In het filmpje zie je een voorbeeld van een ecosysteem.
Bekijk het volgende filmpje op SchoolTV
Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat volgens jullie een ecosysteem is.
In het ecosysteem in het filmpje spelen water, bomen, rupsen en vogels een rol.
In deze opdracht leer je hoe je een ecosysteem kunt omschrijven en leer je welke factoren kunnen bepalen hoe het ecosysteem er uit ziet.
Wat kan ik straks?
Je kunt:
in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is.
aangeven wat het verschil is tussen biotische en abiotische factoren.
voorbeelden noemen van abiotische factoren en kunt het begrip biotoop omschrijven.
met een voorbeeld uitleggen hoe organismen binnen een ecosysteem elkaar kunnen beïnvloeden.
met een voorbeeld uitleggen hoe abiotische factoren het leven van organismen kunnen beïnvloeden.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Na het bestuderen van de kennisbank kun je aangeven welke factoren biotisch en abiotisch zijn. Om dat te oefenen geef je daarna van 10 zinnen aan of het abiotische of biotische factoren zijn.
Stap 2
Het 'gedrag' van het ene organisme van invloed kan zijn op de beschikbaarheid van een abiotische factor voor een ander organisme. Met behulp van voorbeelden ga je dit zelf uitleggen.
Stap 3
Je ontdekt hoe abiotische factoren het leven van een organisme kan beïnvloeden. Hier maak je vragen over.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de kennisbank die je hebt gelezen in deze opdracht en begrippen die te maken hebben met het ecosysteem.
Eindopdracht A
Bedenk een toets van minimaal 8 vragen. Deze toets laat je maken door een klasgenoot. Daarna beoordeel je de gemaakte toets.
Eindopdracht B
Je maakt een spel waarin je minimaal 10 begrippen uit deze opdracht verwerkt. Het spel laat je spelen door één of meerdere klasgenoten.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Benodigdheden
Als je kiest voor eindopdracht B heb je materiaal nodig om het spel te maken.
Denk daarbij aan papier, lijm, schaar, pionnetjes en dobbelstenen.
Tijd
Voor deze opdracht heb je drie lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Ecosysteem
Bestudeer uit de kennisbank biologie het volgende onderdeel:
In de kennisbank heb je een voorbeeld gezien van hoe organismen elkaar kunnen beïnvloeden: in een bos neemt een boom het licht weg ten koste van een bodemplant.
Het 'gedrag' van het ene organisme heeft effect op de beschikbaarheid van een abiotische factor voor het andere organisme.
Stap 3: De invloed van abiotische factoren
De abiotische factoren in ecosysteem kunnen het gedrag van een organisme beïnvloeden.
Daarnaast zijn de abiotische factoren vaak bepalend voor de eigenschappen van bepaalde organismen.
De volgende oefening gaat over de aanpassingen van een plant aan het leven in de woestijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ecosysteem
Min of meer begrensd deel van de natuur als een samenhangend geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren.
Biotisch
Biotisch betekent 'levend'.
Abiotisch
Abiotisch betekent 'niet levend'.
Biotoop
Door abiotische factoren bepaald gebied(je) binnen een ecosysteem waar organismen kunnen leven. Bijvoorbeeld: droge en warme heidegebieden vormen een biotoop voor de adder.
Predator-prooi-relatie
Voedselrelatie tussen predator (roofdier) en prooi(dier), waarbij predator en prooi de grootte van elkaars populaties beïnvloeden; zij houden elkaar in (dynamisch) evenwicht.
Dynamisch evenwicht
Toestand waarbij alle veranderingen in een ecosysteem binnen bepaalde grenzen blijven schommelen.
Verstoring
Gebeurtenis die ervoor zorgt dat een ecosysteem verandert.
Wisselwerking
De invloed van biotische en abiotische factoren onderling en op elkaar.
Levensgemeenschap
Alle organismen in een ecosysteem.
Abiotische factoren
De niet-levende omgeving in een ecosysteem.
Woestijn
Voorbeeld van biotoop; gebied met weinig neerslag en grote verschillen in temperatuur.
Zee
Voorbeeld van biotoop; zout water.
Rivier
Voorbeeld van biotoop; waterloop, afvoer van water uit gebied, zoet water.
Bos
Voorbeeld van biotoop; met bomen en vaak een ondergroei van struiken en kruidachtige planten.
Duinen
Voorbeeld van biotoop; smalle strook tussen zee en binnenland, soms kaal bestaande uit zand, soms begroeid.
Akker
Voorbeeld van biotoop; open land waar voedingsgewassen groeien.
Weide
Voorbeeld van biotoop; open grasland.
Sloot
Voorbeeld van biotoop; zoet stromend water.
Stad
Voorbeeld van biotoop; plaats waar mensen wonen en werken.
Gebergte
Voorbeeld van biotoop; gebied met grote verschillen in hoogte (temperatuur- en bodemverschillen).
Predator
Natuurlijke vijand of roofdier, dier dat zijn prooi actief bejaagt om te doden (predatie).
Vogeltrek
De trektocht die (trek)vogels ondernemen om de winter door te brengen op een warmere plaats en de terugkeer hiervandaan bij het begin van het volgende broedseizoen. Bijvoorbeeld: boerenzwaluw en tjiftjaf.
Prooi
Dier dat als voedsel dient voor een predator.
Eindopdracht A: Toetsvragen maken
Als je kiest voor eindopdracht A, ga je toetsvragen ontwikkelen.
Eindopdracht A:
Bedenk een toets van minimaal acht vragen over ecosystemen.
Gebruik de leerdoelen bij het maken van de toets.
Schrijf van alle vragen ook de antwoorden op.
Geef ook aan hoeveel punten je per vraag kan halen en hoe het cijfer berekend wordt.
Laat de toets maken door een klasgenoot.
Kijk de toets na. Heeft hij/zij een voldoende voor de toets gehaald?
Voeg de toets van je klasgenoot bij als je hem inlevert.
Vraag hem/haar om feedback op de toets.
Natuurlijk maak je ook zijn of haar toets. Welk cijfer haal jij?
Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je toetsvragen op het volgende:
zijn er voldoende toetsvragen gemaakt?
passen de toetsvragen bij de leerdoelen uit deze opdracht?
sluiten de vragen aan bij de doelgroep?
kloppen de antwoorden bij de vragen die gemaakt zijn?
is de toets door een klasgenoot gemaakt?
ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?
Klaar?
Laat de toetsvragen beoordelen door je docent.
Eindopdracht B: Ontwikkel een spel
Als je kiest voor eindopdracht B, ontwikkel je een spel.
Eindopdracht B:
Als je kiest voor deze eindopdracht maak je een spel naar keuze. Je kunt bijvoorbeeld een kwartet maken, een ganzenbord of memory.
Kies minimaal 10 begrippen uit de begrippenlijst.
Bedenk een spel waarbij je deze 10 begrippen kunt gebruiken. Let goed op:niet alleen de begrippen, maar ook de betekenis moet zichtbaar zijn in je spel.
Zorg dat je de benodigde materialen bij elkaar krijgt. Denk bijvoorbeeld ook aan een dobbelsteen als je die nodig hebt. Vraag eventueel je docent om hulp.
Werk je spel verder uit. Zorg dat er echt mee gespeeld kan worden.
Laat je spel spelen door één of meerdere klasgenoten.
Vraag om feedback op je spel en pas je spel waar mogelijk aan.
Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:
het spel bevat minimaal 10 begrippen.
de betekenis van de begrippen is duidelijk in het spel.
het spel is compleet en kan gespeeld worden
het spel ziet er netjes en verzorgd uit.
het is duidelijk hoe het spel gespeeld moet worden (maak spelregels als je geen standaard spel zoals memory/ganzenbord/kwartet maakt)
Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.
Terugkijken
Intro
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
Waarom wel of waarom niet?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Welke eindopdracht heb je gekozen?
A: Kon je klasgenoot de vragen die jij verzonnen had beantwoorden?
B: Konden je klasgenoten je spel goed spelen?
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit is thema ’Omgeving'. Het onderwerp van deze les is: ecosysteem.
Je leert in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is en wat de rol van organismen hierin is en aangeven wat het verschil is tussen abiotische en biotische factoren binnen een ecosysteem.
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit is thema ’Omgeving'. Het onderwerp van deze les is: ecosysteem.
Je leert in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is en wat de rol van organismen hierin is en aangeven wat het verschil is tussen abiotische en biotische factoren binnen een ecosysteem.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Biotisch of abiotisch
Saguaro
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.