Je tekent een stripverhaal over iemand die in het verleden leefde. Je strip gaat over een belangrijke gebeurtenis uit het leven van deze persoon.
Maak gebruik van de gereedschapskist. Daarin lees je ook waarop je strip beoordeeld wordt.
Je maakt deze eindopdracht alleen. Je hebt hier ongeveer twee lesuren voor nodig.
Aan de slag!
Kies de hoofdpersoon voor jouw stripverhaal. Deze hoofdpersoon mag een bestaand persoon zijn of een personage uit een boek dat je hebt gelezen. Op deze websites vind je bekende namen uit het verleden: www.canonvannederland.nl en Bekende mensen van vroeger. Je kunt ook iemand vragen om een tip. Je docent geschiedenis bijvoorbeeld.
Verzamel informatie over de hoofdpersoon. Zoek naar een belangrijke gebeurtenis in zijn/haar leven. En zoek naar foto’s of plaatjes, zodat je weet hoe de persoon eruitzag.
Verdiep je in de tijd waarin de hoofdpersoon leefde. Dat is belangrijk, want iemand die jouw strip leest, moet kunnen zien dat het verhaal zich afspeelde in het verleden. Zoek op internet naar foto’s en plaatjes uit die tijd. Dan weet je hoe de wereld er toen uitzag. Zoek bijvoorbeeld naar:
kleding
kapsels
huizen
vervoermiddelen uit die tijd.
Bedenk een kort verhaal over jouw persoon en bepaal hoeveel plaatjes je nodig hebt voor je verhaal. Houd er rekening mee dat je twee lesuren hebt.
Maak een schets met vakjes. Schrijf in elk vakje wat je erin gaat tekenen. Bedenk bij elk vakje alvast een korte tekst voor in de spreekballon.
Teken je stripverhaal en voeg tekstballonnen toe.
Controleer je stripverhaal op de volgende punten:
Is het duidelijk wie de hoofdpersoon is?
Is het verhaal duidelijk?
Passen de plaatjes bij de tijd waarin de persoon leefde?
Klaar?
Lever je stripverhaal in bij je docent Nederlands.
Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.