Opdracht: Geld - vmbo-kgt34

Opdracht: Geld - vmbo-kgt34

Geld

Intro

Als een Italiaanse koopman in de 13de eeuw wol kocht op de markt in Brugge, dan werden de gouden munten waarmee hij betaalde gewogen. 

Wat denk jij?

  • Waarom werden de munten gewogen?
  • Waarom worden de munten tegenwoordig niet meer gewogen?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de metaalwaarde/papierwaarde van munten en bankbiljetten vergelijken met de waarde die op de munt/het biljet staat afgebeeld.
  • het begrip euroland omschrijven.
  • (met een voorbeeld) duidelijk maken wat het verschil tussen chartaal geld en giraal geld is.
  • voorbeelden van giraal betalen noemen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Waarom mag de waarde van het materiaal van een munt niet groter zijn dan het bedrag dat op de munt staat?

Stap 2

Wat wordt bedoeld met eurolanden?

Stap 3

Op welke manieren kun je giraal betalen?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Eindopdracht A

Maak de toets.

Eindopdracht B

Een eindproduct maken over de geschiedenis van de gulden.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Munten en bankbiljetten

Om het kopen en verkopen van producten beter te laten verlopen, zijn er munten en bankbiljetten in omloop gebracht.

Van de eerste munten was de waarde van het metaal waarvan de munt gemaakt was, gelijk aan het bedrag dat op de munt stond. Van de munten die we nu gebruiken, is de materiaalwaarde lager dan het bedrag dat op de munt staat afgebeeld.

Ook bij bankbiljetten geldt dat de waarde van het papier waarvan het biljet gemaakt is lager is dan het bedrag dat op het bankbiljet gedrukt staat.

Bekijk de video.

Stap 2: Eurolanden

In Europa werkt een aantal landen op verschillende terreinen samen in de Europese Unie.

Resultaat van de samenwerking is onder andere de invoering van een gemeenschappelijke munt: de euro.
Je kunt niet in alle EU landen met de euro betalen.
De landen van de EU waar het wel kan, staan bekend als de eurolanden

Doe de oefeningen.

Stap 3: Chartaal en giraal geld

Bestudeer uit de Kennisbank economie de pagina 'Betalen' in het volgende onderdeel.
Bekijk ook de video op de pagina 'Giraal en chartaal geld'.

Geld en betalen


Beantwoord de vragen in de oefeningen.

Afronding

Eindopdracht A: Toets

De opdracht sluit je af met een toets.

Eindopdracht B: Een stukje geschiedenis

Lees de volgende informatie.

In het jaar 1325 laat Jan III van Brabant de eerste gulden maken. De eerste gulden is van goud en lijkt op de Italiaanse munten die in Florence werden gemaakt. De gulden werd daarom ook wel florijn genoemd.

In 1542 laat Karel V de zilveren Karolus-gulden slaan. De gulden is twintig stuivers waard. Voor het eerst staat de regerend vorst op de munt.

In 1814 wordt De Nederlandsche Bank opgericht. Het eerste bankbiljet wordt gedrukt; het is een bankbiljet van duizend euro. Twee jaar later, in 1816, wordt de cent ingevoerd. Afgesproken wordt dat de gulden honderd centen waard is.

Vanaf 1968 is de gulden niet meer van zilver; de guldens worden vanaf dat jaar van nikkel gemaakt.

In het jaar 2002 verdwijnt de gulden: de gulden wordt vervangen door de euro.


Maak een eindproduct waarin je antwoord geeft op de volgende vragen.

  1. Hoeveel jaar is de gulden in Nederland gebruikt als betaalmiddel?
  2. Waarom gebruikten we het f-teken voor de gulden?
  3. Wie was de laatste vorstin die stond afgebeeld op de gulden?
  4. Zoek afbeeldingen van een zilveren gulden en van een nikkelen gulden.
  5. Waarom, denk je, heeft men in 1968 besloten de gulden niet meer van zilver, maar van nikkel te maken?

Verwerk de antwoorden in een eindproduct naar keuze.

Beoordeling
Overleg met je docent hoe het eindproduct beoordeeld wordt.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro nog eens door.
    Past de intro goed bij de opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Ga na of je een omschrijving kunt geven van de genoemde begrippen.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Welke stap kostte veel tijd? Hoe kwam dat?
  • Inhoud
    Wist je dat men voor 2002 in Nederland met de gulden betaalde?
    Heb jullie thuis nog 'oud geld'? Waarom hebben jullie het niet ingeleverd?
  • Afronding - Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gemaakt?
    A Toets: Wist je alle antwoorden?
    B Geschiedenis: Wat voor eindproduct heb je gemaakt?
     
  • Het arrangement Opdracht: Geld - vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-12-21 12:55:48
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Geld en banken', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie vmbo-kgt34. De opdracht begint met een intro, waarbij je gaat nadenken over het wegen van munten. Dit antwoord bespreek je met een klasgenoot. De opdracht bestaat uit drie verschillende stappen met bijbehorende opdrachten, een eindopdracht en een reflectie. Bij stap 1 is er een opdracht over munten en bankbiljetten. Hier wordt een vraag gesteld over bepaalde muntstukken. Bij stap 2 is er een opdracht over eurolanden. Hier worden vragen gesteld over oud geld en euromunten. Bij stap 3 is er een opdracht over chartaal en giraal geld. Deze begrippen worden eerst uitgelegd, en vervolgens worden hier vragen over gesteld. Na deze drie stappen komt de eerste eindopdracht: De Toets. Hier worden acht meerkeuzevragen gesteld over de stof van de opdracht: Geld. Dan komt de tweede eindopdracht: Een stukje geschiedenis. Hier moet je over verschillende vragen nadenken die te maken hebben met de gulden. Deze antwoorden verwerk je in een eindproduct naar keuze. Uiteindelijk wordt er nog teruggekeken naar de opdracht, dus hoe ging het? En kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Consumptie en consumenten-organisaties; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, bankbiljetten, chartaal geld, economie, euroland, geld, geld en banken, giraal geld, munten, stercollectie