Thema 6 Voeding - vmbo-kgt12

Thema 6 Voeding - vmbo-kgt12

Voeding

Intro

Gezond eten is 'in'. Zo eten mensen bijvoorbeeld graag een ‘broodje gezond’.  
Alleen al door de naam denken mensen dat ze iets gezonds eten.
Maar is echt ieder ‘broodje gezond’ wel zo goed voor je gezondheid?

In dit thema staat voeding centraal.
Je zoekt uit hoe je een broodje gezond maakt en ontdek je of een broodje gezond ook echt gezond is.

Voordat je hiermee aan de slag gaat, moet je iets weten over voedingsmiddelen, voedingsstoffen, gezonde voeding en hygiënisch werken.
Dat leren jullie in de opdrachten in dit thema.

Als opwarmertje beginnen we met deze video! Bekijk hem goed. Denk je dat dit broodje gezond is?
Waarom wel of waarom niet? Bespreek het met een klasgenoot.

 

Wat kan ik al?

Gezonde voeding onder de loep

Opdracht: Wat zit er in jouw broodje?

  1. Teken een broodje dat jij of iemand anders vaak eet in de pauze (bijvoorbeeld van huis mee, uit de kantine of supermarkt).
  2. Schrijf erbij welke dingen (ingrediënten) er op of in het broodje zitten. Denk aan: brood, kaas, saus, sla, vlees, tomaat, enz.
  3. Bespreek met je groepje:
    • Welke onderdelen van het broodje denk je dat gezond zijn?
    • En welke misschien minder gezond?
    • Welke voedingsstoffen denk je dat erin zitten? (bijv. vet, eiwit, suiker, vezels)
  4. Bedenk samen minstens 3 tips over hoe je het broodje misschien gezonder of voedzamer kunt maken.

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.

Aan het einde van dit thema kan ik:

Opdracht

  • benoemen wat de energiebehoefte is.
  • de betekenis van het begrip 'Body Mass Index' uitleggen.
  • uitleggen wat 'obesitas' en 'anorexia' zijn.
  • de BMI van iemand berekenen.

Energie en gewicht

  • de maaltijdschijf (schijf van vijf) gebruiken.
  • de productinformatie aflezen van een etiket.
  • van een gerecht aangeven of het wel of niet gezond is.
Gezonde voeding
  • het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen beschrijven.
  • vier verschillende groepen voedingsstoffen benoemen.
  • de functies van deze verschillende voedingsstoffen benoemen.
  • de aanwezigheid van zetmeel in een voedingsmiddel vaststellen.
  • aan de hand van voorbeelden uitleggen welke delen en voedingsstoffen van planten belangrijk zijn voor mensen.

Voedingsstoffen

  • het verschil tussen de cellen van bacteriën en schimmels benoemen.
  • twee voorbeelden geven waaruit blijkt dat bacteriën en schimmels nuttig zijn.
  • benoemen dat bacteriën en schimmels ziekteverwekkend kunnen zijn.
  • benoemen dat bacteriën en schimmels kunnen zorgen voor voedselbederf.
  • verschillende manieren noemen om voedsel te conserveren.
  • uitleggen waarom een goede hygiëne (in de keuken) belangrijk is.
  • beschrijven wat kruisbesmetting is.

Voedselbereiding

  • twee redenen noemen voor de veranderde eetgewoonten in Nederland.
  • het verschil tussen een vegetariër en een veganist benoemen.
  • een aantal voedingsmiddelen opnoemen die vleesvervangers zijn.

Eetgewoontes

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met zes opdrachten en de afsluiting.
In de tabel staat per onderdeel hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Tijd

Eindopdracht

Inleiding

0,5 lesuur

 

Opdracht: Voedingsstoffen

2 lesuren

Toets 
Practicum: zetmeel aantonen 

Opdracht: Energie en gewicht

2 lesuren

Eetdagboek invullen

Opdracht: Gezonde voeding

2 lesuren

Verslag over gezonde recepten 
Toets 

Opdracht: Voedselbereiding

2 à 3 lesuren

Waarschuwingspictogram ontwerpen

Extra opdracht: Eetgewoontes

2 lesuren

Recept van een wereldgerecht.

Afsluiting

3 lesuren

Broodje gezond bedenken
Diagnostische toets 

Totaal

ongeveer 14 lesuren

 

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

Opdrachten

Eetgewoontes

Eetgewoontes

Intro

Ieder land heeft zo zijn eigen eetgewoontes.

Niet alleen wat je eet, ook hoe je eet is afhankelijk van je cultuur en de omgeving waar je eet.

Tafelmanieren verschillen per land. In Aziatische landen eten ze vaak met stokjes, in sommige landen is slurpen en boeren netjes en in Amerika organiseren ze zelfs wereldkampioenschappen hotdog eten. 

Kijk naar de ‘regels’ in onderstaand filmpje. Wat weet jij van tafelmanieren?
Bespreek het met een klasgenoot.

 

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • twee redenen noemen voor de veranderde eetgewoonten in Nederland.
  • het verschil tussen een vegetariër en een veganist benoemen.
  • een aantal voedingsmiddelen opnoemen die vleesvervangers zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Wat is de invloed van de cultuur waarin je leeft op je eten? Dat leer je in deze stap.
Stap 2 Je kunt van verschillende gerechten aangeven uit welk land ze komen.
Stap 3 Je kunt van een aantal wereldgodsdiensten aangeven welke regels ze hebben over eten en voeding.
Stap 4 Je kunt aangeven wat het verschil is tussen een vegetarisch en een veganistisch dieet en vertellen waarom mensen vegetariër of veganist worden.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Je maakt een recept van een wereldgerecht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Als je het gerecht gaat maken:

  • ingrediënten voor het wereldgerecht.
  • keukenspullen.

Tijd
Je hebt ongeveer twee lesuren voor deze opdracht.

Aan de slag

Stap 1: Wereld(w)eten

Of je iets lekker vindt, wordt niet alleen bepaald door de geur, kleur en smaak van voedsel.
Ook wat je gewend bent speelt een belangrijke rol.
Kijk naar de video. Welke invloed heeft je cultuur op je smaak?

Video: Smaken verschillen

Maak de opdracht.

Stap 2: Nederlandse gerechten?

Erwtensoep en stamppot zijn echte Nederlandse gerechten, maar zijn dat niet altijd geweest.
Zelfs de aardappel komt eigenlijk niet uit Nederland. Die is hier pas gekomen na de ontdekking van Amerika in de 16e eeuw. Daar groeide de aardappel namelijk al wel.

Onze eetgewoonten veranderen steeds. De afgelopen eeuw zijn er veel nieuwe gerechten en producten in de Nederlandse keuken in gebruik genomen en komen er nog steeds meer bij.
Die producten zijn vaak uit het buitenland naar Nederland gekomen.

We hebben ze leren kennen tijdens een vakantie in het buitenland.
Of ze zijn bijvoorbeeld door iemand die in het buitenland is geboren in Nederland geïntroduceerd.
Er staan tegenwoordig verschillende gerechten uit andere landen op onze menukaart.
Denk maar aan bijvoorbeeld pizza, roti en kousenband, shoarma, kebab, couscous, tandoori kip, saté, sushi of taco's.

Stap 3: Godsdiensten

Het christendom, het boeddhisme, de islam, het hindoeïsme en de joodse godsdienst zijn wereldgodsdiensten.
Elke godsdienst schrijft wel enkele wetten voor omtrent het eten.

Hieronder lees je over de invloed op het eten van de genoemde godsdiensten.
Lees de informatie door en maak dan de oefening.

Christendom
In het christendom mag eigenlijk alles gegeten worden.
Vroeger hield men wel op vrijdag visdag. Op die dag werd er geen vlees gegeten.

Op feestdagen worden er wel speciale dingen gegeten.
Katholieken kennen ook een vastenperiode. Dit is tussen carnaval en Pasen in.
Carnaval is het feest van de vastenavond gevolgd door Aswoensdag.
Dit is dan het begin van de vasten die 40 dagen duurt.

 

Islam
De Koran is het boek van de islam. In de Koran staan onder andere ook voedingsvoorschriften.
Volgens de islamitische wetten zijn voedingsmiddelen onder te verdelen in halal en haram.

  • Halal betekent letterlijk: toegestaan, wettelijk of rein.
    Halal is bijvoorbeeld vlees van dieren dat geslacht is volgens de islamitische wetten.

  • Haram betekent: niet toegestaan, niet wettelijk of onrein.
    Haram zijn bijvoorbeeld producten op basis van bloed, varkensvlees en het vlees van dieren die aan een natuurlijke dood zijn gestorven (niet geslacht) of die niet in naam van Allah werden geslacht.


Ramadan is de vastenmaand waarbij moslims niets eten en drinken tussen zonsopgang en zonsondergang.
De ramadan wordt afgesloten met het Suikerfeest.

Kijk goed naar onderstaande video op de site van SchoolTV.
Welke regels rondom voeding tijdens de ramadan, komen in de video aan bod?

Video: Ramadan

 

Jodendom
Joden houden zich ook aan de voorschriften in verband met voedsel.
Ze eten koosjer. Dat wil zeggen, ze eten alleen dingen die volgens de bijbel en de tradities toegestaan zijn.
Zo is het verboden bloed te eten of te drinken. Melk- en vleesproducten worden nooit samen opgediend.
De dieren die niet gegeten mogen worden staan in de bijbel.
Daar horen bijvoorbeeld varkens, konijnen, paling en zeevruchten bij.
De dieren die wel gegeten mogen worden moeten door een speciaal daarvoor opgeleide slachter geslacht worden. In de joodse keuken zijn speciale pannen voor zuivel- en voor vleesproducten.
Producten die bereid zijn volgens de joodse spijswetten en daarop gecontroleerd door rabbijnen krijgen het 'Koosjer-certificaat'.

 

Hindoeïsme
Hindoestanen geloven in reïncarnatie waarbij je na de dood weer op aarde terugkeert in een ander lichaam. Dit kan een mensenlichaam zijn, maar ook een dier of zelfs een plant.
Andersom kan een dier een gereïncarneerd mens zijn.
Hindoestanen zien alle levende wezens als een deel van God; doden van een levend wezen betekent dus het beschadigen van deze God.
In de praktijk komt het erop neer dat vooral veel oudere hindoes vegetariër zijn.
Zij eten dus geen vlees of vis. Niet-vegetarische hindoes eten geen rund- of kalfsvlees, want juist de koe wordt als een heilig dier beschouwd.

 

Stap 4: Vegetarisch en veganistisch

Steeds meer mensen hebbenm besloten om minder of geen dierlijke producten te eten.
Ze willen niet dat dieren lijden voor het plezier van mensen. Ook weten we nu dat het houden van vee voor vlees en melk milieuproblemen kan opleveren. Sommige mensen willen daarom geen producten uit de veeteelt meer eten

Maar wat is dat eigenlijk, vegetarisch of veganistisch eten?

Vegetariërs eten geen vlees, gevogelte en vis.
Vegetariërs eten of drinken wel eieren, melk en melkproducten, zoals kaas.
Sommige mensen die zich vegetarisch noemen, eten wel vis.
Ongeveer vier procent van de Nederlandse bevolking eet elke dag vegetarisch.
Daarnaast is er een groeiende groep parttime vegetariërs of 'flexitariërs', die een of meer dagen per week geen vlees eten.

Er is ook een groep mensen die veganistisch eten. Veganisten eten helemaal geen producten van dierlijke oorsprong, dus ook geen melk, melkproducten (bijvoorbeeld boter of kaas) en ze eten geen eieren. Veganisten dragen meestal ook geen kledingstukken van bijvoorbeeld leer, zijde of wol. Want die materialen komen bij dieren vandaan.


Met vlees krijg je belangrijke voedingsstoffen binnen. Missen vegetariërs en veganisten die voedingsstoffen dan?...Nee!
Vegetariërs en veganisten kunnen heel gezond eten als ze vleesvervangers eten, zoals noten, tofu, tempé en peulvruchten.

In veel Westerse landen neemt het aantal vegetariërs en veganisten in een hoog tempo toe.

Bekijk het volgende filmpje over vleesvervangers.
Discussieer na het bekijken van de video met een klasgenoot over de volgende stelling: “Vleesvervangers hoeven niet naar vlees te smaken.”

Maak nu de volgende opdracht.
 

Afronding

Begrippenlijst

Halal
Voedingsmiddelen die volgens de islamitische wetten zijn toegestaan.

Haram
Voedingsmiddelen die volgens de islamitische wetten niet zijn toegestaan.

Koosjer
Voedingsmiddelen die volgens de joodse wetten, bijbel en tradities zijn toegestaan.

Veganistisch
Zonder producten van dierlijke oorsprong. Vlees, melk(producten) en eieren zijn niet veganistisch. Maar ook producten van leer, zijde en wol zijn niet veganistisch.

Vegetarisch
Zonder vlees, vis en gevogelte.

Eindopdracht: Recept

Als eindproduct van deze opdracht maak je een recept van een wereldgerecht.

Kies bijvoorbeeld voor een Indiaas, Mexicaans, Indonesisch, Zuid-Afrikaans, Thais, Turks of Pools gerecht.

Zorg dat in het recept duidelijk staat waar het recept vandaan komt, welke ingrediënten je nodig hebt om het recept te maken en hoe je het gerecht moet bereiden.

Overleg met je docent of jullie de gerechten ook echt mogen maken.

Ga je echt gerecht maken?
Maak dan een boodschappenlijstje van de ingrediënten.
Ga boodschappen doen.
Zorg voor de keukenspullen die nodig zijn om het gerecht te bereiden.
Bereid het gerecht en serveer het aan enkele klasgenoten.
Maak een mooie foto van het gerecht dat je hebt gemaakt en voeg die toe aan het recept.

Ga je het gerecht niet maken?
Zoek dan een mooie foto op internet. Voeg die foto toe aan het recept.

Beoordeling
In je recept staat duidelijk vermeld:

  • waar het gerecht vandaan komt.
  • welke ingrediënten je nodig hebt om het gerecht te maken.
  • hoe je het gerecht moet bereiden.
  • hoe het gerecht gegeten moet worden.
  • is het recept echt gemaakt? Zo ja, bevat het een foto?

Klaar?
Lever je recept in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kende je al veel tafelmanieren? Praten jullie thuis wel eens over tafelmanieren?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?
    Misschien ben je vegetarisch of veganistisch. Heb je je klasgenoten iets kunnen leren over deze manier van eten?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Is het gelukt om een duidelijk recept te maken?
    Kon je, als je het recept mocht maken, goed je eigen stappen volgen?

Voedingsstoffen

Voedingsstoffen

Intro

In Nederland gebruikt iedere persoon gemiddeld 81 kilo aardappelen per jaar.
Niet alleen als aardappel op je bord, maar in veel meer producten.

 

 

 

 

 

 

 

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen beschrijven.
  • vier verschillende groepen voedingsstoffen benoemen.
  • de functies van deze verschillende voedingsstoffen benoemen.
  • de aanwezigheid van zetmeel in een voedingsmiddel vaststellen.
  • aan de hand van voorbeelden uitleggen welke delen en voedingsstoffen van planten belangrijk zijn voor mensen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Na het bestuderen van de kennisbank kun je aangeven of producten voedingsmiddelen zijn of voedingsstoffen. Ook kun je verschillende voedingsstoffen noemen.

Stap 2

Je kunt van vitamines en mineralen aangeven welke functie ze hebben en wat er gebeurt als ze te weinig in je voeding voorkomen.

Stap 3

Je ontdekt welke voedingsstoffen er in de eetbare delen van planten zitten en wat wij daarvan eten.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A

Eindopdracht A bestaat uit een toets.

Eindopdracht B

Eindopdracht B bestaat uit het practicum zetmeel aantonen en het maken van een onderzoeksverslag.

Extra

Voedingsstoffenspel

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Voedingsstoffen

Bestudeer uit de kennisbank biologie het volgende onderdeel:

Voedingsmiddelen en -stoffen

Er is een verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen.
Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Functie van voedingsstoffen

Weense kinderen met rachitis
(Engelse ziekte), 1920.

Bestudeer (nogmaals) de informatie over 'Verschillende stoffen' en 'Voedingsstoffen' in de Kennisbank.

Voedingsmiddelen en -stoffen


Vitamines en mineralen zijn beschermende stoffen.
Als je niet voldoende beschermende stoffen binnen krijgt, krijg je een gebreksziekte.
Bekijk de voorbeelden in de tabellen.


 

Stap 3: Voedingsstoffen uit planten

Wat gebruik je van een plant?
Ga naar het Kennisbankitem 'Wat gebruik je van een plant?'. Bestudeer de informatie op de pagina 'Voedingsstoffen'.

Wat gebruik je van een plant?

Maak daarna de volgende oefening.

Afronding

Begrippenlijst

Voedingsmiddelen en -stoffen

Voeding en grondstoffen

Beschermende stoffen
Voedingsstoffen met als functie: weerstand tegen ziektes vergroten. Bijvoorbeeld: mineralen en vitaminen.

Bouwstoffen
Voedingsstoffen met als functie: opbouw, herstel en groei van organismen. Bijvoorbeeld: eiwitten, vetten en water.

Brandstoffen
Voedingsstoffen met als functie: leveren van energie door verbranding. Bijvoorbeeld: koolhydraten en vetten en in mindere mate eiwitten.

Eiwitten
Voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen. Pas wanneer de koolhydraten en vetten opgebruikt zijn, worden ook eiwitten gebruikt als brandstof.

Indicator
Een stof waarmee je andere stoffen kunt aantonen.
Bijvoorbeeld: een joodoplossing voor het aantonen van zetmeel in producten.

Koolhydraten
Voedingsstoffen die vooral dienen als brandstof, maar ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden. Koolhydraten zijn ontstaan uit glucose. Bijvoorbeeld: suiker, zetmeel en cellulose.

Mineralen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: ijzer en zout.

Reservestoffen
Voedingsstoffen die dienen als reservestof. Bijvoorbeeld: vetten.

Vetten
Voedingsstoffen die vooral als brandstof en reservestof dienen, maar ook als bouwstof kunnen worden gebruikt. Wanneer de koolhydraten opgebruikt zijn, worden vetten gebruikt als brandstof.

Vitaminen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: vitamine C.

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet.

Voedingsstoffen
Bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen.

Water
Belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en die nodig is voor de fotosynthese van planten.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A bevat een toets.

Je scoort een voldoende als je 8 van de 10 vragen juist beantwoord.

Eindopdracht B: Onderzoeksverslag

Bij eindopdracht B voer je een practicum uit.

Hoe weet je welke voedingsstoffen in welke voedingsmiddelen zitten?
Dat kun je uitzoeken met indicatoren.
Een indicator is een stof, waarmee je andere stoffen kunt aantonen.

Een voorbeeld van een indicator is een joodoplossing.
Hiermee kun je zetmeel (= koolhydraat) in een voedingsmiddel aantonen.

Een joodoplossing heeft een geelbruine kleur. Als de joodoplossing in aanraking komt met zetmeel verandert de kleur naar blauwzwart.
Zit er geen zetmeel in het product dan verandert de kleur niet.

  • Download het practicum Zetmeel aantonen.
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar en voer het practicum uit.
  • Maak het onderzoeksverslag. (Kijk voor hulp in de reisgids.)
  • Beoordeel eerst samen met een klasgenoot het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.

Beoordeling
Het onderzoeksverslag beoordeel je eerst zelf volgens het schema in je werkblad.
Daar kun je ook zien op welke punten de docent let bij het beoordelen.

Klaar?
Lever je onderzoeksverslag in bij je docent.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Welk product dat van aardappels is gemaakt was je het meest verbaasd over?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten?
  • Eindopdracht A:

    Sloten de vragen goed aan bij de leerdoelen?
    Was je tevreden over je score?

    Eindopdracht B: Waren er dingen die je moeilijk vond bij het practicum?
    Lukte het om het onderzoeksverslag te maken?

Energie en gewicht

Energie en gewicht

Intro

Lekker eten is gezellig en als het dan ook nog gezond eten is, is het prima.
Maar helaas is lekker eten niet altijd gezond.
Sommige voedingsmiddelen bevatten veel meer vetten of koolhydraten dan je nodig hebt.
En dat kan er toe leiden dat je te dik wordt.

In deze opdracht staan energie en gewicht centraal.

Doe voor je aan de opdracht begint de eettest op www.voedingscentrum.nl

Ben je tevreden met de uitkomst?

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • benoemen wat de energiebehoefte is.
  • de betekenis van het begrip 'Body Mass Index' uitleggen.
  • uitleggen wat 'obesitas' en 'anorexia' zijn.
  • de BMI van iemand berekenen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Na het bestuderen van de Kennisbank kun je de BMI van iemand bereken en uitleggen wat een gezond gewicht is.

Stap 2

Je maakt de Beweegtest om te kijken of jij wel voldoende beweegt op een dag.

Stap 3

Je kunt de inspanningsindex berekenen om te kijken hoeveel energie iemand nodig heeft.

Stap 4

Je praat met een klasgenoot over eetproblemen en de gevolgen voor iemands gezondheid en zelfbeeld.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Je vult een eetdagboek in.

Terugkijken

Je kijkt terug op de opdracht.

 

Benodigdheden

Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Energiebehoefte en gewicht

Bestudeer uit de kennisbank de volgende pagina's:

  • Energie en gewicht
  • Verbruik
  • Gezond of ongezond gewicht?

Energie en gewicht

In de volgende oefening lees je zes stellingen over energie en gewicht.
Geef aan of ze waar of niet waar zijn.

Stap 2: Energiebalans

Eet je te veel of te weinig? Of precies genoeg?
Als je niet méér eet dan je nodig hebt, kom je ook niet aan.
Je energiebehoefte is dan in balans.
Als je minder eet dan je nodig hebt, dan val je af.
Eet je meer dan je nodig hebt, dan kom je aan.

Of je energiebehoefte in balans is, heb je grotendeels zelf in de hand.
Jij bepaalt immers zelf hoeveel je eet en hoe actief je bent.
Als je actief bent dan verbrand je ook meer brandstoffen.
Als je niet zo actief bent, gebruik je minder energie dan als je wel actief bent.

Bewegen is dus belangrijk voor je energiebalans.
Beweeg jij wel genoeg? Test het zelf! www.30minutenbewegen.nl - Flash
Deze test is ook voor volwassenen. Denk voor jezelf bij de vragen over werk, aan school.

Stap 3: Energiebehoefte

De hoeveelheid energie die iemand per dag nodig heeft, hangt af van diens gewicht en de op die dag geleverde inspanning.
De geleverde inspanning wordt gegeven met de inspanningsindex.

Om de energiebehoefte in kilocalorieën uit te rekenen, kun je gebruikmaken van de volgende vuistregel:

hoeveelheid kCal \(=\)  \(\small{6}\) \(\times\) gewicht \(+\)  \(\small{15} \) \(\times\) inspanningsindex

Maak nu de oefening.

Stap 4: Eetproblemen

Bestudeer uit de Kennisbank de volgende pagina's:

  • Eetstoornis: Obesitas
  • Eetstoornis: Anorexia

Energie en gewicht

Voor de meeste mensen is eten de normaalste zaak van de wereld.
Helaas zijn er ook mensen bij voor wie dat niet zo is.
Deze mensen hebben last van een eetprobleem.
Een eetprobleem kan zeer ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van iemand.

Te veel eten is niet goed, maar te weinig eten ook niet.
Anorexia is een ziekte waarbij mensen te weinig eten.
Kijk de volgende aflevering van het Klokhuis helemaal.
Margreet ontmoet in een kliniek voor eetstoornissen een paar meisjes die daar voor anorexia worden behandeld.

Bespreek de inhoud van deze aflevering van Klokhuis met een klasgenoot.
Zorg dat je weet:

  • hoe het komt dat mensen aan anorexia lijden.
  • wie er vooral aan anorexia lijden.
  • welk zelfbeeld mensen hebben die anorexia hebben.
  • wat een diëtist is en hoe die iemand met anorexia kan helpen.

Afronding

Begrippenlijst

Energie en gewicht

Anorexia nervosa
Eetstoornis waarbij ondervoeding het gevolg is van te weinig eten.

Body Mass Index (BMI)
Waarde berekend op basis van gewicht en lengte, die aangeeft in hoeverre je een gezond gewicht hebt.

Energiebehoefte
De hoeveelheid energie uit voedsel dat je dagelijks nodig hebt.

Inspanningsindex
De hoeveelheid inspanning die iemand gemiddeld per dag heeft.

Obesitas
Eetstoornis waarbij overgewicht het gevolg is van te veel eten. Ook wel vetzucht genoemd

Eindopdracht: Eetdagboek

Je gaat één dag bijhouden wat je eet. Je houdt ook bij wat de belangrijkste activiteiten op die dag zijn.

Download het lege Eetdagboek.

Sla het Googledocument op in je eigen omgeving zodat je het kunt bewerken.
Lees het werkblad een keer helemaal door.
Spreek met een klasgenoot af op welke dag jullie de tabellen gaan invullen.
Vul die dag de tabellen zo nauwkeurig mogelijk in.

Ga nu naar de website www.voedingscentrum.nl en zoek uit wat jij volgens het voedingscentrum per dag zou moeten eten.
Schrijf in het dagboek het advies van het voedingscentrum op.
Vergelijk het advies met jouw eetdagboek. Zijn er grote verschillen?
Schrijf de belangrijkste verschillen in je dagboek.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je eetdagboek op het volgende:

  • is het eetdagboek volledig en netjes ingevuld.
  • zijn de adviezen van het voedingscentrum goed geformuleerd.
  • sluiten de adviezen aan bij het eetdagboek.

Klaar?
Laat het eetdagboek dan beoordelen door je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Was je tevreden over de uitkomst van de eettest? Ben je daardoor anders naar je eetgedrag gaan kijken?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Was de uitkomst van je eetdagboek ongeveer hetzelfde als de eettest die je in de intro gemaakt had?
    Ben je van plan om je eetgedrag aan te passen als dat nodig is?

Gezonde voeding

Gezonde voeding

Intro

In deze opdracht staat gezonde voeding centraal.
Kook jij zelf ook wel eens? Wat vind je leuk/lekker om te koken?
Wat vind je belangrijker dat het lekker is of dat het gezond is?
Of gaat dat bij jou altijd hand in hand?

Bekijk het volgende YouTube-filmpje.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot of deze maaltijd volgens jullie gezond is. Wat vinden jullie er gezond aan en welke ingrediënten vinden jullie niet zo gezond?

 

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • de maaltijdschijf (schijf van vijf) gebruiken.
  • de productinformatie aflezen van een etiket.
  • van een gerecht aangeven of het wel of niet gezond is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je kunt aangeven waar producten horen in de schijf van vijf en welke voedingsstoffen deze producten bevatten.

Stap 2

Je kunt van productinformatie aangeven wat het betekent.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A

Je maakt een diagnostische toets.

Eindopdracht B

Je schrijft een verslag over gezonde voeding.

Terugkijken

Je kijkt terug op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Schijf van vijf

Bestudeer nu uit de Kennisbank de volgende pagina:

  • Schijf van vijf

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Maak nu onderstaande oefening.
De vragen gaan over de tekst die je in de Kennisbank gelezen hebt.

Stap 2: Productinformatie

Bestudeer nu uit de kennisbank de volgende pagina:

  • Productinformatie

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Op de verpakking van een voedingsmiddel moet staan wat er precies in het voedingsmiddel zit.

Bekijk de verpakking van minimaal drie voedingsmiddelen en kijk bij ieder voedingsmiddel of je de volgende informatie kunt vinden:

  • De voedingswaarde per 100 g.
  • De energiewaarde van het product in kCal of kJoule.
  • De voedingsstoffen die in het product zitten.
  • Welke E-nummers in het product zitten.
    Schrijf per verpakking van minimaal twee E-nummers op welke naam het ingrediënt met dat E-nummer heeft.

 

Afronding

Begrippenlijst

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

ADH - Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid
De ADH is de hoeveelheid die aangeeft hoeveel je dagelijks ongeveer van een bepaalde voedingsstof nodig hebt.

E-nummers
Op het etiket staan welke extra stoffen (E-nummers) er aan het voedingsmiddel zijn toegevoegd. Bijvoorbeeld kleurstoffen.

Schijf van vijf
Hulpmiddel opgesteld door het Voedingscentrum dat je kunt gebruiken bij het kiezen van gezonde voeding. Eet elke dag iets uit alle vijf vakken; van de grootste vakken moet je het meeste eten.
Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet.
Voedingsstoffen
Bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen.
Voedingsvezels (ballaststoffen)
Onverteerbare resten van plantaardig voedsel; deze voedingsvezels zijn belangrijk voor een effectieve darmperistaltiek en verlaten je lichaam met de ontlasting.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A bestaat uit een diagnostische toets.

Eindopdracht B: Verslag

Als eindopdracht van deze opdracht bestudeer je drie recepten. Gebruik internet om de recepten op te zoeken. Je kijkt vooral naar de ingrediënten die worden gebruikt.
Zijn de gerechten die worden beschreven gezond of niet? Leg dit uit met behulp van de Schijf van vijf.

Van je bevindingen schrijf je een kort verslag.
In je verslag leg je duidelijk uit of de gerechten wel of niet gezond zijn. Natuurlijk kleed je het verslag aan met afbeeldingen van de gerechten.
Lees voor je begint in de gereedschapskist de tips voor het maken van een verslag.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

  • zijn drie verschillende recepten uitgezocht?
  • kloppen de bevindingen die zijn gedaan: zijn de gerechten echt gezond of niet gezond?
  • is de schijf van vijf gebruikt in de uitleg?
  • is het geheel netjes vormgegeven?
  • is de opbouw van het verslag juist gedaan (zie gereedschapskist)?

Klaar?
Laat je verslag eerst beoordelen door een klasgenoot.
Vraag tips om je verslag te verbeteren.
Lever je verslag daarna in bij je docent.

 

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je nog steeds dezelfde mening over het recept in de video? Zo niet, waarom ben je dan van mening veranderd?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Vond je de inhoud van de toets moeilijk of makkelijk? Was je tevreden met de score die je gehaald hebt?
    B: Vond je het moeilijk om je bevindingen over de recepten duidelijk op te schrijven? Is het gelukt om alles in verslagvorm op te schrijven?

Voedselbereiding

Voedselbereiding

Intro

Wist jij dat bacteriën en schimmels zeer nuttig kunnen zijn bij het bereiden van voedsel? Nee?
Misschien wist je dan wel dat bacteriën en schimmels voedselvergiftiging kunnen veroorzaken en er voor kunnen zorgen dat sommige voedingsmiddelen bederven.

In de video hieronder zie je hoe bacteriën en schimmels het fruit en groente op deze schaal in 74 dagen bederven. Een aantal soorten is sterk en die worden minder aangetast. Welke zijn dat? Bespreek het met een klasgenoot.

Bacteriën en schimmels kunnen zowel nuttig als lastig zijn.
Hoe dat precies zit ga je in deze opdracht leren.
Je leert meteen ook hoe je voedsel goed kunt bewaren en hoe je hygiënisch werkt in de keuken.

Genoeg te doen.
Aan de slag!

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • het verschil tussen de cellen van bacteriën en schimmels benoemen.
  • twee voorbeelden geven waaruit blijkt dat bacteriën en schimmels nuttig zijn.
  • benoemen dat bacteriën en schimmels ziekteverwekkend kunnen zijn.
  • benoemen dat bacteriën en schimmels kunnen zorgen voor voedselbederf.
  • verschillende manieren noemen om voedsel te conserveren.
  • uitleggen waarom een goede hygiëne (in de keuken) belangrijk is.
  • beschrijven wat kruisbesmetting is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Na het bestuderen van de Kennisbank kun je de celopbouw van schimmels en bacteriën benoemen.

Stap 2

Je kunt van schimmels en bacteriën aangeven waarom ze soms nuttig en soms lastig zijn.

Stap 3

Je kunt na het uitvoeren van het practicum bacteriën een onderzoeksverslag schrijven.

Stap 4

Je kunt van verschillende voedingsmiddelen aangeven hoe ze het beste geconserveerd kunnen worden.

Stap 5

Je kunt, na het lezen van de Kennisbank, aangeven waarom hygiëne zo belangrijk is.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Je maakt een waarschuwingspictogram maken.

Terugkijken

Je kijkt terug op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • Het practicum Bacteriën + benodigdheden (zie practicum).

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee à drie lesuren nodig.
Let op het practicum bestaat uit twee delen.
De twee delen moeten een week na elkaar worden gedaan.

Aan de slag

Stap 1: Schimmels en bacteriën

Levende organismen worden onderverdeeld in vier rijken:

  • het dierenrijk

  • het plantenrijk

  • het rijk van de schimmels

  • het rijk van de bacteriën.

Bestudeer uit de Kennisbank de volgende drie items.

Bouw van een cel

Cellen van bacteriën

Cellen van schimmels

 

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de eerste twee pagina's (Vier rijken en Schimmels en bacteriën) van het onderdeel:

Schimmels en bacteriën

 

Stap 2: Nuttig of lastig?

Bestudeer uit de kennisbank de volgende pagina's:

  • Schimmels
  • Bacteriën
  • Melkzuurbacterie

Schimmels en bacteriën

Maak de oefening over schimmels, die nuttig en lastig kunnen zijn.

Stap 3: Practicum bacteriën

Overal om ons heen zitten bacteriën. Bacteriën kun je met het blote oog niet zien.
Bacteriën kunnen zich heel snel vermenigvuldigen. Ze groeien in kolonies.
Een kolonie kun je wel met het blote oog zien.
In dit practicum ga je samen met een klasgenoot bacteriën kweken en bekijken.

Download het werkblad Bacteriën kweken en bekijken.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar en voer het practicum uit.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen met een klasgenoot het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.


Succes!

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Conserveren

Bestudeer uit de kennisbank de volgende pagina:

  • Voedsel bewaren - conserveren

Hygiëne en conserveren

Bekijk de voedingsmiddelen in de oefeningen hieronder.
Kies per voedingsmiddel wat er gedaan is om het beter te kunnen bewaren.

Stap 5: Hygiëne

Bestudeer uit de kennisbank de volgende pagina's:

  • Voedselvergifiging
  • Hygiëne

Hygiëne en conserveren

Maak nu de volgende sleepoefening.

Afronding

Begrippenlijst

Bouw van een cel - dier en plant

Cellen van bacteriën

Cellen van schimmels

Schimmels en bacteriën

Hygiëne en conserveren

Bacteriën
Eencellige organismen zonder kern. Bacteriën hebben vaak nuttige eigenschappen voor mensen (10% van het lichaamsgewicht bestaat uit bacteriën): ze ruimen dode organismen op, maken voedingsmiddelen en helpen bij de spijsvertering. Ze kunnen ook schadelijke eigenschappen hebben, zoals ziekten veroorzaken en voedselbederf.
Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.
Conserveren
Voedsel zo bewaren dat het relatief lang eetbaar blijft.
Eencellige organisme
Organisme bestaande uit één cel.
Hygiëne
Alles wat je doet om ervoor te zorgen dat organismen (planten, dieren en mensen) gezond blijven door ziekteverwekkers uit de buurt te houden of uit te schakelen.
Kruisbesmetting
Bij kruisbesmetting komen er bacteriën van het ene product op het andere product. Bijvoorbeeld door met je vork eerst in rauw vlees te prikken en daarna in groente.
Melkzuurbacterie
Bacterie die gebruikt wordt om producten zoals yoghurt, karnemelk en zuurkool te maken.
Pasteuriseren
Bij pasteuriseren worden de meeste sporen van de schimmel bestreden (bij 70 graden Celcius).
Schimmels
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, en geen bladgroenkorrels.
Er bestaan zowel eencellige (gist) als meercellige schimmels (zoals paddenstoelen).
Sporen
Voortplantingscellen van schimmels en sporenplanten.
Sporendrager
De organen van de schimmel waarin de sporen gevormd worden.
Steriliseren
Bij steriliseren worden alle sporen van de schimmel bestreden (bij 120 graden Celcius).
Vacuüm verpakken
Als je iets vacuüm verpakt, pak je het in zonder zuurstof. De meeste schimmels gaan dan dood, omdat voor hen zuurstof noodzakelijk is.
Voedselvergiftiging
Je spreekt van een voedselvergiftiging als je ziek bent door een schimmel en/of bacterie die zich in je eten bevond.

Eindopdracht: Waarschuwing

Als eindopdracht van deze opdracht maak je een waarschuwingspictogram.
Een pictogram is een symbool of afbeelding die de plaats inneemt van een tekst.
Zonder woorden begrijpt iedereen wat het betekent.

Het waarschuwingspictogram dat je gaat maken, gaat over de hygiëneregels in de keuken. Denk bijvoorbeeld aan het handen wassen voordat je gaat koken. Of het voorkomen van kruisbesmetting. Of ...

Je mag helemaal zelf kiezen welk materiaal en welke verwerkingsmethode je gebruikt voor het pictogram. Je mag knippen, plakken, kleuren of digitaal werken.
De keuze is aan jou.

Eventueel kan je nog inspiratie opdoen in de gereedschapskist. Je kunt ook voorbeelden bekijken op bijvoorbeeld Wikipedia

Beoordeling
De docent beoordeelt het pictogram aan de hand van de volgende vragen:

  • Is duidelijk wat met het pictogram wordt bedoeld?
  • Heeft het pictogram te maken met een hygiëneregel in de keuken?
  • Ziet het pictogram er verzorgd uit?
  • Zijn er geen of weinig woorden in het pictogram te zien?

Klaar en tevreden?
Laat het resultaat beoordelen door je docent.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Leek de afbeelding van de bacteriën op het petrischaaltje dat je tijdens het practicum hebt gemaakt?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
    Hoe verliep de samenwerking bij het practicum? Hebben jullie samen de taken goed kunnen verdelen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Is het gelukt om een pictogram te ontwikkelen die in één oogopslag laat zien welke hygiënemaatregel er bedoeld wordt?

Afronding

Kennisbank: Voeding

De theorie van dit thema vind je in de volgende onderdelen van de Kennisbank biologie:

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Energie en gewicht

Schimmels en bacteriën

Hygiëne en conserveren

Bouw van bacterie

Bouw van schimmels

Eindopdracht thema

Je rondt dit thema met een broodje gezond.
Je maakt niet alleen het broodje.
Je maakt ook het recept en een kaartje voor in een broodjeswinkel.

Op het kaartje komt te staan welke ingrediënten zijn gebruikt en welke voedingstoffen in deze ingrediënten zitten.
Ook geef je op het kaartje informatie over de voedingswaarde van het broodje.

Natuurlijk komt er op het kaartje ook een foto van het broodje zelf.

Zoeken informatie
Op de website www.brood.net/recepten vind je allerlei tips voor het samenstellen van een broodje gezond. Hier kun je ideeën opdoen.

Maak zelf een recept voor een broodje gezond.
Maak een duidelijke lijst met benodigdheden.
Beschrijf hoe het broodje gemaakt moet worden.

Overleg met je docent. Pas het recept zo nodig aan.
Print het recept (met ingrediënten en bereiding) uit.

Ingrediënten kopen
Koop samen de ingrediënten die jullie nodig hebben om het broodje gezond te maken.

Voedingsstoffen en voedingswaarde
Welke en hoeveel voedingsstoffen zitten straks in jullie broodje gezond?
Hoeveel energie bevat dit broodje?

Kijk op www.brood.net voor informatie over de voedingsstoffen.
Veel informatie vind je onderaan de recepten.

Bereiding
Maak het broodje klaar op een hygiënische manier.
Denk aan het handen wassen voordat je gaat beginnen!

Maak, voor je het broodje opeet, een foto of tekening van het broodje.
Maak met behulp van het recept, de foto of tekening èn het overzicht van de voedingsstoffen en energie het kaartje voor in een broodjeswinkel.

Beoordeling
Bij de beoordeling let je docent op het volgende:

  • Hebben jullie een duidelijk recept gemaakt? Met daarin de benodigde producten en de bereidingswijze?
  • Hebben jullie het broodje gezond van het recept gemaakt?
  • Hebben jullie een duidelijke foto of tekening gemaakt?
  • Is het duidelijk welke voedingsstoffen in het broodje zitten?
  • Is aangegeven hoeveel energie het broodje bevat?
  • Hebben jullie tijdens het klaarmaken hygiënisch gewerkt?
  • Ziet het etiket of kaartje er aantrekkelijk uit?

Klaar?
Laat het kaartje beoordelen door je docent.

D-toets

Je sluit het thema Voeding af met het maken van een diagnostische toets.

Terugkijken

Intro

  • In de inleiding van dit thema moest je met een klasgenoot bespreken of het broodje in de video gezond was.
    Hadden jullie dezelfde mening?
    Vind je na het maken van de opdracht nog steeds dat het broodje wel/niet gezond is?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd:

         Hebben jullie het hele thema binnen 14 lesuren af kunnen ronden?

  • Inhoud:

          Welke opdrachten uit het thema vond je het leukst?

  • Eindopdracht:

         Hoe verliep het maken van het broodje?

         Lukte het goed om samen met een klasgenoot te werken?

         Waren jullie tevreden over het eindresultaat?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Websites

Schooltv
Op de website van Schooltv zijn veel verschillende video's te zien over dit thema.
We hebben een aantal interessante video's voor je op een rijtje gezet.

Is biologische groente gezonder?

Zijn E-nummers ongezond?

Wat is het nut van vezels?

Hoe fout is zout?

Is koffie slecht voor je hart?

Hoe gezond is melk?

Dierlijke en plantaardige cellen, bacteriën en schimmels

Wat is voedselvergiftiging?

Hoe hygiënisch zijn we?

Schimels

Hygiëne

Hoe kunnen we ons eten het beste bewaren?

Wat zijn E-nummers?

Anorexia of Boulimia

Anorexia

Maud heeft anorexia

Obesitas

Youtube
Op youtube staan talloze filmpjes die passen binnen dit thema. We zetten er een aantal op een rijtje:

Het rijk van de bacteriën en het rijk van de schimmels

Schimmels deel 1 - Klokhuis

Schimmels deel 2 - Klokhuis

Wat doen bacteriën?

Overal zitten miljoenen bacteriën

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Hygiëne in de keuken

  • Het arrangement Thema 6 Voeding - vmbo-kgt12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-10-01 21:39:09
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Voeding' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo-kgt1. Dit thema heet voeding en bevat 5 onderwerpen. Het eerste onderwerp is eetgewoontes, hierbij leer je wat redenen zijn voor het veranderen van je eetgewoonten. Je leert wat het verschil is tussen een vegetariër en een veganist en je kan een aantal voedingsmiddelen opnoemen die vleesvervangers zijn. Het tweede onderwerp is voedingstoffen, hierbij leer je wat het verschil is tussen voedingstoffen en voedingsmiddelen. Voedingstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen dit zijn er zes; water, koolhydraten, mineralen, vetten, vitaminen en eiwitten. Je moet van al deze voedingstoffen ook weten wat hun functies zijn dit kan zijn; een bouwstof, brandstof, reservestof of beschermende stof. je moet de aanwezigheid van zetmeel in een voedingsmiddel kunnen vaststellen en je kan aan de hand van voorbeelden uitleggen welke delen en voedingstoffen van planten belangrijk zijn voor mensen. Het derde onderwerp is energie en gewicht, hierbij leer je wat de energiebehoefte is, dit houd in wat de hoeveelheid energie uit voedsel is die je dagelijks nodig hebt. Je weet dat de BMI (Body Mass Index) iets zegt over je lichaamsgewicht in combinatie met je lengte. Je weet ook dat obesitas inhoud dat er te veel vet is opgeslagen in het lichaam en dit voor gezondheidsproblemen kan zorgen en dat anorexia nervosa een eetstoornis is waarbij je jezelf kan ondervoeden en hierbij kunnen ook gezondheidsproblemen ontstaat. Het vierde onderwerp is: gezonde voeding, hierbij leer je de schrijf van vijf kennen, kan je etiketten aflezen en aangeven of een maaltijd wel of niet gezond is. Als laatste onderwerp voedselbereiding, hierbij leer je het verschil tussen de cellen van bacteriën en schimmels en voorbeelden geven waaruit blijkt dat ze nuttig zijn. Je weet dat bacteriën en schimmels ziekteverwekkers kunnen zijn en kunnen zorgen voor voedselbederf. Je weet dat je voedsel kan conserveren door het te pasteuriseren en steriliseren, invriezen, drogen, vacuüm verpakken, roken, conserveringsmiddelen te gebruiken en te zouten. Je weet dat een goede hygiëne belangrijk is voor het voorkomen van infecties en je weet wat een kruisbesmetting is.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    16 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbare, biologie, bmi, conserveren, eetgewoonte, leerlijn, schijf van vijf, vmbo-kgt12, voedingstoffen en voedingsmiddelen, voedselbederf

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Test VO-content. (z.d.).

    Thema 6 Voeding - vmbo-kgt12 - kopie 1 - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/219634/Thema_6_Voeding___vmbo_kgt12___kopie_1___kopie_1

    VO-content Biologie. (2025).

    Eetgewoontes vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/62444/Eetgewoontes__vmbo_kgt12

    VO-content Biologie. (2025).

    Energie en gewicht vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/62446/Energie_en_gewicht__vmbo_kgt12

    VO-content Biologie. (2025).

    Gezonde voeding vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/62447/Gezonde_voeding__vmbo_kgt12

    VO-content Biologie. (2025).

    Voedingsstoffen vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/62445/Voedingsstoffen__vmbo_kgt12

    VO-content Biologie. (2025).

    Voedselbereiding vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/62448/Voedselbereiding__vmbo_kgt12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Voeding

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.