Eindopdracht

Je gaat het thema 'Wie roept daar boe?' afronden.
Je gaat als eindproduct een toneelstuk bedenken en opvoeren.

Lichaamstaal moet daarin een belangrijke rol spelen.
Dat moet ook wel... want er mag in het toneelstuk NIET gesproken worden!

Wat ga je doen?
Je kiest een situatie. Deze situatie werk je zelf uit.
Let daarbij vooral op de gevoelens en de rolverdeling.
Hoe voelen de acteurs zich?
Die moeten hun gevoel uitbeelden met gebaren, houding en gezichtsuitdrukkingen.

Je publiek speelt een belangrijke rol.

Je klasgenoten moeten na afloop kunnen beschrijven wat er is gebeurd.
Als dat lukt, ben je geslaagd!

Situaties
Kies uit één van  de situaties hieronder of verzin zelf een situatie.

Een leerling wordt door de docent naar voren geroepen en krijgt op zijn kop omdat hij een onvoldoende heeft gehaald. De leerling reageert eerst geschrokken, maar legt daarna uit dat het de schuld van de docent is. De docent geeft uiteindelijk toe en verandert het cijfer.

 

Een chef van een kantoor ontvangt na elkaar twee kandidaten op sollicitatiegesprek.
Deze reageren heel verschillend. Ze krijgen na afloop samen te horen wie de baan krijgt.

 

Tijd
Jullie hebben:

Beoordeling
Jullie docent beoordeelt jullie toneelstuk op de volgende onderdelen:

Klaar?
Overleg met je docent wanneer jullie je toneelstukje op mogen voeren.

Toneelstuk maken

In een toneelstuk worden drama en actie met elkaar gecombineerd en heb je te maken met personages en taal.