom, codon, cytoplasme, leerlijn, prokaryoot, reangeerbare leerlijn, rearrangeerbare, vacuole

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: DNA bevat de code - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63248/Module__DNA_bevat_de_code___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Micro-organismen - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63249/Module__Micro_organismen___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Microscopisch onderzoek - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63246/Module__Microscopisch_onderzoek___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Transportfunctie v.d. celmembraan - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/76266/Module__Transportfunctie_v_d__celmembraan___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Wat vertelt een Barr body - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/63247/Module__Wat_vertelt_een_Barr_body___h45

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Cellen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.