Thema Dieren hv12

Thema Dieren hv12

Thema: Dieren

Intro

Dieren zijn leuk om naar te kijken. Ze zijn vaak ons gezelschap als huisdieren.
Sommige dieren houden we als vee om ons vlees en melk te geven.
Veel dieren wonen in de buurt zonder dat ze van ons zijn: vogels, muizen, vissen, kikkers, insecten, slakken en ga zo maar door.

Verschillende dieren zien er allemaal verschillend uit en leven allemaal anders.
Over een aantal groepen van deze dieren gaat dit thema.

Je leert over de belangrijkste kenmerken van dieren en hoe je op grond daarvan dieren ordent in groepen.
Je leert over wat dieren eten en hoe ze ademen.

Ook leer je hoe dieren zich ontwikkelen en wat hun bouw te maken heeft met hun levenswijze en gedrag.

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.

Aan het eind van dit thema kan ik: Opdracht:
de betekenis van het begrip determineren beschrijven.
  • Ordening van dieren
het verschil tussen een dierlijke cel en een plantaardige cel uitleggen.
  • Cellen nader bekeken
uitleggen dat cellen, weefsels en organen samen orgaanstelsels vormen.
  • Cellen nader bekeken
dieren in het dierenrijk op basis van kenmerken indelen.
  • Ordening van dieren
benoemen dat er verschillende manieren zijn waarop dieren ademen.
  • Dieren ademen
aan het gebit en het verteringsstelsel zien of een dier een herbivoor, carnivoor of omnivoor is.
  • Dieren eten
de levenscyclus van dieren beschrijven.
  • Levenscyclus
met een ethogram of een protocol gedrag van dieren beschrijven.
  • Diergedrag

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met zes opdrachten en twee extra opdrachten, de afsluiting en een diagnostische toets.
In de tabel staat per opdracht hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal lessen Eindopdracht
Inleiding 0,5  
Opdracht: Cellen nader bekeken 2 Toets maken of Practicum wangslijmvlies
Opdracht: Ordening van dieren 1 à 2 Toets maken of Kwartet vijf klassen van gewervelden.
Opdracht: Dieren ademen 1 Schema verschillende soorten ademhaling.
Opdracht: Dieren eten 1 à 2 Toets maken of zelf een toets ontwikkelen.
Opdracht: Levenscyclus 3 Toets maken of Animatie van een metamorfose.
Opdracht: Diergedrag 3 Het maken van een ethogram en protocol.
Extra Opdracht: Voortplanting bij dieren 2

Stappen van ongeslachtelijke voortplanting van een dier naar keuze weergeven of
Ontwikkelingsfasen van een dier naar keuze onderzoeken.

Extra Opdracht: Dieren en zintuigen 2 Presentatie over een dier met een bijzonder zintuig of een bijzondere manier van waarnemen.
Afsluiting 3 Digitale krant
Diagnostische toets 1  
Totaal 20 à 21  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Cellen nader bekeken

Cellen nader bekeken

Intro

Planten en dieren bestaan uit cellen!
Maar er zijn duidelijke verschillen tussen dierlijke cellen en plantaardige cellen.
Over de verschillen tussen deze cellen gaat deze opdracht.

Bekijk het volgende filmpje. Wat denk je: is dit een dierlijke of een plantaardige cel?


In deze opdracht bekijk je dierlijke en plantaardige cellen met een microscoop en leer je de onderdelen van een cel kennen.
Daarnaast leer je hoe cellen samen een weefsel vormen.

Veel succes!

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Cellen nader bekeken.

Ik kan:

  • de verschillende celonderdelen van plantaardige cellen en van
    dierlijke cellen benoemen.
  • de begrippen celwand, celmembraan, celkern, cytoplasma, vacuole, plasticiden, chloroplast, chromoplast, en leukoplast beschrijven.
  • uitleggen wat de functie is van de verschillende celonderdelen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt na het lezen van de Kennisbank de verschillende onderdelen van de cel herkennen en benoemen wat hun functie is.
Stap 2 Je bereidt de practica voor met behulp van de gereedschapskist.
Stap 3 Je voert het practicum 'Waterpest en ui' uit. Ook beoordeel je je eigen schematische tekening.
Stap 4 Je voer het practicum 'Wangslijmvlies' uit. Je beoordeelt de tekening van een klasgenoot.
Stap 5 Je kunt vragen beantwoorden over de cellen die je hebt gezien in de practica.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt de toets 'Cellen nader bekeken'.
Eindopdracht B Je maakt samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel over dierlijke cellen en plantaardige cellen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bouw van een cel

Bouw van een cel
Bestudeer uit de Kennisbank biologie alle pagina's van het volgende onderdeel:

Bouw van een cel


Beantwoord nu de volgende vragen.

Stap 2: Voorbereiding practica

Voorbereiding practica
Je gaat straks met een microscoop een dierlijke cel bekijken en van die cel ga je een tekening maken.

Gebruik de volgende twee links om je goed voor te bereiden op de practica:

Lees ook de informatie over de schematische tekening door in de gereedschapskist hieronder.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 3: Practicum waterpest en rode ui

Practicum waterpest en rode ui
Je gaat twee schematische tekeningen maken van plantencellen en je benoemt de zichtbare onderdelen:

  • celwand
  • celmembraan
  • celkern
  • celplasma
  • chloroplast
  • chromoplast
  • vacuole


Practicum

  • Download het werkblad Waterpest en ui.  Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 4: Practicum wangslijmvlies

Practicum wangslijmvlies
Je gaat nu een schematische tekening van enkele wangslijmvliescellen maken.
Ook nu benoem je de zichtbare onderdelen:

  • celmembraan
  • celkern
  • cytoplasma


Practicum

  • Download het werkblad
    Googledoc - Wangslijmvliescellen
    Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven bij de werkwijze.

Klaar?
Laat de beoordeling eerst invullen door een klasgenoot. Daarna door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 5: Dierlijke en plantaardige cellen

Dierlijke en plantaardige cellen
Je hebt plantencellen en dierencellen onder de microscoop bekeken.
Beantwoord nu de volgende vragen.

Afronding

Begrippenlijst

Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Planten
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).

 

 

 

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets Cellen nader bekeken.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Kruiswoordpuzzel

Als je kiest voor eindopdracht B ga je samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel maken.

Een kruiswoordpuzzel is een creatieve manier om begrippen en hun omschrijvingen te presenteren. Door in een patroon van vakjes de letters van woorden in te vullen is de puzzel op te lossen. De antwoorden worden meestal gegeven aan de hand van omschrijvingen.
Maar je kunt bijvoorbeeld ook een afbeelding als omschrijving gebruiken.

Jullie kruiswoordpuzzel gaat over dierlijke en plantaardige cellen.
Zoek woorden en afbeeldingen op die passen bij dit onderwerp.
Maak van ieder woord een (korte) omschrijving.
Maak nu het hokjespatroon en schrijf de omschrijvingen erbij.
Zorg dat je alle begrippen die in de leerdoelen staan gebruikt.

Kopieer de puzzel een of twee keer en laat de puzzel oplossen door een of twee klasgenoten.
Vraag om commentaar op jullie puzzel. Natuurlijk proberen jullie ook een puzzel van jullie
klasgenoten op te lossen. Geef op een positieve manier feedback aan jullie klasgenoten.

Beoordeling
Bij de beoordeling let jullie docent op het volgende:

  • De kruiswoordpuzzel minimaal 15 woorden bevat.
  • De omschrijvingen op de juiste manier naast de puzzel staan.
  • De begrippen uit de leerdoelen in de puzzel verwerkt zijn.
  • De begrippen op de juiste manier omschreven zijn.
  • De puzzel niet te makkelijk en niet te moeilijk is; de puzzel moet door klasgenoten te
    maken zijn.
  • De kruiswoordpuzzel er verzorgd uitziet.

Klaar?
Laat de kruiswoordpuzzel beoordelen door jullie docent.

Kruiswoordpuzzel maken

Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.  

 

Terugkijken

Intro

  • Kijk nogmaals de video in de intro. Zou je, na het maken van deze opdracht, nog steeds hetzelfde antwoord geven? Leg je antwoord uit.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
    Welk onderdeel van deze opdracht kostte de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Hoe vond je het om de verschillende practica uit te voeren?
    Vond je het lastig om de schematische tekening van je klasgenoot te beoordelen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt.
    A: Sloten de vragen van de toets goed aan bij de leerdoelen? Heb je het idee dat je door het maken van de toets echt kunt testen of je de stof kent?
    B: Is het gelukt om een kruiswoordpuzzel te maken? Hoe verliep de samenwerking? Waren jullie het snel eens? Konden jullie de taken goed verdelen? Wat had er beter gekund?

Ordening van dieren

Ordening van dieren

Intro

Als je een reis maakt over de wereld kom je heel erg veel levende wezens tegen.
Mensen, dieren, planten, micro-organismen, allemaal samen leven we op de aarde.
Omdat er zoveel organismen op aarde leven, zijn ze opgedeeld in groepen.

Kijk maar eens naar de video.
Welke groepen worden er in de video genoemd?

Video: Biodiversiteit heel veel verschillende dieren



De groepen die gemaakt zijn om de organismen te verdelen, heten rijken.
Er zijn in totaal vier rijken. Deze rijken zijn ook weer verdeeld in groepen.

In deze opdracht richt je je op het dierenrijk en daarvan de hoofdafdeling van de gewervelde dieren.

 

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • benoemen dat organismen zijn onder te verdelen in een ordeningssysteem: in vier rijken.
  • door de verschillen tussen cellen van een organisme te bekijken, vaststellen tot welk rijk een organisme behoort.
  • beschrijven wat bedoeld wordt met een inwendig en uitwendig skelet.
  • het dierenrijk onderverdelen in acht hoofdafdelingen.
  • van elke afdeling kenmerken benoemen en aan de hand hiervan met een voorbeeld toelichten welke dieren tot deze afdeling behoren.
  • de vijf verschillende klassen opnoemen waaruit de hoofdafdeling gewervelden bestaat.

Wat kan ik al?

In de opdracht Cellen nader bekeken heb je het verschil geleerd tussen plantencellen en dierencellen.
In thema Voeding heb je geleerd over cellen van schimmels en bacteriën.

Maar hoe zien de cellen van schimmels, bacteriën, planten en dieren er ook alweer uit?
En hoe heten de verschillende organellen van deze cellen?

We frissen je geheugen even op.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt na het bestuderen van twee kennisbanken organismen verdelen over de vier rijken.
Stap 2 Je kunt door naar het skelet en symmetrie te kijken dieren onderverdelen in de hoofdafdelingen.
Stap 3 Je kunt de gewervelden dieren indelen in verschillende klassen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt een toets over deze opdracht.
Eindopdracht B Je maakt een kwartetspel over de 8 hoofdafdelingen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
1 à 2 lesuren. Afhankelijk van de gekozen eindopdracht.

Aan de slag

Stap 1: Determineren

Er zijn miljoenen verschillende organismen.
Om alle organismen een naam te kunnen geven is er een ordeningssysteem bedacht.
Dat ordeningssysteem begint met de indeling in de vier rijken:

planten - schimmels - dieren - bacteriën

Lees voor je verder gaat eerst de volgende kennisbank:

Determineren


Tot welk rijk een organisme behoort, hangt af van de cellen waaruit het organisme is opgebouwd.
In het schema zie je de verschillen tussen de cellen per rijk.

  planten schimmels dieren bacteriën
celwand + + - +
celkern + + + -
bladgroen + - - - of +


+ = aanwezig     - = afwezig

 

Stap 2: Dierenrijk

Onderverdeling van het dierenrijk. 

Dieren behoren tot het dierenrijk.
Door naar de symmetrie en het skelet te kijken kun je het rijk van de dieren verder onderverdelen. Dat doe je in hoofdafdelingen. 

 

Symmetrie
Sommige dieren zijn niet symmetrisch.
Dieren die wel symmetrisch zijn, zijn tweezijdig symmetrisch (één symmetrieas) of veelzijdig symmetrisch (meerdere symmetrieassen).

Skelet
Sommige dieren hebben geen skelet.
Dieren die wel een skelet hebben, hebben een inwendig of een uitwendig skelet.
Bij een uitwendig skelet is het skelet één geheel of is het in segmenten opgedeeld.

Hoofdafdelingen
In het schema zie je de acht hoofdafdelingen en zie je per hoofdafdeling hoe het zit met de symmetrie en met het skelet van dieren die behoren tot die hoofdafdeling.

  symmetrie skelet
Eéncellige dieren     niet symmetrisch geen skelet
Sponzen niet symmetrisch inwendig skelet
Holtedieren veelzijdig symmetrisch geen skelet
Wormen tweezijdig symmetrisch     geen skelet
Weekdieren tweezijdig symmetrisch uitwendig skelet uit één stuk    
Geleedpotigen tweezijdig symmetrisch uitwendig skelet segmenten
Stekelhuidigen veelzijdig symmetrisch inwendig skelet
Gewervelden tweezijdig symmetrisch inwendig skelet


Bekijk de kenmerken per hoofdafdeling en bekijk het voorbeeld van het dier dat behoort tot de hoofdafdeling:

Ordening van dieren - Hoofdafdelingen

Stap 3: Vijf klassen

Vijf klassen van gewervelde dieren
Eén van de hoofdafdelingen bestaat uit dieren met een inwendig skelet.
Dat is de afdeling van de gewervelde dieren.

Van het skelet bestaan de rug en de nek uit wervels.
Daaraan dankt deze hoofdafdeling zijn naam. Er zijn duizenden gewervelde dieren.
Daarom is ook deze groep weer onderverdeeld, namelijk in 5 klassen.

Reptielen:
  • leerachtige huid
  • lichaamstemperatuur hetzelfde als de omgeving
  • longen
Amfibieën:
  • leven bijna altijd in of bij het water
  • dunne huid
  • lichaamstemperatuur hetzelfde als de omgeving
  • longen maar als ze jong zijn ook kieuwen

 

Zoogdieren:
  • constante lichaamstemperatuur (ca. 37 graden Celsius).
  • haren
  • geven hun jongen melk (zogen)
  • longen

 

Vissen:
  • leven in water
  • geen ledematen
  • lichaamstemperatuur hetzelfde als omgeving
  • meestal een gladde huid
  • kieuwen

 

Vogels:
  • veren
  • constante lichaamstemperatuur
  • longen

 

Zoek op internet afbeeldingen naar afbeeldingen van gewervelde dieren.
Maak een Google-document aan waar je de afbeeldingen in op kan slaan. 

  • Zoek voor elke klasse een afbeelding van het dier.
  • Zorg dat je ook een close-up afbeelding hebt van een typisch kenmerk van deze klasse.
  • Beschrijf waarom het dier behoort tot een bepaalde klasse.

Overleg met je docent of je het document moet inleveren. 
Zorg ervoor dat je de drie bovenstaande punten hebt verwerkt.
Let er ook op dat het geheel er netjes en verzorgd uit ziet. 

Afronding

Begrippenlijst

Determineren

Ordening van dieren

Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Eéncellige dieren
Organisme dat bestaat uit één cel. Bijvoorbeeld een bacterie, gist (schimmel), eencellige alg (plant) of amoebe (dier).
Sponzen
Groep van ongewervelde dieren die niet symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben dat bestaat uit skeletnaalden. Sponzen leven in het water en zetten zich vast aan de bodem.
Holtedieren
Ook wel neteldieren genoemd; groep ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: kwal en zeeanemoon.
Wormen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben.
Weekdieren
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig of geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus), mossel en slak.
Geleedpotigen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig skelet hebben in de vorm van een pantser. Ze hebben een geleed lichaam (segmenten) en gelede poten. Bijvoorbeeld: duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.
Stekelhuidigen
Groep van ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet van kalk hebben. Bijvoorbeeld: zeester, zee-egel en zeekomkommer.
Gewervelden
Dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben. Van het inwendige skelet bestaan de rug en nek uit wervels, de zogenaamde wervelkolom of ruggengraat. Groepen: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
Amoebe
Dier dat bestaat uit één cel.
Kwal
Voorbeeld van een holtedier.
Zeeanemoon
Voorbeeld van een holtedier.
Schelp
Voorbeeld van een weekdier met een uitwendig skelet, bij schelpdieren bestaande uit twee kleppen.
Huisjesslak
Voorbeeld van een weekdier, met een slakkenhuis als uitwendig skelet.

 

Naaktslak
Voorbeeld van een weekdier; omdat ze geen huisje hebben en snel uitdrogen kunnen ze alleen leven in een vochtige omgeving.
Koppotigen
Voorbeeld van een weekdier, met acht of tien vangarmen en goed ontwikkelde ogen. Bijvoorbeeld: inktvis (octopus).
Inktvis
Voorbeeld van een weekdier, koppotige, acht armen bevinden zich in een kring rond de mond.
Duizendpoten
Groep van geleedpotigen waarbij aan elk segment poten zitten.
Kreeftachtigen
Groep van geleedpotigen waarbij aan de segmenten tien tot veertien poten zitten. Bijvoorbeeld: krabben, kreeften en garnalen.
Kreeften
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; wel een zichtbare staart.
Krabben
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten, waarvan de voorste zijn omgebouwd tot grijpscharen; geen zichtbare staart.
Garnalen
Voorbeeld van kreeftachtige met tien poten.
Spinachtigen
Groep van geleedpotigen met acht poten, bijvoorbeeld hooiwagens en teken.
Insecten
Groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.
Zeester
Voorbeeld van een stekelhuidige, met een stervormig lichaam, bestaande uit een centrale schijf en meestal vijf 'armen'
Amfibie
Gewerveld dier, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen.
Vogel
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met veren, legt eieren met een kalkschaal, haalt adem met longen.
Reptiel
Gewerveld dier, koudbloedig, leerachtige huid met schubben, legt eieren met een leerachtige schaal, haalt adem met longen.
Kraakbeenvis
Vis waarvan het skelet uit kraakbeen bestaat, in tegenstelling tot de beenvissen. Kraakbeenvissen zijn o.a. haaien en roggen.
Zoogdieren
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met haren, levendbarend, zoogt de jongen, haalt adem met longen.
Ongewervelden
Dieren zonder wervelkolom of ruggengraat, zoals holtedieren, sponzen, wormen, weekdieren, stekelhuidigen en geleedpotigen.

Eindopdracht A: Toets

Bij eindopdracht A sluit je deze opdracht af met het maken van een toets. 

Eindopdracht B: Kwartet

Je hebt in deze opdracht kennis gemaakt met de ordening van dieren in de verschillende hoofdafdelingen.
Je sluit deze opdracht af met het maken van een kwartetspel over deze hoofdafdelingen.

Het kwartetspel bestaat uit minimaal 32 kaarten:

  • 4 over ééncellige dieren
  • 4 over sponzen
  • 4 over holtedieren
  • 4 over wormen
  • 4 over weekdieren
  • 4 over geleedpotigen
  • 4 over stekelhuidigen
  • 4 over gewervelden

Per kwartet laat je vier kenmerken van de hoofdafdeling zien.
Elk kenmerk maak je zichtbaar met een ander dier. Per kwartet heb je dus vier verschillende dieren
die allemaal een kenmerk van deze afdeling laten zien.
In de Kennisbank heb je al een aantal kenmerken van deze afdelingen gezien.
Voor meer kenmerken en dieren kun je op zoek gaan op internet.

Beoordeling
Bij de beoordeling van het kwartetspel kijkt je docent naar:

  • de inhoud: komen de hoofdafdelingen terug in je kwartetspel?
  • de inhoud: zijn er vier verschillende dieren per hoofdafdeling?
  • de inhoud: zijn er vier verschillende kenmerken per hoofdafdeling?
  • de speelbaarheid: zijn de spelregels duidelijk?
  • de verzorging: is het spel met zorg gemaakt.
  • de netheid: ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?

Klaar?
Speel het spel een keer met een klasgenoot. Zo weet je zeker dat het spel ook echt speelbaar is.
Tevreden? Lever je spel in bij je docent.

Kwartet maken

Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende rijken waarin de dieren worden onderverdeeld nu opnoemen? Wat vond je van de diversiteit die je in de video zag?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de toets? Dekten de vragen de verschillende leerdoelen? Als je fouten hebt gemaakt, hoorden die dan bij één leerdoel of bij meerdere leerdoelen?

Dieren ademen

Dieren ademen

Intro

Walvissen leven onder water, maar moeten wel ademhalen.
Kijk naar de video.
Op welke manier halen walvissen adem?


Walvissen kunnen heel lang onder water blijven.
Ze zijn zo gebouwd dat ze onder water kunnen leven, terwijl ze met longen ademen.

Veel dieren die onder water leven halen met heel andere organen adem, zodat ze nooit naar het wateroppervlak hoeven te gaan om zuurstof binnen te krijgen.

Ook bij landdieren vinden we verschillende manieren om te ademen.
In deze opdracht leer je hier meer over.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • in mijn eigen woorden beschrijven waarom het nodig is dat dieren ademhalen.
  • uitleggen dat dieren op verschillende manieren ademhalen.
    Beschrijf de volgende manieren van ademhalen en noem een voorbeeld van een dier die op die manier ademt: huid, kieuwen, longen, meerdere manieren.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kun je van verschillende diersoorten aangeven hoe zij ademen.
Stap 2 Na het bestuderen van de kennisbank kun je vragen beantwoorden over de ademhaling bij vissen.
Stap 3 Na het bekijken van verschillende video's kun je aangeven hoe de dieren in de video's ademhalen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Schema maken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Leeg schema Googledoc - Ademhaling
Sla het Googledocument op in je eigen omgeving.
Daarna kun je het schema bewerken.

Tijd
1 lesuur.

Aan de slag

Stap 1: Zuurstof

Alle dieren bestaan uit cellen. Om te kunnen werken hebben die cellen energie nodig.
In elke cel vindt daarom verbranding plaats.
Voor de verbranding is brandstof (voedsel) en zuurstof nodig.
Door te ademen komt zuurstof het lichaam binnen.

Bestudeer uit de Kennisbank biologie uit het onderdeel 'Ademhaling bij dieren' de pagina's:

  • Eéncelligen
  • Sponzen, holtedieren en wormen
  • Insecten

Ademhaling bij dieren

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 2: Ademhalen

Bestudeer uit de Kennisbank biologie uit het onderdeel 'Ademhaling bij dieren' de pagina's:

  • Vissen
  • Amfibieën
  • Reptielen
  • Vogels
  • Zoogdieren

Ademhaling bij dieren

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 3: Onder water?

Op SchoolTV vind je veel filmpjes die goed passen bij dit onderwerp.
Bekijk de volgende vijf filmpjes.

Lees, vóór je de filmpjes bekijkt, even de vragen onderaan deze pagina.
Zo kun je tijdens het kijken alvast de antwoorden verzamelen.

Video: Ademhaling bij vissen

Video: De dolfijn



Video: Waterspin bouwt duikerklok



Video: Waterschorpioen



Video: Slootdiertjes

Afronding

Begrippenlijst

Ademhaling bij dieren

Ademhaling
Opnemen van zuurstof en uitscheiden van koolstofdioxide (koolzuurgas), inademen en uitademen, met behulp van longen, kieuwen of tracheeën. Vorm van gaswisseling.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Eéncellige
Organisme dat bestaat uit één cel. Bijvoorbeeld een bacterie, gist (schimmel), eencellige alg (plant) of amoebe (dier).
Sponzen
Groep van ongewervelde dieren die niet symmetrisch zijn en een inwendig skelet hebben dat bestaat uit skeletnaalden. Sponzen leven in het water en zetten zich vast aan de bodem.
Holtedieren
Ook wel neteldieren genoemd; groep ongewervelde dieren die veelzijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben. Bijvoorbeeld: kwal en zeeanemoon.
Wormen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en geen skelet hebben.
Insecten
Groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.
Stigmata
Kleine gaatjes in het lichaam van insecten, waar door zij ademen.
Tracheeën
Ademhalingsbuisjes, ademhalingsorganen bij insecten.
Lichaamsvloeistof
Neemt de zuurstof op uit de tracheeën van een insect.
Huidademhaling
Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide door de huid heen, bijvoorbeeld bij amfibieën, zoals kikkers.
Kieuwen
Ademhalingsorgaan van waterdieren, bijvoorbeeld vissen en kikkervisjes (larven van kikker).
Amfibieën
Gewerveld dier, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen.
Huid
Buitenste bekleding van het lichaam van dieren en mensen. Heeft o.a. als functies: bescherming tegen schadelijke bacteriën en temperatuurregeling (o.a. door het uitscheiden van vocht (zweet)). De huid is het grootste orgaan en een belangrijk zintuig (voelen).
Longen
Organen die betrokken zijn bij het in- en uitademen en het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Onderdeel van het ademhalingsstelsel. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de longen tussen longblaasjes en bloed.
Reptiel
Gewerveld dier, koudbloedig, leerachtige huid met schubben, legt eieren met een leerachtige schaal, haalt adem met longen.
Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstofatomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.
Vogel
Gewerveld dier, warmbloedig, huid bedekt met veren, legt eieren met een kalkschaal, haalt adem met longen.
Borstkas
De borstkas bestaat uit ribben en het borstbeen.
Middenrif
Spier, scheiding tussen borstholte en buikholte, belangrijk bij de ademhaling.
Inademing
Middenrif trekt samen, borstkas wordt groter, longen zuigen lucht aan.
Uitademing
Middenrif ontspant, borstkas wordt kleiner, longen geleiden lucht naar buiten.
Longblaasje
Deel van de longen waar uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt tussen lucht en bloed.

Eindopdracht: Schema

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een schema waarin je voor verschillende dieren/diersoorten aangeeft hoe ze ademhalen.

Download het schema Googledoc - Ademhaling
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving
of download het werkblad.

Als je het schema opent, zie je dat de eerste regel al is ingevuld.
Gebruik de informatie uit de kennisbank om het schema verder in te vullen.

Beoordeling:
Bij het beoordelen van je schema let je docent op het volgende:

  • de inhoud: de antwoorden in het schema kloppen en zijn gekoppeld aan de juiste diersoort?
  • de inhoud: zijn de opmerkingen in het schema goed en duidelijk geformuleerd?
  • de vormgeving: is het schema netjes en verzorgd vormgegeven?
  • het taalgebruik: zijn er correcte zinnen gebruikt en bevat het schema geen taalfouten?


Klaar?
Vergelijk jouw schema met het schema van een klasgenoot.
Bespreek eventuele verschillen.

 

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wist je al op welke manier walvissen net als wij longen hebben?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Lukte het om voor alle verschillende diersoorten de manier van ademhalen samen te vatten in het schema? 
    Kon je de opmerkingen kort en bondig formuleren?

Dieren eten

Dieren eten

Intro

De otter jaagt om zijn voedsel te pakken. Hij eet vis, dus moet hij bij het water leven en goed kunnen zwemmen. Ook heeft hij poten en kaken, waarmee hij zijn prooi goed vast kan houden.

Bekijk de video op SchoolTV. Bespreek na het kijken met een klasgenoot de volgende stelling:

“Een otter gebruikt verschillende lichaamsdelen en zintuigen om een prooi te vangen”

Video: Otters

Dieren eten niet allemaal dezelfde dingen. Daarom gedragen ze zich anders bij het verzamelen van voedsel en zijn ze anders gebouwd.

Dieren moeten eten om energie binnen te krijgen, zodat hun lichaam werkt en ze van alles kunnen doen.
Ook groeien ze dankzij hun voedsel en blijven ze gezond.

In deze opdracht staat het eten van dieren centraal.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • de begrippen herbivoren, carnivoren en omnivoren beschrijven.
  • voorbeelden noemen van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • in je eigen woorden uitleggen wat de verschillen zijn in het gebit van de herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • de verschillen in omvang van het verteringsstelsel tussen herbivoren, carnivoren en omnivoren uitleggen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de Kennisbank en het kijken van een van een video kun je de verschillende kenmerken van herbivoren, omnivoren en carnivoren beschrijven.
Stap 2 Je kunt aan de hand van een gebit aangeven of het gebit hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Stap 3 Je kunt aan de hand van het spijsverteringskanaal aangeven of het spijsverteringskanaal hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Stap 4 Je kunt aan de hand van een snavel aangeven of de snavel hoort bij een herbivoor, een carnivoor of een omnivoor.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt een toets. Je moet 12 van de 14 vragen goed beantwoorden voor een voldoende.
Eindopdracht B Je ontwikkelt een toets die aansluit bij de leerdoelen van deze opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Indien aanwezig drie schedels: een vleeseter, een planteneter, een alleseter.

Tijd
Je hebt 1 a 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verschillende gebitten

Kijk naar de video van SchoolTV.
Let tijdens het kijken op de verschillende gebitten van de verschillende eters.

Video: Het gebit van planten-, vlees- en alleseters  



Bestudeer uit de kennisbank biologie het volgende onderdeel. Zorg dat je goed weet wat een herbivoor, omnivoor en een carnivoor is.
Zorg dat je ook voorbeelden kent.

Verschillende eters


Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Gebit

Aan het gebit van een dier kun je vaak zien wat voor voedsel het dier eet.
Ga opnieuw naar de kennisbank biologie en maak vervolgens de onderstaande oefening.

Verschillende eters

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 3: Verteringskanaal

Bij dieren is de lengte/grootte van het spijsverteringskanaal vaak heel verschillend.
De omvang van het spijsverteringskanaal hangt samen met het voedsel dat het dier eet.

Ga opnieuw naar de kennisbank biologie en maak vervolgens de onderstaande oefening.​

Verschillende eters

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 4: De snavel van een vogel

Aan het gebit van een dier kun je vaak zien of het een carnivoor, herbivoor of omnivoor is.
Hoe zit dat bij de snavel van een vogel?
Kun je aan de snavel van een vogel zien wat hij eet?
Probeer maar eens.

Afronding

Begrippenlijst

Verschillende eters

Verteren
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.
Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.
Herbivoren
Planteneters; eten alleen plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.
Carnivoren
Vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.
Omnivoren
Alleseters; eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak.
Vorm poten
Poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.
Vorm van lichaam
Vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen.
Vorm snavel
Bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.
Vorm kiezen
Kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.
Lengte van spijsverteringsstelsel
Lengte van het spijsverteringsstelsel, ook wel darmkanaal, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.
Insectivoren
Insecteneters.
Voedselkeuze
De voorkeur voor een bepaald soort voedsel. Het lichaam is aangepast aan de voedselkeuze. Bijvoorbeeld: de lengte van het spijsverteringsstelsel en het gebit verschillen bij herbivoren en carnivoren.

Eindopdracht A: Toets maken

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Eindopdracht B: Toets ontwikkelen

Bij eindopdracht B ga je een toets ontwikkelen.

Je maakt een toets van minimaal 8 vragen over het eetgedrag van dieren.
Bij de toets maak je ook een antwoordmodel.
De toets laat je maken door minimaal 2 klasgenoten.

Zorg dat de vragen van je toets aansluiten bij de leerdoelen van deze opdracht.
Van elk leerdoel moet minimaal één vraag in de toets zitten.

Gebruik verschillende bronnen voor je vragen.

Beoordeling​
Je krijgt een goede beoordeling als:

  • Je vragenlijst minimaal 8 vragen bevat
  • Er een antwoordmodel is
  • De vragen en antwoorden correct zijn
  • De vragen door minimaal 2 klasgenoten zijn ingevuld
  • De vragen aansluiten bij de leerdoelen van deze opdracht
  • De vragen origineel zijn
  • Het geheel er netjes en verzorgd uit ziet

Klaar?
Lever je toets, je antwoordmodel en minimaal twee ingevulde toetsen in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Waren jij en je klasgenoot het eens over de stelling? Zo niet, konden jullie elkaar goed overtuigen met de juiste argumenten.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Vond je het fijner om de toets te maken of om zelf een toets te ontwikkelen? Als je koost voor opdracht B: wat waren de dingen die je moeilijk en de dingen die je makkelijk vond bij het maken van de vragen? Is het gelukt om alle leerdoelen te verwerken?

Levenscyclus

Levenscyclus

Intro

Bij sommige dieren, bijvoorbeeld vlinders en kikkers, lijken de volwassen dieren helemaal niet meer op de jonge dieren, die ze eerst waren.
Deze verandering van uiterlijk noemen we gedaanteverwisseling of metamorfose.

Bekijk het filmpje over de Atalanta maar eens.
Welke metamorfose maakt de Atalanta door?

Video: De Atalanta

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • het begrip levenscyclus beschrijven.
  • het verschil tussen een volkomen en onvolkomen metamorfose in mijn eigen woorden uitleggen.
  • aangeven bij welke diergroepen de verschillende vormen van metamorfose voorkomen.
  • de namen van verschillende stadia bij een volledige metamorfose opnoemen.
  • aangeven waarom bij sommige diergroepen een metamorfose plaatsvindt.
  • tekeningen maken van de verschillende fasen in een levenscyclus.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de kennisbank kun je vragen beantwoorden over de verschillende fases van de metamorfose.
Stap 2 Je kunt de verschillende fases van de metamorfose verwerken in een sleepoefening.
Stap 3 Je kunt vragen beantwoorden over de verschillen in levenswijze tussen larve en imago.
Stap 4 Je kunt de metamorfose bij amfibieën verwerken in een opdracht.
Stap 5 Je kunt de levenscyclus van een kikker in de juiste volgorde plaatsen.
Stap 6 Je voert het practicum 'metamorfose van vliegen' uit.
Stap 7 Je kunt de metamorfose van een sprinkhaan verwerken in een opdracht.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbank en de begrippen die horen bij de opdracht levenscyclus.
Eindopdracht A Je maakt een toets over deze opdracht.
Eindopdracht B Je maakt een digitale animatie over de metamorfose van de vleesvlieg.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • werkblad+ benodigdheden (zie werkblad)
    Googledoc - Metamorfose

Tijd
Drie lesuren.

Aan de slag

Stap 1: Metamorfose

In deze opdracht ga je van alles leren over metamorfose. Metamorfose betekent gedaanteverwisseling. Dieren die dit ondergaan krijgen tijdens hun leven een ander uiterlijk.

Lees uit de Kennisbank Voortplanting bij dieren de pagina over bevruchting en ontwikkeling.
Maak daarna de oefening.

Voortplanting bij dieren

Stap 2: Vlinders

Geheimen uit een vlinderleven.
Na de paring legt een koolwitje eieren, waar rupsen uitkomen.
De rupsen groeien en vervellen een paar keer.
Als een rups groot genoeg is, verpopt ze. Uit de pop komt tenslotte een vlinder.

Dit hele proces kan je zien in het volgende filmpje op de site van SchoolTV.
Bekijk de video goed.
Na het kijken maak je een sleepoefening met vragen over de video.

Video: Koolwitje: van rups naar vlinder

Stap 3: Anders leven

Vóór de metamorfose ziet het jonge dier er heel anders uit dan het volwassen dier.
Ze leven vaak ook in een andere omgeving.
Dit komt omdat een larve een heel andere levenswijze heeft dan het imago.

Een larve eet erg veel, zo kan hij snel groeien.
Daarnaast bouwt hij reservestoffen op voor als hij een pop wordt.

Maak de volgende oefening.

Stap 4: Amfibieën

Groene kikkers zijn goed gecamoufleerd. Ze vallen niet op tussen de waterplanten.
Een mannetje lokt een partner door keihard te kwaken. Opblaasbare kwaakblazen werken als geluidsversterker.

De eieren heten kikkerdril. De jongen maken een gedaanteverwisseling door.
Bekijk het filmpje en let er op in welke volgorde de metamorfose bij een kikker verloopt.

Video: Voortplanting van de groene kikker 

Een kikker behoort tot de groep van amfibieën.
Ook bij amfibieën ziet een jong dier er heel anders uit dan een volwassen dier.
En ook bij deze dieren heeft dat met hun leefomgeving te maken.
Het maakt ook dat de dieren in leefwijze verschillen.

Stap 5: Levenscyclus

Een levenscyclus is een opvolging van verandering binnen het leven van een organisme.
Van ei naar jong dier en volwassen dier + voortplanting.

 

Maak een soortgelijke cyclus voor het leven van de kikker.
Klik op onderstaande link en daarna op elk plaatje om de volgorde van de cyclus te bepalen.

Levenscyclus kikker

Stap 6: Practicum Metamorfose van vliegen

Ontdek zelf de levenscyclus van een vleesvlieg.
Werk samen met een klasgenoot.
Bestudeer hoe een insect zich ontwikkelt van ei tot volwassene.

  • Download het Googledoc Metamorfose.
  • Lees het werkblad en de gereedschapskist hieronder een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Verdeel de werkzaamheden. Overleg met je docent.
  • Doorloop alle stappen. Vul de tabel in.
  • Beantwoord ook de twee vragen onder de tabel.


Klaar?
Lever het werkblad met de resultaten in bij je docent. Vraag of je docent ook het beoordelingsformulier in wil vullen.

Bewaar de gegevens en de foto's goed. Je kunt ze eventueel gebruiken bij eindopdracht B.

 

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Stap 7: Sprinkhanen

Niet alle dieren hebben een metamorfose zoals bij vlinders of vleesvliegen.
Ze maken wel een gedaanteverwisseling door, maar het jonge dier lijkt al erg op het volwassen dier.
De gedaanteverwisseling is dus niet volledig.
Je noemt dit onvolkomen metamorfose.
Kijk maar eens naar het filmpje over de sprinkhaan wat er dan gebeurt.

Video: Van ei tot sprinkhaan 

Maak de volgende oefening.

Afronding

Begrippenlijst

Levenscyclus

Levenscyclus
De volledige opeenvolging van de fasen van groei en ontwikkeling van een organisme. De levenscyclus is in vier stadia te verdelen: ei, rups, pop en imago.
Metamorfose
De verandering van uiterlijk, levensbouw en levenswijze in de overgang van ei naar volwassen dier. Ook wel gedaanteverwisseling genoemd.
Gedaanteverwisseling
De verandering van uiterlijk, levensbouw en levenswijze in de overgang van ei naar volwassen dier. Ook wel metamorfose genoemd.
Geleedpotigen
Groep van ongewervelde dieren die tweezijdig symmetrisch zijn en een uitwendig skelet hebben in de vorm van een pantser. Ze hebben een geleed lichaam (segmenten) en gelede poten. Bijvoorbeeld: duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.
Amfibieën
Gewervelde dieren, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen.
Verpopping
Stadium waarbij de larve overgaat naar de imago.
Imago
Het volwassen dier na de metamorfose.
Cocon
De huid die de larve omringt tijdens de verpopping.
Onvolkomen metamorfose
Net als een gewone metamorfose, alleen vindt er geen verpopping plaats. De larven lijken al een beetje op de volwassen dieren.
Larve
Eerste levensfase van een dier tijdens een metamorfose.

Eindopdracht A: Toets

Als je eindopdracht A maakt, maak je een toets.

Succes!

Eindopdracht B: Animatie

Bij eindopdracht B maak je een animatie. Maak foto’s van verschillende stadia van de vleesvlieg, dus van ei, diverse stadia van de larven en tot slot de vlieg. Het kan ook zijn dat je docent een andere diersoort opgeeft om een animatie van te maken.

Zorg dat voor alle foto’s eenzelfde achtergrond wordt gebruikt en dat je elk stadium precies op dezelfde plek hebt liggen en het fototoestel een gelijke afstand heeft tot de te fotograferen dieren.
Gebruik bijvoorbeeld een statief. De animatie geeft dan straks de dieren in de juiste verhouding weer.
Zet de foto’s vervolgens op je computer. Lees verder hoe je van de foto's een animatie maakt.

Beoordeling
Je hebt de opdracht goed uitgevoerd als:

  • In de animatie alle stadia van de levenscyclus van het dier te zien zijn en in de juiste volgorde staan.
  • Bij elk stadium duidelijk wordt uitgelegd (mag gesproken of geschreven) wat er gebeurt en waarom.
  • De animatie in een goed tempo verloopt: Alles moet rustig bekeken, gelezen en/of beluisterd kunnen worden, maar ook niet saai zijn door traagheid.
  • De afbeeldingen en tekst van de animatie er verzorgd uitzien.


Klaar?
Kijk nog eens naar de beoordelingseisen.
Lever het eindproduct in bij je docent.

Van de foto’s een animatie maken:

MacBook:

  • Importeer de foto’s in iMovie.
  • Sleep ze in de goede volgorde in de projectbibliotheek.
  • Bepaal de snelheid, waarmee je elke foto wilt laten afspelen door er dubbel op te klikken en de tijd aan te geven.
  • Zet bij elke foto een tekst met uitleg over dit stadium in de levenscyclus of spreek de tekst in met voice-over.
  • Maak een titelpagina en een aftitelpagina.
  • Je kunt er ook nog een muziekje bij laten afspelen, maar zorg dat, als je spreekt, de muziek heel zacht staat.


    Ben je tevreden over je animatie?

  • Exporteer of deel de animatie met QuickTime.

Windows computer:

  • Maak dan gebruik van het animatieprogramma UnFREEz, dat je gratis kunt downloaden.
  • Klik hier voor uitleg over het gebruik van Unfreeze.
  • Verklein de foto’s. Open ze om de beurt met Paint.
  • Maak een vak voor tekst op een geschikte plek in de foto.
  • Typ informatie over het stadium van de levenscyclus in de afbeelding.
  • Sla dan de foto op als GIF-afbeelding.
  • Maak ook een titelpagina en een aftitelpagina.
  • Sleep alle foto’s in UnFREEz nadat je ze hebt bewerkt.
  • Stel de juiste tijd in: je moet rustig kunnen lezen wat er staat en de afbeeldingen kunnen bekijken.

Gebruik je PowerPoint?

  • Maak een voorpagina met de titel en afbeelding van het dier.
  • Plaats elke foto als achtergrond op een nieuwe pagina.
  • Zorg dat de foto’s in de juiste volgorde staan.
  • Maak op elke pagina een duidelijke geschreven tekst over hoe het stadium heet en wat er gebeurt.
  • Je mag de tekst ook inspreken.
  • Maak een goede tijdsindeling en sla je PowerPoint op.
  • Je kunt de PowerPoint exporteren als een filmpje (op een Windows computer alleen als iSpring is geïnstalleerd).

Mochten deze programma’s niet werken, zoek dan, in overleg met je docent, naar een alternatief programma om animaties te maken.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kon je de verschillende stappen van de metamorfose herleiden uit de video?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Eindopdracht A: kende je de begrippen die hoorden bij de verschillende omschrijvingen? Kon je het zelf of moest je nog kijken in de begrippenlijst?
    Eindopdracht B: is het gelukt om de verschillende stadia allemaal op precies dezelfde manier vast te leggen? Lukte het om het juiste tempo van de animatie te bepalen?

Diergedrag

Diergedrag

Intro

Weet jij waarom dieren doen wat ze doen?
Hoe het gedrag van dieren past bij het uiterlijk?
Dieren doen altijd iets, zelfs als ze slapen.
Al hun gedrag is er niet zomaar, het heeft een reden.

Kijk en luister maar eens naar dit filmpje over de egel.
Let op de redenen voor zijn gedragingen en uiterlijk.

Video: Egel op jacht

Benieuwd naar het gedrag van andere dieren?
Meer hierover in deze opdracht.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • beschrijven wat gedrag, een gedragselement, een gedragssysteem en een gedragsketen zijn.
  • aangeven hoe een gedragsonderzoeker/etholoog werkt.
  • uitleggen wat het gedrag van een dier te maken heeft met zijn uiterlijk en met zijn leefomgeving en hier twee voorbeelden van geven.
  • beschrijven wat het verschil tussen een ethogram en een protocol is en deze zelf ook maken.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt de verschillende uiterlijken van dieren koppelen aan hun gedrag.
Stap 2 Na het bestuderen van de Kennisbank kun je aangeven welke acitiviteiten van dieren onder gedrag vallen.
Stap 3 Je kunt de gedragselementen van een dier in een video beschrijven.
Stap 4 Je kunt een gedragsketen van een dier in een video maken.
Stap 5 Na het bestuderen van de kennisbank kun je aangeven wat een ethogram en wat een protocol is.
Stap 6 Je kunt een oefenethogram en een oefenprotocol maken.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Onderzoek doen naar het gedrag van een dier.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • Werkdocument Googledoc - Dieren wat doen ze?
    Sla het Googledocument op in je eigen omgeving.
    Daarna kun je het document bewerken.
  • Fototoestel of mobieltje met camera

Tijd
Drie lesuren.

Aan de slag

Stap 1: Diergedrag

Startopdracht
Bespreek samen met een klasgenoot de volgende vragen.
Maak daarna de opdrachten.

Stap 2: Diergedrag bestuderen

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel:

Diergedrag

Bekijk onderstaande video op de site van SchoolTV.
Waarom is het belangrijk om het gedrag van een dier objectief te bestuderen?
Bespreek het antwoord met een klasgenoot.

Video: Gedrag bestuderen

Maak de volgende oefening.

Stap 3: Gedrag van de flamingo

Flamingo's uit Zuid Europa trekken in het najaar naar Afrika en komen in het voorjaar terug om te broeden. Een paring begint met een inleiding.
Daarna landt de man op de rug van het vrouwtje. Het valt niet mee het evenwicht te bewaren!

Bekijk het volgende filmpje op de website van SchoolTV.
Welke gedragselementen zie je voorbijkomen bij het mannetje?

Video: Het paren van een flamingo

Stap 4: Stekelbaarsjes

Stap 5: Ethogram en protocol

Bestudeer nu uit de Kennisbank 'Wat is gedrag?' de onderdelen over:

Ethogram

Protocol


Maak nu de volgende oefening.

Stap 6: Oefenethogram en -protocol

Oefenethogram
Je gaat zelf oefenen met het maken van een ethogram.
Download nu eerst het werkdocument

Googledoc - Dieren wat doen ze?

Dit werkdocument heb je nodig bij deze stap en straks bij de eindopdracht.
Lees het hele werkdocument een keer door.

Bekijk nu het filmpje hieronder. Je ziet een aantal gedragingen van een schaap.

Maak met deze gedragingen die je in de video hebt gezien een ethogram van een schaap.
Vergelijk je ethogram met het ethogram van een klasgenoot.
Bespreek de verschillen. Pas je ethogram aan als dat nodig is.
Jullie werken in de volgende stap samen. Dus zorg dat jullie hetzelfde ethogram hebben.

Oefenprotocol
Jullie gaan het filmpje 'Schapengedrag' opnieuw bekijken.
Nu om te oefenen in het protocolleren.

Beschrijf de gedragingen in een ritme van vier seconden.
Eén van jullie benoemt het gedrag. De ander noteert de afkorting in de tabel.

Op het eind van het filmpje gebeurt er iets onverwachts.
Bedenk snel een afkorting en vul later het ethogram aan.

Afronding

Begrippenlijst

Wat is gedrag?

Gedrag
Alles wat een mens of dier doet, zoals eten, lopen, slapen en zitten.
Prikkel
Vanuit een intern of extern milieu afkomstig signaal.
Motivatie
De inwendige prikkel om tot gedrag te komen.
Gedragselement
Een afzonderlijke handeling van een dier.
Gedragssysteem
Groep gedragselementen die samen ergens voor zorgen.
Gedragsketen
Verzamelnaam voor reeks gedragingen in vaste volgorde.
Ethogram
Nauwkeurige beschrijving van alle gedragingen van een dier.
Protocol
Een door een onderzoeker gemaakte lijst van gedragselementen in de waargenomen volgorde.
Verdedigen
Afweer, beschermen tegen vijanden en gevaar.
Territorium
Een gebied van een dier om voedsel te zoeken en jongen te verzorgen. Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Verdediging bij vogels door zang (roodborst), dreigen of vechten. Verdediging bij bijvoorbeeld de hond ook door geur.
Balts
Gedrag dat vooraf gaat aan de voortplanting (paring): verleiden of versieren van een partner.

Eindopdracht: Gedrag van een dier

Je gaat samen met een klasgenoot een ethogram en een protocol maken.
Van jullie docent horen jullie welke dieren jullie mogen observeren.
Vraag welk dier jullie mogen doen.

Hoe moet je het aanpakken?

  • Haal de benodigdheden voor de buitenopdracht op en ga naar jullie dier toe.
  • Observeer jullie dier volgens de beschrijving in je Google-doc werkdocument Dieren wat doen ze?
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving of download het werkblad
  • Maak het ethogram en protocol. Werk na het observeren foutjes bij.
  • Maak ook foto’s van het dier: zowel het hele dier als detailopnamen van bijvoorbeeld zijn hoofd en onderdelen ervan of van zijn poten of staart.

Beoordeling
Je hebt de opdracht goed uitgevoerd als:

  • in het werkdocument het ethogram en het protocol goed zijn ingevuld.
  • je mooie foto’s hebt gemaakt van het hele dier en de verschillende lichaamsdelen.

Klaar?
Laat het werkdocument beoordelen door jullie docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kon je in de video de redenen voor zijn gedragingen en zijn uiterlijk herkennen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het lastig om een dier objectief te observeren? Hoe verliep jullie samenwerking? Waren jullie het eens over de taakverdeling?

Extra: ★ Voortplanting bij dieren

Extra: Voortplanting bij dieren

Intro

Een soort kan alleen maar blijven bestaan als de individuen zich voortplanten.

Sommige diersoorten kunnen zich in hun eentje voortplanten.
Dit heet ongeslachtelijke voortplanting.

Bij de meeste dieren zijn er voor voortplanting twee geslachten nodig: een mannetje en een vrouwtje. Je spreekt dan van geslachtelijke voortplanting.

In deze opdracht staat de voortplanting bij dieren centraal.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • de begrippen ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting beschrijven.
  • een voorbeeld noemen van een dier dat zich ongeslachtelijk voortplant en twee voorbeelden van dieren die zich geslachtelijk voortplanten.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met baltsgedrag.
  • het verschil tussen nestblijvers en nestvlieders beschrijven.
  • met behulp van twee voorbeelden uitleggen dat er diersoorten zijn met veel en diersoorten met weinig broedzorg.
  • twee verschillende manieren beschrijven waarop zaadcellen en eicellen bij elkaar komen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kun je vragen beantwoorden over voortplanting bij dieren.
Stap 2 Na het bestuderen van de Kennisbank kun je vragen beantwoorden over nestvlieders en nestblijvers.
Stap 3 Je beantwoordt vragen over de ontwikkeling bij zoogdieren.
Stap 4 Je bestudeert informatie over de verschillende ontwikkelingsfasen van de hond.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de begrippen die passen bij deze opdracht.
Eindopdracht Je schrijft een verslag van de ontwikkelingsfase van een dier.
Terugkijken Terugkijken naar de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Voortplanting bij dieren

Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel 'Voortplanting bij dieren'.

Voortplanting bij dieren

Maak de volgende opdracht.

Stap 2: Pinguïns

Bekijk de videoclip op SchoolTV.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot of pinguïns nestvlieders of nestblijvers zijn.

Video: Broedzorg bij pinguïns



Maak de volgende opdracht.

Stap 3: Ontwikkeling bij zoogdieren

Mensen zijn zoogdieren.
Zoogdieren zijn warmbloedig, meestal levendbarend en voeden hun jongen met borstvoeding.
Het geven van borstvoeding noem je ook wel zogen.

Stap 4: Honden

Elke hond doorloopt vanaf de geboorte tot aan volwassen zijn, een aantal ontwikkelingsfasen.
De periode dat de pup nog in de baarmoeder zit, lijkt op de ontwikkeling van een mens.
In het volgende filmpje zie je de ontwikkeling van een puppy in de baarmoeder. Herken je al duidelijke uiterlijke kenmerken?

Een moederhond (teefje) krijgt vaak meerdere pups.
Bekijk de geboorte van de puppy’s. Welke dingen aan de geboorte van de pups vallen je op?
Hoe gedraagt de moederhond zich?

De eerste 14 dagen na de geboorte is de pup doof en blind. Een pup is een nestblijver.
Wel kan hij goed ruiken en zo de tepel van de moeder vinden. Een moederdier zoogt de jongen.
Het jong hoeft zo zelf nog niet op zoek naar voedsel. Het jong krijgt hulp tot hij groot genoeg is om voor zichzelf te zorgen.
Hiermee worden de overlevingskansen van jonge zoogdieren vergroot.
Alle energie die het jong binnenkrijgt kan hierdoor benut worden voor de groei.

Bekijk de puppy's nogmaals. Nu als ze twee dagen oud zijn. Op welke manier vinden ze hun moeder?


In de derde week gaan alle zintuigen van de pup werken. Eerst gaan de oogjes open, kort daarna de oren.
Ook de motoriek ontwikkelt zich. Een beetje wiebelig staan de pups voor het eerst op hun pootjes.
De pups maken een beginnetje met zindelijk worden en gaan buiten het nest poepen en plassen.

Vanaf de vierde tot ongeveer de twaalfde week leert een jonge hond veel en zal dat goed onthouden.
Pups leren op deze leeftijd niet alleen de omgeving kennen. Ze leren ook hondentaal.

Tussen de derde en vijfde maand bepaalt een groep honden (en de baasjes) de rangorde.
Tussen zes en achttien maanden zit een hond in de puberteit.
Net als bij mensenpubers verandert het gedrag en treden hormonale veranderingen op.
Reutjes gaan door het hormoon testosteron mannelijk gedrag vertonen.
Sommige reuen gaan in de puberteit voor het eerst vechten met soortgenoten.
Teefjes worden in de puberteit voor het eerst loops.
Reutjes en teefjes worden in de puberteit geslachtsrijp, ze kunnen zich voortplanten.
Na de puberteit zijn de honden volwassen.

Maak nu de opdracht.

Afronding

Begrippenlijst

Voortplanten
Het zorgen voor nageslacht voor mensen, dieren of planten

Ongeslachtelijk voortplanten
Dieren of planten die zich voort kunnen planten in hun eentje. Zonder partner. Er is geen mannelijke én vrouwelijke variant van de soort nodig.
Geslachtelijk voortplanten
Voortplanten voor twee geslachten: een mannetje en een vrouwtje. Het mannetje levert zaadcellen. Het vrouwtje de eicellen.
Baltsgedrag
Gedrag van dieren tijdens de paartijd. Vaak van het mannetje om indruk te maken op het vrouwtje.
Nestgedrag
Het bouwen van een nest waarmee vooral vogels laten zien aan het andere geslacht dat ze zich willen voortplanten.
Zaadcellen
Mannelijke voortplantingscellen

Eicellen
Vrouwelijke voortplantingscellen

Penis
Geslachtsorgaan van het mannetje waarmee de zaadcellen in het lichaam van het vrouwtje worden geplaatst voor inwendige bevruchting.

Inwendige bevruchting
De eicellen worden in het lichaam van het vrouwtje bevrucht door de zaadcellen.
Uitwendige bevruchting
De eicellen worden buiten het lichaam van het vrouwtje bevrucht door de zaadcellen.
Zygote
Een bevruchte eicel.
Metamorfose
Gedaanteverwisseling die sommige dieren doormaken tijdens hun ontwikkeling naar het volwassen worden.
Broedzorg
Het verzorgen van de nakomelingen.
Nestvlieders
Dieren die gelijk na hun geboorte zelf moeten voorzien in hun voedsel.
Nestblijvers
Dieren die na hun geboorte voedsel van hun ouders krijgen om te overleven.
Zogen
Het geven van borstvoeding.

 

Eindopdracht A: Voortplanting

Bij eindopdracht A maak je een afbeelding met bijbehorende toelichting over de ongeslachtelijke voortplanting van een dier.

Een voorbeeld hiervan vind je op deze pagina van de Kennisbank.

Ongeslachtelijke voortplanting

Je kiest een dier dat zich ongeslachtelijk voortplant.  
Van dit dier ga je in stappen beschrijven hoe de voortplanting in zijn werk gaat.
De informatie hiervoor zoek je op op internet.

De verschillende stappen illustreer je met één allesomvattende afbeelding of met meerdere losse afbeeldingen.
Het kan zijn dat je afbeeldingen zelf moet maken.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je eindopdracht op het volgende:

  • Gaat het om een ongeslachtelijke voortplanting?
  • Zijn de verschillende stappen van de voortplanting volledig en juist?
  • Zijn de verschillende stappen voorzien van illustratie(s)?
  • Is het geheel duidelijk en overzichtelijk weergegeven?
  • Ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?

Klaar?
Lever je eindopdracht in bij je docent.

 

Eindopdracht B: Ontwikkelingsfasen

Als eindopdracht van deze opdracht ga je een verslagje maken met de verschillende ontwikkelingsfasen van
een dier naar keuze.
In stap 4 van deze opdracht heb je de ontwikkelingsfasen van een hond gezien. In deze eindopdracht mag je elk dier kiezen, behalve de hond.

Hoe je je verslag gaat vormgeven is aan jou. Je kunt kiezen voor teksten, afbeeldingen, videomateriaal of....
Overleg met je docent op welke manier je je (digitale) verslag gaat inleveren.

Beschrijf de verschillende ontwikkelingsfasen van het dier.
Begin in de baarmoeder en eindig als volwassen dier. Omschrijf minimaal vier verschillende ontwikkelingsfasen. Benoem van elke fase een tweetal (of meer) kenmerken.

Zorg dat je de fasen illustreert met bijbehorende afbeeldingen.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je eindopdracht op het volgende:

  • Zijn er minimaal vier verschillende ontwikkelingsfasen weergegeven?
  • Zijn de verschillende fasen volledig en juist?
  • Staan bij elke fase minimaal 2 kenmerken?
  • Zijn de fasen voorzien van illustratie(s) of videomateriaal?
  • Is het geheel duidelijk en overzichtelijk weergegeven?
  • Ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?

Klaar?
Lever je verslag in bij je docent.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wist je zelf dieren die zich ongeslachtelijk voortplanten of moest je de informatie opzoeken op internet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Vond je het lastig om de ongeslachtelijke voortplanting of de ontwikkelingsfasen weer te geven in een duidelijk overzicht? Lukte het om geschikte afbeeldingen te vinden of moest je zelf een afbeelding maken?

Extra: ★ Dieren en zintuigen

Extra: Dieren en zintuigen

Intro

Mensen kunnen zien, horen, ruiken, proeven en voelen.
Sommige dieren kunnen op andere manieren waarnemen.
Er zijn dieren met elektrische, magnetische en thermische zintuigen.
Bekijk dit filmpje en bespreek na het kijken met een klasgenoot, welke speciale zintuigen de dieren die in de video worden besproken, hebben.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • uitleggen dat waarnemen belangrijk is voor de voeding en verdediging van dieren.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de tekst kun je de verschillende manieren van kijken (monoculair en binoculair) uitleggen en vertellen welke voor- en nadelen de beide manieren van zien hebben.
Stap 2 Na het kijken van de video kun je aangeven welke functies kijken heeft voor verschillende dieren.
Stap 3 Na het kijken van de video kun je aangeven welke bijzondere zintuigen de uil heeft.
Stap 4 Je kunt bij verschillende video's over zintuigen aantekeningen maken.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht of Jullie gaan op zoek naar een dier met een bijzonder zintuig of een bijzondere manier van waarnemen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Wat ziet een paard

De ogen van een paard zitten aan de zijkant van het hoofd. Daardoor kan het paard voor een groot deel zien wat er aan de zijkant gebeurt. Vlak voor en tussen zijn ogen ziet een paard niets. De pupil van een paard is niet rond. Het is een horizontale spleet. Daardoor wordt zijn zicht aan de zijkant nog eens vergroot. Een paard kan bijna helemaal om zich heen kijken zonder zijn hoofd te bewegen.

Doordat de ogen aan de zijkant van het hoofd staan, ziet een paard twee verschillende beelden.
Dit noem je monoculair zicht. Elk oog ziet een ander beeld. Als jij één oog afdekt, dan zie je met je andere oog ook monoculair.

Op hele korte afstand voor het gezicht van een paard kan het dier binoculair zien.
De twee beelden overlappen elkaar dan. Dat is dus hoe jij kijkt met twee ogen. Wanneer je binoculair kijkt kun je diepte zien. Een paard ziet dus alleen diepte recht voor zich. Het paard kan monoculair en binoculair zicht niet goed tegelijk gebruiken. Wanneer een paard zich concentreert kijkt hij binoculair. Wanneer een paard graast, houdt hij de omgeving goed in de gaten met het zicht aan de zijkant. Hij kijkt dan monoculair.
Een breed gezichtsveld is belangrijk om niet te worden aangevallen door roofdieren (verdediging).

Een paard ziet alleen vlak voor en vlak achter zich niets (afb in het midden).
Een paard kan kleur zien, maar niet zo veel als een mens. Een paard ziet blauw, geel, wit en grauw.
Groen en rood zijn erg slecht van elkaar te onderscheiden voor een paard.
Hij is dus een beetje kleurenblind. Een paard ziet ook minder scherp dan wij.
Wat wij op 40 meter afstand nog scherp kunnen zien, ziet een paard op 20 meter afstand nog net scherp.
Een paard is dus meer bijziend dan een mens.

Stap 2: Welk dier ziet het beste

Stap 3: Uilen

Stap 4: Superzintuigen

In de introductie heeft Freek Vonk al enkele superzintuigen van dieren laten zien.

Bekijk drie van de filmpjes van Naturalis over superzintuigen.

Maak bij de filmpjes die je kijkt, aantekeningen.
Wat valt je op?
Wat is er bijzonder aan de zintuigen?

De aantekeningen worden aan het einde van deze stap klassikaal besproken.
Als je deze opdracht in een groep uitvoert, wissel dan de informatie met elkaar uit.

 

Video 1: Ingebouwd kompas

Video 2: Ingebouwde thermometers

Video 3: Kleurenblinder

Video 4: Decibelbooster

Video 5: Blinde tong

Video 6: Drietand kurk

Video 7: Snuifrace

Afronding

Begrippenlijst

Zintuig
Orgaan dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).
Elektrische zintuigen
Zintuigen waarmee elektrische signalen uit de omgeving worden waargenomen. Op die manier weet een dier waar bijvoorbeeld zijn prooi zich bevindt. Een voorbeeld van een dier met elektrische zintuigen is de haai.
Magnetische zintuigen
Zintuigen die de magnetische velden van de aarde waarnemen en op die manier weten dieren waar ze zijn en waar ze naar toe moeten. Een voorbeeld van een dier met magnetische zintuigen is een duif.
Thermische zintuigen
Zintuigen die warmte waarnemen.Met deze zintuigen vinden sommige dieren hun prooi. Een voorbeeld van een dier met thermische zintuigen is een slang.
Monoculair zicht
Doordat de ogen aan de zijkant van het hoofd staan ziet het dier twee verschillende beelden. Elk oog ziet een ander beeld. Een voorbeeld van een dier met monoculair zicht is een paard.
Binoculair zicht
De beelden van de twee ogen overlappen elkaar. Daardoor kan je diepte zien. Het zicht van een mens is binoculair.

Bijziend
Beelden in de verte worden minder schep waargenomen dan beelden dichtbij.

Verziend
Beelden dichtbij worden minder scherp waargenomen dan beelden in de verte.

 

Eindopdracht: Bijzondere zintuigen

Deze opdracht rond je af door op zoek te gaan naar een dier met een bijzonder zintuig of bijzondere manier van waarnemen en hier een presentatie over te geven. Je kunt gebruikmaken van de genoemde bronnen of zelf informatie zoeken op internet of in de bibliotheek.

Beantwoord tijdens je presentatie in ieder geval de volgende vragen:

  1. Wat kun je zeggen over de bouw van het zintuig?
  2. En wat is de speciale functie ervan?
  3. Welke voordelen heeft het dier van deze functie?
  4. Ondervindt het dier ook nadelen van deze functie?

Zorg dat je elkaar afbeeldingen, foto’s of filmpjes kunt laten zien. Bijvoorbeeld door een dia of sheet gemaakt met Powerpoint, Prezi of Keynote.

In overleg met je docent kun je deze opdracht eventueel samen met een klasgenoot uitvoeren.

Bronnen:

Beoordeling
Tijdens de beoordeling let je docent op de volgende punten:

  • Heeft het dier een bijzonder zintuig of een bijzondere manier van waarnemen?
  • Zijn de hierboven genoemde vragen verwerkt in de presentatie?
  • Is de presentatie voorzien van afbeeldingen, foto's of video's die aansluiten bij het onderwerp?
  • Is de presentatie logisch en overzichtelijk opgebouwd?
  • Is de tekst vrij van fouten?
  • Verliep de presentatie vloeiend en was de tekst gemakkelijk te begrijpen?

Klaar?
In overleg met je docent krijg je een datum waarop je de presentatie kunt geven.

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wist je al dat dieren op een andere manier waarnemen dan mensen? Kun je nog een voorbeeld noemen van waarnemen die je niet in deze opdracht hebt behandeld?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je de presentatie uiteindelijk in je eentje of met z'n tweeën gegeven? 
    Heb je zelf een voorkeur voor alleen werken of samenwerken? Waarom?
    Hoe vond je het om een presentatie te geven? Ben je tevreden over het eindresultaat?

Afsluiting

Kennisbanken: Dieren

Eindopdracht: Dieren

Je gaat samen met drie klasgenoten aan de slag met het maken van het eindproduct: een digitale krant over dieren.
Voor het maken van de krant kunnen jullie gebruik maken van de website
www.krantenmaken.nl.

In de dierenkrant komen allerlei ‘weetjes’ over dieren die je in de opdrachten bent tegengekomen.
Jullie vertellen iets over:

  • de cellen waaruit dieren zijn opgebouwd.
  • de ordening van dieren.
  • de ademhaling van dieren.
  • eten en verteren bij dieren.
  • de levenscyclus van dieren.
  • diergedrag.

In de krant komen artikelen, columns, foto's, strips, puzzels, enzovoorts. Wees creatief in de invulling van jullie krant!
Alles wat in de krant komt heeft natuurlijk wel te maken met het onderwerp dieren.

Zorg ervoor dat je krant op tijd klaar is.
Maak hierover duidelijke afspraken met je docent.

Beoordeling:
Jullie krant wordt beoordeeld door de docent.
Bij de beoordeling van de krant wordt gelet op:

  • de inhoud: sluit de inhoud van de krant aan bij de opdrachten?
  • de inhoud: zijn de hierboven genoemde onderdelen opgenomen in de krant?  Vertel je dus iets over de ademhaling, het eten, enz.
  • de inhoud: sluit de inhoud aan bij de doelgroep: jongeren van je eigen leeftijd?
  • de netheid: is de krant netjes vormgegeven? Hebben jullie er ook voor gekozen om afbeeldingen te kiezen die passen binnen het thema dieren?
  • de samenwerking: hebben jullie goed samengewerkt? Waren de taken eerlijk verdeeld?
  • de planning: hebben jullie de krant op tijd klaar?

Klaar?
Hebben jullie een eerste versie van de krant klaar? Kijk dat nog eens naar de beoordelingscriteria.
Hebben jullie over alle verschillende opdrachten iets in jullie krant staan?
Hebben jullie een aantrekkelijke krant gemaakt?

Vraag een ander groepje eventueel om commentaar op jullie krant.
Geef ook commentaar op de krant die zij gemaakt hebben.
Bespreek wat je nog zou kunnen doen om de krant te verbeteren. Voer de verbeteringen door.

Helemaal tevreden? Laat de krant beoordelen door jullie docent.

Krant maken

Een krant kun je natuurlijk hartstikke goed zelf maken! Je verzamelt foto’s, tekeningen, schema’s, tekststukjes en quotes over een bepaald onderwerp.

 

Diagnostische toets: Dieren

Je sluit het thema Dieren af met het maken van een diagnotische toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door. Vind je dat de intro goed aansluit bij dit thema? Zo niet, wat zou je dan anders doen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 20 uur met dit thema bezig zou zijn. Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Is het gelukt om samen een krant te maken?
    Wat vonden jullie het lastigste onderdeel van deze opdracht en wat het minst lastige?
    Hoe verliep jullie samenwerking? Hebben jullie de taken eerlijk kunnen verdelen en waren jullie het eens over de onderwerpen die jullie in de krant hebben verwerkt?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Websites

Leerlingen voor leerlingen

Hier vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.

Video: Microscoop 1


Video: Microscoop 2


Video: Tekenregels

Schooltv
Op de website van Schooltv zijn veel verschillende video's te zien over dit thema.
We hebben een aantal interessante video's voor je op een rijtje gezet.

Video: De metamorfose van een kever

Video: Gedaanteverwisseling van de groene kikker

Video: De cicade

Video: Cellen aan de basis

Video: Celdeling

Video: Sponzen

Video: Ademen

Video: Hoe ademen vissen?

Video: Gedrag bestuderen - wat beïnvloedt gedrag?

Video: Focus op biologie - gedrag bestuderen

Video: Voortplanting bij geleedpotigen

Video: De voortplanting van spinnen

Video: Voortplanting van de adder

Video: Hoe goed ruikt een neushoorn

Video: Zo blind als een mol

Video: Dierenoogarts

Video: Welke dieren zijn superhelden

Youtube

Op youtube staan talloze filmpjes die passen binnen dit thema. We zetten er een aantal op een rijtje:

Video: De cel

Video: Bouw dierlijke cel

Video: Bouw plantaardige cel

Video: Ordening - Het rijk van de dieren

Video: Biobits - ordening

Video: Ordening van het dierenrijk

Video: Ademhaling bij planten en dieren

Video: Ademhaling bij dieren

Video: Planten-, vlees- en alleseters

Video: Voeding en vertering

Video: Van ei tot vlinder

Video: Levenscyclus van de teek

Video: Diergedrag en mensen

Video: Voorplanting gewervelden

Video: Dieren met superkrachten

  • Het arrangement Thema Dieren hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 09:49:54
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Dieren' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit thema heet dieren en behandelt 6 onderwerpen. Het eerste onderwerp is ordening van dieren. Je leert de betekenis van het begrip determineren beschrijven en dieren in het dierenrijk op basis van kenmerken indelen. Het tweede onderwerp is cellen nader bekeken. Je leert om het verschil tussen een dierlijke cel en een plantaardige cel uit te leggen en uitleggen dat cellen, weefsels en organen samen orgaanstelsels vormen. Het derde onderwerp is dieren ademen. Je leert benoemen dat er verschillende manieren zijn waarop dieren ademen. Het vierde onderwerp is dieren eten. Je leert aan het gebit en het verteringsstelsel zien of een dier een herbivoor, carnivoor of omnivoor is. Het vijfde onderwerp is levenscyclus. Je leert de levenscyclus van dieren beschrijven. Het zesde onderwerp is diergedrag. Je leer met een ethogram of een protocol gedrag van dieren beschrijven.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Groei en ontwikkeling; Reproductie en evolutie; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Instandhouding; Reproductie; Opbouw van leven;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    16 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    ademen, arrangeerbaar, biologie, determineren, ethogram, gebit, havo/vwo 1, levenscyclus, orgaanstelsel, stercollectie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2019).

    Cellen nader bekeken - Planten hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62520/Cellen_nader_bekeken___Planten__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Dieren ademen hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62522/Dieren_ademen__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Dieren eten hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62523/Dieren_eten__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Diergedrag hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62525/Diergedrag_hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Extra: Dieren en zintuigen hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/76148/Extra__Dieren_en_zintuigen_hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Extra: Voortplanting hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/79063/Extra__Voortplanting_hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Levenscyclus hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62524/Levenscyclus__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Ordening van dieren hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62521/Ordening_van_dieren__hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Dieren

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.