Thema Omgeving hv12

Thema Omgeving hv12

Thema: Omgeving

Intro

Biologie betekent leer van het leven.
Biologen bestuderen levende wezens in de omgeving waarin ze wonen.

Wat denk je dat je in dit thema gaat leren?

Als je om je heen kijkt, zie je natuur. Overal om je heen zijn levende wezens in hun omgeving. Maar wat weet jij hier eigenlijk van?

Maak samen met een klasgenoot een Mindmap over het thema omgeving.

Plaats in het midden het woord Omgeving. Schrijf daaromheen zoveel mogelijk woorden die te maken hebben met de levende wezens in hun natuurlijke omgeving.

Plaats, waar nodig, ook verbindingslijnen tussen de verschillende planten en dieren.

Bewaar de mindmap goed. Je hebt hem later in dit thema weer nodig.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.

Aan het einde van dit thema kan ik: Opdracht:

de levenskenmerken van een organisme benoemen en verduidelijken met een voorbeeld.

Levenskenmerken

in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is en wat de rol van organismen hierin is.

Ecosysteem

aangeven wat het verschil is tussen abiotische en biotische factoren binnen een ecosysteem.

Ecosysteem

uitleggen wat een voedselweb en een voedselketen is

Voedselweb en voedselketen

aangeven welke rol producenten, reducenten en consumenten spelen in een voedselketen.

Voedselweb en voedselketen

het belang van recyclen uitleggen en verduidelijken met voorbeelden.

Zwerfafval
het ecosysteem in mijn eigen omgeving onderzoeken en relaties leggen tussen de organismen die in mijn ecosysteem leven. Fietsen in de omgeving

 

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met vijf opdrachten, de afsluiting en een diagnostische toets.
In de tabel staat per opdracht hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur  
Opdracht: Levenskenmerken 2 lesuren

Het maken van een toets

Opdracht: Ecosysteem 2 lesuren

Het zelf ontwikkelen van een toets of het maken van een spel

Opdracht: Voedselweb en -keten 2 lesuren Voedselweb
Opdracht: Zwerfafval 2 lesuren Zelf gekozen eindproduct
Opdracht: Fietsen in de omgeving 5 lesuren Beschrijving ecosysteem of het maken van een toets
Afsluiting 3 lesuren Maquette ecosysteem
Diagnostische toets 1 lesuur  
Totaal 17,5 lesuren  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

Opdrachten

Levenskenmerken

Levenskenmerken

Intro

Welkom bij de opdracht 'Levenskenmerken'.
In je omgeving zie je veel verschillende organismen, die levenskenmerken hebben.
Voor veel dingen is het heel erg duidelijk of het levend of dood is, maar soms is het toch niet zo vanzelfsprekend.

Bekijk de volgende video over koraal maar eens.
Het lijken vaak net rotsen, maar toch hebben ze levenskenmerken!
Weet jij of koraal plantjes of diertjes zijn? Je hoort het antwoord in de video.

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Levenskenmerken

Aan het einde van deze opdracht kan ik:

  • negen levenskenmerken opnoemen en kan ik met een voorbeeld duidelijk maken wat met het levenskenmerk wordt bedoeld.
  • aangeven wanneer iets dood, levend of levenloos is.
  • voorbeelden geven van dode voorwerpen, levende organismen en voorwerpen die levenloos zijn.
  • aangeven wat er wordt bedoeld met de termen abiotisch en biotisch.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt na het bestuderen van de kennisbank de negen levenskenmerken opnoemen en een oefening maken.
Stap 2 Je kunt aangeven wanneer iets levend, dood of levenloos is. Dit oefen je met een aantal opdrachten.
Stap 3 Je ziet een video over de levenskenmerken groei en ontwikkelen en kunt daarna vragen beantwoorden over deze levenskenmerken.
Stap 4 Je ziet een video over de levenskenmerken waarnemen en reageren en kunt daarna een vraag beantwoorden over deze levenskenmerken.
Stap 5 Je bekijkt vijf video's over het levenskenmerk voortplanten en kunt daarna de verschillende vormen van voortplanten toewijzen aan het juiste organisme.
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst In de samenvatting vind je de kennisbank die je hebt gelezen in deze opdracht en de begrippen die horen bij levenskenmerken.
Eindopdracht Als afsluiting van dit thema maak je een toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Levensverschijnselen

In de biologie houden we ons met het leven bezig. Biologie betekent: leer van het leven.
Maar wanneer noem je iets nu precies levend?
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel.

Levenskenmerken


Maak de volgende oefening.

Stap 2: Levend dood levenloos

Gevoelsmatig weet je vast wel wat wordt bedoeld met levend, dood en levenloos.
Kijk naar de afbeelding.
Je ziet een vogelverschrikker bij een maïsplant, stenen op de grond en enkele kraaien.

Levend, dood of levenloos?
Bekijk de acht afbeeldingen in de volgende oefening.
Is wat je ziet levend, dood of levenloos?

Stap 3: Groeien en ontwikkelen

Groeien en ontwikkelen zijn twee levenskenmerken die nog wel eens door elkaar gehaald worden.
Bekijk het filmpje over de erwt op SchoolTV.


Welke zinnen vertellen iets over de groei van de erwt en welke iets over de ontwikkeling van de erwt?
Maak de volgende oefening.

Stap 4: Waarnemen en reageren

Reageren betekent dat een organisme iets doet of dat er in het lichaam van het organisme iets verandert, als er in de omgeving iets verandert.
Je bent dan eerst aan het waarnemen en daarna aan het reageren.

Bekijk het filmpje.
In het filmpje zie je een woestijnhagedis.
De hagedis reageert op een verandering in de omgeving.
Let goed op welke reacties hij heeft. Welke waarneming gaat er aan vooraf?

Video: Woestijnhagedis op jacht


Bespreek nu welke waarnemingen en reacties je hebt gezien.
Ben je klaar? Maak dan de volgende opdracht.

Stap 5: Voortplanten

Alle organismen zorgen ervoor dat ze nakomelingen krijgen.
Sommigen krijgen er heel veel, anderen maar weinig.
Bekijk de vijf videoclips.

Video 1: Vliegenzwam


Video 2: Landschildpad


Video 3: De bevalling


Video 4: Kastanjes


Video 5: Bacteriegroei

 

Afronding

Begrippenlijst

Levenskenmerken

Levenskenmerken/Levensverschijnselen
De kenmerken die levende organismen vertonen, zoals: bewegen, waarnemen, reageren, voortplanten, groeien, ontwikkelen, eten/voeden, ademhalen en uitscheiden.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen/levenskenmerken.
Dood
Een organisme is dood als het geen levenskenmerken meer vertoont.
Levenloos
Iets dat nooit geleefd heeft, is levenloos.
Levend
Iets dat alle levenskenmerken vertoont.
Organisme
Levend wezen
Abiotisch
Niet levende onderdelen in de natuur.
Biotisch
Alle levende onderdelen in de natuur. 

Levenskenmerken
Een levenskenmerk is een teken van leven in een organisme.
Er zijn negen levenskenmerken:

  • bewegen
  • waarnemen
  • reageren
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • eten/voeden
  • ademhalen
  • uitscheiden

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je de vraag over het koraal goed beantwoord?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het een moeilijke toets? Was je tevreden over het resultaat? Zo niet, wat heb je daar dan aan gedaan?

Ecosysteem

Ecosysteem

Intro

In het filmpje zie je een voorbeeld van een ecosysteem.

Bekijk het volgende filmpje op SchoolTV
Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat volgens jullie een ecosysteem is.


In het ecosysteem in het filmpje spelen water, bomen, rupsen en vogels een rol.

In deze opdracht leer je hoe je een ecosysteem kunt omschrijven en leer je welke factoren kunnen bepalen hoe het ecosysteem er uit ziet.

Wat kan ik straks?

Ik kan:

  • in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is.
  • aangeven wat het verschil is tussen biotische en abiotische factoren.
  • voorbeelden noemen van abiotische factoren en kunt het begrip biotoop omschrijven.
  • met een voorbeeld uitleggen hoe organismen binnen een ecosysteem elkaar kunnen beïnvloeden.
  • met een voorbeeld uitleggen hoe abiotische factoren het leven van organismen kunnen beïnvloeden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kun je aangeven welke factoren biotisch en abiotisch zijn. Om dat te oefenen geef je daarna van 10 zinnen aan of het abiotische of biotische factoren zijn.
Stap 2 Het 'gedrag' van het ene organisme van invloed kan zijn op de beschikbaarheid van een abiotische factor voor een ander organisme. Met behulp van voorbeelden ga je dit zelf uitleggen.
Stap 3 Je ontdekt hoe abiotische factoren het leven van een organisme kan beïnvloeden. Hier maak je vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst   Hier vind je de kennisbank die je hebt gelezen in deze opdracht en begrippen die te maken hebben met het ecosysteem.
Eindopdracht A Bedenk een toets van minimaal 8 vragen. Deze toets laat je maken door een klasgenoot. Daarna beoordeel je de gemaakte toets.
Eindopdracht B Je maakt een spel waarin je minimaal 10 begrippen uit deze opdracht verwerkt. Het spel laat je spelen door één of meerdere klasgenoten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Als je kiest voor eindopdracht B heb je materiaal nodig om het spel te maken.
Denk daarbij aan papier, lijm, schaar, pionnetjes en dobbelstenen.

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Ecosysteem

Bestudeer uit de kennisbank biologie het volgende onderdeel:

Biotisch en abiotisch


Lees de tien zinnen in de volgende oefening.
Geef aan of ze met een biotische of met een abiotische factor te maken hebben.

Stap 2: De invloed van biotische factoren

In de kennisbank heb je een voorbeeld gezien van hoe organismen elkaar kunnen beïnvloeden: in een bos neemt een boom het licht weg ten koste van een bodemplant.
Het 'gedrag' van het ene organisme heeft effect op de beschikbaarheid van een abiotische factor voor het andere organisme.

 

Stap 3: De invloed van abiotische factoren

De abiotische factoren in ecosysteem kunnen het gedrag van een organisme beïnvloeden.
Daarnaast zijn de abiotische factoren vaak bepalend voor de eigenschappen van bepaalde organismen.

De volgende oefening gaat over de aanpassingen van een plant aan het leven in de woestijn.

Afronding

Begrippenlijst

Biotisch en abiotisch

Ecosysteem
Min of meer begrensd deel van de natuur als een samenhangend geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren.
Biotisch
Biotisch betekent 'levend'.
Abiotisch
Abiotisch betekent 'niet levend'.
Biotoop
Door abiotische factoren bepaald gebied(je) binnen een ecosysteem waar organismen kunnen leven. Bijvoorbeeld: droge en warme heidegebieden vormen een biotoop voor de adder.
Predator-prooi-relatie
Voedselrelatie tussen predator (roofdier) en prooi(dier), waarbij predator en prooi de grootte van elkaars populaties beïnvloeden; zij houden elkaar in (dynamisch) evenwicht.
Dynamisch evenwicht
Toestand waarbij alle veranderingen in een ecosysteem binnen bepaalde grenzen blijven schommelen.
Verstoring
Gebeurtenis die ervoor zorgt dat een ecosysteem verandert.
Wisselwerking
De invloed van biotische en abiotische factoren onderling en op elkaar.
Levensgemeenschap
Alle organismen in een ecosysteem.
Abiotische factoren
De niet-levende omgeving in een ecosysteem.
Woestijn
Voorbeeld van biotoop; gebied met weinig neerslag en grote verschillen in temperatuur.
Zee
Voorbeeld van biotoop; zout water.
Rivier
Voorbeeld van biotoop; waterloop, afvoer van water uit gebied, zoet water.
Bos
Voorbeeld van biotoop; met bomen en vaak een ondergroei van struiken en kruidachtige planten.
Duinen
Voorbeeld van biotoop; smalle strook tussen zee en binnenland, soms kaal bestaande uit zand, soms begroeid.
Akker
Voorbeeld van biotoop; open land waar voedingsgewassen groeien.
Weide
Voorbeeld van biotoop; open grasland.
Sloot
Voorbeeld van biotoop; zoet stromend water.
Stad
Voorbeeld van biotoop; plaats waar mensen wonen en werken.
Gebergte
Voorbeeld van biotoop; gebied met grote verschillen in hoogte (temperatuur- en bodemverschillen).
Predator
Natuurlijke vijand of roofdier, dier dat zijn prooi actief bejaagt om te doden (predatie).
Vogeltrek
De trektocht die (trek)vogels ondernemen om de winter door te brengen op een warmere plaats en de terugkeer hiervandaan bij het begin van het volgende broedseizoen. Bijvoorbeeld: boerenzwaluw en tjiftjaf.
Prooi
Dier dat als voedsel dient voor een predator.

Eindopdracht A: Toetsvragen maken

Als je kiest voor eindopdracht A, ga je toetsvragen ontwikkelen.

Eindopdracht A:
Bedenk een toets van minimaal acht vragen over ecosystemen.
Gebruik de leerdoelen bij het maken van de toets.
Schrijf van alle vragen ook de antwoorden op.
Geef ook aan hoeveel punten je per vraag kan halen en hoe het cijfer berekend wordt.

Laat de toets maken door een klasgenoot.
Kijk de toets na. Heeft hij/zij een voldoende voor de toets gehaald?
Voeg de toets van je klasgenoot bij als je hem inlevert.
Vraag hem/haar om feedback op de toets.
Natuurlijk maak je ook zijn of haar toets. Welk cijfer haal jij?

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je toetsvragen op het volgende:

  • zijn er voldoende toetsvragen gemaakt?
  • passen de toetsvragen bij de leerdoelen uit deze opdracht?
  • sluiten de vragen aan bij de doelgroep?
  • kloppen de antwoorden bij de vragen die gemaakt zijn?
  • is de toets door een klasgenoot gemaakt?
  • ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?


Klaar?
Laat de toetsvragen beoordelen door je docent.

 

Eindopdracht B: Ontwikkel een spel

Als je kiest voor eindopdracht B, ontwikkel je een spel.

Eindopdracht B:

Als je kiest voor deze eindopdracht maak je een spel naar keuze. Je kunt bijvoorbeeld een kwartet maken, een ganzenbord of memory.

  • Kies minimaal 10 begrippen uit de begrippenlijst.
  • Bedenk een spel waarbij je deze 10 begrippen kunt gebruiken. Let goed op:niet alleen de begrippen, maar ook de betekenis moet zichtbaar zijn in je spel.
  • Zorg dat je de benodigde materialen bij elkaar krijgt. Denk bijvoorbeeld ook aan een dobbelsteen als je die nodig hebt. Vraag eventueel je docent om hulp.
  • Werk je spel verder uit. Zorg dat er echt mee gespeeld kan worden.
  • Laat je spel spelen door één of meerdere klasgenoten.
  • Vraag om feedback op je spel en pas je spel waar mogelijk aan.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

  • het spel bevat minimaal 10 begrippen.
  • de betekenis van de begrippen is duidelijk in het spel.
  • het spel is compleet en kan gespeeld worden
  • het spel ziet er netjes en verzorgd uit.
  • het is duidelijk hoe het spel gespeeld moet worden (maak spelregels als je geen standaard spel zoals memory/ganzenbord/kwartet maakt)

Klaar?

Laat je spel beoordelen door je docent.

 

 

Spel maken

Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Kon je klasgenoot de vragen die jij verzonnen had beantwoorden?
    B: Konden je klasgenoten je spel goed spelen?

Voedselweb en voedselketen

Voedselweb en -keten

Intro

Een ecosysteem is het geheel van planten, dieren en het gebied waarin ze wonen. Ook in jouw omgeving bevinden zich veel ecosystemen.
Hoe een ecosysteem eruitziet, wordt bepaald door de levende factoren (biotisch) en niet-levende (abiotisch) factoren.

In deze opdracht kijk je naar de voedselrelaties tussen planten en dieren en voedselrelaties tussen dieren onderling. Je leert hoe je die relaties kunt weergeven in een voedselweb en in een voedselketen.

 

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht voedselweb en
voedselketen.

Aan het einde van deze opdracht kan ik..

  • de begrippen voedselketen en voedselweb met eigen woorden vertellen.
  • de begrippen producenten, consumenten en reducenten.
  • aangeven welke rol producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen spelen en kan ik twee voorbeelden van reducenten noemen.

Wat kan ik al?

In de opdracht ecosysteem heb je geleerd dat organismen binnen een ecosysteem elkaar beïnvloeden.
Maar hoe zat dat ook alweer? We frissen even je geheugen op!

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 De informatie die je leest in de kennisbank over voedselweb en voedselketen kun je gebruiken bij het maken van vragen over dit onderwerp.
Stap 2 Je kunt aangeven welke rol de levensstijl van het ene organisme heeft op de levensstijl van een ander organisme.
Stap 3 Je geeft aan welke rol reducenten hebben in een voedselketen en gaat op zoek naar voorbeelden van reducenten.
 
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank die in deze opdracht is behandeld. Verder vind je er de begrippen die aansluiten bij de opdracht voedselweb en voedselketen.
Eindopdracht Je maakt een voedselweb van de organismen die jullie rond de school zouden kunnen tegenkomen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Afbeeldingen van organismen.

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Voedselweb en voedselketen

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de vier pagina's van het onderdeel voedselweb en voedselketen.

Voedselweb en voedselketen

Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Voedselweb en voedselketen

Met een voedselweb kun je ook duidelijk maken wat de gevolgen kunnen zijn als
één onderdeel uit het web verandert. Als er een bijvoorbeeld een giftige stof in
het water komt waardoor de bodemdieren ziek worden, heeft dat grote gevolgen.

Stap 3: Bodemdieren en reducenten

Reducenten staan aan het eind van de voedselketen.
Zij leven van dode planten en dieren.
Ze ruimen als het ware 'de rotzooi' op.
Bekijk het volgende filmpje op de site van Schooltv.

 

Afronding

Begrippenlijst

Voedselweb en voedselketen

Voedselweb
Geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap.
Voedselketen
Een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.
Plaagdier
Een plaagdier is een bepaald soort organisme dat veel voorkomt en zich snel voortplant, waardoor het een bedreiging voor het voortbestaan van andere soorten vormt.
Producenten
Organismen (planten) die zelf voedsel maken; planten maken door fotosynthese suikers (voedsel) van koolstofdioxide, water en zonlicht.
Consumenten
Organismen die andere organismen als voedsel gebruiken.
Reducenten
Reducenten staan aan het eind van de voedselketen en leven van dode planten en dieren.
Dierlijke plankton
Dierlijk plankton bestaat uit kleine diertjes in zee.
Plantaardig plankton
Plantaardig plankton bestaat uit kleine plantjes in zee.
Voedselpiramide
Een grafische afbeelding waarin verschillende organismen van een voedselketen zijn weergegeven, met de producenten (planten) onderaan en predatoren (roofdieren/carnivoren/vleeseters) bovenin. De piramidevorm geeft het verlies van organische stoffen en energie aan in iedere stap van de keten.

 

Eindopdracht: Voedselweb

Als eindproduct van deze opdracht maken jullie samen een voedselweb.
In het voedselweb komen organismen die jullie rond de school zouden kunnen tegengekomen.
Ga op internet op zoek naar passende afbeeldingen.
Plak de afbeeldingen op een groot papier.
Zet de namen van de organismen onder de afbeeldingen.
Verbind de afbeeldingen met pijlen.
Zorg dat de pijlen in de juiste richting wijzen!

Laat jullie voedselweb beoordelen door twee klasgenoten.
Beoordeel ook hun voedselweb.
Geef op een goede manier commentaar.
Pas jullie voedselweb eventueel nog wat aan.

Klaar?
Laat het voedselweb beoordelen door jullie docent.

Voor het maken van een voedselweb kun je de instructies gebruiken voor een mindmap.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was het fijn om even een herhalingsopdracht te maken voor je begon?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het fijn om de opdracht met z'n tweeën te doen?
    Vind je een mindmap een goede manier om informatie te verwerken?

Zwerfafval

Zwerfafval

Intro

Bekijk de foto hieronder.
Praat met minimaal 3 andere klasgenoten over de foto.
Hoe zit het met jou?
Kun jij de afvalbak vinden?

Misschien vind je het wel helemaal niet belangrijk, of juist wel.
Probeer elkaar met goede argumenten te overtuigen van jouw standpunten.

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Zwerfafval

Ik kan:

  • in eigen woorden vertellen wat wordt bedoeld met zwerfafval.
  • omschrijven wat het belang is van het goed sorteren van afval over verschillende afvalbakken.
  • het begrip recyclen in eigen woorden vertellen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je maakt kennis met verschillende creatieve manieren van afvalverwerking en kunt aangeven wat het belang van recyclen in deze gevallen is.
Stap 2

Je bekijkt video en een cirkeldiagram over recyclen. Daarna kun je het begrip recyclen zelf verwoorden en voordelen van recyclen benoemen.
Verder kun je het verschil aangeven tussen het verwerken van afval toen en nu en dit koppelen aan de discussie rondom duurzaamheid.

Stap 3 Je onderzoekt samen met een klasgenoot hoe schoon de school is. Hierover kun je een practicum uitvoeren.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de begrippen die horen bij de opdracht zwerfafval
Eindopdracht Als eindopdracht maak je een zelfgekozen product. Doel is om medeleerlingen te wijzen op zwerfafval.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.



Benodigdheden

Tijd
Met deze opdracht ben je ongeveer drie lesuren bezig.

Aan de slag

Stap 1: Nederland schoon

Zeg eens eerlijk: Wat doe jij met je afval? Wat doe jij met een leeg flesje
water, een boterhamzakje, een uitgekauwde kauwgom of een
appelklokhuis?

Bekijk de volgende filmpjes. Alle drie de video's hebben een andere blik op het verwerken van afval. Welke creatieve manier om afval onder de aandacht te brengen spreekt jou het meest aan?

Video 1: Nederland schoon - 1

 

Video 2: Nederland schoon - 2

 

Video 3: Recyclen en zwerfafval


Wat vind jij? Heb je veel last van zwerfafval?
Vind je het recyclen van afval belangrijk?
Bespreek wat jij vindt met een klasgenoot.

 

 

Stap 2: Afval scheiden

In veel gemeenten scheidt men het afval. Veel stoffen die apart worden ingezameld zijn opnieuw te gebruiken (recyclen). Afval dat niet gescheiden is, heet restafval.

In het cirkeldiagram zie je hoe het huishoudelijk afval is samengesteld.



Bekijk nu de volgende video op de website van schooltv. Wat is het grootste voordeel van recyclen?
Video: Recycling

 

Mensen zijn zich nog niet zo lang bewust van het nut van afval scheiden.
In deze video kan je zien hoe mensen vroeger hun afval verwerkten.

 

Stap 3: Locatie onderzoek

De schoonheidsgradenkaart

Je gaat samen met een klasgenoot onderzoeken hoe schoon jullie school is.

  • Download het Googledoc - werkdocument zwerfafval
  • Download ook de Schoonheidsgradenkaart.
  • Lees het werkdocument Zwerfafval een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het locatieonderzoek uit op de beschreven manier.
  • Bespreek met jullie docent hoe de gegevens van het locatieonderzoek worden verzameld.
  • Vul ook de conclusie in en geef aan hoe je het afval recyclet.


Succes.

Afronding

Begrippenlijst

Recyclen

Producten die niet meer worden gebruikt worden verwerkt zodat er een nieuw product van gemaakt kan worden.

Zwerfafval
Producten die niet in de vuilnisbak zijn gegooid, maar achtergelaten zijn op plaatsen die daar niet voor zijn bedoeld.
Restafval
Afval dat niet gescheiden ingeleverd kan worden.
GFT-afval
Groente-, fruit- en tuinafval. Bijvoorbeeld resten van gekookt eten, eierschalen of onkruid.
Klein chemisch afval
Dat is afval dat gevaarlijk is voor mens en milieu. De schadelijke stoffen moeten met zorg worden verwerkt voor eventueel hergebruik. Bijvoorbeeld batterijen.

Eindopdracht: Een schone school

Jullie sluiten de opdracht af met het maken van een eindproduct met als titel 'Een schone school'.

In het eindproduct roepen jullie medeleerlingen op om ervoor te zorgen dat er minder zwerfafval in en rondom de school te vinden is.
Welk eindproduct jullie maken, mogen jullie zelf kiezen.
In het eindproduct verwerk je de leerdoelen van de opdracht.

Tips
Maak een stripverhaal voor in de schoolkrant.
Maak een poster en hang hem op het prikbord in de hal.

Meer ideeën vind je in de gereedschapskist!

Beoordeling:
De beoordeling van je eindopdracht hangt af van je gekozen vorm.
In de gereedschapskist vind je bij elke werkvorm de beoordelingscriteria.
Je docent let in het algemeen op het volgende:

  • Zijn de leerdoelen verwerkt in de eindopdracht.
  • Is de eindopdracht aansprekend voor de doelgroep: medeleerlingen.
  • Is het doel (minder zwerfafval) duidelijk in de eindopdracht.

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door je docent.

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Intro

  • Er staat vrij weinig tekst bij de intro van deze opdracht. Wat had jij leuk gevonden als intro voor deze opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt. Had je veel aan de adviezen in de gereedschapskist?

Fietsen in de omgeving

Fietsen in de omgeving

Intro

Je leest in de krant wel eens dat een ecosysteem dreigt te verdwijnen.
Natuurliefhebbers vinden dat het ecosysteem beschermd moet worden. 

In de andere opdrachten binnen het thema Omgeving heb je geleerd wat een ecosysteem is.
In deze opdracht ga je onderzoeken of er ook ecosystemen in jouw omgeving zijn.

Wat kan ik straks?

Hieronder staan de leerdoelen die horen bij de opdracht Fietsen in de omgeving

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is.
  • een ecosysteem beschrijven door aan te geven welke organismen er in het ecosysteem voorkomen.
  • een ecosysteem beschrijven door aan te geven welke omgevingsfactoren bepalend zijn voor het ecosysteem.
  • een ecosysteem beschrijven door aan te geven welke relaties tussen organismen voorkomen in het ecosysteem.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt na het lezen van de kennisbank aangeven welke relaties er zijn tussen organismen in een ecosysteem.
Stap 2 Je leest een tekst en kijkt een video over ecosystemen. Daarna kun je in eigen woorden omschrijven wat een ecosysteem is.
Stap 3 Met een klasgenoot onderzoek je een gebied rondom je school. Daarna kun je het betreffende ecosysteem beschrijven.
 
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst   Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht. Ook vind je hier de begrippen die passen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als je kiest voor eindopdracht A, gebruik je alle informatie die je verzameld hebt om een beschrijving te maken van het ecosysteem.
Eindopdracht B Als je kiest voor eindopdracht B maak je een toets. De vragen gaan over de stof die je in deze opdracht hebt gelezen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.



Benodigdheden
Voor eindopdracht A hebben jullie nodig:

  • potlood en papier
  • fototoestel

Tijd
Voor deze extra opdracht hebben jullie 4 à 5 uur de tijd. Dat is afhankelijk van de eindopdracht die je kiest.

Aan de slag

Stap 1: Relaties tussen organismen

Bestudeer de volgende onderdelen uit de kennisbank:

Relaties tussen organismen

Voedselweb en voedselketen

 

Stap 2: Ecosysteem

Lees eerst hieronder nog even wat een ecosysteem is.

Binnen een bepaald gebied vormen organismen en de omgevingsfactoren,
zoals klimaat en bodemgesteldheid, een samenhangend geheel.
Een dergelijk gebied wordt wel een ecosysteem genoemd.
Voorbeelden van ecosystemen zijn een oceaan of een woestijn.
Op kleinere schaal zijn bijvoorbeeld een bos of een sloot ook ecosystemen.

In elk ecosysteem heersen specifieke omstandigheden.
De temperatuur en de hoeveelheid licht in een bos zijn anders dan in een open veld.
In een sloot zijn de omstandigheden weer totaal anders.
De omstandigheden bepalen welke planten en dieren er in het ecosysteem kunnen leven.

In video wordt alle informatie over ecosystemen nog een keer samengevat.

 

Stap 3: Begrensd gebied

Op de fiets naar school

Kies, samen met een klasgenoot,  een min of meer begrensd gebied uit in de omgeving van jullie school.
Bezoek samen dat gebied en verzamel informatie over het gebied:

  • Welke planten en dieren komen er voor in het gebied?
  • Welke relaties tussen organismen komen er voor?
  • Wat kunnen je zeggen over de bodemgesteldheid van het gebied?

Afronding

Begrippenlijst

Relaties tussen organismen

Voedselweb en voedselketen

Ecosysteem
Min of meer begrensd deel van de natuur als een samenhangend geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren.
Biotisch
Biotisch betekent 'levend'.
Abiotisch
Abiotisch betekent 'niet levend'.
Biotoop
Door abiotische factoren bepaald gebied(je) binnen een ecosysteem waar organismen kunnen leven. Bijvoorbeeld: droge en warme heidegebieden vormen een biotoop voor de adder.
Predator-prooi-relatie
Voedselrelatie tussen predator (roofdier) en prooi(dier), waarbij predator en prooi de grootte van elkaars populaties beïnvloeden; zij houden elkaar in (dynamisch) evenwicht.
Dynamisch evenwicht
Toestand waarbij alle veranderingen in een ecosysteem binnen bepaalde grenzen blijven schommelen.
Verstoring
Gebeurtenis die ervoor zorgt dat een ecosysteem verandert.
Wisselwerking
De invloed van biotische en abiotische factoren onderling en op elkaar.
Levensgemeenschap
Alle organismen in een ecosysteem.
Abiotische factoren
De niet-levende omgeving in een ecosysteem.
Predator
Natuurlijke vijand of roofdier, dier dat zijn prooi actief bejaagt om te doden (predatie).
Prooi
Dier dat als voedsel dient voor een predator.
Competitie
Onderlinge strijd tussen dieren van dezelfde soort om bijvoorbeeld het afschermen van een territorium of het verkrijgen van voedsel.
Symbiose
Relaties tussen verschillende organismen die te maken hebben met voedsel.
Parasieten
Organismen die energierijk voedsel uit een ander organisme halen. Meestal doden parasieten hun gastheer niet.
Commensalisme
Het voordeel dat een van de twee soorten heeft van de relatie. De ander heeft geen voordeel, maar ook geen nadeel.
Mutualisme
Beide organismen hebben voordeel van hun onderlinge relatie.
Territorium
Een leefgebied van een (roof)dier dat hij moet verdedigen tegen soortgenoten.

Eindopdracht A: Beschrijving van het ecosysteem

Gebruik de verzamelde informatie om een beschrijving van het ecosysteem te maken.
Neem ook voldoende beeldmateriaal op in jullie beschrijving.

Maak als dat mogelijk is een tekening van een voedselweb zoals dat in jullie ecosysteem voorkomt.

Beoordeel jullie beschrijving van het gebied met de beoordelingsvragen.
Pas de beschrijving eventueel nog iets aan.

Beoordeling
Gebruik bij de beoordeling van het eindproduct de volgende vragen:

  • Maakt het eindproduct duidelijk wat een een ecosysteem is?
  • Hebben jullie aangegeven welke planten/dieren in het ecosysteem voorkomen?
  • Hebben jullie aangegeven welke omgevingsfactoren een rol spelen in het ecosysteem?
  • Hebben jullie aangegeven welke relaties tussen organismen voorkomen in het ecosysteem?
  • Hebben jullie foto's/tekeningen gemaakt van het ecosysteem?

Klaar?
Laat de beschrijving beoordelen door jullie docent.

Eindopdracht B: Toets

Als je kiest voor eindopdracht B, sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je ook echt wel eens ergens gelezen dat het ecosysteem verdwijnt?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 4 á 5 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je gekozen voor opdracht A of opdracht B? Vind je het fijn dat je een keuze hebt?

Afsluiting thema

Kennisbanken: Omgeving

De theorie van dit thema vind je in de volgende onderdelen van de Kennisbank biologie:

Levenskenmerken

Biotisch en abiotisch

Voedselweb en voedselketen

Relaties tussen organismen

Eindopdracht: Omgeving

Als afsluiting van deze opdracht maak je, samen met drie klasgenoten, een maquette van een ecosysteem. Jullie kunnen kiezen voor een ecosysteem op bijvoorbeeld de noordpool, in de sloot, in het bos of iets anders.

Jullie maken dus, met behulp van papier en kosteloos materiaal, een 3D-ecosysteem.
De ondergrond van jullie maquette moet minimaal 50x50 cm zijn.
Op een aantal plekken in jullie maquette moeten jullie toelichten wat jullie gemaakt hebben.
Op die plek plaatsen jullie een vlaggetje. In het lijstje hieronder staat aangegeven met dit tekentje waarvoor een vlaggetje geplaatst moet worden.
Jullie mogen zelf kiezen of jullie de informatie op het vlaggetje schrijven of dat de vlaggetjes worden genummerd en de informatie op een bijgesloten papier wordt geschreven.

Jullie maquette bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • Minimaal 10 verschillende organismen. Benoem elk organisme.
  • Van de 10 organismen is er minimaal 1 een producent, 1 een reducent en 1 een consument.
  • Van drie verschillende organismen geven jullie het levenskenmerk weer.
  • Bij drie verschillende organismen geven jullie twee biotische en twee abiotische factoren aan, die van invloed zijn op het organisme.
  • Jullie laten in jullie ecosysteem minimaal 1 voedselweb zien. Dit voedselweb beschrijven jullie.
  • Jullie verwerken zwerfafval in jullie ecosysteem en beschrijven wat de invloed van dit zwerfafval is op het ecosysteem.
  • Jullie werken met verschillende kosteloze materialen om jullie ecosysteem vorm te geven. Jullie mogen ook gebruik maken van materialen zoals bijvoorbeeld Lego/Duplo/Playmobil of andere bouwstenen.
  • In jullie ecosysteem verwerken jullie géén echte organismen.

Zorg dat jullie de taken goed verdelen, maak afspraken wie wat doet.
Denk na over de tijdsplanning. Hoe krijgen jullie de opdracht binnen de afgesproken tijd af?

Op een bijgesloten papier schrijven jullie een algemeen verhaal over jullie ecosysteem.
Waar bestaat het uit? Welke organismen leven er?
Ook beschrijven jullie kort jullie taakverdeling.

Beoordeling:
Jullie docent let bij het beoordelingen van de maquette op de volgende punten:

  • Er is duidelijk aangegeven om welk ecosysteem het gaat.
  • In het begeleidende papier staat een duidelijke uitleg van jullie ecosysteem.
  • Alle bovengenoemde vlaggetjes zijn verwerkt én beschreven.
  • Jullie taakverdeling is duidelijk en eerlijk.
  • De organismen zijn duidelijk herkenbaar in het ecosysteem verwerkt.
  • Voor verdere beoordelingseisen kun je kijken in de Gereedschapskist hieronder.

Klaar?
Zijn jullie tevreden? Spreek dan met jullie docent af hoe jullie de maquette in leveren.

 

Maquette maken

Een maquette is een nagebouwde situatie van bijvoorbeeld een dorpje of een gebouw. Dit maak je op miniatuurschaal. Door een maquette te maken kun je je een beter beeld bij de situatie vormen dan via een tekening. Maquettes worden soms ook gebruikt om een ontwerp voor een fabriek te controleren.

 

Diagnostische toets: Omgeving

Je sluit het thema Omgeving af met het maken van een diagnotische toets.

Terugkijken

Intro

  • Bekijk je mindmap die je bij de inleiding van dit thema gemaakt hebt. Kloppen de verbindingen die je hebt gelegd? In hoeverre had je al een goed inzicht in het ecosysteem in je omgeving?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd:
    Bij opdracht 'Fietsen in de omgeving' stond dat deze opdracht 5 uur zou duren. Klopte dat? Zo niet, bij welke opdracht was je meer tijd kwijt dan aangegeven?
  • Inhoud:
    Welke opdrachten uit het thema vond je het leukst?
  • Eindopdracht:
    Hoe vonden jullie het om samen een maquette te maken?
    Eén van de opdrachten binnen de eindopdracht was dat jullie de taken verdeelden en een tijdsplanning maakten. Is dit gelukt? Hebben jullie je ook aan de tijdsplanning gehouden?
    Hebben jullie na het doorlopen van de beoordelingseisen nog aanpassingen gedaan of waren jullie tevreden en hebben de maquette ingeleverd?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

 

Leerlingen voor leerlingen

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.


Video: Energiestroom in een voedselketen

SchoolTV

Op de website van SchoolTV zijn veel verschillende video's te vinden over het thema Omgeving.
We hebben een aantal interessante video's voor je op een rijtje gezet:

 

 


Interactieve schoolplaat over het Ecosysteem in de sloot

Youtube

Op youtube staan talloze filmpjes die passen binnen dit thema. We zetten er een aantal op een rijtje:

  • Video over het ecosysteem in de Noordzee
  • Een video van biologielessen.nl over de rol van producenten, consumenten en reducenten.
  • Uitleg over het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb.

 

  • Het arrangement Thema Omgeving hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 09:57:21
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Omgeving' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo/vwo leerjaar 1. Dit thema heet omgeving en behandelt 5 onderwerpen. Het eerste onderwerp is levenskenmerken. Je leert de levenskenmerken van een organisme benoemen en verduidelijken met een voorbeeld. Het tweede onderwerp is ecosysteem. Je leert in eigen woorden vertellen wat een ecosysteem is en wat de rol van organismen hierin is en aangeven wat het verschil is tussen abiotische en biotische factoren binnen een ecosysteem. Het derde onderwerp is voedselweb en voedselketen. Je leert uitleggen wat een voedselweb en een voedselketen is en kunt aangeven welke rol producenten, reducenten en consumenten spelen in een voedselketen. Het vierde onderwerp is zwerfaval. Je leert het belang van recyclen uitleggen en verduidelijken met voorbeelden. Het vijfde onderwerp is fietsen in de omgeving. Je leert het ecosysteem in jouw eigen omgeving onderzoeken en relaties leggen tussen de organismen die in jouw ecosysteem leven.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Groei en ontwikkeling; Dynamisch evenwicht; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Duurzame ontwikkeling; Ecosysteem;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    12 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    (a)biotische factoren, biologie, ecosysteem, havo/vwo 1, leerlijn, levenskenmerken, reducenten, stercollectie, voedselweb, zwerfaval

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2019).

    Ecosysteem hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62502/Ecosysteem__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Fietsen in de omgeving hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/76146/Fietsen_in_de_omgeving__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Levenskenmerken hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62501/Levenskenmerken__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Voedselweb en -keten hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62503/Voedselweb_en__keten__hv12

    VO-content Biologie. (2019).

    Zwerfafval hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62504/Zwerfafval__hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Omgeving

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.