Inkomsten overheid vmbo12

Inkomsten overheid vmbo12

Inkomsten overheid

Vooraf

De overheid levert allerlei overheidsproducten, zoals wegen, onderwijs, zorg, enzovoorts. Om die overheidsproducten te kunnen leveren, heeft de overheid geld nodig. Wat weet je al over de vraag hoe de overheid aan haar geld komt?

Leerdoel
Na deze opdracht kun je:

  • met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen
  • uitleggen wat wordt bedoeld met belasting heffen op basis van het draagkrachtbeginsel.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met belasting heffen op basis van het profijtbeginsel.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je de toets ‘Inkomsten van de overheid’.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Je hebt een voldoende voor de toets als je minimaal 80% van de punten haalt.

 

 

 

 

 

Activiteiten

Stap Groepsgrootte  Activiteit
Stap 1   Alleen Kennisbank over de inkomsten van de overheid bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Van 2 personen met verschillende standpunten beslissen wie jij vindt dat gelijk heeft.
Stap 3 Alleen Vragen over BTW beantwoorden
Stap 4 Alleen Kennisbanken over de principes van belastingheffing bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 5 Alleen vragen over een tabel over inkomstenbelasting beantwoorden.
Stap 6 Alleen Filmpje over de belastingsdienst kijken en de belangrijkste activiteiten van de belastingsdienst opschrijven.
Stap 7 Samen Toets over de inkomsten van de overheid maken.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2,5 uur nodig.

Stap 1: Inkomsten overheid

Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel:

KB: Inkomsten overheid

Beantwoord nu de volgende vragen.

Toets:Inkomsten overheid


In het cirkeldiagram hieronder zie je de inkomsten van de overheid in 2010 in miljarden euro’s.
Gebruik de gegevens uit het cirkeldiagram bij het beantwoorden van de volgende vragen.

Toets: Inkomsten overheid - 2

Start

Stap 2: Loon- en inkomstenbelasting

Loonbelasting en inkomstenbelasting zijn allebei voorbeelden van directe belastingen.
Ito en Jeffrey hebben een discussie over het verschil tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting.

Volgens Ito is voor iemand die in loondienst is de loonbelasting altijd gelijk aan de inkomstenbelasting. Jeffrey is het niet met haar eens.
Volgens hem is de inkomstenbelasting altijd hoger dan de loonbelasting.

Wie heeft volgens jou gelijk?
Of hebben ze geen van beide gelijk? En wat is dan wel juist?

Stap 3: Inclusief of exclusief btw

Als je een product koopt, betaal je btw. Voor de meeste producten is de btw 21%.
Met behulp van onderstaand schema,
kun je prijzen zonder btw omrekenen naar prijzen met 21% btw en omgekeerd.

  1. Een loodgieter rekent € 40,- per uur zonder 21% btw.
    Hoeveel is de uurprijs met btw?
  2. Je koopt een trui. De trui ligt in de winkel voor € 69,-.
    Hoeveel is de prijs zonder 21% btw?
    Hoeveel btw moet de verkoper aan de overheid afdragen?

Schilders mogen van de overheid 6% in plaats van 21% btw rekenen.
Op veel boeken zit ook geen 21%, maar 6% btw.

Maak nu zelf een schema,
waarmee je prijzen zonder btw kunt omrekenen naar prijzen met 6% btw en omgekeerd.

  1. Een schilder rekent € 40,- per uur zonder 6% btw.
    Hoeveel is de uurprijs met btw?
  2. Je koopt een boek.
    Het boek ligt in de winkel voor € 14,50.
    Hoeveel is de prijs zonder 6% btw?
    Hoeveel btw moet de verkoper aan de overheid afdragen?

Stap 4: Principes belastingheffing

Ga naar de kennisbank economie en bestudeer de uitleg van het onderdeel

KB: Principes belastingheffing

Beantwoord nu de volgende vragen.

 

Toets:Toets

Stap 5: Draagkrachtbeginsel

De inkomstenbelasting is een voorbeeld van een belasting die uit gaat van het draagkrachtbeginsel.
Het is ook een voorbeeld van een progressieve belasting.
Dat wil zeggen dat iemand met een hoog inkomen procentueel meer belasting betaalt,
dan iemand met een laag inkomen.

Bekijk de volgende drie gevallen.

    Persoon 1   Persoon 2  
1 Belastbaar inkomen €30.000,-   €60.000,-  
  Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €15.000,- ... %
2 Belastbaar inkomen €30.000,-   €60.000,-  
  Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €18.000,- ... %..
3 Belastbaar inkomen €30.000,-   €60.000,-  
  Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €21.000,- ... %..

 

Je ziet dat persoon I € 30.000,- verdient en 30% daarvan aan belasting betaalt.
Bereken per situatie hoeveel procent belasting persoon II betaalt.
In welk(e) geval(len) is er sprake van een belastingheffing volgens het draagkrachtbeginsel?
Leg je antwoord uit.

Stap 6: De belastingdienst

Belasting betalen doe je via een belastingaangifte.
De belastingen komen op het bureau van de belastinginspecteur.
Die kijkt of je aangifte klopt.

Bekijk het filmpje ‘Wat doet de belastingdienst?’ op de website van SchoolTV.

Kijk eventueel ook nog even op de website van de belastingdienst:
www.belastingdienst.nl .
Schrijf de belangrijkste activiteiten van de belastingdienst op een rijtje.

Stap 7: Eindproduct

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Je moet 80% van de punten halen voor een voldoende.
Heb je een voldoende, print dan het certificaat.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Succes!

 

Toets:Inkomsten overheid

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
VideoBTW -Flash

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippen

Belastingen
Verplichte betalingen van mensen en bedrijven aan de overheid.
 
Directe belastingen
Belastingen op inkomen of bezit. De overheid ontvangt het geld direct van de belastingplichtige (of van zijn werkgever).
Indirecte belastingen
Zijn belastingen die je betaalt als je een product koopt. Je betaalt de belasting niet direct aan de overheid. De verkoper van het product draagt de belasting af.
Inkomstenbelasting
Belasting die je moet betalen over je inkomen.

 
Loonbelasting
Het deel van je loon dat je aan de overheid moet betalen.
 
Brutoloon
Het loon inclusief alle bedragen die je aan belastingen en premies moet betalen.
Nettoloon
Loon dat je overhoudt nadat alle bedragen die je aan belastingen en premies moet betalen eraf zijn getrokken.
Overige inkomsten
Opbrengsten uit verkoop van producten die eigendom van de staat zijn zoals aardgas.
Draagkrachtbeginsel
Belastingen op basis van het draagkrachtbeginsel gaan er vanuit dat mensen met een hoog inkomen meer belasting betalen dan mensen met een laag inkomen.
Profijtbeginsel
Belastingen op basis van het profijtbeginsel gaan er vanuit dat mensen betalen die ook echt van het gebruik van het product profiteren.
Retributie
Een directe betaling aan de overheid voor een overheidsproduct.

 

Antwoorden

Stap 3

  1. 1,21 x € 40,- = € 48,40
  2. Prijs zonder BTW: € 69,- : 1,21 ≈ € 57,02. Verkoper moet dus € 11,98 afdragen aan de overheid.
  3. 1,06 x € 40,- = € 42,40
  4. Prijs zonder BTW: € 14,50 : 1,06 ≈ € 13,68. Verkoper moet dus € 0,82 afdragen aan de overheid.

Stap 5

     Persoon 1     Persoon 2   
 1   Belastbaar inkomen  €30.000,-    €60.000,-  
   Bedrag aan belasting   €9.000,-  30%   €15.000,- ... % 
 2   Belastbaar inkomen  €30.000,-       €60.000,-     
   Bedrag aan belasting   €9.000,-  30%   €18.000,-  ... %
 3   Belastbaar inkomen  €30.000,-       €60.000,-     
   Bedrag aan belasting   €9.000,-  30%   €21.000,-   ... %

 

  1. 15.000 : 600 = 25% belasting
  2. 18.000 : 600 = 30% belasting
  3. 21.000 : 600 = 35% belasting

    Bij 3 is er sprake van belasting volgens draagvlakbeginsel, omdat je daar meer belasting betaalt als je inkomen hoger is.
  • Het arrangement Inkomsten overheid vmbo12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2018-07-16 08:58:52
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Mens en maatschappij;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare