Landbouw en milieu vmbo-kgt12

Landbouw en milieu vmbo-kgt12

Landbouw en milieu

Intro

Uit het Westland komen veel tomaten. De tomaten worden geëxporteerd naar landen om ons heen.
Jaren stond de Nederlandse tomaat bekend als smaakloos.
Door de vraag naar betere tomaten ontstonden sinds 1995 tientallen tomatenrassen, zoals Tasty Tom of Honeytomaat.

Hoe zorgt een tomatenkweker er nu voor dat de tomaten smaakvoller worden?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kun je:

  • twee vormen van bodembewerking benoemen.
  • de voor- en nadelen van chemische bestrijding benoemen.
  • uitleggen hoe biologische bestrijding werkt.
  • vormen van klassieke biotechnologie opnoemen.
  • de werking van moderne biotechnologie uitleggen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

In de land- en tuinbouw worden gewassen op verschillende manieren geteeld en beschermd. Welke mogelijkheden er op dit gebied zijn, leer je in deze stap.

Stap 2

Telers kunnen op verschillende manieren hun gewassen beschermen. De ene methode is duurzamer dan de andere. Hoe dat in zijn werk gaat leer je in deze stap.

Stap 3

Mensen houden zich al duizenden jaren bezig met de vraag hoe ze organismen naar hun wensen kunnen aanpassen. Deze stap gaat over de biotechnologie.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A

Je maakt een toets over deze opdracht.

Eindopdracht B

Je ontwikkelt zelf een toets die aansluit bij de leerdoelen van deze opdracht.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Je hebt voor deze opdracht 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Land- en tuinbouw

Bestudeer de eerste zes pagina's van het volgende onderdeel van de Kennisbank:

Land- en tuinbouw

De vragen in de opdracht gaan over de tekst die je net hebt gelezen in de kennisbank.

Stap 2: Lelietelers

Bekijk het volgende filmpje en bekijk de twee grafieken.

 

Maak de volgende opdracht.


Het kan ook anders
Bekijk nu de volgende twee filmpjes van de site van Schooltv.

Video: De witte vlieg

Video: Hoe helpt een wesp de tuinder?


Maak de volgende opdracht.

Stap 3: Biotechnologie

Mensen houden zich al duizenden jaren bezig met de vraag hoe ze organismen naar hun wensen kunnen aanpassen.
Ze doen dat bijvoorbeeld om grotere of smaakvollere vruchten te krijgen, dieren die meer melk of vlees leveren of planten die beter tegen plagen kunnen dan soortgenoten.
Dit heet klassieke biotechnologie.
Moderne biotechnologie maakt gebruik van de genetische eigenschappen van een organisme; een dier, plant, schimmel of bacterie.
Lees in de kennisbank biologie de informatie 'Klassiek veredelen en biotechnologie':

Land- en tuinbouw

Maak de volgende opdracht.

De genetische modificatie van de aardappel
De voorouders van de aardappel komen oorspronkelijk uit Bolivia.
Duizenden jaren lang is er gekweekt met de voorouders tot de huidige aardappelrassen zijn ontstaan.
Tegenwoordig worden stukjes DNA in aardappelplanten geplaatst om ze te beschermen tegen ziekten.
Dat heet genetische modificatie.
Genetische modificatie van de aardappelcel gebeurt met bacteriën.

Er worden goede genen uit de voorouders van de huidige aardappelrassen geïsoleerd.
Deze goede genen worden in een bacterie ingebracht.
Vervolgens komen de goede genen in de aardappelcel. De aardappelcel groeit op tot een aardappelplant.
Alle cellen van de aardappelplant hebben de goede genen.

Door de goede genen krijgen bepaalde ziekten geen kans meer om de aardappel te besmetten.
De aardappelplanten zijn resistent.
Er hoeft daardoor minder met bestrijdingsmiddelen te worden gespoten om de ziekten te bestrijden.Maak de volgende opdracht.

Maak nu de volgende oefeningen.
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie op vragen hetzelfde antwoord? Bespreek eventuele verschillen.

Afronding

Begrippenlijst

Land- en tuinbouw

Kiemen
Proces van groei van een zaad waarin uit een embryo (= kiem) een kiemplantje groeit.

Licht
Licht is een kiemingsfactor en kan bij een tekort de groei van een plant dus ook beperken.

Water
Molecuul bestaat uit twee waterstofatomen en één zuurstofatoom; belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en nodig is voor de fotosynthese van planten.

Plaagdieren
Een plaagdier is een bepaald soort organisme dat veel voorkomt en zich snel voortplant, waardoor het een bedreiging voor het voortbestaan van andere soorten vormt.

Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstofatomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.

Mineralen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: ijzer en zout.

Kiemingsfactoren
Een zaadje kan gaan kiemen en is daarbij afhankelijk van licht, temperatuur en water.

Eénjarigen
Planten die hun levenscyclus in één jaar volbrengen, dus van kieming tot zaad in één jaar, waarna de planten afsterven. Bijvoorbeeld: zonnebloem.

Tweejarigen
Planten die hun levenscyclus in twee jaar volbrengen, dus van kieming tot zaad in twee jaar, waarna de planten afsterven. Bijvoorbeeld: stokroos, wortel.

Overblijvers
Ook wel overblijvende planten of vaste planten genoemd; kunnen tijdens hun levenscyclus meerdere malen bloeien. Bijvoorbeeld: margriet, maar ook bomen en struiken.

Bladval
Afvallen van bladeren in het ongunstige seizoen (herfst/winter of droge periode) bij o.a. de meeste loofbomen en de lariks. Aanpassing (adaptatie) om een boom of struik te beschermen tegen uitdroging, door verdamping tegen te gaan.

Eggen
Eggen maakt de bodemlaag luchtig en er ontstaan zaaigeulen.

Ploegen
Bij ploegen wordt de grond omgewoeld waardoor de grond zuurstofrijker wordt.

Mest
Mest bestaat voornamelijk uit verteerde dierlijke uitwerpselen en wordt gebruikt om de grond vruchtbaarder te maken.

Gewasbeschermingsmiddelen
Middelen waarmee een landbouwer probeert zijn planten te beschermen tegen plaagdieren, zoals insecten en aaltjes.

Insecticiden
Gewasbeschermingsmiddelen tegen insecten.

Bacteriociden
Gewasbeschermingsmiddelen tegen bacteriën.

Fungiciden
Gewasbeschermingsmiddelen tegen schimmel.

Klassieke veredeling
Planten met een gewenst DNA worden met elkaar gekruist, om zo de gewenste nakomelingen te krijgen.

Biotechnologie
Technologie die betrekking heeft op de biologische wetenschap.

Gifstof
Stof die schadelijk of dodelijk is waarmee sommige planten en dieren zich beschermen tegen vraat of predatie (vorm van adaptatie). Bijvoorbeeld: adder.

Klimaat
Gemiddelde weerstoestand over een periode van minimaal dertig jaar.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A, dan sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.

Eindopdracht B: Toetsvragen maken

Als je kiest voor eindopdracht B, ga je toetsvragen ontwikkelen.

Eindopdracht B:
Bedenk een toets van minimaal zes vragen over deze opdracht: Landbouw en milieu.
Gebruik de leerdoelen bij het maken van de toets.
Zorg dat  minimaal zes leerdoelen in je vragen aan bod komen.
Schrijf van alle vragen ook de antwoorden op.
Geef ook aan hoeveel punten je per vraag kan halen en hoe het cijfer berekend wordt.
Natuurlijk verzin je andere vragen als in de toets bij eindopdracht A.

Laat de toets maken door een klasgenoot.
Kijk de toets na. Heeft hij/zij een voldoende voor de toets gehaald?
Voeg de toets van je klasgenoot bij als je hem inlevert.
Vraag hem/haar om feedback op de toets.
Natuurlijk maak je ook zijn of haar toets. Welk cijfer haal jij?

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je toetsvragen op het volgende:

  • zijn er voldoende toetsvragen gemaakt?
  • passen de toetsvragen bij de leerdoelen uit deze opdracht?
  • sluiten de vragen aan bij de doelgroep?
  • kloppen de antwoorden bij de vragen die gemaakt zijn?
  • is de toets door een klasgenoot gemaakt?
  • ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?


Klaar?
Laat de toetsvragen beoordelen door je docent.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je nu uitleggen hoe de techniek heet die de teler gebruikt om de tomaten een betere smaak te geven?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1-2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Is het gelukt om een voldoende te scoren voor de toets? Zo niet, wat heb je er aan gedaan om toch een voldoende te kunnen halen.
    B: Wat waren de eerste stappen die je nam bij het maken van een toets. Heb je voor jezelf een plan gemaakt of ben je gewoon aan de slag gegaan? Zou je het de volgende keer op dezelfde manier aanpakken? Zo niet, wat zou je dan anders doen?
  • Het arrangement Landbouw en milieu vmbo-kgt12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2024-06-10 16:25:49
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 2. Dit is thema ’Mens en milieu'. Het onderwerp van deze les is: landbouw en milieu. Je kunt de voor- en nadelen van chemische bestrijding noemen, vormen van klassieke biotechnologie opnoemen en de werking van moderne biotechnologie uitleggen.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Dynamisch evenwicht; Biologie; Ecosysteem;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, biotechnologie, chemische bestrijding, klassieke biotechnologie, landbouw, milieu, moderne technologie, stercollectie, vmbo kgt1/2