Thema 3 Wie roept daar boe? vmbo-b12

Thema 3 Wie roept daar boe? vmbo-b12

Wie roept boe?

Inleiding

Niet alleen dieren maken gebruik van lichaamstaal. Mensen maken ook gebruik van lichaamstaal. Soms onbewust. Als je bang bent en je ineenkrimpt bijvoorbeeld. Je kunt ook bewust lichaamstaal gebruiken. Als je breed en stoer gaat lopen, of met je vinger langs je kaak en kin strijkt. Daarmee wil je laten zien wie je bent.

Aan lichaamstaal kun je ook zien wat mensen voelen of denken zonder dat ze het zeggen. Soms kun je aan iemands gezicht zien of iemand jou leuk vindt of juist niet. Zelfs als je appt, kun je dit gebruiken. Denk maar aan alle emoticons die je gebruikt om iets duidelijk te maken.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Wie roept boe?

Leerdoel Opdracht
Ik kan verschillende genres van boeken herkennen aan de inhoud en aan de pictogrammen. Fictie - Boeken zoeken
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen. Grammatica - Werkwoordelijk gezegde
Ik kan aangeven hoe de opbouw van een tekst is en de verschillende delen herkennen. Schrijven - Tekstopbouw
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd correct spellen. Spelling - Persoonsvorm

Wat ga ik doen?

Het thema 'Wie roept boe?' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Fictie - Boeken zoeken 2 lesuren Boekomslag of boekenlijst
Grammatica - Werkwoordelijk gezegde 1 lesuur Toets
Schrijven - Tekstopbouw 1 lesuur Slot van een artikel of husselteksten
Spelling - Persoonsvorm 2 lesuren Toets of schema maken
Afsluiting 3 lesuren Scène uit een poppenkastverhaal
Totaal 9 à 10 lesuren  

Opdrachten

Fictie - Boeken zoeken

Boeken zoeken

Intro

Fictie: Boeken zoeken

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • twee verschillende boeksoorten (genres) noemen.
  • aan de hand van een pictogram een boekgenre herkennen.
  • omschrijven welke functie de voorkant van een boek heeft.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de Kennisbank kan ik een vraag beantwoorden over het zoeken van boeken op genre.
Stap 2 Ik kan een boek, na het lezen van een korte inhoud, koppelen aan het juiste genre en de juiste leeftijd.
Stap 3 Ik kan het juiste genre bij het juiste pictogram zetten.
Stap 4 Ik kan na het luisteren naar een geluidsfragment een vraag beantwoorden over het genre.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank en de samenvattingsoefening die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Ontwerp een geschikte voorkant voor het boek 'Hoe overleef ik mijzelf'.
Eindopdracht B Schrijf een kort boekenlijstje
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst uit de Kennisbank het onderwerp Boeken zoeken:

Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Het dagboek van Zlata

Stap 3: Pictogram

Stap 4: Blauwe plekken

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank en de samenvattingsoefening die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Voorkant ontwerpen

Je gaat aan de slag met de eindopdracht.
Je ontwerpt een voorkant voor het boek 'Hoe overleef ik de brugklas'.
Dit boek is geschreven door Francine Oomen.

Lees de tekst: achterkant van het boek.

Hoe ontwerp je een geschikte voorkant?

  • De omslag moet passen bij de inhoud en het genre.
  • Verzamel geschikte foto's of maak zelf foto's.
  • Denk om de titel en de naam van schrijver en uitgever!
  • Zoek of maak een geschikt pictogram bij dit boek.

Beoordeling:
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • Staan de titel, de schrijver en de uitgever op de voorkant?
  • Past de voorkant bij het genre waartoe het boek behoort?
  • Is de voorkant origineel?
  • Is de voorkant verzorgd uitgevoerd?

Klaar?
Laat het eindproduct dan beoordelen door je docent.

Eindopdracht B: Boekenlijst

Als je kiest voor eindopdracht B ga je een boekenlijst maken.

Het kan best lastig zijn: een boek vinden dat jij leuk vindt. In plaats van dwalen tussen de kasten in de bieb, kun je ook op de computer zoeken. Er zijn genoeg goede sites die je daarbij helpen.

Ga naar deze website met boekentips: www.jeugdbibliotheek.nl.

Zoek drie boeken die je wel zou willen lezen.
Schrijf van elk boek op:

  1. De schrijver en de titel
  2. Bij welk genre hoort het?
  3. Vertel in drie zinnen waar het boek over gaat.
  4. Zet alles in een overzichtelijk schema en bewaar dit onder de naam Boekenlijst.

Beoordeling:
Je docent let bij het beoordelen op het volgende:

  • Staan alle onderdelen die hierboven genoemd worden in je boekenlijst?
  • Worden minimaal 3 boeken genoemd?
  • Ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?
  • Is de boekenlijst voorzien van afbeeldingen?

Klaar?
Lever je boekenlijst in bij je docent. Overleg of je de boekenlijst mag presenteren aan de klas.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Had je de vraag goed? Zo niet; weet je nu wat het juiste antwoord is?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wist je al hoe pictogrammen werken en wat een genre is?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je gekozen voor opdracht A of B?
    Bij opdracht A: Heb je gekozen voor fotografie of een ander middel om de voorkant de maken?
    Bij opdracht B: Denk je dat je de boeken op de lijst ook echt gaat lezen? Waarom wel of waarom niet?

Grammatica - Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Intro

Grammatica: Werkwoordelijk gezegde

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de les kan ik:

  • het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.

Wat kan ik al?

In thema 1 heb je een opdracht gemaakt over het werkwoord.
In de opdrachten die hieronder staan, frissen we je geheugen even op!

Lees eerst even de Kennisbank door:

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik kan na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Het werkwoordelijk gezegde' het werkwoordelijk gezegde in de zin vinden.
Stap 2 Ik kan zelf zinnen maken met het werkwoordelijk gezegde.
Stap 3 Ik kan zelf zinnen maken die passen bij de verschillende 'valkuilen' van het werkwoordelijk gezegde.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht: Toets Maak de toets over het werkwoordelijk gezegde.
Extra opdracht Download de oefening en vul deze in. Overleg met mijn docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd

Voor deze opdracht heb je lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende oefeningen.

Stap 2: Werkwoordelijk gezegde

Om het werkwoordelijk gezegde te leren vinden, moet je vooral veel oefenen.
Maak de oefeningen hieronder.

Heb je de eerste oefening voldoende gescoord, dan mag je de tweede oefening overslaan.

Stap 3: Opmerkingen

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht:

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Succes!

Extra opdracht

Hier vind je een extra oefening over het werkwoordelijk gezegde.

Download het werkblad oefening 'werkwoordelijk gezegde'.

Doe je dit digitaal?
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Je kunt de pagina ook uitprinten.
Je kunt dan de oefening op papier maken.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je de vraag goed beantwoord? Zo niet, zou je hem nu wel in één keer goed kunnen beantwoorden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Weet je nu wat het verschil is tussen één werkwoord en het werkwoordelijk gezegde?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was de toets moeilijk of makkelijk te maken?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gedaan? Ging het goed? Vond je het een leuke opdracht?

 

Schrijven - Tekstopbouw

Tekstopbouw

Intro

De opdracht 'Tekstopbouw' hoort eigenlijk zowel bij het onderdeel 'Lezen'
als bij het onderdeel 'Schrijven'.

In de video hieronder worden de verschillende onderdelen van tekstopbouw besproken.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot uit welke delen de tekstopbouw bestaat.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • aangeven uit welke onderdelen een tekst is opgebouwd.
  • benoemen wat een conclusie of samenvatting is.
  • zelf een slot van een artikel schrijven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Tekstopbouw' kan ik van drie stellingen aangeven of ze waar zijn of niet waar.
Stap 2 Ik kan de juiste conclusie uit een tekst trekken.
Stap 3 Ik kan uitleggen waarom een uitsmijter bij een tekst past.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A schrijf ik een slot van een artikel.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B maak ik van verschillende losse tekstjes een hele tekst.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

De tekstopbouw is belangrijk als je een tekst leest.
De tekstopbouw is ook belangrijk als je een tekst moet schrijven.

Deze opdracht past daarom zowel bij 'Lezen' als bij 'Schrijven'.
Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende twee onderdelen:

Stap 2: Conclusie

Stap 3: Uitsmijter

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die passen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Slot

Als je kiest voor eindopdracht A schrijf je zelf een slot.

Je gaat de opdracht afronden door zelf een slot van een artikel te schrijven.
Lees het volgende artikel:

Internet op slot

Stel je voor: je zit al een paar uur lekker met je vrienden online te chatten, en ineens gaat je mobiel op slot!
Dat is toch wel het laatste wat je wilt. Maar het kan echt.
Er bestaan namelijk speciale sloten om te zorgen dat je minder lang een bepaald spel speelt of op internet bent.  
Op die manier kunnen kinderen niet meer onbeperkt online. Laat je ouders dit maar niet lezen!

Een voorbeeld van zo’n programma is ParentKit. Het is geschikt voor iPhone en iPad.
Ouders kunnen, na een eenvoudige installatie, instellen hoeveel tijd jij online mag.
Op die manier kan het dus zomaar zo zijn dat je net midden in een online game zit en je ineens niet verder kunt.
Of je bent net lekker aan het appen met een vriendin en in een goed gesprek kan je niet meer antwoorden.
Deze programma’s bestaan niet alleen voor Apple apparaten, maar ook voor andere telefoons en tablets.
Ideaal dus voor ouders die zich zorgen maken over hun internetverslaafde tiener.

Verslaafd

Mijn Kind Online heeft meteen maar een onderzoek gedaan naar internetverslaafdheid onder jongeren.
Daaruit blijkt dat 74 procent van de jongeren wel eens moeite hebben om hun ogen van het computerschermpje te halen.
Voornamelijk jongens vinden dit een probleem. Twee uur per dag internetten is voor de meeste jongeren heel normaal.
Een derde van de jongeren heeft thuis regels over de computer.
Van de jongeren die zich niet aan internetregels hoeven te houden, zou ongeveer 10 procent dat eigenlijk niet eens zo erg vinden.
Met duidelijke afspraken hebben ze dan ook geen last meer van zeurende ouders of kelderende schoolresultaten.
Een gemakkelijk programma zou voor deze jongeren en bezorgde ouders de oplossing kunnen bieden.

……………


Je ziet dat de kop, inleiding en kern al klaar zijn.
Jij moet zelf een slot schrijven.
Bedenk ook een leuke uitsmijter.

Beoordeling:
Je docent let op:

  • De inhoud: past het slot bij de rest van het artikel?
  • Taalfouten: bevat het slot geen taalfouten?


Klaar?
Laat het slot beoordelen door je docent.

Eindopdracht B: Husseltekst

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een werkblad met husselteksten.

Download het werkblad Schrijven tekstopbouw Extra.

Je ziet op pagina 2 van het werkblad door elkaar een aantal leads, kernzinnen
en conclusies.

Zoek tweemaal een groepje van drie bij elkaar, dat samen één verhaaltje vormt.
Schrijf de nummers op pagina 1 van je werkblad.
Je krijgt zo twee verhaaltjes.

Beoordeling:
Je docent beoordeelt je verhaaltjes op de volgende punten:

  • Je hebt de lead, kernzin en conclusie in de juiste volgorde gezet.
  • De verhaaltjes passen bij elkaar en vormen een lopend geheel.

Klaar?
Lever je verhaaltjes in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vond je de informatie in de video duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wist je al hoe je een artikel opbouwt of was de informatie helemaal niet voor je?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het een moeilijke of eenvoudige keuze?
    Eindopdracht A: Vond je het moeilijk om zelf een einde aan het artikel te verzinnen.
    Houd je er van om verhalen te schrijven of laat je dat liever aan een ander over?!
    Eindopdracht B: Vond je het lastig om uit al die verschillende stukjes tekst een passend verhaal te maken?

Spelling - Persoonsvorm

Persoonsvorm

Intro

Spelling: Persoonsvorm

Om te weten hoe je de persoonsvorm spelt,
is het eerst handig om te weten hoe je de persoonsvorm vindt.

Hoe je de persoonsvorm vindt, heb je geleerd in thema 2.

Om je geheugen nog even op te frissen, kun je bij 'Wat kan ik al?' oefenen met het vinden van de persoonsvorm.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • de persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd.

 

Wat kan ik al?

In thema 2 heb je geoefend met het vinden van de persoonsvorm.

Dat gaan we in deze stap nog even herhalen.
Lees eerst even de Kennisbank:

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'De Persoonsvorm' en maak de oefeningen.
Stap 2 Zoek op internet een schema over spelling persoonsvorm.
Stap 3 Ik kan het schema uit stap 2 gebruiken bij de oefeningen in stap 3.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A maak ik een toets.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B maak ik een schema.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank de volgende onderwerpen:

Doe nu de volgende oefeningen.

Stap 2: Schema persoonsvorm

Je hebt gezien hoe je de persoonsvorm moet schrijven.
Je hebt ook geoefend met het schrijven van de persoonsvorm.

Ga naar www.google.nl.
Ga op zoek naar een schema over spelling persoonsvorm.
Zoek ook bij Afbeeldingen.

Sla het schema op.
Print het schema uit als je dat prettig vindt.
Kijk goed of je het schema helemaal begrijpt.
Bespreek het schema ook met een klasgenoot.

Stap 3: Oefenen

Hieronder staan twee oefeningen.
Vul in de zinnen de ontbrekende persoonsvorm in.
De eerste oefening is de tegenwoordige tijd.
De tweede oefening is de verleden tijd.

Let goed op de spelling.
Twijfel je? Gebruik dan je schema uit stap 2.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets.

Eindopdracht B: Schema maken

Als je kiest voor eindopdracht B ga je zelf een schema maken.
In het schema laat je duidelijk zien hoe je:

  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.
  • de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.

Werkwijze:

  • Bepaal eerst wat je in het schema gaat vertellen.
    Bijvoorbeeld: Zo schrijf je werkwoorden in de verleden tijd.
  • Zorg dat je overal voorbeeldzinnen bij hebt.
    Bijvoorbeeld: Wij kookten voor de hele groep.
  • Bedenk hoe je schema er uit gaat zien. Wordt het een pijlenschema?
    Of is een tabel overzichtelijker?
  • Maak een schema over de tt en de vt.
  • Vraag commentaar aan een klasgenoot.
  • Verwerk het commentaar.

Beoordeling:
Je docent let bij de beoordeling op:

  • inhoud: is het schema duidelijk?
  • inhoud: staan in je schema voorbeelden?
  • netheid: is het schema met zorg gemaakt?
  • taalfouten: staan er geen taalfouten in het schema?

Klaar?
Laat je schema dan beoordelen door je docent.

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wist je nog wat de persoonsvorm was? Zou je de vraag nu kunnen beantwoorden zonder dat je kan kiezen uit antwoorden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Snap je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet schrijven?
    En in de verleden tijd? Welke vorm vind je lastiger?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten? Heb je gekozen voor de toets of het schema?
    Als je hebt gekozen voor de toets: waren de vragen moeilijk?
    Hoe vond je de zinnen waarbij twee persoonsvormen in één zin stonden?
    Als je hebt gekozen voor het schema: denk je dat je je schema nog vaker gaat gebruiken?
    Is hij echt praktisch en bruikbaar?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die zijn gebruikt in het thema: Wie roept daar boe?

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Wie roept boe?’ afronden.

Je leest een scène uit een poppenkastsprookje. In het sprookje wordt veel gesproken. Ook komt er lichaamstaal in voor.

Jullie bedenken zelf een soortgelijke scène van een poppenkastverhaal. Maar dan in de moderne tijd. Deze scène schrijven jullie uit als een toneeltekst voor een poppenkastvoorstelling. Maak gebruik van de gereedschapskist. Daarin lees je ook waarop de docent jullie scène beoordeelt.

Je hebt ongeveer drie lesuren nodig voor deze eindopdracht.

Aan de slag!

  1. Download het werkblad. Lees het fragment uit het sprookje Roodkapje, uit 1919. Let op: de tekst is meer dan honderd jaar oud. Dat zie je aan de spelling van sommige woorden. Die werden toen anders geschreven dan nu.
  2. Bedenk nu samen een soortgelijke scène. Maar dan zoals het in de huidige tijd zou verlopen. Het mag fictie zijn.
    - Bepaal wat jullie ‘boodschap’ is.
    - Bepaal welke rollen (figuren) er zijn.
  3. Schrijf de scène uit als een toneeltekst voor een poppenkastvoorstelling. Maak gebruik van de gereedschapskist, zodat je weet hoe je een toneelstuk maakt.
    - Beschrijf ook de lichaamstaal en de plaats op het toneel van de figuren (net als in de schuingedrukte zinnen in de tekst op het werkblad).
    - Zorg ervoor dat de scène uit minimaal 350 woorden bestaat.
  4. Controleer of jullie alle punten hebben verwerkt in het toneelstuk:
    - Is de boodschap duidelijk?
    - Speelt de scène zich af in de moderne tijd?
    - Is het duidelijk welke rollen er zijn?
    - Is het duidelijk wanneer welke figuur iets zegt?
    - Is het duidelijk wanneer een figuur het ‘toneel’ opkomt?
    - Is de lichaamstaal beschreven in schuingedrukte tekst?
    - Bestaat de scène uit minimaal 350 woorden die juist gespeld zijn?  

Klaar?
Lever jullie uitgeschreven poppenkastscène in bij je docent Nederlands.

Tip
Als je het leuk vindt, kun je het poppenkastverhaal verder uitwerken en poppenkastpoppen maken. Vraag aan de betreffende docent of je het poppenkastverhaal mag opvoeren bij een van de kunstvakken.

Toneelstuk maken

In een toneelstuk worden drama en actie met elkaar gecombineerd en heb je te maken met personages en taal.

 

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de opdracht in de inleiding.
    Vind je het moeilijk om de lichaamstaal van een ander te lezen?
    Gebruik je zelf erg veel lichaamstaal als je met iemand contact hebt?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 9 à 10 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Is het gelukt om samen een toneelstuk zonder tekst te maken?
    Snapten jullie klasgenoten waar het verhaal over ging?
    Hoe verliep de samenwerking?
    Hadden jullie de taken eerlijk verdeeld?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Fictie

Voor het onderdeel Boeken zoeken zijn de volgende items geselecteerd.

Grammatica

Voor het onderdeel Werkwoordelijk gezegde klik op:

Schrijven

Voor het onderdeel Tekstopbouw klik op:

Spelling

Voor het onderdeel Persoonsvorm klik op:

 

In de Verderkijker wordt gebruikgemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

  • Het arrangement Thema 3 Wie roept daar boe? vmbo-b12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    28-11-2025 15:06:03
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b12. In dit thema wordt behandeld hoe verschillende genres van boeken aan de hand van pictogrammen herkend kunnen worden. Verder wordt geleerd hoe het werkwoordelijk gezegde in een zin kan worden aangewezen, wat de opbouw van een tekst is en hoe de verschillende onderdelen van die tekstopbouw kunnen worden herkend. Ook wordt behandeld hoe de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct gespeld kan worden. Voor de eindopdracht ga je een toneelstuk maken waarbij lichaamstaal een grote rol speelt. Dit toneelstuk kan vervolgens klassikaal worden opgevoerd. Naast deze eindopdracht is er ook een diagnostische toets beschikbaar. Veel succes!
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Nederlands; Schrijfvaardigheid; Literatuur; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Tekstkenmerken;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    8 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, boekgenres, nederlands, persoonsvorm, stercollectie, tekstopbouw, toneelstuk, vmbo-b12, werkwoordelijk gezegde, wie roep daar boe?

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Fictie - Boeken zoeken vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117291/Opdracht__Fictie___Boeken_zoeken_vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Werkwoordelijk gezegde vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117292/Opdracht__Grammatica___Werkwoordelijk_gezegde_vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Schrijven - Tekstopbouw vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117293/Opdracht__Schrijven___Tekstopbouw_vmbo_b12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spelling - Persoonsvorm vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/117294/Opdracht__Spelling___Persoonsvorm_vmbo_b12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Wie roept daar boe?

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.