Thema 8 Dichter bij dieren vmbo-b12

Thema 8 Dichter bij dieren vmbo-b12

Dichter bij dieren

Inleiding

Kees Stip schreef grappige gedichten over dieren. De lezer kon erom lachen. Er zijn ook dierengedichten die een andere emotie oproepen. De schrijver laat je bijvoorbeeld voelen dat zijn huisdier hem troost biedt.

Sommige mensen zijn boos, omdat dieren soms niet goed worden behandeld. Ook daar worden gedichten over geschreven. Als lezer kun je de boosheid soms voelen.

Welke emotie voel jij bij deze gedichten?

 

dag dier
Dit keer is het niet zo’n feest  
want we missen je lief beest
elke dag denken we aan jou
en op deze dierendag vragen  
wij ons af ‘waar ben je nou?’

Uit: dag dier
Schrijver: Minke Maat

 

Klein hondje
Aaien, strelen kooitje open
Klein lief kindje wou dat hondje kopen.  

Maar het kindje bleef niet klein
en het hondje wou niet langer hondje zijn.  

Zo kwam tot een dag dat een mooie grote hond
vastgebonden langs de snelweg stond.  

Schrijver: De onbekende dichter

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Dichter bij dieren.

Leerdoel Opdracht
Ik kan een leesverslag schrijven over een zelfgekozen boek. Lezen - Leesverslag
Ik kan het lijdend voorwerp in een zin herkennen. Grammatica - Lijdend voorwerp
Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen. Spelling - Voltooid deelwoord
Ik kan vergelijkingen herkennen en gebruiken. Woordenschat - Vergelijkingen

Wat ga ik doen?

Het thema 'Dichter bij dieren' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel

Tijd

Eindproduct

Inleiding

0,5 lesuur

-

Lezen - Leesverslag

3 lesuren

Leesverslag

Grammatica - Lijdend voorwerp

1 lesuur

Toets of rap

Spelling - Voltooid deelwoord

1 lesuur

Toets of tabellen

Woordenschat - Vergelijkingen

2 lesuren

Rebus

Afsluiting

1 lesuur

Gedicht

Totaal

8 à 9 lesuren

 

Opdrachten

Lezen - Leesverslag

Leesverslag

Intro

Je leert hoe je een (digitaal) leesverslag kunt maken.

Hieronder zie je drie links naar leesverslagen.
Lees ze door en bespreek daarna met een klasgenoot welk leesverslag je het beste beeld van het boek gaf.

Bespreek ook welk leesverslag de duidelijkste en netste indeling had.
 

Boek 1  
 
Achtste groepers huilen niet - Jacques Vriens
 
Boek 2
 
Op blote voeten - Maren Stoffels
 
Boek 3 Kinderjaren - Jona Oberski

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • van een boek de algemene gegevens opschrijven (titel, naam schrijver, ISBN en aantal bladzijden).
  • de inhoud van een boek samenvatten.
  • mijn mening geven over de inhoud van het boek.
  • een leesverslag schrijven over een zelfgekozen boek.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik bestudeer verschillende Kennisbankitems en leest meerdere leesverslagen.
Stap 2 Ik kies een boek voor mijn leesverslag.
Stap 3 Ik motiveer mijn keuze voor boek en verwerk dit in een tekstdocument.
Stap 4 Ik schrijf een samenvatting van mijn boek in mijn tekstbestand. Daarbij volg ik de aangegeven punten.
Stap 5 Ik schrijf mijn eigen mening over het boek op in mijn tekstbestand.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak het leesverslag van mijn gekozen boek af.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 á 3 lesuren nodig plus de tijd
die je nodig hebt voor het lezen van het boek.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Deze opdracht past zowel bij 'Schrijven' als bij 'Fictie'.

Je gaat een leesverslag schrijven.
Bestudeer eerst deze onderdelen in de Kennisbank Nederlands.
Neem in het totaal ongeveer 25 minuten voor deze stap.

Kijk ook eens op scholieren.nl naar voorbeelden van leesverslagen.

Stap 2: Boek kiezen

Je gaat straks een leesverslag schrijven.
Je moet eerst een boek kiezen waarover je het leesverslag gaat schrijven.
Kies een boek van de boekenlijst.
Je kunt ook met je docent overleggen welk boek je mag lezen.
Lees het hele boek voordat je verder gaat.

Je kunt het maken van het leesverslag het beste in drie delen verdelen:

  1. De keuze van het boek.
  2. De inhoud.
  3. Je eigen mening.

In de volgende stappen wordt steeds een van de delen verder uitgewerkt.

Stap 3: Jouw boek

Begin je leesverslag met het opschrijven van:

  • De titel van het boek.
  • De naam van de schrijver.
  • Het ISBN-nummer.
  • Het aantal bladzijden.

Maak een tekstbestand en schrijf dit alles in een bestand. Vergeet niet op te slaan. 

Geef vervolgens antwoord op de volgende vier vragen:

  1. Heb je het boek gekozen vanwege de aantrekkelijke omslag van het boek?
    Leg je antwoord uit.

  2. Vond je de titel van het boek aantrekkelijk?
    Leg uit waarom de titel je wel, of juist niet aanspreekt.

  3. Heb je voordat je je keuze maakte de tekst op de achterkant gelezen?
    Heeft die tekst invloed gehad op je keuze?
    Leg je antwoord uit.

  4. Zijn er nog andere zaken te noemen die je keuze hebben bepaald?
    Zo ja, welke zaken?

Noteer de vragen en de antwoorden in het tekstbestand en sla het geheel op.

Stap 4: Inhoud

In het tweede deel van het verslag vertel je waar het boek over gaat.
Je geeft een samenvatting van het verhaal.
Je geeft daarin de ontwikkelingen in het verhaal in grote lijnen weer.
Beantwoord in ieder geval de volgende vragen:

  1. Wie is de hoofdpersoon in het boek?

  2. Wie zijn de belangrijkste bijpersonen?
    Noem de naam.
    Geef aan in welke relatie ze tot de hoofdpersoon staan.

  3. Waar speel het verhaal zich af?

  4. Wanneer speelt het verhaal zich af?
    Wordt het verhaal chronologisch (in volgorde van toen tot nu) verteld?

  5. Wat is het belangrijkste probleem in het verhaal?
    Hoe loopt het af?

Stap 5: Eigen mening

Ten slotte vertel je wat je van het boek vond.
Je geeft antwoord op de volgende vragen:

  1. Vond je het verhaal makkelijk of moeilijk geschreven?
    Leg uit waarom.

  2. Vond je het een spannend boek?
    Waarom?

  3. Was het boek gevoelig/aangrijpend?
    Geef voorbeelden.

  4. Kwam er veel humor voor in het boek?
    Vond je dat leuk?

  5. Was het verhaal realistisch?
    Leg je anwoord uit.

  6. Wat vond je van de afloop?
    Leuk of juist niet leuk? Waarom?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Leesverslag afronden

Als eindopdracht van deze opdracht maak je je leesverslag compleet.

De tekst van je leesverslag is klaar.
Het is goed om ook enkele afbeeldingen toe te voegen.
Zoek in ieder geval een afbeelding van de omslag van het boek.
Misschien kun je ook wel een afbeelding van de auteur vinden.
Plaats de afbeeldingen in je leesverslag.

Lees nu je leesverslag nog één keer helemaal door.
Als je nog taalfouten ziet, verbeter je die natuurlijk.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je leesverslag op het volgende:

  • Je hebt goed omschreven waarom je het boek hebt gekozen.
  • Je hebt de algemene gegevens van het boek genoteerd (titel, naam van de schrijver, ISBN en aantal bladzijden).
  • Je hebt een duidelijke samenvatting van het verhaal gegeven en daarbij aandacht besteed aan de punten die in stap 4 worden genoemd.
  • Je hebt goed omschreven wat je mening is over het boek.

Klaar en tevreden?
Laat je leesverslag dan beoordelen door je docent.

 

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Heb je een van deze boeken gebruikt voor je eigen leesverslag?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 á 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort? Hoeveel tijd heb je uiteindelijk besteed aan het schrijven van het boek?
  • Inhoud
    Hoe vond je het om stapsgewijs een leesverslag te schrijven? Vond je de uitleg voldoende?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Moest je nog veel schrijven voor je leesverslag of was je al (bijna) klaar met de tekst?
    Was je tevreden over het eindresultaat?
    Is er iets wat je bij het schrijven van een volgend leesverslag anders aan zou pakken?

Grammatica - Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het lijdend voorwerp centraal. 

Als iemand aan je vertelt: 

"Sander heeft een nieuwe auto gekocht" 

Wat heeft Sander dan gekocht? Juist! Een nieuwe auto. 
Een nieuwe auto is het lijdend voorwerp in de zin. 

In de volgende video wordt het lijdend voorwerp uitgelegd. 
Let goed op! Je hebt veel aan de uitleg bij het maken van de opdracht. 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het lijdend voorwerp in een zin herkennen.
  • het verschil noemen tussen het lijdend voorwerp en het naamwoordelijk gezegde.

Wat kan ik al?

Zoals je in de video in de inleiding hebt gezien, kun je het lijdend voorwerp vinden door:
wie of wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde =  lijdend voorwerp.

Maar hoe vind je ook alweer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin?
Dat herhalen we hier kort.

Lees voor je onderstaande oefeningen maakt even de volgende kennisbanken:

Maak nu de volgende oefeningen. Scoor je onvoldoende? Lees dan nogmaals de kennisbank en maak de oefening opnieuw.
Dat zijn veelal andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik zinnen verdelen in onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
Stap 2 Ik kan het lijdend voorwerp in de zin vinden.
Stap 3 en Ik ontdek wanneer een zin een naamwoordelijk gezegde heeft en wanneer een lijdend voorwerp.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Maak de eindtoets: 'Het lijdend voorwerp'.
Eindopdracht B Ik schrijf een rap over het lijdend voorwerp.
Extra opdracht Maak de extra opdracht. Overleg met je docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Je gaat in een zin het lijdend voorwerp bepalen.
Eerst moet je dan het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp opzoeken.

Weet je het nog?
Als je twijfelt, bestudeer dan onderstaande items in de Kennisbank:

Maak de volgende oefening. In deze oefening oefen je het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp. 

Stap 2: Lijdend voorwerp

In de volgende oefening kun je oefenen om het lijdend voorwerp te vinden.
Hoe vaker je oefent, hoe beter je het kunt! Succes!

Stap 3: Geen lijdend voorwerp

Bekijk de volgende zin:

  • Dat meisje is de knapste leerling.

In deze zin zit geen lijdend voorwerp.
Er is namelijk sprake van een naamwoordelijk gezegde (ng).
Het ng in deze zin is: 'is de knapste leerling'.
Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een lijdend voorwerp.

Weet je nog wat het naamwoordelijk gezegde is?
Als je twijfelt, bestudeer dan het volgende item in de Kennisbank:

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Met eindopdracht A sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit vijftien vragen.
Je moet twaalf vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Eindopdracht B: Rap

Met eindopdracht B sluit je deze opdracht af door het schrijven van een 'rap' over het lijdend voorwerp.
De rap moet minimaal 12 zinnen hebben.
Verwerk alles wat je weet over het lijdend voorwerp in de rap.

Hier heb je alvast een begin:


Goedemorgen beste vriendjes en vriendinnetjes
deze rap gaat over een paar gekke zinnetjes
het lijdend voorwerp is het onderwerp van deze rap
geloof me deze tekst is echt en zeker niet nep
...

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van de rap op het volgende:

  • In de rap heb je verwerkt hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden.
  • In de rap heb je voorbeelden verwerkt van het lijdend voorwerp.
  • De rap bestaat uit minimaal 12 zinnen.
  • De overige beoordelingseisen vind je in het overzicht in de gereedschapskist.


Klaar?
Laat je klasgenoten, in overleg met je docent, genieten van jouw rap.

Raptekst schrijven

Een raptekst kun je goed gebruiken om je mening over een onderwerp over te brengen. Maar een rap kun je ook gebruiken om een verhaal te vertellen. 
Een rap presenteer je natuurlijk op een goede beat.

 

Extra opdrachten

Hier vind je een extra opdracht over het lijdend voorwerp.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Vond je de video al een duidelijk beeld geven van het lijdend voorwerp? Snapte je de uitleg in de video gelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Lukte het om elke keer het lijdend voorwerp te vinden in de oefeningen? Vond je de uitleg over het naamwoordelijk gezegde/lijdend voorwerp duidelijk?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten:
    A: Heb je een voldoende gescoord voor de toets? Zo niet, weet je dan waar het fout ging? Heb je de kennisbank nogmaals gelezen en opnieuw de toets gemaakt?
    B: Is het gelukt om de informatie over het lijdend voorwerp in de rap te verwerken? Had je veel aan de informatie in de gereedschapskist? Mocht je de rap voor de klas opvoeren? Hoe vond je dat?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gedaan? Ging het goed?

Spelling - Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord

Intro

In deze opdracht staat de spelling van het voltooid deelwoord centraal.

Hoe weet je nou of je 'Hij heeft het geleerd' of 'Hij heeft het geleert' schrijft?
Dat leer je in deze opdracht.
In de video krijg je alvast de eerste uitleg.
Let dus maar goed op tijdens het kijken!

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het voltooid deelwoord aanwijzen in een zin.
  • aangeven wanneer een voltooid deelwoord eindigt op 'd' of 't'.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Stap        Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik de voltooid deelwoorden op de juiste manier spellen.
Stap 2 Ik kan in een oefening aangeven hoe ik het voltooid deelwoord moet spellen.
Stap 3 Vul in de kruiswoordpuzzel de voltooid deelwoorden in.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Ik sluit de opdracht af met het maken van een toets.
Eindopdracht B Ik maak tabellen waarin ik verschillende werkwoorden en voltooid deelwoorden verwerk.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende twee oefeningen:

Stap 2: Voltooid deelwoord

Veel oefenen helpt!

Hier vind je nog een oefening over het voltooid deelwoord.
Let steeds goed op de laatste letter!

Stap 3: Kruiswoordpuzzel

Maak de kruiswoordpuzzel.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download de kruiswoordpuzzel (Bestand - Downloaden als).

De omschrijving is steeds een heel werkwoord.
Vul het voltooid deelwoord in.

  1. vernielen
  2. lopen
  3. ophalen
  4. kopen
  5. blijven
  6. gaan
  7. verhalen
  8. dienen

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Succes!

Eindopdracht B: Tabellen

Als eindopdracht B maak je in Google documenten twee tabellen met elk twee kolommen.

Aan de slag
Tik in het eerste vakje van de eerste kolom: 'hele werkwoord'.
Tik in het eerste vakje van de tweede kolom: 'voltooid deelwoord'.

  • In Tabel 1 komen minimaal acht werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord eindigt op een '-t'.
    Bijvoorbeeld: Vissen (want je schrijft: Hij heeft gevist).
  • In Tabel 2 komen minimaal acht werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord eindigt op een '-d'.
    Bijvoorbeeld: Rennen (want je schrijft: Hij heeft gerend).

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling op het volgende:

  • Zijn er twee tabellen met elk twee kolommen.
  • Zijn de tabellen netjes gemaakt.
  • Staan in tabel 1 alleen werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord eindigt op een t.
  • Staan in tabel 2 alleen werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord eindigt op een d. 
  • Zijn de werkwoorden foutloos gespeld. 

Klaar?
Lever je tabellen in bij je docent. 

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Vond je dat de uitleg in de video duidelijk was?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Kun je de regels van het voltooid deelwoord makkelijk toepassen of heb je voor jezelf ezelsbruggetjes gemaakt?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Was de toets moeilijk? Kon je de vragen goed begrijpen? Is het gelukt om een voldoende te halen?
    B: Is het gelukt om acht werkwoorden te vinden die eindigen op een t en acht werkwoorden die eindigen op een t? Waren er problemen waar je tegenaan liep bij het maken van de tabellen? Hoe heb je dat dan opgelost? Als je de opdracht opnieuw zou maken, is er dan iets wat je anders zou doen? 

Woordenschat - Vergelijkingen

Vergelijkingen

Intro

Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.
Dat betekent dat je iets beschrijft door het te vergelijken met iets anders. Zoals in het plaatje hiernaast: Zo lui als een varken.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • vergelijkingen herkennen en gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kan ik verschillende vergelijkingen maken en herkennen.
Stap 2 Oefenen helpt. Maak ook deze opdracht over vergelijkingen.
Stap 3 Ontcijfer de rebussen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak zelf een rebus bij een vergelijking.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende onderwerpen:

Maak daarna de volgende oefening.

Stap 2: Vergelijkingen met dieren

Maak ook de volgende oefening.

Stap 3: Rebus van vergelijkingen

Je gaat straks als eindproduct een rebus van een vergelijking maken.

Een rebus is een woordpuzzel.
In de woordpuzzel worden figuren gebruikt om woorden of woorddelen voor te stellen.
Door een of meerdere letters toe te voegen of weg te laten kun je er allerlei woorden van maken.

Misschien leuk om eerst een paar rebussen op te lossen?
Ben benieuwd of je er goed in bent!

 

 

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Rebus maken

Je gaat nu zelf een rebus van een vergelijking maken.
Ga als volgt te werk:

  1. Bedenk een vergelijking waarvan je de rebus wilt maken.
    Zorg dat de zin niet te kort, maar ook niet te lang is.

  2. Bedenk welke figuren je kunt gebruiken om de rebus te maken.

  3. Bedenk bij elk figuur welke letters je toe moet voegen of weg moet laten.

  4. Teken zelf de figuren of ga op zoek naar passende afbeeldingen.

  5. Zorg dat de figuren in de goede volgorde op een stuk papier komen te staan.

  6. Geef onder ieder figuur aan uit hoeveel letters het woord bestaat.
    Dit doe je door hokjes te tekenen.


Afronding
Vraag een klasgenoot of hij de rebus kan oplossen.
Vraag hem om commentaar op je rebus.
Verwerk het commentaar.

Natuurlijk los jij ook de rebus van je klasgenoot op.
Geef je klasgenoot op een goede manier feedback op zijn/haar rebus.

Beoordeling
Je docent kijkt bij de beoordeling naar de volgende punten:

  • oplosbaarheid: is de rebus op te lossen?
  • creativiteit: is de rebus origineel?
  • netheid: ziet de rebus er netjes uit?

Klaar?
Laat je rebus beoordelen door je docent.

Extra opdracht

Veel oefenen helpt.

Doe de oefening.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kende je de vergelijkingen al die je in de introductieopdracht las?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het lastig om vergelijkingen te herkennen en te gebruiken?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Is het gelukt om een vergelijking in een rebus te veranderen?
    Welk onderdeel van het maken van de rebus vond je het meest lastig? Het tekenen of juist de woorden?
    Kon je de rebus van klasgenoten oplossen?
    Hoe vond je de feedback van je klasgenoten. Heb je dit nog gebruikt om je eigen rebus te verbeteren? Waarom wel/niet?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Dichter bij dieren’ afronden.

Je maakt een dierengedicht. Deze eindopdracht maak je alleen. Je hebt hier één lesuur voor nodig. Je kunt gebruikmaken van de gereedschapskist. Daarin lees je ook waarop je gedicht beoordeeld wordt.

Aan de slag!

  1. Kies het onderwerp van je dierengedicht. Wordt het bijvoorbeeld een gedicht over jouw huisdier, een bepaalde dierensoort of dieren in het algemeen? Of gaat jouw gedicht over een onderwerp als het welzijn van dieren of het verlies van een dier?
  2. Bepaal de boodschap van je gedicht. Wat wil je de lezer laten weten? Of waarover wil je de lezer na laten denken? Bedenk alvast welke woorden je daarvoor wilt gebruiken.
  3. Bepaal welke emotie het gedicht moet oproepen. Wil je bijvoorbeeld dat de lezer gaat lachen? Of huilen? Of zich gaat schamen? En welke woorden passen bij dat gevoel?
  4. Schrijf je dierengedicht in het klad.
  5. Lees je gedicht een aantal keren hardop. Stel jezelf vragen als:
    - Klinkt het mooi?
    - Lopen de zinnen lekker?
    - Hoor je een soort ritme (zoals in een lied)?
    - Kun je nog iets verbeteren, waardoor het nog mooier wordt?
  6. Schrijf je dierengedicht in het net.        

Tip
Heb je tijd over? Maak dan een tekening bij je gedicht.

Klaar?
Lever je gedicht in bij je docent.

Gedicht maken

Een gedicht wordt vaak gebruikt om een mening over een onderwerp over te brengen. Dit kan op verschillende manieren en de zinnen hoeven niet altijd precies te rijmen. Een gedicht kun je presenteren op een poster, maar bijvoorbeeld ook op een ansichtkaart.

 

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de inleiding. Wat viel je op aan de gedichten?
    Zag je dat ook terug in het gedicht dat je hebt gebruikt voor de poster?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 8 à 9 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Wat vind je van de dierengedichten van Kees Stip?
    Zijn deze gedichten voor kinderen geschreven? Waarom denk je dat?
    Vind je het zelf leuk om gedichten te bedenken?
    Waarom denk je dat mensen gedichten lezen?

Beantwoord ook de volgende twee vragen:

  1. Hoe vond je het werken aan deze poster?
  2. Welke vaardigheden heb je geoefend met het werken aan deze opdracht?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Grammatica

Voor het onderdeel Lijdend voorwerp klik op:

Spelling

Voor het onderdeel Voltooid deelwoord klik op:

Woordenschat

Voor het onderdeel Vergelijkingen klik op:

  • Het arrangement Thema 8 Dichter bij dieren vmbo-b12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    28-11-2025 15:12:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b12. Aan de hand van opdrachten worden verschillende onderwerpen behandeld. Zo wordt er een leesverslag geschreven over een zelfgekozen boek, worden voltooid deelwoorden, vergelijkingen en het lijdend voorwerp behandeld. Deze opdrachten worden niet alleen met een toets, maar ook met creatieve opdrachten zoals het schrijven van een rap of het maken van een rebus afgesloten. De thema-afsluiting bestaat uit het maken van een poster over een dierengedicht van Kees Stip. Ook is er een diagnostische toets beschikbaar.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Techniek en woordenschat; Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Evalueren; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Literatuur; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    8 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, dichter bij dieren, leesverslag, lijdend voorwerp, nederlands, poster, stercollectie, vergelijkingen, vmbo-b12, voltooid deelwoord

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Lijdend voorwerp - vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117625/Opdracht__Grammatica___Lijdend_voorwerp___vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Lezen - Leesverslag - vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117623/Opdracht__Lezen___Leesverslag___vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spelling - Voltooid deelwoord - vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117627/Opdracht__Spelling___Voltooid_deelwoord___vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Woordenschat - Vergelijkingen - vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117629/Opdracht__Woordenschat___Vergelijkingen___vmbo_b12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Dichter bij dieren

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.