Voedingsstoffen hv12

Voedingsstoffen hv12

Voedingsstoffen

Intro

In Nederland gebruikt iedere persoon gemiddeld 81 kilo aardappelen per jaar.
Niet alleen als aardappel op je bord, maar in veel meer producten. 

Lees de vraag onder de video eerst door, bekijk dan de video en beantwoord de vraag.

Video: Van aardappel tot ...

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kun je:

  • het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen benoemen.
  • de verschillende groepen voedingsstoffen benoemen.
  • de vier functies van voedingsstoffen benoemen.
  • uitleggen wat de functies zijn van de verschillende voedingsstoffen.
  • uitleggen wat een maaltijdschijf (schijf van vijf) is en welke voedingsstoffen en producten er in de vijf schijven zitten.
  • de productinformatie op een etiket lezen en toelichten.
  • de aanwezigheid van zetmeel in een voedingsmiddel vaststellen.
  • de aanwezigheid van eiwit in een voedingsmiddel vaststellen.
  • aan de hand van voorbeelden uitleggen welke delen en voedingsstoffen van planten belangrijk zijn voor mensen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kun je aangeven of producten voedingsmiddelen zijn of voedingsstoffen.
Stap 2 Je kunt aangeven waar producten horen in de schijf van vijf en welke voedingsstoffen deze producten bevatten.
Stap 3 Je kunt aangeven waar verschillende voedingsstoffen voor dienen en wat het verschil is in energiebehoefte tussen jongens en meisjes.
Stap 4 Je kunt van vitamines en mineralen aangeven welke functie ze hebben en in welke voedingsmiddelen ze te vinden zijn.
Stap 5 + Je kunt van productinformatie aangeven wat het betekent.
Stap 6 Je ontdekt welke voedingsstoffen er in de eetbare delen van planten zitten en wat wij daarvan eten.
Stap 7 Je voert het practicum Eiwit aantonen uit. Daarbij onderzoek je bij verschillende voedingsstoffen of ze eiwitten bevatten.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Eindopdracht A bestaat uit een toets.
Eindopdracht B Eindopdracht B bestaat uit het practicum zetmeel aantonen en het maken van een onderzoeksverslag.
Extra Voedingsstoffenspel.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Voedingsstoffen

Bestudeer de volgende kennisbank.

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Er is een verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen.
In de volgende oefening geef je steeds aan welke producten voedingsmiddelen zijn en welke voedingsstoffen.

Stap 2: Schijf van vijf

In de schijf van vijf vind je voedingsmiddelen met veel dezelfde voedingsstoffen bij elkaar geplaatst.

Maak de volgende oefening.

Stap 3: Voedingsstoffen

Maak onderstaande oefening over voedingsstoffen.

Om je geheugen op te frissen lees je eerst even de volgende pagina’s uit de Kennisbank:

  • Voedingsstoffen

  • Schijf van vijf

  • Energiebehoefte

  • Vitaminen en mineralen

Voedingsstoffen en voedingsmiddelen

Maak nu de volgende oefening.

Stap 4: Vitamines en mineralen

Vitamines en mineralen zijn beschermende stoffen.
Als je niet voldoende beschermende stoffen binnen krijgt, krijg je een gebreksziekte.
Bekijk de voorbeelden in de tabellen.



 

Stap 5: Productinformatie

Op de verpakking van een voedingsmiddel moet staan wat er precies in het voedingsmiddel zit.

Bekijk de verpakking van minimaal vijf voedingsmiddelen en kijk bij ieder voedingsmiddel of je de volgende informatie kunt vinden:

  • De voedingswaarde per 100 g.
  • De energiewaarde van het product in kCal of kJoule.
  • De voedingsstoffen die in het product zitten.
  • Welke E-nummers in het product zitten.
    Schrijf van enkele E-nummers op wat de functie van het E-nummer is.

 

Stap 6 Voedingsstoffen uit planten

Wat gebruik je van een plant?
Ga naar het Kennisbankitem 'Wat gebruik je van een plant?' en bestudeer de informatie over 'Voedingsstoffen'.

Voeding en grondstoffen



Maak vervolgens onderstaande oefeningen.

 

Stap 7 Eiwit aantonen

Voedingsmiddelen onderzoeken
Je gaat van minimaal zes voedingsmiddelen onderzoeken of ze eiwitten bevatten.
Om aan te tonen of een voedingsmiddel een bepaalde voedingsstof bevat, gebruik je een indicator. 
Een indicator is een stof waarmee je kunt aantonen of een bepaalde andere stof aanwezig is.
Zo kun je met een joodoplossing aantonen dat er zetmeel aanwezig is in bijvoorbeeld een aardappel. 

Afronding

Begrippenlijst

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Voeding en grondstoffen

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet.
Voedingsstoffen
Bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen.
Bouwstoffen
Voedingsstoffen met als functie: opbouw, herstel en groei van organismen. Bijvoorbeeld: eiwitten, vetten en water.
Brandstoffen
Voedingsstoffen met als functie: leveren van energie door verbranding. Bijvoorbeeld: koolhydraten en vetten en in mindere mate eiwitten.
Reservestoffen
Voedingsstoffen die dienen als reservestof. Bijvoorbeeld: vetten.
Beschermende stoffen
Voedingsstoffen met als functie: weerstand tegen ziektes vergroten. Bijvoorbeeld: mineralen en vitaminen.
Eiwitten
Voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen. Pas wanneer de koolhydraten en vetten opgebruikt zijn, worden ook eiwitten gebruikt als brandstof.
Koolhydraten
Voedingsstoffen die vooral dienen als brandstof, maar ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden. Koolhydraten zijn ontstaan uit glucose. Bijvoorbeeld: suiker, zetmeel en cellulose.
Vetten
Voedingsstoffen die vooral als brandstof en reservestof dienen, maar ook als bouwstof kunnen worden gebruikt. Wanneer de koolhydraten opgebruikt zijn, worden vetten gebruikt als brandstof.
Water
Belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en die nodig is voor de fotosynthese van planten.
Mineralen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: ijzer en zout.
Vitaminen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: vitamine C.
Schijf van vijf
Hulpmiddel opgesteld door het Voedingscentrum dat je kunt gebruiken bij het kiezen van gezonde voeding. Eet elke dag iets uit alle vijf vakken; van de grootste vakken moet je het meeste eten.
Ballaststoffen
Onverteerbare resten van plantaardig voedsel; deze voedingsvezels zijn belangrijk voor een effectieve darmperistaltiek en verlaten je lichaam met de ontlasting.
Energiebehoefte
De hoeveelheid energie uit voedsel die je dagelijks nodig hebt.
Indicator
Een stof waarmee je andere stoffen kunt aantonen. Bijvoorbeeld een joodoplossing voor het aantonen van zetmeel in producten.
Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Suiker
Bijvoorbeeld glucose en sacharose. Suikers zijn koolhydraten.
Noten
Noten zijn vruchten met weinig vruchtvlees.

 

 

 

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A bevat een toets.

Je scoort een voldoende als je 11 van de 13 vragen juist beantwoord.

Eindopdracht B: Zetmeel aantonen

Bij eindopdracht B voer je een practicum uit. Van dit practicum maak je een onderzoeksverslag.

Je gaat aantonen of een voedingsmiddel zetmeel bevat.
Daarvoor maak je gebruik van een indicator. De indicator om zetmeel aan te tonen is een joodoplossing. Een joodoplossing heeft een geelbruine kleur. Als de joodoplossing in aanraking komt met zetmeel verandert de kleur naar blauwzwart. Zit er geen zetmeel in het product dan verandert de kleur niet.

  • Download het practicum Googledoc - Zetmeel aantonen.
    Maak eerst een kopie van het googledocument in je eigen omgeving, zodat je het kunt bewerken.
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar en voer het practicum uit.
  • Maak het onderzoeksverslag. (Kijk voor hulp in de reisgids.)
  • Beoordeel eerst zelf het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.

Beoordeling
Het onderzoeksverslag beoordeel je eerst zelf volgens het schema in je Googledoc.
Daar kun je ook zien op welke punten de docent let bij het beoordelen.

Klaar?
Lever je onderzoeksverslag in bij je docent.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Welk product dat van aardappels is gemaakt was je het meest verbaasd over?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Had je zelf de keuze tussen beide eindopdrachten of heeft je docent de keuze gemaakt?
    Eindopdracht A: Sloten de vragen goed aan bij de leerdoelen en
    was je tevreden over het behaalde resultaat?
    Eindopdracht B: Lukte het om het onderzoeksverslag volgens de
    richtlijnen te maken? Wat vond je het lastigste
    onderdeel van de hele eindopdracht?

     
  • Het arrangement Voedingsstoffen hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2023-05-10 13:39:57
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit is thema ’Voeding'. Het onderwerp van deze les is: voedingsstoffen. Je leert benoemen wat de de belangrijkste functies van eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, vitamines en water zijn voor het lichaam en aan de hand van voorbeelden uitleggen welke delen en voedingsstoffen van planten belangrijk zijn voor mensen.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Instandhouding;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, eiwitten, havo/vwo 1, koolhydraten, mineralen, stercollectie, vetten, vitamines, voedingsstoffen