Thema 3 Eten

Thema 3 - Eten

READ THIS INFORMATION CAREFULLY AT THE START OF EVERY THEME

Hi kids,

In year 1, you will learn a lot of English. You will learn grammar and words and practice your skills. You will work towards achieving (bereiken) different goals. You can find these goals on the left under 'Can Do statements', because it means you can do something. The goal is to master these statements by the end of the year. However, maybe you can already do some of these right now! That can mean you can work on other things. Always discuss this with your teacher. At the end of the year, you will all have the same base level English (= basis level Engels).

Every week you have 2 English lessons. You work on the lessons in 'parts'. Every week, you finish one part of the theme. There are different exercises (oefeningen) and you will work on skills (vaardigheden) like listening and watching, reading, writing and speaking.

In every theme, we will test your English language skills with a Masterpiece. In this Masterpiece, you will use the grammar and words you have learned and work on something that has to do with the theme. You will receive feedback to improve.

During this theme, you will also give your first presentation in front of the class as part 3 and 4 of this theme.


On this Wikiwijs page you can find all the documents you need for Thema 3: Eten. First click on the tab called Can Do Statements to see what you're going to do and what you will learn. Everything you need to know, is on this Wikiwijs.

Writing down your answers can be done in 3 ways: you can use a Google or One Drive Document, you can use a Word Document or you can write your answers on paper in a notebook (= Engels schriftje).


As we said, you will create a Masterpiece to test your English. At the beginning of every theme, the teacher will explain the Masterpiece assignment to you so you can start working on it. You will hand this in at the end of the theme. The teacher will explain how to hand it in.

Every theme will be set up as follows:

- 10 lessons to work on all the parts of the theme.

- 2 Masterpiece lessons - at the end of the second lesson you will hand in your Masterpiece.

For this theme, we will have a lot of fun with food during your last Masterpiece lesson ;)

In case you finish early, you can start working on the Challenges and/or your Masterpiece. Always talk to your teacher and let them know what you are doing.

Have fun!
Your teachers.

Het is belangrijk dat je al je harde werk goed opslaat in jouw mapje Engels en wekelijks je werk bijhoudt. Zorg ervoor dat je een tekstverwerker (zoals Word of Google Doc) en een goede PDF-reader (Foxit, Adobe) gedownload hebt. Begrijp je niet wat er gezegd of geschreven is? Stel je vraag aan je expert of een stamgroepsgenoot!


Course Outline

Click on this button to see this year's course outline. The document is subject to changes.

Wat er bij het huidige weeknummer staat, is waar je in die les aan gaat werken. Het huiswerk is altijd waar je de week ervóór aan gewerkt hebt. 

Bijvoorbeeld: het is week 40. Daar staat Part 2. In de lessen van die week, werk je dus aan Part 2. Het huiswerk dat je aan het begin van week 40 af moet hebben, is Part 1.

Course outline

You need to log in with your De Nieuwste School credentials.

Can Do Statements

Leerdoelen Engels

Tijdens de lessen Engels van dit jaar gaan we werken aan de verschillende taalvaardigheden: lezen, luisteren, spreken en schrijven. In je verdere schoolcarrière blijf je aan deze taalvaardigheden werken, dit zijn namelijk de cornerstones van elke taal! Een taal is opgedeeld in verschillende niveaus. Zie hiervoor de onderstaande afbeelding:

Op het eind van leerjaar 1 is het de bedoeling dat je op niveau A1/A2 zit. Om dat te bereiken gaan we werken aan verschillende leerdoelen die per taalvaardigheid geformuleerd zijn.

Op bovenstaand overzicht staan alle leerdoelen voor de verschillende taalvaardigheden. Dat zijn er veel! We zullen ze hieronder per taalvaardigheid neerzetten:

Voor luisteren hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik luister naar iemand die Engels tegen mij praat.
    • Ik begrijp alledaagse uitdrukkingen zoals begroeten, bedanken, me voorstellen, wat iets kost, hoe laat het is, ...
  • Ik luister naar een gesprekje tussen mensen die Engels praten
    • Ik begrijp waar alledaagse gesprekken waarin mensen zich aan elkaar voorstellen.
  • Ik luister naar mededelingen en instructies
    • Ik begrijp eenvoudige vragen, opdrachten, aanwijzingen van mijn docent.
    • Ik versta duidelijk gesproken woorden zoals getallen, de tijd, dagen, maanden, wat iets kost.
  • Ik kijk en luister naar TV, video- en geluidsopnames
    • Ik begrijp het onderwerp van videoclips/onderwerpen in het jeugdjournaal.

Voor lezen hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik lees om me ergens op te oriënteren
    • Ik vind online informatie over prijzen, openingstijden, ...
    • Ik kies iets uit een menu, ...
    • Ik begrijp eenvoudige informatie op posters, mededelingenborden, ...
  • Ik lees correspondentie
    • Ik begrijp korte eenvoudige berichtjes op social media, mailtjes, kaarten, ...
  • Ik lees instructies
    • Ik begrijp eenvoudige, korte, goed gestructureerde instructies zoals routebeschrijvingen, ...
    • Ik begrijp instructies bij lesmateriaal.
  • Ik lees om informatie op te doen
    • Ik begrijp korte teksten met plaatjes met informatie over het weer, een bekend persoon, concert, ...

Voor schrijven hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik schrijf een notitie
    • Ik schrijf eenvoudige berichtjes op social media/noteer datum, tijd, ..,.
    • Ik kan feedback geven aan klasgenoten, huiswerk noteren, etc.
  • Ik vul een formulier in
    • Ik kan persoonlijke gegevens invullen.
  • Ik correspondeer
    • Ik schrijf (digitale) kaarten met een groet, regel afspraken via mailtjes.
  • Ik schrijf vrij
    • Ik schrijf korte eenvoudige zinnen over mezelf als introductie/tekst bij een cartoon of foto, ...

Voor spreken hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik spreek een groepje mensen toe
    • Ik lees korte, vooraf geoefende mededelingen voor aan een groep.
  • Ik vertel iets
    • Ik informatie over mezelf geven.
    • Ik kan iemand of iets beschrijven.

Voor gesprekken voeren hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik regel iets
    • Ik vraag om iets/geef iets/bedank voor iets.
    • Ik geef aantallen, kosten, datum, tijd, ... door.
  • Ik voer een gesprekje
    • Ik stel mezelf voor/groet iemand/neem afscheid/vraag hoe het met iemand gaat/reageer op hun verhaal.
  • Ik wissel informatie uit
    • Ik stel en beantwoord vragen/geef de tijd/zeg wat ik wel of niet leuk of lekker vind/vraag om duidelijkheid.

Kijk voor meer informatie over leerdoelkaarten op https://www.slo.nl/thema/meer/10-14-onderwijs/leerdoelenkaarten/leerdoelenkaarten-moderne-vreemde-talen/

Leerdoelen Algemeen

Naast de taaldoelen die door het ERK geformuleerd zijn, zijn er ook een aantal algemene doelen die we heel belangrijk vinden. Ook hier ga je ieder thema weer aan werken. Deze doelen zijn:

  1. Ik kan alle onderdelen van de opdracht zichtbaar aanleveren.
  2. Ik kan zelfstandig Engelse zinnen met Engelse woorden schrijven. Ik let hierbij op de woordvolgorde en volledigheid. Ik gebruik hoofdletters aan het begin/bij ‘I’/bij namen en plaatsen. Ik sluit af met een punt, vraagteken of uitroepteken.

  3. Ik kan effectief mijn boodschap overbrengen.

  4. Mijn werk is verzorgd en, waar mogelijk, creatief.

  5. Ik vergroot mijn woordenschat en kennis van de grammatica structureel en op een georganiseerde wijze.

  6. Ik onderzoek wat voor leerstijl bij mij past en effectief is.

  7. Ik stel me leerbaar op en sta open voor feedback.

  8. Ik ga verantwoordelijk om met mijn en andermans spullen.

  9. Ik maak afspraken en houd me daaraan.

  10. Ik communiceer mijn bevindingen met stamgroepsgenoten en de expert.

Succescriteria: wanneer doe ik het goed?

Om de genoemde doelen te kunnen bereiken en om aan te kunnen tonen wat jij kan, zijn de volgende succescriteria verwoord. Je kan deze succescriteria voor alles wat je tijdens de Engelse les doet gebruiken als een extra check. Daarbij is ook een verschil gemaakt tussen een aantal Basis en Uitbreiding's criteria. Deze succescriteria zijn ook de onderdelen waar je feedback op zal ontvangen en waar jouw expert je op zal wijzen. 

Succescriteria Taalvaardigheid:

  1. Mijn zinnen bestaan uit een onderwerp (wie?), werkwoorden, lijdend voorwerp (wat?) = Basis, een beschrijving van plaats (waar?), een beschrijving van tijd (wanneer?). Ook gebruik ik bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden om mijn zinnen mee aan te kleden = Uitbreiding.

  2. Als ik zinnen maak, speel ik met de Engelse woordvolgorde en grammatica structuren die we nog niet gehad hebben = Uitbreiding

  3. Nadat ik de basis heb verwerkt, kijk/overleg ik wat ik extra toe kan voegen = Uitbreiding

  4. Ik weet hoe ik me voor de lessen kan voorbereiden en leren door video's te kijken, uitleg te vragen of een tekst te raadplegen = Basis

  5. Ik weet hoe ik mijn leerwerk (de woordenlijsten en Basics) iedere week bij moet houden en welke leerstijl (overschrijven, spelletjes, WRTS) bij mij past = Basis

  6. Ik weet hoe ik kan werken aan onderwerpen die niet goed gingen om ze toch te beheersen en dit aan te tonen = Basis

  7. Ik maak mijn werk op tijd af = Basis

  8. Ik zorg dat mijn spullen geordend zijn = Basis

  9. Ik schrijf met hoofdletters en interpunctie = Basis

Succescriteria Werkhouding:

  1. ik kan mijn spullen en documenten geordend houden in mijn Drive.

  2. Ik laat me overhoren om te checken of ik voldoende geleerd heb.

  3. Ik spreek in de klas tegen de expert en mijn klasgenoten zoveel mogelijk Engels.

  4. Ik vraag voor mijn gemaakte werk tenminste 1x feedback.

  5. Ik neem bij problemen en vragen contact op met de expert.

  6. Ik ga, bij (tegenvallende) feedback, in gesprek met mijn expert.

Feedback

We werken iedere week met een kort reflectiemoment. Tijdens dit moment ga je na wat voor feedback je ontvangen hebt van de expert en/of van je stamgroepsgenoten. Deze feedback is gekoppeld aan de leerdoelen die we gesteld hebben bij het kopje Can Do Statements.

Als je het moeilijk vindt om te beginnen, zijn hier een aantal voorbeeldvragen waar je op in kan gaan:

- Kreeg ik feedback op taalniveau of op mij als persoon gericht?

- Op taalniveau:

  • Begreep ik wat er gezegd werd toen er Engels gesproken werd?
  • Begreep ik de Engelse instructie die me gegeven werd?
  • Begreep ik de informatie uit teksten?
  • Schreef ik mijn antwoorden in correct Engels op?
  • Sprak ik verstaanbaar Engels bij het geven van antwoorden?
  • Sprak ik verstaanbaar ENgels bij het voeren van gesprekken?
  • Hoe werkte ik deze week aan mijn woordenschat?
  • Heb ik feedback gevraagd op iets specifieks? (bijv. Masterpiece)

- Sprak ik Engels tijdens de les? Heb ik mijn antwoorden gedeeld met de groep of expert? Wat was de reactie daarop?

- Op mij als persoon:

  • Hoe was mijn werkhouding deze week?
  • Had ik alles op tijd af?
  • Waren er problemen?
  • Hoe heb ik problemen opgelost en vragen gesteld?
  • Wie had ik hiervoor nodig?
  • Liep ik vast bij een opdracht? Op wat liep ik vast? Hoe heb ik dit aangepakt?

- Heb ik mijn leerwerk bijgehouden? Kan ik zo overhoord worden en weet ik dan alles nog?

- Had ik wat extra's nodig deze week? (uitleg, uitdaging) Heb ik daar ook naar gehandeld?

 

Basics

Here you can find all the Basics documents you need to study the grammar and words. Read this page carefully, because you will need these things every lesson.


You can find exercises for grammar all over the Wikiwijs. The grammar is marked with an orange colour. This is grammar you will need to use in the English language. Door de oranje kleur zie je hoe vaak het onderwerp aan bod komt en waar je het voor kan gebruiken in de Engelse taal. Elke keer als iets oranje is, weet je dus: dit hoort bij de Basics en daar is een uitlegvideo over te vinden!

All the grammar you will learn is used in everyday English and will be part of your Masterpiece. In the Can Do Statements, you can see what you will use this grammar for and what you will learn to do.

The grammar subjects you will learn more about this theme are:

  • het werkwoord 'hebben', oftewel 'have got/has got'
  • 'to be going to', oftewel iets van plan zijn
  • rangtelwoorden voor volgorde
  • dagen, maanden, data/een datum
  • kloktijden
  • om dit te beheersen heb je van het vorige thema in ieder geval nodig: 'to be', numbers

You can find words in blue all over the Wikiwijs. These words can be difficult or new words that you need to know to do these exercises. Door de blauwe kleur zie je welke woorden in de woordenlijst horen en geleerd moeten worden. Plan hier tijd voor in (tijdens de les of thuis). Learning words is a big part of learning English because you will always need these words to understand and use English for all skills.

We gaan op 2 manieren woorden leren voor Engels.

Manier 1: Op deze pagina zie je het bestand Basics Words. Deze staat ook in het 'Lesmateriaal' in Teams. Dit is de woordenlijst van het thema. Deze herhaal je 3x per week. Hierin staan woorden die al vertaald zijn (Nederlands en Engels allebei gegeven) en woorden die nog vertaald moeten worden (Engels al gegeven). Voor deze woorden moet je, door het maken van de Parts, nog de betekenissen vinden en in de lijst aanvullen. Je zoekt deze dus op, en zet de betekenis in de lege kolom van het bestand. Deze woorden komen ook terug bij je Skills en Final Test: de twee toetsen die je voor Engels zult hebben.

Manier 2: Veel woorden ken je misschien al, of worden indirect als al bekend van je verwacht. Dit zijn veel van de meest gebruikte Engelse woorden. Is jouw woordenschat nog niet zo groot? Dan moet je hier meer aandacht aan besteden. Klik op de onderstaande link om naar de woordenlijsten te gaan. Deze woordenlijsten bevatten de meest gebruikte woorden in het Engels en zijn daarom enorm belangrijk om te beheersen. Deze moet je gedurende het jaar bijhouden. Leer en herhaal 3x per week een deel van deze woordenlijst.

https://www.ef.nl/leermiddelen-engels/engelse-woordenlijsten/

Kom je woorden tegen die niet bij de woordenlijst en de meest gebruikte Engelse woorden horen? Dan kun je ook een personal word list maken met nieuwe woorden die je tegenkomt en zelf hebt opgezocht. Deze woordenlijst kun je laten controleren bij je expert. Deze zullen je Engelse woordenschat/vocabulaire vergroten!


Op deze pagina kun je ook uitleg video's vinden voor de grammatica. Deze kun je gebruiken bij het doornemen van de bestandjes Grammar PowerPoint en het maken van de grammar oefeningen in de parts. Je kunt ze ook gebruiken om te herhalen. Je expert zal niet zo vaak klassikaal uitleg geven over de grammatica en meestal extra ondersteuning aanbieden in kleine groepjes. De video's zijn daarom ideaal: je kan ze op je gemak kijken, terugluisteren en raadplegen. Ook wanneer je een les gemist hebt.

Voor elk grammatica onderwerp kun je zoeken op Google en YouTube voor uitleg, maar twee kanalen die wij aanbevelen zijn 'Engels Gemist' en 'Allesvoorengels.nl'.

https://www.youtube.com/user/EngelsGemist

https://www.youtube.com/c/allesvoorengels/videos

Wil je toch liever uitleg van je expert of heb je een vraag? Zoek je expert dan op of kom langs de helpdesk!

 

 

To be going to

Have/has got

Nummers

Kloktijden

Rangtelwoorden

Datum

Woordvolgorde

Parts

Part 1

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


Let’s talk about food!                                                                      

Today we're going to read several texts about food. Look at the picture on the right. What do you see? What do you think JUNK FOOD is? Is it something positive or negative? Now read the texts and then answer the questions.


JUNK FOOD


Sweets, soft drinks or fizzy drinks, crisps, french fries, ice cream, and hamburgers, hot dogs and other kinds of take-away food are called junk food.

What's wrong with junk food?

Too much fat! Junk foods such as hamburgers, pizza, fried chicken and chips usually contain loads of bad fats. Eating only junk food can be a health risk to the heart and can cause diseases. Too much fat in the diet can cause people to put on weight and get fat or obese if they eat it for long periods of time in large amounts.

Too much salt! Junk foods often have too much salt. There's a lot of salt already in foods such as bread, breakfast cereals and biscuits and cakes. Eating too much junk food can give people more salt than they need. There aren’t any good things in too much salt for our health.

Too much sugar! Soft drinks, biscuits, cakes and sweets all have very much sugar. That's what makes them taste so good! But too much sugar can make people fat, spoils the teeth, it is bad for the blood and may cause other diseases.

Should people eat junk food?

Junk food or take away food has some good things that the body needs for good health. The body needs some salt, fat and sugar for energy to burn while we’re working and playing. It can also be a lot cheaper and easier to get than healthy food, and not everyone can afford to buy healthier options. However, too much fat, sugar and salt is bad for our health and eating lots of junk food will overload your body with these things. That's why it is recommended you eat different fruits and vegetables too.

It is OK to eat junk food sometimes! But people should try to look for foods that are low in fats and salt and sugar. If you want, you can choose grilled fish and chicken instead of fried, fish burgers instead of beef burgers, and vegetarian pizza or pizza with seafood instead of fatty meat-type pizza.

But remember: food is not the only thing that makes a person healthy. A person can be healthy at every size, no matter how fat. Eating junk food once will not make you gain weight. People can be fat and do lots of sports at the same time. Someone who's skinny can eat nothing but pizza all day. Don't just assume you know everything about a person! And don't ever say something about someone's food or looks without asking first. You never know how that person is feeling.

Basis

Task 1 - Questions

1. Choose the right definition of the words, and match the number with the right letter.

1) Soft drink

a) very very fat

2) Crisps

b) to damage

3) Put on weight

4) Obese

c) sweet non-alcoholic carbonated water

d) corn flakes

5) Cereals

e) salty little fried pieces of potatoes

6) Take-away food

f) get more kilos

7) Spoil

g) a dish you can take with you

 

2. What are the positive things about junk food? What are the negatives? What can too much salt, sugar or fat cause (veroorzaken)?

Positive                                                       Negative

 

3. Too much sugar is bad for us! Complete the columns with the meals given below. Add 3 of your own examples!

Choose from: fried eggs, cereals, soup, cheese-cake, salad, roast beef, biscuits, mashed potatoes, yoghurt, pie.

There is some sugar in: There isn't any sugar in:

 

 

 

Task 2

1. In het Engels wordt het werkwoord 'hebben' vertaald door 'have got' of 'has got'. Kijk bij de Basics voor uitleg over wanneer je de een en wanneer je de ander gebruikt en hoe deze grammatica in elkaar steekt.

De tekst gaf op het einde aan dat alles lang niet zo zwart-wit is als we soms denken. Voor je mentale gezondheid is het super belangrijk om ook lief voor jezelf te zijn, goed voor jezelf te zorgen en dankbaar te zijn. Gebruik 'have got/has got' om 10 zinnen te maken over jezelf, je vrienden en familie waarin je beschrijft wat diegene heeft en waar je dankbaar voor bent. Zorg dat je beide gebruikt hebt!

Voorbeelden die je kan vertalen: Ik heb een gezond leven. Ik heb een hond. Hij heeft geen ziektes. Ik heb mooie ogen. Mijn ouders/verzorgers hebben werk. Ik heb geen problemen nu.

2. In het vorige thema heb je geleerd hoe je de getallen in het Engels volluit schrijft. Dit thema leer je hoe je van een getal een rangtelwoord maakt. Een rangtelwoord geeft aan in welke volgorde iets komt, bijv. eerste = first, tweede = second, derde = third, en ga zo maar door. Een rangtelwoord wordt ook gebruikt om een datum in het Engels op te schrijven. Uitleg over de rangtelwoorden, hoe ze geschreven moeten worden en welke regels en uitzonderingen er zijn, kun je bij de Basics vinden. Daar staat ook hoe je de dagen van de week en maanden van het jaar in het Engels schrijft.

  1. Write the numbers 1-31 in full English words first. Then write 1-31 as ordinal numbers (rangtelwoorden).
  2. Now use the ordinal numbers from question A, the month and year you were born in to write down your birthday. Make a full sentence.
  3. Ask 3 people for their birthday and write it with the ordinal number, the month and the year.

3. In het Nederlands en Engels schrijven wij de datum op verschillende manieren. In het Nederlands noemen we eerst de dag en dan de maand (bijv. 01-07 = 1 juli). In het Engels noemen ze de maand en dan de dag (bijv. 01-07 = 7 januari). 

Schrijf de volgende data volluit in woorden op. Let goed op of er twee antwoorden mogelijk zijn (zowel de Nederlandse als de Engelse manier van schrijven) of alleen de Engelse.

  1. 27/3
  2. 21/6
  3. 2/11
  4. 8/8
  5. 12/2
  6. 9/11

Basis

Task 3 - Let’s talk about food!                                                               

Do you like fizzy drinks? Do you drink many fizzy drinks? Do you think it is healthy to drink many fizzy drinks?

New York’s mayor has made a decision about fizzy drinks in his city! Read the story below and answer the questions.

 

New York City bans the sale of supersized fizzy drinks

New York City has become the first place in the United States to ban the sale of supersized sugary drinks.

The new law will make it illegal to sell fizzy drinks in cups bigger than half a litre. The city's Mayor, Michael Bloomberg, wanted to bring in the ban to tackle obesity but lots of people aren't happy about it. One New York business owner said: "We are smart enough to make our own decisions about what to eat and drink." Groups who are against the new law say they'll continue to fight against it being introduced. Diet drinks and fruit juices aren't included in the ban so can still be sold in bigger sizes. Restaurants who break the rules could be fined up to $120.

 

Task 3 - Questions

1. In New York is de verkoop van frisdrank in bekers van meer dan een halve liter verboden.
           a) Waar
           b) Niet waar

2. New York is de derde stad in de VS waar zo een verbod is ingevoerd.
           a) Waar
           b) Niet waar

3. Waarom is dit verbod ingesteld?
           a) Om er voor te zorgen dat de frisdrankproductie omlaag zal gaan.
           b) Om overgewicht tegen te gaan.

4. Mensen die tegen het verbod zijn hebben zich er uiteindelijk bij neergelegd.
           a) Waar
           b) Niet waar

5. Sam heeft erg veel dorst en koopt altijd 0,5 liter cola. Hij zegt dat hij zelf wel kan beslissen of dit goed of slecht voor hem is. Is de New-York winkeleigenaar het met hem eens of oneens? Leg uit.

6. Restaurants die zich aan de regels houden kunnen een bonus van $120 krijgen.
           a) Waar
           b) Niet waar

7. Do you agree with the mayor of New York or do you agree with the business owners? Write down what your opinion is in English.


Task 4

1. Write down the time in full/words in a sentence. You can look up more information about how to read and write time in English in the Basics Powerpoint.

  1. 8:20
  2. 11:25
  3. 13:30
  4. 17:24
  5. 21:15
  6. 22:55

2.

a. At what time do you go to bed? Write a full English sentence.

b. Ask 3 people at what time they go to bed and write full English sentences.


Basis

Task 5 - Let's talk about food!

1. Can you find the fruits we're talking about? Write down the numbers 1 to 14 (there is no number 13). Read the text that belongs to the number and write down the name of the fruit we're talking about.

 

Part 2

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


The future of our food                                                               

Everyone likes food and loves to eat it! In countries in Europe and America people love to eat, and they eat A LOT! In the Netherlands preparing food is becoming more and more popular, especially because of all the cooking shows you can watch. Many people now like cooking more than they used to like it, and they try out all different kinds of new recipes.

Can you write down the names of three cooking shows?


All over the world there are different countries, people, cultures and eating habits. We eat completely different food than Chinese or Brazilian people. We are all crazy about our typical Dutch potato but in most parts of Asia people prefer rice over the potato any day!


Basis

Task 1 - What have you got?
Choose the correct form of ‘have got’.

a) I has/have got a cat.
b) She has/have got special cat food because of allergies.
c) Has/have you got any allergies?
d) I hasn’t/haven’t got any allergies.
e) Has/have The Netherlands got a place where you can eat insects?


Task 2 - Food around the world                                          
Have a look at this video about different eating habits and answer the questions.

https://www.youtube.com/watch?v=KcbwRYRh0Ok

1. What place does America take (op welke plek komt Amerika) when we talk about the consumption of meat?

2. How much meat does an American eat every year?

3. What is a traditional Finnish dish?

4. How much meat does a Fin eat every year?

5. How much meat does a Bangladeshi eat every year?

6. What is the staple food (=basisvoeding, kenmerkend) in Bangladesh?

7. What is the staple food in these countries? Look it up on the web!

  1. Belgium
  2. Italy
  3. China
  4. Iceland
  5. Turkey
  6. Mexico
  7. Vietnam

Task 3 - Eating insects                                                                             
Because people are eating so much meat, and there are so many people on the world, we are going to have a problem if we want to feed everyone on earth. Some people think that a solution to this problem is to eat insects. They are very cheap and easy to grow. It costs 22.000 litres of water to grow 1 kilogram of beef (really!!) and it only costs 1 litre of water to grow 1 kilogram of insects (amazing, isn't it?!).

Have a look at this video and answer the questions. Work individually on these questions, you can watch the video multiple times if you wish.

https://www.youtube.com/watch?v=7_4avZiKD2o

1. Vertaal de volgende woorden naar het Nederlands. Je mag voor deze opdracht geen woordenboek gebruiken.

Fried bugs                              
Giant grasshopper  
Cricket  
Silkworm  
Crunchy  

2. Hoe zorgen ze er in Thailand voor dat de insecten goed smaken?

3. Hoeveel verschillende insecten zitten er in het zakje?

4. Hoe smaken de reuze sprinkhanen?
5. Waarmee vergelijkt hij de smaak van de kleine wormen?

6. Beschrijf uitgebreid hoe de ‘crickets on steroids’ smaken.

7. Wat is zijn favoriete insect?

8. To make eating insects more popular, people are also making candy with insects. This way, children can get used to eating insects too.
Look for two photos of candy with insects. Copy and paste them into your Word Document/Google Docx document.

9. Even in Tilburg eating insects is promoted, especially around Christmas.
a) Look for a place where you can eat insects in Tilburg.
You can eat insects at ...
b) Wat kan je hier op het menu vinden? Noteer twee dingen.


Task 4 - Verb party
Maak 2 zinnen met een vorm van ‘to be going to’ & 2 zinnen met een vorm van ‘have got’. Gebruik de woorden die je bij Task 3: Eating Insects vertaald hebt (fried bugs, giant grasshopper, cricket, silkworm, crunchy). De eerste zin is een voorbeeld: I’m not going to eat fried bugs.

Now make your own sentences using the other four words.


Task 5 - What are you going to do?
Put the verbs in the correct form. Use the correct form of ‘to be going to’.

  1. We (eat) ............................................
  2. You have to take an umbrella with you. It (rain) .....................................
  3. Haiden (order) ............................................ sushi tonight.
  4. .................. you (cook) .................. dinner now?
  5. I (leave / not) ............................................ without my friends.
  6. Maybe we (share) ............................................ the ravioli.
  7. Ali (wear) ............................................ blue shoes tomorrow.
  8. They (to be / not) ............................................ on time.
  9. She (work) ............................................ as a waitress.

Task 6 - Story time!

Use the right form of ‘to be going to’. Vertel in het Engels dat:

  • Je van plan bent om vanavond in een Italiaans restaurant te gaan eten.
  • Je van plan bent om de pasta pesto te bestellen.
  • Je vriendin Jade van plan is om een pizza te bestellen.
  • Je vriend Dinesh van plan is om de salade met geitenkaas te bestellen
  • De chefkok van plan is om vanavond het beste toetje ooit te maken.

Task 7 - That is not going to happen...
Maak de bovenstaande Engelse zinnen nu ontkennend. Gebruik daarbij ‘not’ in combinatie met 'to be going to'. Op deze manier kun je zeggen dat iets niet gaat gebeuren/ dat je iets niet van plan bent om te doen.


Task 8 - Insect candy                                                                                 

An American wants us to start eating more insects and he even thinks children should start eating insects! That’s why he is making candy with insects!

Have a look at this video and answer the questions. Work individually on these questions, you can watch the video multiple times if you wish.

https://www.youtube.com/watch?v=3f7I_HAm4d8

1. Translate the following words to Dutch. You cannot use a dictionary.

Catarpillars                              
Cockroaches  
Mealworms  
Species  
Garnish  

 

2. Where can we find this unusual store?

3. What is the name of the store?

4. According to Larry, why don’t people like insects?

5. How many species of insects show up in dishes around the world?

6. Where do people already eat insects?

7. How many resources do you need to produce a pound of insects, compared to a pound of beef?

8. Larry has guests come over to his house for dinner. What does he serve them?

First Course                                                                                
Main Course  
Desert  


9. Would you eat candy with insects?
Yes / No because ...


Task 9 - The production of meat                                                     

Don’t we all just love to eat a nice, tasty hamburger every once in a while? Americans love them even more! On average, Americans eat 3 hamburgers per week! As it turns out, eating these delicious hamburgers isn’t very good for the environment.

Have a look at this video and answer the questions. Work individually on these questions, you can watch the video multiple times if you wish.

https://www.youtube.com/watch?v=ut3URdEzlKQ

1. Who is the largest beef producer in the world?

2. How much global land area do the cows take up?

3. How many gallons of water does it take to make 1 pound of beef?  

4. What do cows eat at a ‘feedlot’?

5. Why is it bad for cows to eat corn?

6. How many pounds of fertilizer do we use?

7. How many different cows can be in 1 hamburger?

8. What can happen when we eat too much red meat?

9. For every burger, the costs of greenhouse gasses, water for feed and health care are $...

10. How much do all Americans pay for it in total?

11. What would be the effect if all Americans would NOT eat meat or cheese 1 day a week?


Uitbreiding

Task 10

What do you think are possible solutions to the problem in the video you just watched? Because of the growing population (=number of people on earth worldwide), we will have problems to feed everyone. How do you think we can solve these problems? What should we change about our food to make sure there is enough food for everyone? Explain your answer in English.

Part 3 & 4

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


Before you start...

During the next few classes we're going to focus on making a menu card and opening up our own restaurant! You will come up with a name for your restaurant, think about the dishes you would like to serve, the opening hours, and eventually give a short presentation to pitch your restaurant idea.

Before we focus on making the menu card and preparing for our presentation, we would like you to focus on some basic grammar subjects. Do the following tasks before you start working on your menu card as it will help you explain these parts correctly during your presentation.


Basis

Task 1 - Telling time

1. Answer the following questions. Write down the times in full. Use the ad (=advertentie) to look up the times the TV programmes start.

a) You like darts. When can you watch darts? I can watch darts at ... and at ...
b) When can you watch football? I can watch football at ... and at ...
c)
When can you watch Scooby and the Cratchy Show? It's on at ...
d)
When is Sportsround? It is at ...
e)
When is Top of the Pops reloaded? It's at ...
f)
When is Match of the Day on? It's at ...

2. Write the time in words.

  1. 8:45
  2. 11:40
  3. 13:00
  4. 20:48
  5. 21:30
  6. 00:00

3. Look at the calendar below. Write down when everyone is going to do all these things. Make a full sentence. Don't forget, in English we write the days of the week and the months of the year with a capital letter (=hoofdletter)!

a) Mike has got football training on ...
b) Mum is going to take Grandma to hospital on...
c) Dad is going to play tennis on ... and ...
d) Mike is going to play a match on ...
e) Mum is going to go shopping with a friend on ...
f) Sharon is going to the disco on ...
g) The family are going to see a film on ...
h) Verzin er zelf ook een!

4. Write the dates in words.

a) 27/3
b) 21/6
c) 6/7
d) 2/4
e) 13/5
f) 10/10

5. What's the date? Look at the picture below. Write down the dates in full. Make sure to create a full English sentence.


Uitbreiding

Task 2 - Poster time

Voor sommige leerlingen zijn de regels van de dagen van de week, de maanden van het jaar en de klok lastig te onthouden. Toch zijn het belangrijke onderdelen van de Engelse taal.

Maak een postertje op A3 formaat waarin je kort de regels van de dagen van de week, de maanden van het jaar of de klok uitlegt. Deze posters hangen we in de stamgroep als steuntje in de rug. Zorg dat op de poster de juiste regels komen te staan en verduidelijk je uitleg met een voorbeeld. Je kan de uitleg terugvinden in de video hierboven, of in de samenvatting onder het kopje Basics.

Laat je poster bij je expert controleren voordat je hem in de huiskamer hangt. Deze opdracht mag je samen met een stamgroepgenoot maken.


Basis

Task 3 - Design your own Menu Card & Presentation                                                           

Have you ever dreamt of opening your own restaurant? What would your restaurant look like? What name would you give your restaurant? And more importantly, what food would you serve? Individually, you are going to design your own menu card and give a short presentation about your restaurant! You are going to design your menu card in Microsoft Word, or you can use programs like Canva. Also, you can use pictures from the internet or from magazines to show what it would look like or how the food looks.


You are going to make your own menu card. To show your computer skills and teach you something new, you can use Microsoft Word to make your menu card (more information is down below). Be creative about what kind of restaurant you want to have and what the food will be like. Also think of the prices of the food and drinks (in $ or in £), opening days and opening hours (de dagen van de week en de klok) of your restaurant, and create a catchy slogan! Below you can find the minimum number of items, but you can include more.


Basic Menu Card information

Your menu card has to include:

a) A name for your restaurant
b) At least 5 cold drinks (fizzy drinks, juices etc.) with prices
c) At least 5 hot drinks (tea, special coffees, hot cocoa etc.) with prices
d) At least 4 starters (salads, prawn cocktail etc.) with prices
e) At least 4 main courses (steak, fish & chips etc.) with prices
f) At least 4 desserts (brownies, ice creams etc.) with prices

Your menu card also includes:

g) a catchy slogan
h) opening days and opening hours (de dagen van de week en de klok) in words, not numbers.


ICT-Geletterdheid - computer skills

In order to help you with the lay-out of your menu card, you're going to follow the steps below. Don't forget: these steps are mandatory (= verplicht) if you use Microsoft Word.

Randen en Arcering
Ga naar Ontwerpen kies Paginakleur en Paginaranden.
Kies een rand en een kleur.
Geef het restaurant een naam naar keuze. Zorg dat de titel van het restaurant een ander lettertype heeft dan het menu.
Vervolgens ga je het menu bedenken. Kies hiervoor een leuk en origineel lettertype. Zorg dat je bulletpoints gebruikt voor de menu items.

Tab-toets
Gebruik hier voor de Tab toets om de prijzen netjes onder elkaar te zetten. Gebruik geen spatiebalk.
Zet de gerechten links en de prijzen netjes rechts onder elkaar.

Achtergrond bedrukken
Ga naar Watermerk -> Aangepast watermerk en kies Afbeelding als watermerk. Kies een mooie achtergrond om als vervaagde achtergrond te gebruiken.

Be creative and have fun!


Basis

Task 4 - Presentation

Next week, you’re going to give a small presentation in which you present your restaurant and menu card. This presentation has to be 3 minutes. You're going to do the presentation alone and in English. You can bring a small piece of paper for notes (kernwoorden) and you can print your menu card or show it on the Digiboard.

You can talk about:

  • why you chose the name
  • what inspired your menu card
  • what you would eat or drink at your own restaurant
  • what some of your friends/family/classmates might like to eat or drink
  • what the most popular dishes are
  • if you have options for vegetarians/vegans
  • when you can visit (what day and hours) the restaurant
  • what it would look like
  • anything special about your restaurant

Hieronder kun je zien waar je van je expert en van een stamgroepgenoot feedback op gaat krijgen. Deze feedback helpt je om te zien waar je bij Engels staat. Wat gaat er goed? Wat kun je nog leren? Waar kun je nog mee oefenen? Bewaar deze feedback voor de volgende spreekvaardigheids-Masterpiece in thema 5.

Part 5

This week, everyone will give their Menu Card Presentation (Part 3&4). Make sure to check Part 3&4, Tasks 3 and 4 to see if you have everything you need for the Menu Card and the Presentation.

To practice for your presentation, you can write down sentences you want to say, and memorize them (= uit het hoofd leren). You can use a cheat sheet (=spiekbriefje) with notes, but don't read in front of the class!

If you want to practice your pronunciation (=uitspraak), you can use Google Translate's Dictation tool to have the computer read out the word for you so you know how to say it.

Also practice your presentation to make sure it is 3 minutes long; otherwise be ready to answer extra questions from your teacher.


Tijdens de presentatie kies je 2 of 3 stamgroepsgenoten uit waar jij feedback van wil ontvangen. De feedback die zij gaan geven, zijn in de vorm van een tip en een top. Deze tip en top zijn gericht op jouw presentatie vaardigheid.

Als jij degene bent die feedback moet geven, let je op zaken zoals:

  • Verstaanbaarheid (kan ik de persoon goed horen?)
  • Lichaamshouding (hoe staat de persoon voor de klas?)
  • Duidelijke structuur in de presentatie (is er een heldere intro, kern en afsluiting?)
  • Andere zaken die je opvallen

Het vastleggen van de feedback kan op papier of digitaal. Zorg dat deze feedback terecht komt bij degene die presenteert.

De feedback die jij na je presentatie hebt ontvangen, verwerk je in je Feedbackoverzicht. Iedereen heeft dalijk tenminste 2x tips en tops ontvangen die te maken hebben met presenteren. Van de expert ontvang je feedback op je Engelse spreekvaardigheid.


Dit is de eerste keer dat je feedback ontvangt voor je spreekvaardigheid. In thema 5 is dit onderdeel van je Masterpiece. De feedback die je hier krijgt, is dus om je op weg te helpen voor de komende thema's. Hier kun je zien waar je op feedback op krijgt en waar de expert op gaat letten:

Masterpiece

The Great British Bake Off!                                                                   

You might have heard about the tv show ‘The Great British Bake Off’ or the Dutch equivalent ‘Heel Holland Bakt’. In class, we are going to organise a similar project. You will work in groups. As a Masterpiece for Theme 3, you are going to organise a cook-off. The class will be divided into two groups (bakers and judges). Please read the task below to see what is expected of you. Get ready for some serious baking!

Make sure to follow the task carefully and try to make full English sentences. If you don’t know a word you can look it up in an (online) dictionary. But be careful: don’t translate full sentences in translating programmes such as Google Translate!


Wil je voordeelden van voorgaande jaren bekijken als inspiratie en om te zien wat er ongeveer verwacht wordt? Open dan de bijlagen.

 

Hoe gaan we te werk?
De stamgroep wordt verdeeld in twee groepen: de bakkers en de jury. De verdeling moet 50/50 zijn. De bakkers en de jury hebben verschillende opdrachten. Lees hieronder wat de bedoeling is voor de bakkers en de jury. Tijdens de laatste les eten we de recepten van de bakkers. De juryleden mogen ook iets bakken/meenemen voor de gezelligheid. Zowel een bakkers-groepje als een jury-groepje wordt uitgeroepen tot winnaar. Het groepje met het lekkerste recept (dus ook de meeste sterren of punten) wint.
Je wordt als groepje beoordeeld op de volgende punten:

  • Creativiteit

  • Productiviteit (Hoe werk je binnen de les? Hou je je aan de opdracht?)

  • Samenwerking (Hoe werk je samen met je groepje?)

  • Masterpiece (het recept of het beoordelingsmodel)


Task for the Bakers                                                                                                

Jullie gaan in groepjes van 4 een echt recept bedenken. De bakkers schrijven een recept / gerecht stap voor stap uit in het Engels. Het is belangrijk dat het voor iemand die het voor de eerste keer leest, goed te volgen is. Alles is dus gedetailleerd. Dit recept presenteer je als groepje in het Engels aan de jury. Mocht je voorbeelden nodig hebben, dan je mag deze googelen. Aan het einde van de tweede Masterpiece les lever je het recept bij je expert in. Je neemt ook je gemaakte recept bij de laatste les mee zodat ervan geproefd kan worden. Je wordt hier ook met je groepje op beoordeeld. Dus, wees creatief!

1. Intro

  • Vertel wie jullie zijn en wat jullie gaan doen. Schrijf de volledige datum en tijd op van het moment waarop je het maakt. Gebruik daarbij de Engelse dagen en maanden en data voluit in woorden geschreven. Markeer dit.

  • Beschrijf wat jullie gaan maken. Gebruik daarbij 'am/is/are going to + werkwoord'. Markeer dit.

  • Beschrijf welke ingrediënten nodig zijn. Gebruik daarbij de ik- of wij-vorm met 'have or has got'. Markeer dit.

2. Kern

  • Beschrijf hoe je het recept uitvoert. Zorg dat je stap voor stap op schrijft wat er gedaan moet worden. Het moet voor iedereen goed te volgen zijn. Gebruik daarbij de rangtelwoorden voor de stappen (eerste stap, tweede, derde etc.). Gebruik ook een voorbeeld van een kloktijd (bijv. als de taart om twaalf uur in de oven gaat, moet hij er om kwart over twaalf uit). Markeer beide onderdelen.


Task for the jury                                                                                                                  

Jullie gaan in groepjes van 4 een beoordelingsmodel voor de gerechten maken. Voor elk gerecht / recept zijn sterren of punten te verdienen. De jury schrijft op welke onderdelen zij bij een bepaald gerecht belangrijk vinden; waar moet het gerecht aan voldoen en waar worden de bakkers op beoordeeld? Hoe veel aandacht besteed je aan de smaak, het uiterlijk, het recept, de presentatie? Bij het beoordelingsmodel maak je hele zinnen waarin je beschrijft waar je op gaat letten. Vraag je expert om tips mocht je vastlopen. Denk goed na over de volgende punten en geef bij elk onderdeel op het beoordelingsmodel aan wat het precies inhoudt/waarom jullie dit beoordelen. Aan het einde van de tweede Masterpiece les lever je het geschreven beoordelingsmodel bij de expert in. Hier worden jullie ook op beoordeeld. Tijdens het proeven maken jullie aantekeningen in het Engels en stel je de bakkers vragen in het Engels.

1. Intro

  • Vertel wie jullie zijn, wat jullie taak is en hoe jullie dit gaan uitvoeren. Beschrijf wie welk onderdeel van de taak op zich neemt, of hoe jullie het samen gaan doen. Schrijf ook de volledige datum en tijd op van het moment waarop je het maakt. Gebruik daarbij de Engelse dagen en maanden en data voluit in woorden geschreven. Markeer dit.

2. Kern

  • Beschrijf wat jullie belangrijk vinden bij het beoordelen en wat een gerecht volgens jullie moet hebben. Bedenk daarbij verschillende categorieën en maak hele zinnen. Gebruik daarbij de it-vorm van 'have/has got' tenminste 3 keer. Markeer dit.

  • Beschrijf waar jullie precies op gaan letten bij elke categorie en welke onderdelen er afzonderlijk beoordeeld worden. Maak hele zinnen. Gebruik daarbij 'am/is/are going to + werkwoord' tenminste 3 keer. Markeer dit.

  • Beschrijf hoe de bakkers sterren/punten krijgen en hoe deze toegekend worden. Maak hele zinnen en zeg hoe jullie uiteindelijk de winnaar kiezen. Gebruik daarbij de rangtelwoorden (eerste, tweede, derde etc.). Markeer dit.


Wil je checken of je de grammar en Basics wel goed verwerkt hebt? Open dan de onderstaande PowerPoint en neem de grammatica regels nog eens door.


Hier kun je zien waar je feedback op gaat krijgen:

Succescriteria Masterpiece:

  1. Bakkers: Wij hebben een Engelstalig recept met stappenplan geschreven. Wij hebben als groepje 1 document met de gemarkeerde Basics op de juiste plek ingeleverd. Ons werk is op tijd ingeleverd. We hebben de volgende Basics gebruikt en gemarkeerd: de dag en datum op Engelse wijze en voluit in woorden, van plan zijn: to be going to, werkwoord ‘hebben’ als have got/has got, rangtelwoorden voluit geschreven voor de volgorde, een kloktijd voluit in woorden.

  2. Jury: Wij hebben een Engelstalig beoordelingsformulier met uitleg geschreven. Wij hebben als groepje 1 document met de gemarkeerde Basics op de juiste plek ingeleverd. Ons werk is op tijd ingeleverd. We hebben de volgende Basics gebruikt en gemarkeerd: de dag en datum op Engelse wijze en voluit in woorden, van plan zijn: to be going to, werkwoord ‘hebben’ als have got/has got, rangtelwoorden voluit geschreven voor de volgorde, een kloktijd voluit in woorden.

  3. Bakkers en Jury: Ik hanteer de Engelse woordvolgorde van onderwerp-werkwoorden-lijdend voorwerp. Ik gebruik de juiste vorm van ‘to be’ om aan te geven hoe iets is. Ik kan de dag en datum opschrijven. Ik kan kloklezen in het Engels. Ik kan have got/has got gebruiken om bezit aan te geven. Ik schrijf rangtelwoorden voluit zonder spelfouten. Ik beschrijf wat ik van plan ben door ‘to be going to’ te vervoegen.

  4. Bakkers en Jury: Ik geef uitgebreid informatie over een onderwerp. Ik maak een lopend verhaal door verbindingswoorden en zinnen toe te voegen. Ik voeg ook mijn eigen ervaring/mening of extra informatie toe, naast de vragen op de Wikiwijs. Ik gebruik een intro-kern-slot structuur. De onderdelen sluiten goed op elkaar aan.

  5. Bakkers en Jury: Mijn masterpiece ziet er aantrekkelijk uit. Ik gebruik foto’s, afbeeldingen en een heldere structuur of lay-out om mijn verhaal aan te kleden en tekst te verduidelijken. Mijn werk valt misschien positief op in vergelijking met anderen.

Extra practice?

If you want to practice some more with the grammatical topics we've discussed, you have several options.

On this page, there are a couple of websites that you can use. With every website, you can find a brief explanation of how they work.

Good luck!


Wil je oefenen op Slimleren? Dan zijn dit de categorieën en oefeningen die je kan maken!

  • Werkwoordstijden:

    • will - to be going to

  • Voornaamwoorden

    • Persoonlijk & bezittelijk voornaamwoord (allemaal)

    • Aanwijzende voornaamwoorden

    • Vragende voornaamwoorden

  • Meervoud

    • Hoeveelheden: rangtelwoorden

  • Hulpwerkwoorden, vragen & ontkenningen

    • Vragende voornaamwoorden

    • vragen met to be, hulpwerkwoorden & andere werkwoorden

    • Vragen met have en have got

    • Ontkenningen met to be, hulpwerkwoorden & andere werkwoorden

    • Ontkenningen met have en have got

  • Andere woordsoorten en grammatica

    • Voorzetsels (allebei)

    • Lidwoorden

    • Rangtelwoorden

  • Woorden

    • Getallen: rangtelwoorden

    • Dagen, maanden & seizoenen

  • Zinnen

    • Klokkijken

  • Taalschat thema’s: food & drinks, in and around the house


 

Duolingo is an interactive learning format in which you train your listening and writing skills. You can practise a couple of minutes every day to quickly improve your English skills.

You can achieve goals and go to different levels to further improve your personal language skills.

Next to the desktop version, Duolingo also comes in an app for Android, iOS and Windows Phone.

A great way to improve your English and have fun at the same time!

 


 

Go to this website and click the button ´Grammar´ in the top left corner.

On the grammar page you can find many different grammatical topics. Click on the one you would like to practise. You can first read a short explanation about the topic and then you can do various exercises. When you are finished you can immediately check your work and see if you have done them correctly or not.


Same as with the previous website, go to this website and click the button ´Grammar Explanation´. On this page, you can also find and explanation of all the different grammatical topics.

If you click on ´Grammar Exercises´ you can practise with all the different grammatical topics. Here you can also check your own work and see how you´ve done.

There is also a button ´Tests´ and ´Complex Test´.


Quizlet is a fun way to train new vocabulary. You can use the website on your laptop or you can download the app for your Android, Windows or Apple device.

Same as with WRTS, you can upload your words to Quizlet and save them so you can use them later. Them difference with WRTS is that with Quizlet, you can do various (interactive) games to study your new words.

A great way to get to know your new vocabulary!

Challenges

If you're really good at English you might want to do more challenging exercises. That's why you can read the stories from the booklet (Short stories for Children). For every story you read you can do one of the exercises below.

Tell your Expert which story you've read, and hand in the exercises on paper.

Have fun!


Kies één opdracht uit de volgende lijst (eventueel op een apart vel papier). Je maakt deze opdracht in het Engels!.

a) Verzin een andere titel voor het verhaal en leg uit waarom die beter is.
b) Maak een tijdlijn waarin je de belangrijkste gebeurtenissen van het boek in de juiste volgorde plaatst.
c) Maak een advertentie voor iets dat in het boek voorkomt of dat ermee te maken heeft.
d) Schrijf een ander einde aan het verhaal (± 75 woorden).
e) Schrijf een stuk uit het dagboek van een hoofdpersoon (±75 woorden).
f) Schrijf een interview tussen jezelf en een hoofdpersoon. Schrijf ook de antwoorden van de hoofdpersoon op, zoals jij denkt dat die zullen zijn. In totaal schrijf je ± 5 vragen (en dus ook 5 antwoorden) op.

 

 

Help me!

De meeste leerlingen hebben al wat te maken gehad met de Engelse taal voordat ze aan de middelbare school beginnen, maar dat betekent niet dat het iedereen makkelijk af hoeft te gaan. Om je op weg te helpen met het maken van zinnen, het stellen van vragen en het leren van een vreemde taal, kun je op deze pagina verschillende ondersteuningstips vinden. Good luck!

 

Afbeeldingsresultaat voor learning english

Check het YouTube kanaal van 'Engels Gemist' voor uitleg over alle grammatica onderwerpen.

https://www.youtube.com/user/EngelsGemist/videos

Talen leren

Een taal leren kan overweldigend lijken, maar gelukkig is het in kleinere stappen op te breken.

Kijk naar de afbeelding hieronder voor verschillende tips, manieren en werkvormen om de verschillende vaardigheden beter te beheersen.

Wij raden in ieder geval het volgende aan:

- leer 3x per week woorden in stukken. Deze woorden kun je vinden in onder 'Basics' en in je eigen woordenlijst.

- herhaal ook woorden die je vaker tegenkomt en gebruikt.

- lees opdrachten en Wikiwijs-pagina's altijd goed door.

- hoe meer Engels je in je leven tegenkomt, hoe beter. Kies voor Engelse audio/film, gebruik Engelse ondertiteling, lees een Engelse versie van een bekend boek. Engels Engels Engels, overal!

- vraag om feedback. Jouw expert kan meteen (herhalings)fouten eruit halen zodat je iets niet verkeerd aanleert.

- gebruik kennis van je klasgenoten.

Zelf zinnen maken

In het Engels is de woordvolgorde anders dan in het Nederlands. Het kan dus voorkomen dat je alle losse onderdelen en woorden om een zin mee te maken wel weet of hebt opgezocht, maar niet weet hoe je deze onderdelen met elkaar moet combineren. Hieronder wordt uitgelegd wat de basis zinsstructuur in het Engels is. Gebruik deze pagina steeds opnieuw als je zinnen moet leren formeren of om je Masterpiece te maken. Gebruik vervolgens de grammatica en woorden die je in de Basics lessen leert om steeds meer zinnen te maken en te experimenteren!


Om een simpele zin te maken heb je bouwblokken nodig. Ook in het Nederlands leren we zinnen ontleden om deze bouwblokken te herkennen. Tijdens de lessen leer je Engelse woorden die je hierbij kan gebruiken. Hieronder eerst een overzicht van de bouwblokken die we hebben en in het Engels op deze volgorde gebruiken:

- Onderwerp: wie of wat voert de actie uit/over wie of wat gaat het. In het Engels wordt het onderwerp in bevestigende en ontkennende zinnen altijd als eerst genoemd. Bij vragen komt het onderwerp altijd als tweede.

- Persoonsvorm/Werkwoorden/Gezegde: deze drukken de actie uit die plaatsvindt. Deze worden uitgevoerd door het onderwerp of hebben te maken met het onderwerp. In het Engels komen alle werkwoorden direct achter elkaar en noem je eerst de hulpwerkwoorden en dan het hoofdwerkwoord. Het hoofdwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin en het woord dat de actie het meest duidelijk uitdrukt, bijv. write (hoofdww). Het hulpwerkwoord kan verschillende vormen hebben, bijv. can/could/will/would/shall/should/may/might/must. Deze kunnen allemaal voor het hoofdwerkwoord komen en passen de betekenis van wat je zegt aan.

- Lijdend voorwerp: hangt samen met het onderwerp en de persoonsvorm/werkwoorden/gezegde. Het onderwerp van de zin kan de actie van het werkwoord uitvoeren met het lijdend voorwerp of het lijdend voorwerp is hetgeen waar de actie om draait. Dit heb je vaak nodig om een zin compleet te maken, bijv. I (onderwerp) need (ww) help (lijdend voorwerp). Je kan er ook achter komen wat het lijdend voorwerp is als je een vraag stelt met het werkwoord en het onderwerp. Bijv. What do I need? -> help.

- Meewerkend voorwerp: aan wie of wat, of voor wie of wat is het allemaal bedoelt. Hier komt in het Engels vaak 'to' of 'for' voor te staan. Bijv. I (onderwerp) need (ww) water (lijdend voorwerp) for my plant (meewerkend voorwerp).

- Plaats: waar speelt het zich allemaal af. Let hierbij goed op of je het juiste voorzetsel gebruikt hebt! Bijv. at my school = bij mij op school, on my school = bovenop het schoolgebouw.

- Tijd: wanneer speelt het zich allemaal af. Als je extra wil benadrukken wanneer het zich afspeelt, kun je de tijd ook helemaal vooraan in de zin noemen. Bijv. Next week, I'm going to walk home. This week, I'm going to bike.

Voorbeeld van een simpele zin:

Onderwerp – alle werkwoorden achter elkaar (belangrijkste achteraan) – wat - voor wie/wat – plaats – tijd

I              am painting      a picture             for my mom       in the garden     right now.


Om een uitgebreide zin te maken, kun je meer bouwblokken toevoegen en de bestaande bouwblokken vervangen met moeilijkere varianten. Hiermee kun je ook meer van je taalvaardigheid en taalbeheersing laten zien. Dit kan o.a. door synoniemen gebruiken om meer van je vocabulaire te laten zien.

Bouwblokken die je toe kan voegen om je zinnen complexer te maken hebben ieder een eigen functie en regels. Deze regels leer je gedurende leerjaar 1 en 2, maar zijn soms al eerder nodig. Hier zijn er een aantal die je kunt gebruiken.

Hieronder een overzicht van de bouwblokken die we hebben en in het Engels een uitgebreide zin maken:

- Zelfstandige naamwoorden: woorden waar je in het Engels de lidwoorden 'a' of 'an' voor kan zetten.

- Bijvoeglijk naamwoorden: zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. Deze komen altijd direct voor het woord waar ze iets over zeggen en worden door een komma gesplitst als het er meerdere zijn, bijv. 'the great, big, beautiful book'.

- Bijwoorden zijn er in verschillende soorten en kunnen op verschillende plekken in de zin komen. De vuistregels hierbij zijn:

- Bijwoorden van frequentie: zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt, bijv. always, usually, sometimes, often, never. Deze komen altijd áchter am/is/are/was/were en vóór alle andere werkwoorden.

- Bijwoorden van manier: zeggen iets over de manier waarop iets gebeurt, bijv. slowly, fast, hard.

- Bijwoorden van kwaliteit/intensiteit: zeggen iets over de kwaliteit of hoe erg waarmee iets gebeurt, bijv. well, badly, very, really.

Voorbeeld van een uitgebreide zin:

Onderwerp – alle werkwoorden achter elkaar (belangrijkste achteraan) en bijwoord op de juiste plek – wat beschreven met bijvoeglijk naamwoorden en synoniem - voor wie/wat met synoniem – plaats met bijvoeglijk naamwoord – tijd synoniem

I              am actually painting      a huge, realistic portrait             for my mother       in the beautiful garden     at the moment.

 

Afbeeldingsresultaat voor learning english sentences

Woordvolgorde

Hulpzinnen

Hier heb je een overzicht van zinnen die je kan gebruiken om tijdens de Engelse les meer Engels te spreken en aan de expert te laten weten dat je het wel probeert, maar misschien nog lastig vindt. 

Leer deze zinnen uit je hoofd en gebruik ze!

 

Ik begrijp de zin niet: I don’t understand the sentence

Ik begrijp de vraag niet: I don’t understand the question

Ik weet het antwoord niet: I don’t know the answer

Ik kan het niet vinden: I can’t find it

Kun je dat herhalen: can you repeat that?

Ik vind dat … : I think that

Ik ben het ermee eens: I agree

Ik ben het er niet mee eens: I disagree