Thema 4 Zo doe je dat! vmbo-kgt12

Thema 4 Zo doe je dat! vmbo-kgt12

Zo doe je dat!

Inleiding

Wie plakt jouw band?
Doe je het zelf of heb je het van je vader/moeder geleerd.

Als je niet weet hoe je iets moet doen, kun je het aan iemand vragen.
Maar je kunt ook op zoek gaan naar een omschrijving van hoe je het moet doen.

Kijk naar de volgende video. Vind je de stappen duidelijk?


Zou jij zelf zo'n handleiding kunnen schrijven?

 

 

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Wie roept daar boe?

Leerdoel Opdracht
Ik kan aangeven hoe en waar ik de hoofdgedachte van een tekst vindt. Ook kan ik het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte omschrijven. Lezen - Hoofdgedachte
Ik kan uitleggen hoe ik een onderwerp in een zin vind. Grammatica - Onderwerp
Ik kan uitleggen dat werkwoorden gebruikt worden in de gebiedende wijs. Spelling - Gebiedende wijs
Ik kan naslagwerken gebruiken en gebruikmaken van trefwoorden, index en register. Vaardigheden - Naslagwerken
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen en uitleggen dat het bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. Grammatica - Naamwoordelijk gezegde

Wat ga ik doen?

Het thema 'Zo doe je dat!' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Lezen - De hoofdgedachte van de tekst 2 lesuren Woordenwolk of
Toets
Grammatica - Onderwerp 1 lesuur Toets
Spelling - Gebiedende wijs 1 lesuur Toets of document
Vaardigheden - Naslagwerken 2 lesuren Toets ontwikkelen
Grammatica - Naamwoordelijk gezegde 2 lesuur Toets
Afsluiting 2 lesuren Instructie
Totaal 10,5 lesuren  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Lezen - Hoofdgedachte

Hoofdgedachte

Intro

Je leert hoe je de hoofdgedachte van een tekst snel kunt vinden.

In het volgende filmpje wordt alvast uitgelegd wat het verschil is tussen het onderwerp van de tekst en de hoofdgedachte.
Bespreek dit verschil na het kijken met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • aangeven op welke vraag de hoofdgedachte van een tekst antwoord geeft.
  • aangeven in welk gedeelte van de tekst ik de hoofdgedachte meestal vind.
  • het verschil omschrijven tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de Kennisbank kan ik van stellingen aangeven of ze waar of niet waar zijn.
Stap 2 Ik kan de hoofdgedachte van een artikel weergeven in een Whatsapp-bericht.
Stap 3 Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen.
Stap 4 Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen.
Stap 5 Ik kan aan de hand van een woordenwolk het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst herkennen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank en de samenvattingsoefening die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Maak de toets: 'Hoofdgedachte'.
Eindopdracht B Ga zelf een woordenwolk maken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende onderwerpen:

Bekijk de volgende stellingen en bepaal of deze juist of onjuist zijn.

Stap 2: Internet of televisie

Stap 3: Artikelen - 1

Stap 4: Artikelen - 2

Stap 5: Woordenwolk

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank en de samenvattingsoefening die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets 'De hoofdgedachte van een tekst'.

Eindopdracht B: Woordenwolk

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een woordenwolk van een artikel.

Zoek op internet een artikel van ongeveer 200 woorden.
Selecteer de tekst van het artikel.
Ga dan naar de volgende website:

Maak op deze site een woordenwolk.
Print hem uit of plak hem in een document.

  1. Bevat de woordenwolk de woorden die je had verwacht?
  2. Staan er woorden niet in of staan sommige woorden er kleiner (of juist groter) in dan je had verwacht?
  3. Kies de belangrijkste woorden uit je woordenwolk.
  4. Maak met die woorden een zin die de hoofdgedachte van het artikel weergeeft.
  5. Schrijf de zin bij de woordenwolk.

Maak van de antwoorden op de vragen een kort verslagje.

Beoordeling
Je docent let op het volgende:

  • Is de woordenwolk goed gemaakt?
  • Zijn de antwoorden op de vragen duidelijk geformuleerd?
  • Is het geheel net vormgegeven in een kort verslagje?
  • Het verslag bevat geen tot weinig spelfouten.

Klaar
Levert het verslagje met de woordenwolk in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vond je de uitleg in de video duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het lastig om het verschil te zien tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Eindopdracht A: Was de toets moeilijk? Kon je de teksten goed begrijpen?
    Eindopdracht B: Vond je het moeilijk om een goede tekst voor de woordenwolk te vinden?
    Kon je de vragen over de woordenwolk goed beantwoorden?

Grammatica - Onderwerp

Onderwerp

Intro

In deze opdracht staat het onderwerp centraal.
In de volgende video krijg je alvast een korte uitleg over het vinden van het onderwerp.
Wat moet je eerst vinden voor je het onderwerp kunt vinden? Bespreek het met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik::

  • aangeven wat het onderwerp van een zin is.
  • uitleggen hoe ik een onderwerp in een zin vind.

Wat kan ik al?

Om het onderwerp in de zin te vinden, moet je eerst weten wat de persoonsvorm is.
Dat heb je geleerd in thema 2.

Hieronder nogmaals de Kennisbank Grammatica: Persoonsvorm.
Maak na het lezen de oefening.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Het onderwerp' kan ik in verschillende zinnen het onderwerp aanwijzen.
Stap 2 Ik kan zinsdelen in de juiste volgorde plaatsen en aangeven wat het onderwerp en de persoonsvorm van een zin is.
Stap 3 Ik kan aan de hand van een video zelf zinnen maken en daarin het onderwerp aangeven.
Stap 4 Ik kan van identieke woorden in meerdere situaties beoordelen of ze wel of niet het onderwerp zijn.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht: Toets Maak de eindtoets: 'Het onderwerp'.
Extra opdracht Maak de extra oefening over 'Het onderwerp'.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer nu uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende oefeningen

Stap 2: Zinnen maken

Stap 3: Tien zinnen

Stap 4: Onderwerp?

In de volgende drie zinnen zie je 'die jongen' staan.
Maar 'die jongen' is alleen in de derde zin het onderwerp.

  1. Geef jij die jongen een hand?
  2. Weet jij de naam van die jongen?
  3. Die jongen heeft een mooie fiets.

Let maar eens op:

1. Geef jij die jongen een hand? Persoonsvorm: geef Onderwerp: jij
2. Weet jij de naam van die jongen? Persoonsvorm: weet Onderwerp: jij
3. Die jongen heeft een mooie fiets. Persoonsvorm: heeft Onderwerp: die jongen


Maak nu de volgende oefening.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Extra opdracht

Hier vind je een extra oefening over het onderwerp.

Het is goed te oefenen met het vinden van de persoonsvorm en het onderwerp.
Vergelijk jouw antwoorden met die van een klasgenoot.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vond je dat de video al op een duidelijke manier liet zien hoe je het onderwerp kunt vinden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wat is de eerste stap als je het onderwerp in een zin zoekt?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Paste de toets goed bij wat je in de opdracht geleerd hebt?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gedaan? Had je een goede score?

Spelling - Gebiedende wijs

Gebiedende wijs

Intro

Je leert wat wordt bedoeld met de gebiedende wijs.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen dat werkwoorden gebruikt worden in de gebiedende wijs.
  • vertellende zinnen omzetten in gebiedende wijs-zinnen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de Kennisbank oefen ik in verschillende situaties met de gebiedende wijs.
Stap 2 Ik kan de gebiedende wijs toepassen in een oefening.
Stap 3 Ik kan gebiedende zinnen omzetten naar vertelzinnen en andersom.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A maak ik de toets.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B schrijf ik een document met instructies aan de hand van afbeeldingen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur de tijd.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp.

Doe de volgende oefening.

Stap 2: Toepassen

Stap 3: Omzetten

In de volgende twee oefeningen zet je gebiedende zinnen omzetten naar vertelzinnen en andersom. 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets. 

Eindopdracht B: Document

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een document met instructie bij afbeeldingen.

  • Zoek op internet vier afbeeldingen.
  • Bij iedere afbeelding moet je twee passende instructiezinnen maken.
  • De zinnen moeten natuurlijk in de gebiedende wijs staan.
  • Zet de afbeeldingen en de zinnen in een (Google-)document.
  • Maak in iedere zin de werkwoorden vet.

Beoordeling
Je docent let op:

  • de inhoud: staan de zinnen in de gebiedende wijs?
  • de originaliteit: heb je leuke, originele afbeeldingen gebruikt?
  • de netheid: is het eindproduct met zorg gemaakt?

Klaar?
Laat het document beoordelen door je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je nu nog meer situaties noemen waarin je de gebiedende wijs gebruikt?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wat is het verschil tussen een vertelzin en de gebiedende wijs?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je zelf de keuze gemaakt of heeft je docent de keus gemaakt tussen eindopdracht A en B. Wat vond je van de keuze?

Vaardigheden - Naslagwerken

Naslagwerken

Intro

Je leert hoe je een naslagwerk kunt gebruiken bij je schoolwerk.

In de volgende video maak je kennis met Wikipedia, het grootste online naslagwerk. Alleen de Nederlandse versie van Wikipedia heeft al meer dan 2 miljoen pagina's.

Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat de voordelen en wat de nadelen zijn van een online encyclopedie.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven welke soorten naslagwerken ik kan gebruiken.
  • dingen snel opzoeken met gebruik van trefwoorden, index en register.
  • online naslagwerken gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Naslagwerken' kan ik van verschillende zoekopdrachten aangeven welk naslagwerk ik het beste kan gebruiken.
Stap 2 Ik kan van verschillende onderwerpen aangeven in welk deel van een 5-delige encyclopedie ik deze onderwerpen kan vinden.
Stap 3 Ik kan met behulp van een online woordenlijst uitzoeken wat de correcte spelling van verschillende woorden is.
Stap 4 Ik kan met behulp van het register plaatsen opzoeken in Google Maps.
Stap 5 Ik kan met behulp van het register plaatsen opzoeken in een atlas.
Stap 6 Ik kan de betekenis van woorden opzoeken in De Dikke Van Dale en deze woorden daarna op de juiste plaats in de tekst plaatsen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht: Toets en Maak een toets voor een klasgenoot.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het onderwerp:

Maak daarna de volgende opdracht.
Wat vind je in welk naslagwerk?

Stap 2: Encyclopedie

De eerste encyclopedie werd in Frankrijk bedacht.
In deze encyclopedie werd uitleg gegeven over allerlei wetenschappelijke zaken.
Nog steeds vind je in een encyclopedie heel veel uitleg over allerlei onderwerpen. Omdat dat wel erg veel is, bestaat een encyclopedie uit vele dikke delen.
Vroeger stond een encyclopedie bij veel mensen in de boekenkast te pronken. Tegenwoordig gebruiken de meeste mensen Wikipedia. Deze online encyclopedie die is altijd actueel en... is een stuk goedkoper!

Stap 3: Hoe schrijf je dat precies?

Naslagwerken zijn bedoeld om dingen op te zoeken.
Een bekend naslagwerk is een woordenboek. Daarin kun je vinden hoe een woord precies geschreven moet worden. In een woordenboek staat ook wat het meervoud van een woord is.

Het bekendste woordenboek is het Groene Boekje. Daarin staat precies hoe alle Nederlandse woorden officieel gespeld moeten worden. Ook op internet vind je de officiële Nederlandse Woordenlijst.
 

Stap 4: Het register

Een ander veelgebruikt naslagwerk is de atlas.
Om iets in een atlas op te zoeken, gebruik je het register. Het register staat achterin de atlas. In het register staan alle landen, plaatsen en rivieren keurig op alfabet.

In een register staan ook verwijzingen naar langere namen.
Bijvoorbeeld: Zee van Ochotsk.
Maar let op: zoek nu niet bij de Z naar Zee, maar bij de O van Ochotsk.
In het register staat: Ochotsk, zee van.

Als je gebruik maakt van een online atlas zoals Google Maps is het gemakkelijker: de website probeert te raden wat je bedoelt.

Stap 5: Atlas

Stap 6: De Dikke Van Dale

In het stadje Sluis kun je logeren in een hotel 'De Dikke Van Dale'.
Johan Hendrik Van Dale was de beroemdste inwoner van Sluis. Hij schreef in 1864 een woordenboek. In het woordenboek kon je zien hoe je een woord schrijft en ook wat het betekent. Van Dale was een schoolmeester: hij vond dat zijn leerlingen snel de precieze betekenis van een woord moesten kunnen vinden. Het woordenboek was maar liefst 1400 pagina's dik. Geen wonder dus dat het de Dikke Van Dale werd genoemd.
Natuurlijk is er inmiddels ook een online versie van dit beroemde woordenboek www.vandale.nl.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets maken

Nu wordt het tijd om aan je eindopdracht te gaan werken.
Maak een toets voor een klasgenoot. De toets bestaat uit minimaal vijf vragen.
Om de antwoorden te vinden, moet je klasgenoot vijf verschillende (digitale) naslagwerken gebruiken.
Gebruik bij het maken van de vragen bijvoorbeeld de volgende websites:

Daarnaast mag je natuurlijk ook 'papieren naslagwerken' gebruiken.
Zorg dat je zelf de antwoorden weet op de vragen.

Wissel je toets uit met die van een klasgenoot.
Maak elkaars toets en geef elkaar een cijfer!

Beoordelen
Je docent beoordeelt je eindopdracht op de volgende punten:

  • Voor elke zoekopdracht is een ander naslagwerk nodig.
  • De toets bestaat uit minstens vijf vragen.
  • Je hebt de antwoorden zelf opgezocht.
  • In de zoekopdracht staan geen taalfouten.

Klaar
Laat de toets beoordelen door je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wist je al hoe Wikipedia precies in elkaar zit en wordt gevuld? Wat was nieuw voor je?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Welke naslagwerken hebben jouw voorkeur? Gebruik je altijd verschillende naslagwerken of juist dezelfde?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het moeilijk om de vragen én de antwoorden te verzinnen voor je klasgenoten.
    Lukte het ook om de vragen van andere klasgenoten te beantwoorden?

Grammatica - Naamwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Intro

Je leert in deze opdracht wat het naamwoordelijk gezegde is.

In de volgende video maak je alvast kennis met het naamwoordelijk gezegde.
Bespreek met een klasgenoot op welke werkwoorden je moet letten bij een naamwoordelijk gezegde.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.
  • uitleggen dat het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en uit een naamwoordelijk deel.

Wat kan ik al?

In thema 3 heb je een opdracht gemaakt over het werkwoordelijk gezegde.
Om het naamwoordelijk gezegde kan het handig zijn om te weten wat het werkwoordelijk gezegde is.

Lees eerst nogmaals onderstaand item uit de Kennisbank Nederlands.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Het naamwoordelijk gezegde' kan ik in een zin aangeven of ik te maken heb met het naamwoordelijk of het werkwoordelijk gezegde.
Stap 2 Ik kan aangeven of er sprake is van een hulp-, zelfstandig- of koppelwerkwoord.
Stap 3 Met behulp van drie stappen kan ik het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Stap 4 Ik kan zinnen makkelijk waarbij het naamwoordelijk deel een zelfstandig naamwoord is en waarbij het naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord is.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht: Toets Maak de eindtoets: 'Het naamwoordelijk gezegde'.
Extra opdracht Maak eventueel de extra opdracht. Overleg met mijn docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.

Maak daarna de volgende oefening.

Stap 2: Soort werkwoord

In een zin kunnen drie soorten werkwoorden staan.

  • Een hulpwerkwoord
  • Een zelfstandig werkwoord.
  • Een koppelwerkwoord. Dat zijn de volgende werkwoorden
    Leer ze uit je hoofd.
zijn
blijken
heten
worden
schijnen
dunken
blijven
lijken
voorkomen

 

In de volgende video wordt het verschil tussen deze werkwoorden uitgelegd.
Bekijk de video goed. Het is niet altijd makkelijk om te zien welk soort werkwoord er in een zin staat. Let dus goed op.
Vraag eventueel je docent om hulp als het verschil niet duidelijk is.
Maak na het kijken de oefening.

Stap 3: Naamwoordelijk gezegde vinden

Vind je het lastig om te bepalen of je te maken hebt met een naamwoordelijk gezegde? Stel jezelf dan steeds drie vragen.

De drie vragen die je stelt voor het vinden van een naamwoordelijk gezegde:

1. Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
2. Gaat het in de zin om een eigenschap/toestand?
3. Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Voorbeeldzin:
'Dit voorstel lijkt mij prima'.

Vraag 1
Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
Antwoord: Ja, het koppelwerkwoord 'lijkt'.

Vraag 2
Gaat het in de zin om een eigenschap/toestand?
Antwoord: Ja, toestand: 'prima'

Vraag 3
Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?
Antwoord: Ja, 'Dit voorstel' lijkt prima.

Dus: Als je alle drie de vragen met 'ja' kunt beantwoorden, heb je te maken
met een naamwoordelijk gezegde.
Het naamwoordelijk gezegde in deze zin is dus: 'lijkt prima'.

 

Vind je het lastig om te weten of een werkwoord een koppelwerkwoord is?
Kijk dan eens bij de extra oefeningen onder Extra.

Stap 4: Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk deel (nd) van het naamwoordelijke gezegde (ng) kan een zelfstandig naamwoord zijn.
Kijk maar naar de volgende zin.

  • Moniek is een pestkop. nd ng = een pestkop

Het naamwoordelijk deel kan ook een bijvoeglijk naamwoord zijn, zoals in het volgende voorbeeld.

  • Moniek is mooi. nd ng = mooi

 

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Je moet 80% van de punten halen voor een voldoende.

Extra opdracht

Naamwoordelijk gezegde

Hier vind je een extra oefening over het naamwoordelijk gezegde.

Uitleg
Lees de volgende twee zinnen goed.

  1. Hij is mijn beste vriend.
    Toelichting: Hij / mijn beste vriend: de twee onderstreepte stukken gaan over dezelfde persoon.
  2. De nieuwe buurman lijkt me een aardige kerel.
    Toelichting: De nieuwe buurman / een aardige kerel: de twee onderstreepte stukken gaan weer over dezelfde persoon.

In zulke zinnen wordt steeds een koppelwerkwoord gebruikt.
Zin 1: is - komt van het werkwoord zijn.
Zin 2: lijkt: komt van het werkwoord lijken.

Koppelwerkwoorden

Koppelwerkwoorden heten niet voor niets zo. Ze koppelen twee zinsdelen aan elkaar die op dezelfde persoon slaan, of op een persoon en een eigenschap.

  • Jan is timmerman.
  • Peter lijkt aardig.

De bekendste koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, lijken, schijnen.
Maar let op! Sommige koppelwerkwoorden zijn niet altijd koppelwerkwoorden.
Kijk in het tekstblok en vergelijk de zinnen maar eens.

Voorbeeld 1:
  • Jan lijkt wel een popster. Wel een koppelwerkwoord: Jan en een popster slaan op dezelfde persoon.
  • Jan lijkt deze keer een goed cijfer te gaan halen. Geen koppelwerkwoord: Jan en een goed cijfer zijn heel verschillende zaken, er wordt hier dus niets gekoppeld.
Voorbeeld 2:
  • Die man schijnt de nieuwe directeur te worden. Wel een koppelwerkwoord: die man en de nieuwe directeur zijn dezelfde persoon.
  • De zon schijnt vrolijk naar binnen. Geen koppelwerkwoord: schijnen betekent hier iets anders dan 'lijken op.'
Voorbeeld 3:
  • Wij zijn in Spanje geweest. Zijn is hier geen koppelwerkwoord. Wij en in Spanje zijn niet dezelfde persoon.
  • Wij zijn vrienden sinds onze jeugd. Zijn is hier wèl een koppelwerkwoord: Wij en vrienden slaat op dezelfde personen.


Opdracht
Doe de oefening. In welke zinnen zijn ook koppelwerkwoorden gebruikt?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Was de video een duidelijk kennismaking?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Het vinden van het naamwoordelijk gezegde is niet makkelijk. Hoe vond jij deze opdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Hoe vond je de toets? Was het moeilijk of makkelijk?
    Heb je het idee dat je door het maken van de toets hebt kunnen controleren of je het naamwoordelijk gezegde nu goed kunt vinden?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt. Ging het goed? 

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht

Een stap-voor-staphandleiding noem je een instructie.

Als eindopdracht van dit thema schrijf je samen met een klasgenoot een instructie.
Met de stap-voor-staphandleiding moet je een huishoudelijk klusje kunnen uitvoeren.

Voorbeelden van onderwerpen:

  • Het bakken van een ei.
  • Het plakken van je fietsband.
  • Het bakken van een cake.​

Tijd
Voor het maken van het eindproduct heb je ongeveer twee uur nodig.
Een deel van het werk moet thuis gebeuren.

Aan de slag:

  • Kies samen een huishoudelijk klusje uit.
  • Bedenk hoe jullie het klusje in beeld kunnen brengen en wat jullie nodig hebben.
    Bedenk hoe je aan de benodigdheden kunt komen. Maak samen een planning.
  • Zoek nu op internet informatie over je karweitje. Maak samen een stapsgewijze instructie in het klad.
  • Ga je klad-instructie uitproberen. Zorg dat je een film- of fototoestel in de buurt hebt!
  • Neem de belangrijkste stappen op. Probeer uit of je instructie klopt.
  • Pas de instructie aan als dat nodig is.
  • Laat je instructie lezen aan iemand thuis of aan een klasgenoot.
  • Maak de instructie af.
  • Gebruik duidelijke taal, met genummerde stappen.
  • Zet de foto’s er op de juiste plaats tussen.
  • Sla je werk op en print het uit.

Beoordeling:
Je docent let op het volgende:

  • De instructie is duidelijk en leidt tot een goed resultaat.
  • De indeling in stappen is logisch en de taal is helder en foutloos.
  • De foto’s maken de instructie nog duidelijker.
  • De lay-out is verzorgd en aantrekkelijk.

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent.

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de video in de inleiding. Heeft hij dezelfde duidelijke stappen als jullie handleiding?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 10,5 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Is het gelukt om een duidelijke handleiding te schrijven? Hoe verliep de samenwerking? Waren de taken eerlijk verdeeld?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes
naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Lezen

Voor het onderdeel Hoofdgedachte zijn de volgende items geselecteerd.

Grammatica

Voor het onderdeel Onderwerp zijn de volgende items geselecteerd.

Voor het onderdeel Naamwoordelijk gezegde is het volgende item geselecteerd.

Spelling

Voor het onderdeel Gebiedende wijs is het volgende item geselecteerd.

  • Het arrangement Thema 4 Zo doe je dat! vmbo-kgt12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    28-11-2025 12:38:33
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-kgt12. Dit thema bestaat uit vijf opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. Zo komt in dit thema het vinden van de hoofdgedachte in een tekst, het vinden van het onderwerp in een zin, het gebruik van de gebiedende wijs, het gebruik van naslagwerken en het vinden van het naamwoordelijk gezegde aan bod. Om het thema af te sluiten schrijf je een stap-voor-stap handleiding voor een huishoudelijk klusje naar keuze.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Techniek en woordenschat; Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Afstemming op doel; Opzoeken; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, gebiedende wijs, handleiding schrijven, hoofdgedachte, naamwoordelijk gezegde, naslagwerken, nederlands, stercollectie, vmbo-kgt12, zo doe je dat!

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Onderwerp - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61666/Opdracht__Grammatica___Onderwerp___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Lezen - Hoofdgedachte - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61665/Opdracht__Lezen___Hoofdgedachte___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spelling - Gebiedende wijs - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61667/Opdracht__Spelling___Gebiedende_wijs___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Vaardigheden - Naslagwerken - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61668/Opdracht__Vaardigheden___Naslagwerken___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdrachten: Grammatica - Naamwoordelijk gezegde - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61669/Opdrachten__Grammatica___Naamwoordelijk_gezegde___vmbo_kgt12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Zo doe je dat!

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.