Thema 1 Omgeving - vmbo-b12

Thema 1 Omgeving - vmbo-b12

Omgeving

Intro

Biologie betekent leer van het leven.
Biologen bestuderen levende wezens (organismen) en de omgeving waarin ze wonen.

In de volgende video ontdek je wat biologie is en wat je allemaal gaat leren bij het vak biologie.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat je denkt te gaan leren bij het vak biologie.



In dit eerste thema leer je eerst wat biologen bedoelen met leven.

Wat kan ik al?

Bijna alles om je heen heeft te maken met biologie. Dat weet je vast nog wel van de basisschool.
Daarom begin je met een mindmap over biologie.

Dit heb je nodig:

  • pen en papier
  • een groot vel tekenpapier
  • stiften en potloden
  • eventueel tijdschriften, schaar en lijm

Dit ga je doen:

Werk in groepjes van 2 of 3 leerlingen samen.

Pak pen en papier en schrijf op waar jullie aan denken als je aan biologie denkt. Noteer minstens 30 dingen.
Weet je even niets meer? Kijk dan eens goed rond. Daar zijn mensen, dieren, planten, toiletten, water, lucht, land, geluiden, geuren, de kantine met eten en drinken, parken met bomen en vijvers, noem maar op. Al die onderwerpen hebben met biologie te maken.

Pak daarna het vel tekenpapier. Zet in het midden lekker groot het woord BIOLOGIE.

Om het woord biologie heen zet je alle woorden die volgens jullie bij biologie horen. Zet die woorden in groepen bij elkaar. En trek lijnen tussen de woorden die met elkaar te maken hebben.

Geef de groepen woorden en lijnen verschillende kleuren. Je mag er ook tekeningen bij maken of plaatjes uit tijdschriften bij plakken.

Zo rond je af:

Zet jullie namen en klas onderaan de mindmap.

Leg alle mindmaps naast elkaar, of hang ze op.

Bespreek klassikaal wat jullie zien.

  • Staan er in de ene mindmap heel andere woorden dan de andere?
  • Staan sommige woorden meestal op dezelfde manier bij elkaar? Of is het in elke mindmap heel anders aangepakt?
  • Wat viel jullie zelf op tijdens deze opdracht?

Voorbeeld van een woordweb:

Ter inspiratie zie je hieronder een voorbeeld van een mindmap.

mindmap

 

Wat kan ik straks?

In de tabel vind je de leerdoelen van dit thema.

Aan het einde van dit thema kan ik... Opdracht
  • negen levenskenmerken noemen.
  • in eigen woorden vertellen wat deze levenskenmerken inhouden.
  • aangeven wanneer iets dood, levend of levenloos is.
  • bij een levend wezen herkennen welke levenskenmerken aanwezig zijn.
Levenskenmerken
  • de begrippen voedselketen en voedselweb beschrijven.
  • de begrippen producenten, consumenten en reducenten beschrijven.
  • aangeven welke rol producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen spelen.
  • twee voorbeelden van reducenten noemen.
Voedselweb en voedselketen
  • beschrijven wat gedrag, een prikkel en motivatie is.
  • uitleggen wat het gedrag van een dier te maken heeft met zijn uiterlijk en leefomgeving.
  • broedzorggedrag, territoriumgedrag, voortplantingsgedrag en trekgedrag herkennen.
  • twee manieren noemen waarop een gedragsonderzoeker de gegevens van een gedragsonderzoek kan noteren.
Diergedrag

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met drie opdrachten en de afsluiting.
In de tabel staat per onderdeel hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Opdracht: Levenskenmerken 2 Toets
Opdracht: Voedselweb en -keten 2 Voedselweb maken
Opdracht: Diergedrag 4 à 5 Toets
Video-analyse
Afsluiting 3 Presentatie
Diagnostische toets 1  
Totaal aantal lesuren 12-13  

Opdrachten

Levenskenmerken

Levenskenmerken

Intro

Bekijk het volgende filmpje. In het filmpje zie je twee honden.
Eén hond leeft, de ander leeft niet. Wat is eigenlijk het verschil, waardoor we zeggen: Dit leeft en dat leeft niet? Bespreek dit met een klasgenoot.
Benoem minimaal 3 punten die aangeven dat iets leeft.

Video: Leven en niet leven

 

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Na deze opdracht kan ik:

  • negen levenskenmerken noemen.
  • met eigen woorden vertellen wat elk levenskenmerk inhoudt.
  • aangeven wanneer iets dood, levend of levenloos is.
  • bij een levend wezen herkennen welke levenskenmerken aanwezig zijn.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kun je in een oefening aangeven welke levenskenmerken er zijn.
Stap 2 Je kunt aangeven of dingen die je ziet op een afbeelding levend, dood of levenloos zijn.
Stap 3 Je kunt aangeven wanneer er sprake is van groei en wanneer er sprake is van ontwikkeling.
Stap 4 Je kunt aangeven op welke manier de hagedis in de video waarneemt en reageert.
Stap 5 Je ziet verschillende video's over het voortplanten van organismen. Je kunt aangeven welke manier van voortplanten bij welke video hoort.
Afronding
Onderdeel Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht Je maakt een diagnostische toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Levenskenmerken

Levensverschijnselen
Bij biologie kijken we naar leven.
Biologie betekent: leer van het leven.
Maar wanneer is iets levend?

Bestudeer de Kennisbank op het volgende onderdeel:

Levenskenmerken

Maak de volgende oefening.

 

Stap 2: Levend, dood of levenloos?

Gevoelsmatig weet je vast wel wat wordt bedoeld met levend, dood en levenloos. Vooral bij levend en dood heb je gelijk een idee.

Maak onderstaande oefeningen.

 

Stap 3: Groeien en ontwikkelen

Groeien en ontwikkelen
Groeien en ontwikkelen zijn twee levenskenmerken.
Ze worden regelmatig door elkaar gehaald.

Bij groei wordt een organisme groter en zwaarder.
Bij ontwikkeling verandert een organisme van vorm.

Bekijk het filmpje over de erwt op Schooltv. Zie jij het verschil tussen groeien en ontwikkelen? Bespreek het met een klasgenoot. Maak daarna samen de oefening.

Video: Kiemende erwt


Stap 4: Waarnemen en reageren

Waarnemen en reageren
Reageren betekent dat een organisme iets doet of dat er in het lichaam van het organisme iets verandert, als er in de omgeving iets verandert.
Je bent dan eerst aan het waarnemen en daarna aan het reageren.

Bekijk het filmpje.
In het filmpje zie je een woestijnhagedis.
De hagedis reageert op een verandering in de omgeving.

Bespreek met een klasgenoot hoe de hagedis reageert op:

  • het heter worden van het zand.
  • het geritsel van dode planten.
  • een bewegend insect.


Video: Woestijnhagedis op jacht

Stap 5: Voortplanten

Afronding

Begrippenlijst

Levenskenmerken

Dood
Een organisme is dood als het geen levenskenmerken meer vertoont.

Levend
Iets dat levenskenmerken vertoont. Het hoeft niet alle levenskenmerken tegelijk te vertonen.

Levenloos
Iets dat nooit geleefd heeft, is levenloos.

Levenskenmerken
Een levenskenmerk is een teken van leven in een organisme.
Een ander woord voor levenskenmerken is levensverschijnselen.
Er zijn negen levenskenmerken:

  • ademhalen

  • bewegen

  • eten/voeden

  • groeien

  • ontwikkelen

  • reageren

  • uitscheiden

  • reageren

  • waarnemen

Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levenskenmerken.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een diagnostische toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je de vraag over wanneer iets leeft of niet leeft goed beantwoord?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat je al wist.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het een moeilijke toets? Was je tevreden over het resultaat? Zo niet, wat heb je daar dan aan gedaan?

Voedselweb en voedselketen

Voedselweb en -keten

Intro

Sommige dieren eten planten. Sommige dieren eten andere dieren.
In deze opdracht kijk je naar voedselrelaties.
Voedselrelaties tussen planten en dieren, maar ook tussen verschillende soorten dieren.
Je leert hoe je die relaties kunt weergeven in een voedselweb en in een voedselketen.

Kijk maar eens naar de video over de egel.
Denk ondertussen na over deze stelling: De egel staat bovenaan in een voedselweb.
Bespreek de stelling met een klasgenoot. Denken jullie dat deze stelling klopt? Waarom wel of waarom niet? Het antwoord staat bij 'Terugkijken'.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • de begrippen voedselketen en voedselweb beschrijven.
  • de begrippen producenten, consumenten en reducenten beschrijven.
  • beschrijven wat de rol is van producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen.
  • twee voorbeelden van reducenten noemen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 De informatie die je leest in de Kennisbank over voedselweb en voedselketen kun je gebruiken bij het maken van vragen over dit onderwerp.
Stap 2 Je kunt aangeven welke rol de levensstijl van het ene organisme heeft op de levensstijl van een ander organisme.
Stap 3 Je geeft aan welke rol reducenten hebben in een voedselketen en gaat op zoek naar voorbeelden van reducenten.
Afronding
Onderdeel Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen van de opdracht voedselweb en -keten.
Eindopdracht Je maakt met een klasgenoot een voedselweb.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Voedselweb en voedselketen

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de vier pagina's van het onderdeel voedselweb en voedselketen.

Voedselweb en voedselketen

Maak de volgende oefening.

Stap 2: Gevolgen

Voedselweb en voedselketen
Met een voedselweb kun je laten zien wat er gebeurt als een onderdeel wegvalt.

Bijvoorbeeld:
Er ontstaat een konijnenziekte die alle konijnen laat verdwijnen.
Er wordt dan geen onkruid meer gegeten en sommige plekken groeien dicht.  

Stap 3: Bodemdieren en reducenten

Bij de consumenten horen ook afvaleters. Zij leven van dode planten en dieren. Ze ruimen als het ware 'de rotzooi' op.

Veel bodemdiertjes zijn afvaleters. Kijk maar eens naar de video op de site van Schooltv. Zorg dat je na het kijken een voorbeeld van een bodemdier kan geven.

 

Video: Ondergrondse beestjes

Afronding

Begrippenlijst

Voedselweb en voedselketen

Consumenten
Organismen die andere organismen als voedsel gebruiken.
Producenten
Planten zijn producenten. Het zijn organismen die zelf voedsel maken. Planten maken hun eigen voedsel van koolstofdioxide, water en zonlicht. En ze hebben er stoffen uit de grond bij nodig (mineralen). Deze stoffen worden gemaakt door reducenten.
Reducenten
Reducenten staan aan het eind van de voedselketen. Bacteriën en schimmels zijn reducenten. Deze organismen maken van materialen die overblijven van planten en dieren stoffen (mineralen) waar planten weer van kunnen leven.
Voedselketen
Een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.
Voedselweb
Geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap.

Eindopdracht: Voedselweb

Als eindproduct van deze opdracht maken jullie samen een voedselweb.
In het voedselweb zet je organismen die jullie rond de school zouden kunnen tegenkomen.
Ga op internet op zoek naar passende afbeeldingen. Print ze of teken ze na.

Plak de afbeeldingen op een groot papier. Zet de namen van de organismen onder de afbeeldingen.
Verbind de organismen met pijlen. Zorg dat de pijlen in de juiste richting wijzen!

Laat jullie voedselweb beoordelen door twee klasgenoten. Beoordeel ook hun voedselweb.
Geef op een goede manier commentaar.
Pas jullie voedselweb eventueel nog wat aan.

Beoordeling
Bij de beoordeling van het voedselweb gebruikt je docent de volgende vragen:

  • Bevat het voedselweb minimaal vijf organismen?
  • Staan er in het voedselweb zowel producenten als consumenten?
  • Kloppen de pijlen die tussen de organismen staan?
  • Is het voedselweb met zorg gemaakt?


Klaar?
Laat het voedselweb beoordelen door jullie docent.

Terugkijken

Intro

  • Waren jij en je klasgenoot het eens over de stelling? Zo niet, hebben jullie elkaar kunnen overtuigen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het fijn om de opdracht met z'n tweeën te doen?
    Hoe verliep de samenwerking?

Diergedrag

Diergedrag

Intro

Wat doe je als je trek hebt? Juist! Dan ga je eten.
Als je dorst hebt drink je, als je moe bent ga je slapen.

Ook bescherm je je huis door de deur op slot te doen.
Net als je fiets als je hem bijvoorbeeld bij school in de stalling zet.  
Zo zorg je dat jouw spullen en jouw ruimte veilig blijven.

Allemaal heel erg logisch! Maar hoe werkt dat voor dieren?
Hoe zorgen zij ervoor dat hun leefomgeving veilig is?
Hoe zorgen ze dat hun jongen voldoende eten?

Kortom: hoe zorgen zij voor een goed contact met hun omgeving?

Dat heeft allemaal te maken met het gedrag van dieren.
Hoe dit werkt, leer je in deze opdracht.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • beschrijven wat gedrag, een prikkel en motivatie is.
  • uitleggen wat het gedrag van een dier te maken heeft met zijn uiterlijk en leefomgeving.
  • broedzorggedrag, territoriumgedrag, voortplantingsgedrag en trekgedrag herkennen.
  • twee manieren noemen waarop een gedragsonderzoeker de gegevens van een gedragsonderzoek kan noteren.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert verschillende foto's van dieren en probeert hun gedrag te verwoorden.
Stap 2 Je leest in de Kennisbank over prikkels, gedrag en motivatie. Je kunt daarna aangeven wanneer er sprake is van gedrag.
Stap 3 Je ontdekt waarom dieren bepaald gedrag vertonen.
Stap 4 Je leert dat je gedrag kunt noteren in een ethogram of protocol.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de Kennisbanken en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt een diagnostische toets over deze opdracht.
Eindopdracht B Je zoekt en analyseert een video over diergedrag.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden:

Eindopdracht B: Google-document: Diergedrag Eindopdracht B.

Tijd
Twee lesuren.

Aan de slag

Stap 1: Gedrag bij dieren

In de intro van deze opdracht hadden we het al over gedrag van mensen en dieren.

Hoe zorgen dieren nou dat ze voldoende eten en een veilige leefomgeving hebben?
Dat heeft allemaal te maken met hun gedrag. In de volgende oefening zie je verschillende vormen van gedrag.

Geef elke keer aan welke boodschap het dier wil laten zien.

 

 

Stap 2: Prikkels en motivatie

In de opdracht van stap 1 heb je gezien dat dieren verschillend gedrag laten zien.

Dieren kunnen hiervoor gebruikmaken van hun uiterlijk; zoals de mooie veren van de pauw.

Maar dieren kunnen ook door middel van hun gedrag laten zien wat ze bedoelen.
Denk maar aan de moederhond die haar tanden liet zien.

Gedrag is alles wat een mens of dier doet.

Bestudeer uit de kennisbank biologie het onderdeel.

Wat is gedrag?

In de kennisbank heb je gelezen dat gedrag vaak komt door een prikkel en door motivatie.

Bij een prikkel uit de omgeving gebeurt er iets rondom het dier, waar hij op reageert.
Zo valt een vos een andere vos aan die in zijn territorium komt.

Prikkel: een andere vos (in mijn territorium)
Gedrag: in de aanval!

Maar een vos kan ook gedrag laten zien door motivatie.
Motivatie komt uit je eigen lichaam.
Zo gaat de vos op jacht naar eten als hij honger heeft.

Motivatie: ik heb honger.
Gedrag: op jacht naar eten.

Maak nu de volgende oefeningen.

Stap 3: Doel van gedrag

Eten, slapen, vijanden verslaan. Dieren willen met hun gedrag iets bereiken.
Het gedrag van dieren heeft dus een doel.

Lees uit de kennisbank 'Wat is gedrag?' de volgende pagina:

  • Signalen uitzenden

Wat is gedrag?

Lees uit de kennisbank 'Voortplanting bij dieren' de volgende pagina's:

  • Weinig broedzorg
  • Veel broedzorg
  • Balts

Voortplanting bij dieren

Maak nu de volgende oefeningen.
De vragen gaan over de informatie die je net in de kennisbank hebt gelezen.

Stap 4: Ethogram en protocol

Als je het gedrag van dieren bestudeert is het belangrijk om zo precies mogelijk op te schrijven wat je ziet.
Het is dan belangrijk dat je niet je mening geeft, maar de feiten opschrijft.

Gedragsdeskundigen kunnen bij het observeren van dieren twee verschillende verslagen maken.

De eerste optie is een ethogram.
Hierin geef je een omschrijving van het gedrag van een dier.

Ook kan je een protocol gebruiken.
Dit is een lijst van gedragselementen.
Deze elementen schrijf je op in de volgorde waarin ze plaatsvinden.

Lees maar eens de volgende twee bladzijden uit de kennisbank 'Wat is gedrag?'.

  • Ethogram
  • Protocol

Wat is gedrag?

Afronding

Begrippenlijst

Wat is gedrag?

Voortplanting bij dieren

Balts
Gedrag dat voorafgaat aan de voortplanting (paring): verleiden of versieren van een partner.
Broedzorggedrag
Dieren zorgen voor hun jongen. Ze geven hen voedsel, warmte en veiligheid.
Ethogram
Nauwkeurige beschrijving van alle gedragingen van een dier.
Gedrag
Alles wat een mens of dier doet, zoals eten, lopen, slapen en zitten.
Motivatie
De inwendige prikkel om tot gedrag te komen.
Prikkel
Vanuit een intern of extern milieu afkomstig signaal.
Protocol
Een door een onderzoeker gemaakte lijst van gedragselementen in de waargenomen volgorde.
Territorium
Een gebied van een dier om voedsel te zoeken en jongen te verzorgen. Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Verdediging bij vogels door zang (roodborst), dreigen of vechten. Verdediging bij bijvoorbeeld de hond ook door geur.
Territoriumgedrag Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Verdediging bij vogels door zang (roodborst), dreigen of vechten. Verdediging bij bijvoorbeeld de hond ook door geur.
Trekgedrag
De verhuizing van een dier naar een andere leefomgeving om meer voedsel te verzamelen of vanwege weersveranderingen. Bijvoorbeeld de vogeltrek naar het Zuiden in de herfst en winter.
Voortplantingsgedrag
Gedrag dat te maken heeft met voortplanting. Onder andere de balts, het bouwen van nesten en de paring.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A is een diagnostische toets.

Succes!

Eindopdracht B: Video's gedrag

Als eindopdracht B ga je op zoek naar video's die passen bij de verschillende soorten gedrag die je in deze opdracht hebt geleerd.

Kijk eens naar de volgende video.
In de video zie je een moedereend die haar kuikentjes beschermt tegen aanvallende kraaien.

Beschrijf van de video de volgende punten. Noteer je antwoorden in dit Google-document: Diergedrag Eindopdracht B.

  • Wat is de prikkel die de eend binnen krijgt?
  • Wat is het gedrag dat de eend daarna laat zien?
  • Is er sprake van broedzorggedrag, territoriumgedrag, voortplantingsgedrag of trekgedrag? (Kunnen er ook meer dan één zijn).
  • Wat is de motivatie van de kraai?
  • Wat is het gedrag dat de kraai dan laat zien?

Zoek nu op Youtube of SchoolTV nog een video waarin diergedrag te zien is. Gebruik als zoekopdracht bijvoorbeeld de woorden: dieren+natuur.

Kopieer de link van je video in je Google document.
Beantwoord voor jouw video de volgende punten.

  • Wat is de prikkel die het dier binnen krijgt?
  • Wat is het gedrag dat het dier daardoor laat zien?
  • Is er sprake van broedzorggedrag, territoriumgedrag, voortplantingsgedrag of trekgedrag? (Kunnen er ook meer dan één zijn).
  • Wat is de motivatie die het dier heeft?
  • Wat is het gedrag dat het dier daardoor laat zien?

Beoordeling:
Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • Je hebt de punten van de video over de eend netjes en duidelijk beantwoord in Google-document
  • Je hebt een video uitgezocht die een duidelijk diergedrag laat zien.
  • Van deze video heb je de punten allemaal behandeld.

Terugkijken

Intro

  • Lukte het om de verschillende kenmerken en het bijbehorende gedrag te ontdekken op de foto's? Bekijk de foto's nogmaals. Kun je nu ook aangeven welk soort gedrag hierbij hoort?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was. Schrijf ook op wat je al wist.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Is het gelukt om een voldoende te scoren voor de toets? Zo niet, wat heb je daarna gedaan om toch een voldoende te kunnen halen?
    B: Hoe vond je het om het gedrag van een dier vanuit een video te bepalen? Is het gelukt om een geschikte video te vinden? Vond je dat lastig of ging dat eigenlijk wel vrij makkelijk? Was je achteraf tevreden met de video die je gebruikt had? Waarom wel/niet?

Afsluiting

Kennisbank: Omgeving

De theorie van dit thema vind je in de volgende onderdelen van de Kennisbank biologie:

Levenskenmerken

Voedselweb en voedselketen

Diergedrag

Voortplanting bij dieren

 

 

 

 

Eindopdracht

Als eindopdracht ga je een presentatie geven over een dier naar keuze.

Als eerste kies je een dier. Het mag een huisdier zijn, maar ook een dier uit je omgeving, een dier dat veel in je tuin voorkomt, een dier uit de dierentuin/kinderboerderij, een dier ...
Lees voordat je je keuze maakt eerst de punten hieronder door.

  • Maak in een (Google-)document een beschrijving van het dier. Noteer hoe het dier er uit ziet, waar het leeft en alle andere informatie die je weet.
  • Noteer de negen levenskenmerken van het dier. Geef van elke levenskenmerk een uitleg.
  • Noteer de positie van het dier in een voedselketen. Welk dier staat boven het dier? Welk dier eronder? Deze vraag is misschien lastig te beantwoorden als je een huisdier hebt gekozen. Maar probeer je dan voor te stellen waar dit dier zou leven in het wild.
  • Noteer of het dier een producent of een consument is. Leg je antwoord ook uit.
  • Maak een video van 5 minuten van het dier. Noteer daarna een voorbeeld van prikkel/gedrag en motivatie/gedrag. Bewaar je video voor je presentatie.
  • Noteer wat het gedrag van het dier te maken heeft met zijn leefomgeving.
  • Controleer of je in je document alle bovenstaande punten hebt opgeschreven.
  • Ga dan aan de slag met je presentatie. In je presentatie moet je de punten die je in je document hebt geschreven laten zien.
  • Lees eerst in de gereedschapskist hieronder de tips voor het maken van een presentatie.
  • Verwerk nu in je presentatie:
    1. De korte uitleg over je dier.
    2. De negen levenskenmerken met uitleg
    3. De voedselketen
    4. Is je dier een producent/consument? Waarom?
    5. De video van 5 minuten met prikkel/gedrag en motivatie/gedrag.
    6. Wat heeft het gedrag met de leefomgeving te maken?
  • Overleg met je docent wanneer je je presentatie geeft en hoe lang deze mag duren.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

  • Je hebt punt 1 t/m 6 laten zien in je presentatie.
  • Je presentatie is duidelijk en niet te lang.
  • Je bent goed verstaanbaar.
  • Kijk voor verdere beoordeling in de beoordelingstabel in de gereedschapskist.

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

D-toets

Je sluit het thema Omgeving af met het maken van een diagnostische toets.

Terugkijken

Het thema 'Omgeving' is afgerond.

Beantwoord daarna de volgende vragen. Bespreek je antwoorden daarna met een klasgenoot of met de docent.

  • Welke leerdoelen beheers je na dit thema?
  • Welke leerdoelen vind je lastig? Welke vragen heb je daar nog over? Noteer je vragen.
  • Welke opdracht uit het thema vond je het leukst? Leg uit waarom je die opdracht leuk vond.
  • Welke opdracht van het thema vond je het moeilijkst? Leg uit wat er moeilijk aan was.
  • Ben je tevreden over de samenwerking met klasgenoten? Leg uit waarom de samenwerking wel/niet goed liep.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.

 

Leerlingen voor leerlingen

Video: Energiestroom in een voedselketen

SchoolTV

Op de website van SchoolTV zijn veel verschillende video's te vinden over het thema Omgeving.
We hebben een aantal interessante video's voor je op een rijtje gezet:

Youtube

Op youtube staan talloze filmpjes die passen binnen dit thema. We zetten er een aantal op een rijtje:

  • Een video van biologielessen.nl over de rol van producenten, consumenten en reducenten.
  • Uitleg over het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb.
  • De levensverschijnselen.

 

  • Het arrangement Thema 1 Omgeving - vmbo-b12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-06 21:55:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Wat doe je bij biologie?' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de stercollecties. Voor biologie voor vmbo-b12. Dit thema gaat over omgeving. Dit thema bestaat uit drie onderwerpen. Het eerste onderwerp is levenskenmerken, hierbij kan je levenskenmerken benoemen en aangeven wanneer iets leeft, levenloos of dood is. Het tweede onderwerp is voedselweb en voedselketen, hierbij leer je deze begrippen te beschrijven en leer je wat een producent, reducent en een consument is en welke rol ze vervullen in een voedselketen. Het laatste onderwerp is diergedrag, hierbij leer je wat het gedrag van een dier te maken heeft met zijn uiterlijk en leefomgeving.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Groei en ontwikkeling; Reproductie en evolutie; Dynamisch evenwicht; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling; Reproductie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    12 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, diergedrag, leerlijn, levenskenmerken, omgeving, stercollectie, vmbo-b12, voedselketen, voedselweb

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2025).

    Diergedrag vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/133029/Diergedrag__vmbo_b12

    VO-content Biologie. (2025).

    Levenskenmerken vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/62353/Levenskenmerken__vmbo_b12

    VO-content Biologie. (2025).

    Voedselweb en -keten vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/62387/Voedselweb_en__keten__vmbo_b12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Omgeving

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.