Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Dichter bij dieren’ afronden.

Je maakt een dierengedicht. Deze eindopdracht maak je alleen. Je hebt hier één lesuur voor nodig. Je kunt gebruikmaken van de gereedschapskist. Daarin lees je ook waarop je gedicht beoordeeld wordt.

Aan de slag!

  1. Kies het onderwerp van je dierengedicht. Wordt het bijvoorbeeld een gedicht over jouw huisdier, een bepaalde dierensoort of dieren in het algemeen? Of gaat jouw gedicht over een onderwerp als het welzijn van dieren of het verlies van een dier?
  2. Bepaal de boodschap van je gedicht. Wat wil je de lezer laten weten? Of waarover wil je de lezer na laten denken? Bedenk alvast welke woorden je daarvoor wilt gebruiken.
  3. Bepaal welke emotie het gedicht moet oproepen. Wil je bijvoorbeeld dat de lezer gaat lachen? Of huilen? Of zich gaat schamen? En welke woorden passen bij dat gevoel?
  4. Schrijf je dierengedicht in het klad.
  5. Lees je gedicht een aantal keren hardop. Stel jezelf vragen als:
    - Klinkt het mooi?
    - Lopen de zinnen lekker?
    - Hoor je een soort ritme (zoals in een lied)?
    - Kun je nog iets verbeteren, waardoor het nog mooier wordt?
  6. Schrijf je dierengedicht in het net.        

Tip
Heb je tijd over? Maak dan een tekening bij je gedicht.

Klaar?
Lever je gedicht in bij je docent.

Gedicht maken

Een gedicht wordt vaak gebruikt om een mening over een onderwerp over te brengen. Dit kan op verschillende manieren en de zinnen hoeven niet altijd precies te rijmen. Een gedicht kun je presenteren op een poster, maar bijvoorbeeld ook op een ansichtkaart.