Thema 3 Wie roept daar boe? vmbo-kgt12

Thema 3 Wie roept daar boe? vmbo-kgt12

Wie roept daar boe?

Inleiding

Chimpansees leven net als wij in grote groepen.
Ieder lid van de groep neemt een eigen plaats in.
In de groep is er een rangorde van hoog naar laag.

Apen maken wel geluid, maar ze gebruiken toch vooral lichaamstaal.
Met lichaamstaal maken ze duidelijk wie ze zijn en wat ze willen.

Wat denk je, zou deze aap hoog of laag in de sociale rangorde thuishoren?
Waaraan zie je dat? Wat laat zijn lichaamstaal zien?




In dit thema speelt lichaamstaal een belangrijke rol!

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Wie roept daar boe?

Leerdoel Opdracht
Ik kan verschillende genres van boeken herkennen en deze herkennen aan pictogrammen. Fictie - Boeken zoeken
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen. Grammatica - werkwoordelijk gezegde
Ik kan aangeven wat de opbouw van een tekst is en de verschillende delen herkennen. Schrijven - Tekstopbouw
Ik kan vergelijkingen herkennen en zelf gebruiken. Woordenschat - Vergelijkingen
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd correct spellen. Spelling - Persoonsvorm

Wat ga ik doen?

Het thema 'Wie roept daar boe?' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Fictie - Boeken zoeken 2 lesuren Boekomslag of Boekenlijstje
Grammatica - Het werkwoordelijk gezegde 1 lesuur Toets
Schrijven - Tekstopbouw 1 lesuur Slot schrijven of husselteksten
Woordenschat - Vergelijkingen 2 lesuren Rebus
Spelling - Persoonsvorm 2 lesuren Toets of Schema
Afsluiting 2 lesuren Toneelstuk
Totaal 10,5 lesuren  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Fictie - Boeken zoeken

Boeken zoeken

Intro

In deze opdracht leer je over de verschillende soorten boeken: genres.

Handig als je iets van genres weet als je een boek uit moet zoeken....

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende genres herkennen.
  • sneller een boek kiezen dat past bij jouw smaak.
  • aan de hand van een pictogram een boekgenre herkennen.
  • uitleggen welke functie de voorkant van een boek heeft.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de Kennisbank kan ik een vraag beantwoorden over het zoeken van boeken op genre.
Stap 2 Ik kan een boek aan de hand van een korte inhoud indelen in het juiste genre en de juiste leeftijdscategorie.
Stap 3 en Ik kan de juiste pictogrammen koppelen aan het juiste genre.
Stap 4 Ik kan aan de hand van een luisterfragment een boek koppelen aan het juiste genre.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank en de samenvattingsoefening die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Ontwerp een geschikte voorkant voor het boek 'Hoe overleef ik mijzelf'.
Eindopdracht B Schrijf een kort boekenlijstje.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Benodigdheden
Afhankelijk van de eindopdracht.

Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst uit de Kennisbank het onderwerp Boeken zoeken:

Maak onderstaande oefening.

Stap 2: Het dagboek van Zlata

Stap 3: Pictogram

Stap 4: Blauwe plekken

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank en de samenvattingsoefening die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Voorkant ontwerpen

Je gaat aan de slag met de eindopdracht.
Ontwerp een geschikte voorkant voor het bekende boek: 'Hoe overleef ik de brugklas',  geschreven door Francine Oomen.

Lees de tekst: achterkant van het boek.

Ontwerp een geschikte voorkant voor dit boek.

  • De omslag moet passen bij de inhoud en het genre.
  • Zoek geschikt fotomateriaal - of fotografeer zelf.
  • Denk om de titel en de naam van schrijver en uitgever!
  • Zoek of maak een geschikt pictogram bij dit boek.

Beoordeling:
Je docent let bij het beoordelen van de voorkant op het volgende:

  • past de voorkant bij het inhoud en het genre?
  • past de voorkant bij de persoon die hem gemaakt heeft?
  • staan de titel, naam van de schrijver en de uitgever op de voorkant?
  • past de pictogram bij het genre van het boek?
  • is het geheel netjes vormgegeven?

Klaar?
Laat het eindproduct dan beoordelen door je docent.

Eindopdracht B: Boekenlijst

Als je kiest voor eindopdracht B ga je boekenlijst maken.

Het kan best lastig zijn om een boek vinden dat jij leuk vindt.
In plaats van dwalen tussen de kasten in de bieb, kun je ook op de computer zoeken. Er zijn genoeg goede sites die je daarbij helpen. Aan de hand daarvan kun je een lijst opstellen van boeken die je nog wilt lezen.

Ga naar deze boekentips op: www.jeugdbibliotheek.nl

Zoek minimaal drie boeken die je wel zou willen lezen.
Vermeld van elk boek:

  • De schrijver en de titel.
  • Bij welk genre hoort het?
  • Welke letter staat op het boek?
  • Vertel in drie zinnen waar het boek over gaat.
  • Waarom spreekt het boek jou aan?
  • Zoek van het leukste boek informatie over de schrijver, op dezelfde site.

Schrijf alle informatie in een (Google) document.

Beoordeling:
Je docent let bij het beoordelen op het volgende:

  • Staan alle onderdelen die hierboven genoemd worden in je boekenlijst?
  • Worden minimaal 3 en maximaal 5 boeken genoemd?
  • Passen de boeken bij de juiste leeftijdscategorie?
  • Ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?
  • Is de boekenlijst voorzien van afbeeldingen?

Klaar?
Lever je boekenlijst in bij je docent. Overleg of je de boekenlijst mag presenteren aan de klas.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Had je de vraag goed?
    Zo niet; weet je nu wat het juiste antwoord is?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wist je al hoe pictogrammen werken en wat een genre is?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je gekozen voor opdracht A of B?
    Bij opdracht A: Heb je gekozen voor fotografie of een ander middel om de voorkant de maken?
    Bij opdracht B: Denk je dat je de boeken op de lijst ook echt gaat lezen? Waarom wel of waarom niet?

Grammatica - Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het werkwoordelijk gezegde centraal.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • werkwoorden in een zin/tekst aanwijzen.
  • het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.

Wat kan ik al?

In thema 1 heb je een opdracht gemaakt over het werkwoord.
In de opdrachten die hieronder staan frissen we je geheugen even op!

Als twijfelt kun je nog even de Kennisbank doorlezen!

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik kan na het bestuderen van de Kennisbankitem 'Het werkwoordelijk gezegde' het werkwoordelijk gezegde in de zin vinden.
Stap 2 en Ik kan zelf zinnen maken met het werkwoordelijk gezegde.
Stap 3 en Ik kan zelf zinnen maken die passen bij de verschillende 'valkuilen' van het werkwoordelijk gezegde.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht: Toets Maak de eindtoets: 'Werkwoordelijk gezegde'.
Extra opdracht Download de oefening en vul deze in.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit werkwoorden.

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende oefeningen:

Stap 2: Werkwoordelijk gezegde

Stap 3: Opmerkingen

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Extra opdracht

Hier vind je een extra oefening over het werkwoordelijk gezegde.

Download het werkblad werkwoordelijk gezegde.

Doe je dit digitaal?
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Je kunt de pagina ook uitprinten.
Je kunt dan de oefening op papier maken.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je de vraag goed beantwoord? Zo niet, zou je hem nu wel in één keer goed kunnen beantwoorden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Weet je nu wat het verschil is tussen één werkwoord en het werkwoordelijk gezegde?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was de toets moeilijk of makkelijk te maken?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht op het werkblad gemaakt? Ging het goed?

Schrijven - Tekstopbouw

Tekstopbouw

Intro

De opdracht 'Tekstopbouw' hoort eigenlijk zowel bij het onderdeel 'Lezen' als bij het onderdeel 'Schrijven'.

In de video hieronder worden de verschillende onderdelen van tekstopbouw besproken.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot uit welke delen de tekstopbouw bestaat.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • aangeven wat het belang van een kernzin is.
  • conclusies, leads en samenvattingen herkennen in een tekst.
  • omschrijven hoe ik een tekst afsluit.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen het Kennisbankitem 'Tekstopbouw' kan ik van 3 stellingen aangeven of ze waar zijn of niet waar.
Stap 2 Ik kan vragen beantwoorden over artikelen die ik lees.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken en de samenvattingsopdracht die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A schrijf ik een slot van een artikel.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B maak ik van verschillende losse tekstjes een hele tekst.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 lesuur nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

De tekstopbouw is belangrijk als je een tekst leest.
Maar de tekstopbouw is ook belangrijk als je een tekst moet schrijven.

Deze opdracht past daarom zowel bij 'Lezen' als bij 'Schrijven'.
Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende twee onderdelen:

Stap 2: Conclusie - Uitsmijter

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken en de samenvattingsopdracht die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Slot schrijven

Als je kiest voor eindopdracht A schrijf je zelf een slot.

Je gaat de opdracht afronden door zelf een slot van een artikel te schrijven.
Lees het volgende artikel:

Internet op slot

Stel je voor: je zit al een paar uur lekker met je vrienden online te chatten, en ineens gaat je mobiel op slot! Dat is toch wel het laatste wat je wilt. Maar het kan echt. Er bestaan namelijk speciale sloten om het gebruik van internet of bepaalde apps te beperken. Op die manier kunnen kinderen niet meer onbeperkt online. Laat je ouders dit maar niet lezen!

Een voorbeeld van zo’n programma is ParentKit. Het is geschikt voor iPhone en iPad. Ouders kunnen, na een eenvoudige installatie, instellen hoeveel tijd jij online mag. Op die manier kan het dus zomaar zo zijn dat je net middenin een online game zit en je ineens niet verder kunt. Of je bent net lekker aan het appen met een vriendin en in een goed gesprek kan je niet meer antwoorden. Deze programma’s bestaan niet alleen voor Apple apparaten, maar ook voor andere telefoons en tablets. Ideaal dus voor ouders die zich zorgen maken over hun internetverslaafde tiener.

Verslaafd
Mijn Kind Online heeft meteen maar een onderzoek gedaan naar internetverslaafdheid onder jongeren. Daaruit blijkt dat 74 procent van de jongeren wel eens moeite hebben om hun ogen van het computerschermpje te halen. Voornamelijk jongens vinden dit een probleem. Twee uur per dag internetten is voor de meeste jongeren heel normaal. Eén derde van de jongeren heeft thuis regels over de computer. Van de jongeren die zich niet aan internetregels hoeven te houden, zou ongeveer 10 procent dat eigenlijk niet eens zo erg vinden. Met duidelijke afspraken hebben ze dan ook geen last meer van zeurende ouders of kelderende schoolresultaten. Een gemakkelijk programma zou voor deze jongeren en bezorgde ouders de oplossing kunnen bieden.
……………


Je ziet dat de kop, inleiding en kern al klaar zijn.
Jij moet zelf een samenvattend slot schrijven.
Bedenk ook een leuke uitsmijter.

Beoordeling:
Je docent let op:

  • De inhoud: past het slot bij de rest van het artikel?
  • Taalfouten: bevat het slot geen taalfouten?

Klaar?
Laat het slot beoordelen door je docent.

 

Eindopdracht B: Husseltekst

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een werkblad met husselteksten.

Download het werkblad Schrijven tekstopbouw.

  • Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving
    (Bestand - Een kopie maken...)
  • of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Je ziet op pagina 2 van het werkblad door elkaar een aantal leads, kernzinnen
en conclusies.

Zoek tweemaal een groepje van drie bij elkaar, dat samen één verhaaltje vormt.
Schrijf de nummers op pagina 1 van je werkblad.
Je krijgt zo twee verhaaltjes.

Beoordeling:
Je docent beoordeelt je verhaaltjes op de volgende punten:

  • Je hebt de lead, kernzin en conclusie in de juiste volgorde gezet.
  • De verhaaltjes passen bij elkaar en vormen een lopend geheel.

Klaar?
Lever je verhaaltjes in bij je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vond je de informatie in de video duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je de leads en conclusies in een tekst herkennen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wist je al hoe je een artikel opbouwt of was de informatie helemaal niet voor je?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het een moeilijke of eenvoudige keuze?
    Eindopdracht A: Vond je het moeilijk om zelf een einde aan het artikel te verzinnen.
    Houd je er van om verhalen te schrijven of laat je dat liever aan een ander over?!
    Eindopdracht B: Vond je het lastig om uit al die verschillende stukjes tekst een passend verhaal te maken?

Woordenschat - Vergelijkingen

Vergelijkingen

Intro

Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.

Dat betekent dat je iets beschrijft door het te vergelijken met iets anders.
Zoals in het plaatje hiernaast: "Zo lui als een varken".

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • vergelijkingen in een tekst herkennen.
  • zelf vergelijkingen gebruiken.
  • minimaal vier voorbeelden noemen van vergelijkingen waarin dieren voorkomen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kan ik verschillende vergelijkingen maken en herkennen.
Stap 2 Maak ook de oefening over vergelijkingen met dieren.
Stap 2 Ik kan verschillende rebussen ontcijferen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A maak ik een toets.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B ga ik een rebus van een vergelijking maken.
Extra opdracht Maak de extra opdrachten. Overleg met mijn docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende onderwerpen:

Maak daarna de volgende oefeningen.

Stap 2: Vergelijkingen met dieren

Maak ook de volgende oefening.

Stap 3: Rebus

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets: Vergelijkingen.

Eindopdracht B: Rebus maken

Het eindproduct van deze opdracht is een rebus van een vergelijking.

Een rebus is een woordpuzzel waarin figuren gebruikt worden om woorden voor te stellen. Naast de figuren bestaat de rebus meestal uit letters die toegevoegd, verwijderd of vervangen moeten worden door andere letters.

Je gaat nu zelf een rebus van een vergelijking maken.

  • Begin met het bedenken van de vergelijking waarvan je de rebus wilt maken. Zorg dat de zin niet te kort, maar ook niet te lang is.
  • Bedenk welke figuren je zou kunnen gebruiken om de rebus te maken.
  • Bedenk bij elk figuur welke letters je toe moet voegen of weg moet laten.
  • Teken zelf de figuren of ga op zoek naar passende afbeeldingen.
  • Zorg dat de figuren in de goede volgorde op een stuk papier komen te staan.
  • Geef onder ieder figuur, door hokjes te tekenen, aan uit hoeveel letters het woord bestaat.

Afronding
Vraag een klasgenoot of hij de rebus kan oplossen.
Vraag hem om commentaar op je rebus. Verwerk het commentaar.

Natuurlijk los jij ook de rebus van je klasgenoot op.
Geef je klasgenoot op een goede manier feedback op zijn/haar rebus.

Beoordeling:
Je docent kijkt bij de beoordeling naar:

  • is de rebus oplosbaar?
  • gaat de rebus over een vergelijking?
  • is er aandacht besteed aan de netheid?

Klaar?
Laat je rebus beoordelen door je docent.

Extra opdracht

Hier vind je een extra oefening over vergelijkingen.

  • Ga naar de site van jufmelis en maak de eerste twee oefeningen onder Vergelijkingen.
  • Als je school een abonnement heeft, maak dan ook de andere oefeningen.
  • Houd je score per oefening goed bij en noteer die op het (prik)bord in het lokaal achter je naam.
  • Wie van jullie klas haalt de hoogste totaalscore?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kende je de vergelijkingen al die je in de introductieopdracht las?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het lastig om vergelijkingen te herkennen en te gebruiken?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je gekozen voor de toets of de rebus?
    Waarom heb je voor opdracht A of opdracht B gekozen?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdrachten op de site van juf melis kunnen maken? Ging het goed?

Spelling - Persoonsvorm

Persoonsvorm

Intro

In deze opdracht staat de spelling van de persoonsvorm centraal.

Om te weten hoe je de persoonsvorm spelt, is het eerst handig om te weten hoe je de persoonsvorm vindt.

Hoe je de persoonsvorm vindt, heb je geleerd in thema 2.
Om je geheugen nog even op te frissen, kun je bij 'Wat kan ik al?' oefenen met het vinden van de persoonsvorm.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd zetten.
  • de persoonsvorm in de verleden tijd zetten.

Wat kan ik al?

In thema 2 heb je geoefend met het vinden van de persoonsvorm.
Dat gaan we in deze stap nog even herhalen.
Lees eerst even de Kennisbank:

Grammatica: Persoonsvorm

Maak nu de oefening.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'De persoonsvorm' en maak de oefeningen.
Stap 2 Zoek op internet een schema over spelling persoonsvorm.
Stap 3 Ik maak nu zelf een schema.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A maak ik een toets.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B maak ik een schema.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Materiaal voor het maken van het schema.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1,5 à 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Je weet inmiddels hoe je de persoonsvorm kunt vinden in een zin.
In deze opdracht ga je leren hoe je hem moet spellen.
Bestudeer uit de Kennisbank de volgende drie onderwerpen:

Maak nu de volgende twee oefeningen.

Stap 2: Schema persoonsvorm

Je hebt gezien hoe je de persoonsvorm moet schrijven.
Je hebt ook geoefend met het schrijven van de persoonsvorm.

Ga naar www.google.nl.
Ga op zoek naar een schema over spelling persoonsvorm.
Zoek ook bij Afbeeldingen.

Sla het schema op.
Print het schema uit als je dat prettig vindt.
Kijk goed of je het schema helemaal begrijpt.
Bespreek het schema ook met een klasgenoot.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets.

Eindopdracht B: Schema maken

Als je kiest voor eindopdracht B ga je zelf een schema maken.
In het schema laat je duidelijk zien hoe je:

  • de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.
  • de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.

Werkwijze:

  • Bepaal eerst wat je in het schema gaat vertellen.
    Bijvoorbeeld: Zo schrijf je werkwoorden in de verleden tijd.
  • Zorg dat je overal voorbeeldzinnen bij hebt.
    Bijvoorbeeld: Wij kookten voor de hele groep.
  • Bedenk hoe je schema er uit gaat zien. Wordt het een pijlenschema?
    Of is een tabel overzichtelijker?
  • Maak een schema over de tt en de vt.
  • Vraag commentaar aan een klasgenoot.
  • Verwerk het commentaar.

Beoordeling:
Je docent let bij de beoordeling op:

  • inhoud: is het schema duidelijk?
  • inhoud: staan in je schema voorbeelden?
  • netheid: is het schema met zorg gemaakt?
  • taalfouten: staan er geen taalfouten in het schema?

Klaar?
Laat je schema dan beoordelen door je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wist je nog wat de persoonsvorm was? Zou je de vraag nu kunnen beantwoorden zonder dat je kan kiezen uit antwoorden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1,5 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Snap je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet schrijven? En in de verleden tijd? Welke vorm vind je lastiger?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten? Heb je gekozen voor de toets of het schema?
    Als je hebt gekozen voor de toets: waren de vragen moeilijk? Hoe vond je de zinnen waarbij twee persoonsvormen in één zin stonden?
    Als je hebt gekozen voor het schema: denk je dat je je schema nog vaker gaat gebruiken? Is hij echt praktisch en bruikbaar?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die zijn gebruikt in het thema: Wie roept daar boe?

Eindopdracht

Je sluit dit thema af met een toneelstukje.

Je speelt het toneelstukje met twee klasgenoten.
Hiervoor hebben jullie 2 lesuren de tijd.
In het toneelstuk moet lichaamstaal een belangrijke rol spelen.
Dat moet ook wel..., want in het toneelstuk mag NIET gesproken worden!

Lees de onderstaande situatie:

"Een leerling wordt door de docent naar voren geroepen.
De leerling krijgt op zijn kop omdat hij een onvoldoende heeft gehaald.
De leerling reageert eerst geschrokken.
Dan legt de leerling uit dat het de schuld van de docent is.
De docent geeft uiteindelijk toe en verandert het cijfer."


Bedenken
Bedenk samen hoe je bovenstaande situatie kunt spelen zonder te praten.
Je mag ook een eigen situatie verzinnen!
Maak binnen jullie groepje een rolverdeling.
Bedenk samen welke houdingen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen bij elke speler passen.
Elke speler maakt notities voor zijn/haar rol.

Oefen de situatie.
Help elkaar om de juiste gebaren en lichaamstaal te gebruiken.
Let ook op de juiste timing.
Schrijf goede ideeën op.

Houd goed rekening met de plaats waar je je stukje moet opvoeren.
Is alles goed zichtbaar?
Oefen je toneelstukje totdat alles prima loopt.

Beoordeling:
Jullie docent beoordeelt jullie toneelstuk op de volgende onderdelen:

  • het toneelstuk wordt uitgebeeld zonder woorden.
  • het is duidelijk waar het toneelstuk over gaat.
  • het toneelstuk is zo gespeeld, dat het publiek meeleeft.
  • de acteurs spelen hun rol goed en serieus.

Klaar?
Overleg met je docent wanneer jullie je toneelstukje op mogen voeren.

Toneelstuk maken

In een toneelstuk worden drama en actie met elkaar gecombineerd en heb je te maken met personages en taal.

 

D-Toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de opdracht in de inleiding.
    Vind je het moeilijk om de lichaamstaal van een ander te lezen?
    Gebruik je zelf erg veel lichaamstaal als je met iemand communiceert?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 10,5 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Is het gelukt om samen een toneelstuk zonder tekst te maken? Kwamen jullie geloofwaardig over?
    Hoe verliep de samenwerking? Hadden jullie de taken eerlijk verdeeld?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Fictie

Voor het onderdeel Boeken zoeken zijn de volgende items geselecteerd.

Grammatica

Voor het onderdeel Werkwoordelijk gezegde zijn de volgende items geselecteerd:


Uitleg in een video

Schrijven

Voor het onderdeel Tekstopbouw is het volgende item geselecteerd.

Woordenschat

Voor het onderdeel Vergelijkingen zijn de volgende items geselecteerd.

Spelling

Voor het onderdeel Persoonsvorm is het volgende item geselecteerd.

  • Het arrangement Thema 3 Wie roept daar boe? vmbo-kgt12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    28-11-2025 12:37:00
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-kgt12. Dit thema bestaat uit vijf opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. Zo komt in dit thema het herkennen van boekgenres, het vinden van het werkwoordelijk gezegde, het aangeven van de opbouw van een tekst, het herkennen van vergelijkingen en het spellen van de persoonsvorm aan bod. Om het thema af te sluiten wordt een toneelstukje gemaakt en opgevoerd
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Techniek en woordenschat; Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Literatuur; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Tekstkenmerken; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, boekgenres, nederlands, opbouw van tekst, persoonsvorm, stercollectie, toneelstukje, vergelijkingen, vmbo-kgt12, wie roept daar boe?

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Fictie - Boeken zoeken - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61660/Opdracht__Fictie___Boeken_zoeken____vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Werkwoordelijk gezegde - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61661/Opdracht__Grammatica___Werkwoordelijk_gezegde___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Schrijven - Tekstopbouw - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61662/Opdracht__Schrijven___Tekstopbouw___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spelling - Persoonsvorm - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/82782/Opdracht__Spelling___Persoonsvorm___vmbo_kgt12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Woordenschat - Vergelijkingen - vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/61663/Opdracht__Woordenschat___Vergelijkingen___vmbo_kgt12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Wie roept daar boe?

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.