Inleiding

Kees Stip (1913-2001) maakte grappige gedichten over dieren.
Hij maakte vele honderden dierengedichtjes voor de Volkskrant.
In al die dierengedichtjes speelt hij op een aparte manier met de taal.

Voorbeeld:

Op twee slakken
Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren.
Tenslotte kwam geheel ontdaan,
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
"Mijn broer is uit de bocht gevlogen."

of

Op een aap

'n Sportieve aap uit Pinderdoor
speelt in zijn elftal middenvoor.
Laatst bij een uitwedstrijd in Weert
heeft de keeper daar geprotesteerd:
“Die goal die zat niet, hij speelt gemeen!
't Was apekool: 't blijft én-én!”

 

Bespreek met een klasgenoot wat er bijzonder is aan deze gedichten. Valt je iets op? 
Hoe wordt er gerijmd in deze gedichten?