Thema 5 Wie ben ik? vmbo-b12

Thema 5 Wie ben ik? vmbo-b12

Wie ben ik?

Inleiding

Stel dat jij de hoofdpersoon bent in een boek. Over welke gebeurtenis(sen) in jouw leven zou het boek gaan? Welk leuk, grappig, verdrietig of heldhaftig verhaal moet er dan te lezen zijn? En hoe zou jij, als hoofdpersoon, worden omschreven? Zo’n boek zegt alles over wie jij bent.  

Door de eeuwen heen zijn er al veel boeken geschreven over belangrijke personen of bijzondere gebeurtenissen. Door zulke boeken komen we veel te weten over de tijd waarin die personen leefden en hoe de wereld er toen uitzag. En over wie zij waren als persoon.  

Kun jij je inleven in iemand uit het verleden? 

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Wie ben ik?

Leerdoel Opdracht
Ik kan in een tekst de hoofd- en bijfiguren herkennen. Fictie - Personages
Ik kan een zelfstandig naamwoord herkennen in een tekst. Grammatica - Zelfstandig naamwoord
Ik kan een interview houden en de resultaten verwerken in een verslag. Vaardigheden - Interview
Ik kan verwijswoorden herkennen in een tekst. Woordenschat - Verwijswoorden

Wat ga ik doen?

Het thema 'Wie ben ik' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Fictie - Personages 2 lesuren Verhaal of
document n.a.v. boek.
Grammatica - Zelfstandig naamwoord 1 lesuur Rebus of toets
Vaardigheden - Interview 3 lesuren Interview
Woordenschat - Verwijswoorden 1 lesuur Toets
Afsluiting 2 lesuren Stripverhaal
Totaal 9 à 10 lesuren  

Opdrachten

Fictie - Personages

Personages

Intro

In deze opdracht ga je meer leren over personages in boeken.

Maar wat zijn personages? Dat wordt uitgelegd in de video 'Wat is een goed personage?'.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de les kan ik:

  • in een tekst de hoofdfiguur en de bijfiguur herkennen.
  • kenmerken benoemen van een personage in een boek of verhaal.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kan ik vragen beantwoorden over hoofd- en bijfiguren.
Stap 2 Ik kan van een tekst aangeven wat de hoofd- en bijfiguren zijn.
Stap 3 en Ik kan na het lezen van het verhaal van Arendsoog aangeven wat de hoofd- en bijfiguren zijn.
Stap 4 en Ik kan eigenschappen herkennen bij personages.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Schrijf een kort verhaal met verschillende personages.
Eindopdracht B Schrijf in een document informatie over de hoofd- en bijfiguren uit een zelfgekozen boek.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Als er voor eindopdracht B nog een boek moet worden gelezen moet daar ook tijd voor worden gerekend.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Beantwoord de volgende vraag.

Stap 2: Hoofdpersonen en bijfiguren

Stap 3: Arendsoog

Stap 4: Eigenschappen

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Kort verhaal

Je schrijft een kort verhaal.
In je verhaal moeten vier personages voorkomen.
Van drie personages krijg je een omschrijving.
Je bedenkt er zelf een nieuw personage erbij.

Schrijfopdracht
Je gaat een verhaal schrijven van ongeveer 250 woorden.
In het verhaal komen de volgende drie personages voor:

  • Henk Hafkamp: de inbreker.
    Hij is nogal onhandig en gespannen. Hij is ook erg gevoelig.

  • Freddy Admiraal: de burgemeester.
    Hij is humoristisch, zorgzaam en gastvrij.

  • Keetje Admiraal: de vrouw van de burgemeester.
    Zij is dapper, roekeloos en bazig.


Bedenk zelf nog een vierde personage met een duidelijk karakter.
Begin het verhaal zo:

'Met trillende handen schoof Freddy het raam van de burgemeesterswoning nog verder open. Achter hem...'

Gebruik je fantasie. Bedenk ook een titel voor je verhaal.

Beoordeling
Klaar?
Laat je verhaal beoordelen door je docent.
Je docent let op de volgende punten:

  • Je hebt gebruik gemaakt van de drie gegeven personages.
    Je hebt in het verhaal verschillende eigenschappen van de personen een rol laten spelen.
  • Je hebt een nieuw personage gebruikt met eigen karaktereigenschappen en een eigen rol in het verhaal.
  • Het verhaal is goed geschreven en bevat niet te veel fouten.
  • Het verhaal sluit goed aan op het begin en loopt op een bepaalde manier af.

Eindopdracht B: Beschrijving figuren

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een beschrijving van een hoofdfiguur en
een bijfiguur uit een boek naar keuze.

  • Kies een boek dat past bij je leeftijd.
  • Kies een boek dat bij jou past. Het mag een spannend boek zijn, een roman of... Dat mag je zelf weten.
  • Beantwoord de volgende punten over het boek. Schrijf alles in een document dat je uiteindelijk inlevert bij je docent.
  1. Vertel waarom je voor dit boek hebt gekozen.
  2. Noteer wie of wat de hoofdfiguur is in het boek.
  3. Geef een duidelijke beschrijving van de hoofdfiguur. Als je boek duidelijk twee of meer hoofdfiguren heeft, beschrijf je deze ook.
  4. Kies een bijfiguur. Geef ook van deze figuren een duidelijke beschrijving.
  5. Geef een voorbeeld uit het boek waaruit blijkt dat de hoofdfiguur (eventueel hoofdfiguren) de echte hoofdfiguur is van dit boek. Verwerk dit in je artikel.

Beoordeling
Bij de beoordeling van je artikel let je docent op het volgende:

  • Past het boek dat je gekozen hebt bij je leeftijd?
  • Heb je in het document duidelijk omschreven waarom je voor dit boek hebt gekozen?
  • Heb je een duidelijke beschrijving gegeven van hoofd- en bijfiguur?
  • Is er een voorbeeld gegeven waaruit blijkt dat de hoofdfiguur ook daadwerkelijk de hoofdfiguur is.

Klaar?
Lever je document in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog een keer naar de video van de inleiding.
    Hoor je nu nog nieuwe informatie die verder in deze opdracht niet aan bod is gekomen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
    Had je ook nog tijd nodig voor het lezen van een boek?
  • Inhoud
    Is het je gelukt om met de uitleg in deze opdracht het verschil te zien tussen hoofd- en bijfiguren?
    Vond je dat de opdrachten je hierbij hielpen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten?
    Mocht je zelf een keuze maken of heeft je docent een keuze gemaakt tussen opdracht A en B?

    A: Heb je voor de vierde persoon in je verhaal gekozen voor iemand die als het gaat om karakter past bij een van de gegeven personen?
    Of heb je juist voor iemand gekozen die heel erg anders is dan de andere drie?

    B: Heb je een boek gekozen dat je pas gelezen hebt of een boek die je al eerder hebt gelezen?
    Kwamen er  een of meerdere hoofdfiguren voor in je boek?

Grammatica - Zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

Intro

Je leert hoe je zelfstandig naamwoorden kunt herkennen.

Maar wat zijn eigenlijk zelfstandig naamwoorden?

In de volgende video krijg je alvast een eerste uitleg.

Bespreek na het bekijken met een klasgenoot wat zelfstandig naamwoorden zijn.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • zelfstandige naamwoorden herkennen in een tekst of rebus.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Het zelfstandig naamwoord'  kan ik het zelfstandig naamwoord vinden in een zin.
Stap 2 Ik kan in een tekst alle zelfstandig naamwoorden aanwijzen.
Stap 3 Ik kan rebussen oplossen waarin zelfstandig naamwoorden staan.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Maak de toets.
Eindopdracht B en Maak een rebus en laat deze maken door een klasgenoot.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.
Extra
Extra Maak de extra oefening.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende oefening.

Stap 2: Zoekopdracht

Stap 3: Rebus

Je gaat straks als eindproduct een rebus maken.
Een rebus is een woordpuzzel.

In de woordpuzzel worden figuren gebruikt om woorden of woorddelen voor te stellen.
De figuren die worden gebruikt, stellen meestal een zelfstandig naamwoord
voor.
Door een of meerdere letters toe te voegen of weg te laten, kun je er allerlei
woorden van maken.

Misschien leuk om eerst een paar rebussen op te lossen.
Ben benieuwd of je er goed in bent.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A is een toets. 

Succes

Eindopdracht B: Rebus maken

Bij eindopdracht B ga je een rebus bedenken.

  1. Begin met het bedenken van een zin waarvan je de rebus wilt maken.
    Zorg dat de zin niet te kort, maar ook niet te lang is.
    Zorg dat er wel minimaal één zelfstandig naamwoord in je zin zit.

  2. Bedenk welke figuren je zou kunnen gebruiken om de rebus te maken.

  3. Bedenk bij elke figuur welke letters je moet toevoegen of moet weglaten.

  4. Teken zelf de figuren of ga op internet op zoek naar passende afbeeldingen.

  5. Zorg dat de figuren in de goede volgorde op een stuk papier komen te staan.

  6. Geef onder ieder figuur aan uit hoeveel letters het woord bestaat.
    Je doet dat door er hokjes onder te tekenen.

Afronden
Vraag een klasgenoot of hij de rebus kan oplossen.
Vraag hem/haar om commentaar op je rebus.
Verwerk het commentaar.

Natuurlijk los jij ook de rebus van je klasgenoot op.
Geef op een positieve manier commentaar.


Klaar?
Laat je rebus beoordelen door je docent. Beoordelingscriteria:

  • oplosbaarheid: is de rebus op te lossen?
  • creativiteit: is de rebus origineel?
  • netheid: ziet de rebus er netjes uit?
  • Staat er minimaal één zelfstandig naamwoord in de zin?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Gaf de video een duidelijk beeld van een zelfstandig naamwoord?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het lastig om de zelfstandig naamwoorden te vinden als er meer dan één in een zin staan?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    A: Kon je in de toets alle zelfstandig naamwoorden vinden?  
    B: Is het gelukt om de rebus te maken? Waar heb je de afbeeldingen gevonden? Kon je klasgenoot jouw rebus gelijk oplossen en jij die van je klasgenoot?

Vaardigheden - Interview

Interview

Intro

Deze opdracht gaat over het houden van interview.
Een interview is een vraaggesprek dat je met iemand kunt houden.

Je hebt vast wel eens een interview gezien op televisie, gehoord op de radio of gelezen in een krant.

Vaak zijn deze interviews met bekende mensen, met mensen die iets bijzonders kunnen of iets bijzonders hebben meegemaakt.

Een vraaggesprek moet je goed voorbereiden, zodat je echt te weten komt wat je nodig hebt!

In deze les gaan we ontdekken, hoe je een interview het beste kunt aanpakken.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • aangeven wat het doel is van een interview houden.
  • het verschil benoemen tussen open en gesloten vragen in een interview.
  • zelf een interview houden en het verwerken in een verslag.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kan ik vragen beantwoorden over het houden en voorbereiden van een interview.
Stap 2 en Ik ga op zoek naar goede tips voor het houden van een interview en verwerk deze in mijn werkblad.
Stap 3 Ik formuleer verschillende soorten vragen ter voorbereiding op mijn interview.
Stap 4 en Ik maak een afspraak met een klasgenoot over het houden van het interview.
Stap 5 en Ik houd het interview met een klasgenoot en zorg dat ik de antwoorden verzamel.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht en Ik rond de opdracht af door het verslag uit te werken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst het onderstaande item uit de Kennisbank Nederlands:

Beantwoord daarna de volgende drie vragen.

Stap 2: Tips voor een goed interview

Open eerst het werkblad interview

Ga nu op internet op zoek naar websites met goede tips.
Bezoek in ieder geval de volgende twee websites met interviewtips.

Noteer de tien tips die jij het belangrijkst vindt op je werkblad.
Vergelijk de tips die jij opgeschreven hebt met de tips van een klasgenoot.
Bespreek eventuele verschillen.

Stap 3: Voorbereiding

Nu ga je eerst bedenken met welk doel je je klasgenoot gaat ondervragen.
Denk bijvoorbeeld aan een sport of hobby.

Zoek informatie over dat onderwerp.
Dan kun je goede vragen stellen.

Niet alle vragen zijn hetzelfde.

  • Met open vragen laat je de geïnterviewde persoon veel vrijheid om te vertellen wat hij zelf wil.
  • Met gesloten vragen stuur je het antwoord meer in een bepaalde richting, die jij wilt.


Wat is nu precies het verschil?
Bestudeer eerst de uitleg over Open vragen en gesloten vragen.

Stel nu zelf een aantal vragen op voor je interview.
Maak een goede mix van open en gesloten vragen.
Schrijf de vragen op je werkblad in de juiste kolom.

Stap 4: Plannen

Vragen klaar?
Dan ben jij nu klaar voor het interview.

Maak eerst een afspraak met degene die je wilt interviewen.
Tijd en plaats kun je snel genoeg afspreken.
Ook kan het handig zijn om een aantal vragen van tevoren door te geven.
De geïnterviewde kan zich dan voorbereiden.
En jij hebt dan meer zekerheid dat je bruikbare antwoorden krijgt!

Is er een reden te bedenken waarom je de vragen liever NIET van tevoren opgeeft?
Bespreek dit met je klasgenoot.
Vul voor- en nadelen in op je werkblad.

 

Stap 5: Interview houden

Het is handig om het interview ook op te nemen met behulp van een recorder of ander opnameapparaat.
Je kunt dan altijd terugluisteren wat er precies is gezegd.

Toch is het misschien niet handig om alleen maar op te nemen en geen aantekeningen te maken.
Kun je bedenken waarom?
Bespreek ook dit met je klasgenoot.
Noteer jullie antwoord op je werkblad.

Tenslotte: heb je het gevoel dat je niet echt antwoord krijgt?
Of dat de geïnterviewde het antwoord ontwijkt?
Ga dan niet verder met de volgende vraag, maar: vraag door!
Hoe?

  • Stel de vraag nogmaals, maar met andere woorden, preciezer en dwingender.
  • Stel een vervolgvraag, waarin je dieper op de zaak ingaat.
    Laat je niet afschepen!


Natuurlijk probeer je de sfeer gezellig te houden.
Humor is belangrijk.
Als iemand zich op zijn gemak voelt, laat hij meer los!

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Verslag afronden

Als eindproduct van deze les schrijf je een verslag over het interview met een klasgenoot.

Misschien heb je het interview al gehouden tijdens de stappen, anders ga je nu nog het gesprek voeren.

Als het gesprek is afgelopen, begint het laatste onderdeel van je interview: je werkt de antwoorden uit tot een verslag, dat je inlevert bij je docent.

Het verslag werk je uit op het werkblad.
Een verslag kun je maken in twee vormen:

  • Directe vorm
    Je schrijft de vragen op en de antwoorden ertussen.
    De antwoorden hoef je niet letterlijk over te nemen.
    Je kunt het samenvatten.

  • Indirecte vorm
    Je maakt van de vragen en antwoorden een aaneengesloten verhaal.
    Hierbij kun je zelf meer keuzes maken.
    Je kunt het verhaal sturen in de richting van je interviewdoel.
    Je kunt overslaan wat niet belangrijk is of niet interessant genoeg.

Maak zelf je keuze en schrijf een goed verslag.

Ten slotte: vergeet niet je verslag volgens afspraak te laten lezen aan de klasgenoot die je geïnterviewd hebt. Vraag je klasgenoot ook het verslag te beoordelen met een cijfer.
Wacht zijn/haar reacties af voordat je het inlevert bij je docent.

Beoordeling
Je docent beoordeelt je verslag op de volgende punten:

  • Staan het doel van je interview en al je interviewvragen erin?
  • Zijn de antwoorden in het verslag overzichtelijk terug te vinden?
  • Heb je ook echt antwoord op je vragen gekregen?
  • Zijn de vragen en antwoorden in behoorlijk Nederlands opgesteld?
  • Maak je gebruik van open en gesloten vragen?
  • Is het interview gelezen en beoordeelt door een klasgenoot?

Klaar?
Lever je werkblad in bij je docent.

Maak je verslag af.
Plaats een of twee foto's van de geïnterviewde bij het verslag.

Vergeet niet, je verslag te laten lezen aan de geïnterviewde.
Wacht zijn/haar reacties af voordat je het inlevert bij je docent.

Laat je interview beoordelen door je docent.
Je docent zal bij het beoordelen letten op:

  • inhoud: heb je een duidelijk doel met het intervieuw?
  • inhoud: zijn de antwoorden terug te vinden in het verslag?
  • inhoud: heb je antwoord gekregen op al je vragen?
  • vorm: is het interview goed uitgewerkt?

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Heb je je idool wel eens mogen ontmoeten?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
     
  • Inhoud
    Welke tips voor het houden van het interview vond jij het meest bruikbaar?
  • Heb je deze tip ook zelf toe kunnen passen in je interview?
     
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je evaluatievragen beantwoord op je werkblad.

Woordenschat - Verwijswoorden

Verwijswoorden

Intro

Woordenschat: Verwijswoorden

"Is het het boek dat ik je leen"

of

"Het boek wat ik je leen"

Weet jij wanneer je dat of wat moet gebruiken?
Bekijk het volgende filmpje maar eens. Deze mannen hebben ook een spraakverwarring over dat en wat!


In deze opdracht staan verwijswoorden centraal.
Je leert welke woorden als verwijswoorden gebruikt kunnen worden.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de les kan ik:

  • met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat wordt bedoeld met een verwijswoord.
  • verwijswoorden aanwijzen in een tekst.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik kan na het bestuderen van de Kennisbank in de oefening op zoek naar de woorden waar het verwijswoord naar verwijst.
Stap 2 en Ik kan aangeven hoeveel verwijswoorden er in de tekst staan.
Stap 3 en Ik kan zinnen, dankzij verwijswoorden, in de juiste volgorde plaatsen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindtoets: 'Verwijswoorden'.
Extra opdrachten Maak de extra opdrachten. Overleg met mijn docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Maak nu de volgende oefeningen.

Stap 2: Eddy de Clown

Stap 3: De juiste volgorde

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Extra opdracht

Hier vind je extra oefeningen over verwijswoorden.

Antecedenten
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar eerder of soms later genoemde woorden.
De woorden waarnaar verwezen wordt noem je antecedenten.

In onderstaande opdrachten ga je op zoek naar het antecedent.

Terugkijken

Intro

  • Wat vond je van de video onder het kopje 'Intro'?
    Vind je dat de video goed bij de opdracht past?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je de verschillende verwijswoorden herkennen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het duidelijk welk verwijswoord je wanneer moet gebruiken?
    Wist je al wat antecedenten zijn?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Sloot de toets goed aan bij de lesstof en de leerdoelen?
    Was je tevreden met het behaalde eindresultaat?
  • Extra opdrachten
    Heb je de extra opdrachten gedaan? Ging het goed?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Wie ben ik?’ afronden.  

Je tekent een stripverhaal over iemand die in het verleden leefde. Je strip gaat over een belangrijke gebeurtenis uit het leven van deze persoon.  

Maak gebruik van de gereedschapskist. Daarin lees je ook waarop je strip beoordeeld wordt.  

Je maakt deze eindopdracht alleen. Je hebt hier ongeveer twee lesuren voor nodig.

Aan de slag!

  1. Kies de hoofdpersoon voor jouw stripverhaal. Deze hoofdpersoon mag een bestaand persoon zijn of een personage uit een boek dat je hebt gelezen. Op deze websites vind je bekende namen uit het verleden: www.canonvannederland.nl en Bekende mensen van vroeger. Je kunt ook iemand vragen om een tip. Je docent geschiedenis bijvoorbeeld.
  2. Verzamel informatie over de hoofdpersoon. Zoek naar een belangrijke gebeurtenis in zijn/haar leven. En zoek naar foto’s of plaatjes, zodat je weet hoe de persoon eruitzag.  
  3. Verdiep je in de tijd waarin de hoofdpersoon leefde. Dat is belangrijk, want iemand die jouw strip leest, moet kunnen zien dat het verhaal zich afspeelde in het verleden. Zoek op internet naar foto’s en plaatjes uit die tijd. Dan weet je hoe de wereld er toen uitzag. Zoek bijvoorbeeld naar:  
    • kleding
    • kapsels
    • huizen
    • vervoermiddelen uit die tijd.
  4. Bedenk een kort verhaal over jouw persoon en bepaal hoeveel plaatjes je nodig hebt voor je verhaal. Houd er rekening mee dat je twee lesuren hebt.
  5. Maak een schets met vakjes. Schrijf in elk vakje wat je erin gaat tekenen. Bedenk bij elk vakje alvast een korte tekst voor in de spreekballon.
  6. Teken je stripverhaal en voeg tekstballonnen toe.
  7. Controleer je stripverhaal op de volgende punten:
    • Is het duidelijk wie de hoofdpersoon is?  
    • Is het verhaal duidelijk?  
    • Passen de plaatjes bij de tijd waarin de persoon leefde?  

Klaar?
Lever je stripverhaal in bij je docent Nederlands.

Stripverhaal maken

Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.        

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de opdracht in de inleiding.
    Welk bericht dat je op de facebookpagina van Toetanchamon zou schrijven, klopt het meest met de geschiedenis? En wat was het leukste bericht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 9 à 10 uur met dit thema bezig zou zijn. Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke opdracht binnen dit thema vond je het leukste? Welke het moeilijkste?
    Kun je informatie die je in de ene opdracht krijgt soms weer gebruiken in de andere opdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het moeilijk om je in te leven?
    Was het lastig om de juiste informatie te selecteren?
    Vind je het leuk om gefantaseerde teksten te schrijven. Waarom?

 

 

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Fictie

Voor het onderdeel Personages klik op:

Grammatica

Voor het onderdeel Zelfstandig naamwoord klik op:

Vaardigheden

Voor het onderdeel Interview is het volgende item geselecteerd.

  • Uitleg in een video.

Woordenschat

Voor het onderdeel Verwijswoorden klik op:

  • Het arrangement Thema 5 Wie ben ik? vmbo-b12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    28-11-2025 15:08:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangbeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b12. Dit thema tilt de lees- en schrijfvaardigheden naar een hoger niveau door verschillende opdrachten die zich elk richten op een ander onderwerp. Zo wordt er geleerd hoe hoofdfiguren van bijfiguren onderscheiden kunnen worden. Daarnaast wordt er inzicht verkregen in het herkennen van zelfstandige naamwoorden en verwijswoorden in een tekst. Ook zal er geoefend worden met het afnemen van een interview en het overzichtelijk rapporteren van de resultaten in een verslag. Ter afsluiting van dit thema zijn er een diagnostische toets en een eindopdracht beschikbaar. De eindopdracht houdt in dat je in tweetallen een Facebookpagina maakt waarop je je voordoet als een persoon uit het verleden. De pagina kan worden gevuld met teksten, foto's en kaarten. Ook moeten de belangrijkste gegevens van de persoon in het account verwerkt worden. Veel succes!
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Techniek en woordenschat; Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Literatuur; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Tekstkenmerken; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    9 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, hoofd- en bijfiguren, interviewvaardigheden, nederlands, stercollectie, verslag, verwijswoorden, vmbo-b12, wie ben ik?, zelfstandig naamwoord

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Fictie - Personages vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117367/Opdracht__Fictie___Personages_vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Zelfstandig naamwoord - vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117368/Opdracht__Grammatica___Zelfstandig_naamwoord___vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Vaardigheden - Interview

    https://maken.wikiwijs.nl/117369/Opdracht__Vaardigheden___Interview

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Woordenschat - Verwijswoorden

    https://maken.wikiwijs.nl/117371/Opdracht__Woordenschat___Verwijswoorden

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Wie ben ik?

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.