Verschillende organen die in het lichaam samenwerken vormen samen een orgaanstelsel. Zo een in menselijke lichaam komt 11 orgaanstelsels voor. Een van deze orgaanstelsels is bloedvatenstelsel. De organen die deze bloedvatenstelsel vormen zijn:
► Hart
► Slagaders
► Haarvaten
► Aders
► Bloed
Het zuurstofrijke bloed stroomt via de aders uit de longen naar het hart. Het hart pompt dit bloed via slagaders naar de organen. Daar komt de bloed terecht in de dunne bloedvaten, haarvaten. Het bloed is aan het eind van de haarvaten zuurstofarm. Dat komt door uitwisseling van stoffen in de organen. Deze bloed stroomt vanuit de haarvaten terug naar een ader. Via de aders stroomt het zuurstofarme bloed weer terug naar het hart. En hart pompt dit naar de longen toe.
Het vervoer van het bloed door een organisme heet ook bloedsomloop. En de pomp die de bloedsomloop in beweging houdt, is het hart.
Het vervoer van het bloed door een organisme heet ook bloedsomloop. En de pomp die de bloedsomloop in beweging houdt, is het hart.
Mens en de gewervelde dieren hebben een gesloten bloedsomloop. Om alle cellen van het lichaam van zuurstof en voedsel te voorzien heet het lichaam een vertakt netwerk van bloedvaten nodig. Tijdens het transport van het bloed door het lichaam blijft het grootste deel van het bloed binnen de bloedvaten. Daarom het bloedsomloop van een mens en van de gewervelde dieren heet een gesloten bloedsomloop. Dit wil zeggen dat het bloedvatenstelsel een gesloten circuit vormt.
● Open bloedsomloop
Bij een open bloedsomloop stroomt het bloed in delen van het lichaam niet door de bloedvaten maar het vrij door het lichaam in.
Bijvoorbeeld bij een sprinkhaan begint de bloedsomloop bij de achterste hartkamer. Door de samentrekking van de spieren stroomt het bloed via de opening in de hartkamer en ook het bloed van de achterliggende hartkamer de kamer binnen. Naar de slagader wordt het bloed gepompt van de voorste hartkamer. Vanaf de kop stroomt het bloed vrij naar het achterlijf. Er zijn geen haarvaten die het bloed naar de organen verdelen.
Een bloedsomloop die bestaat alleen uit het hart en enkel bloedvat, waaruit het bloed vrij door het lichaam stroomt, heet een open bloedsomloop.
● Enkelvoudige bloedsomloop
Vissen hebben een enkelvoudige bloedsomloop. Vissen nemen zuurstof op met de kieuwen. Nadat het bloed in de kieuwen zuurstof heeft opgenomen stroomt het direct door naar de rest van het lichaam. Dat gebeurt minder krachtig dan bij een dubbele bloedsomloop. Bewegingen van het vissenlichaam verhogen de stroomsnelheid van het bloed. Vanaf de organen stroomt het bloed naar het hart. Het bloed stroomt alleen één keer langs het hart.
De bloedsomloop van de vissen heet een gesloten enkelvoudige bloedsomloop.
● Dubbele bloedsomloop
De amfibieën, vogels, zoogdieren en reptielen hebben een gesloten dubbele bloedsomloop. Deze bloedsomloop bestaat uit twee delen:
► kleine bloedsomloop
► grote bloedsomloop
● Kleine bloedsomloop
De kleine bloedsomloop
De kleine bloedsomloop zorgt ervoor dat zuurstof in het bloed wordt opgenomen en koolzuur wordt afgegeven. De kleine bloedsomloop begint in de rechterhelft van het hart, loopt via de rechterlong en de linkerlong en eindigt in het linkerhelft van het hart.
In de longen wordt zuurstof en koolzuur uitgewisseld. De longen bestaan uit de longblaasjes en een netwerk van de longhaarvaten. In de longhaarvaten neemt het bloed zuurstof op. Het zuurstofrijke bloed stroomt vanaf longhaarvaten naar de longaders en verder naar het linkerhelft van het hart.
● Grote bloedsomloop
De grote bloedsomloop
Via de grote bloedsomloop wordt zuurstof en voedingstoffen naar alle delen van het lichaam gebracht. De grote bloedsomloop begint in de linkerhelft van het hart en eindigt daar. Via de aorta pompt het hart bloed het lichaam in. De organen nemen zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed op. Afvalstoffen, waaronder koolzuur, worden gelijktijdig aan het bloed afgegeven. Deze afvalstoffen worden naar de organen toegebracht die ze verder kunnen afbreken, zo verlaten ze het lichaam via de urine en ontlasting.
2. De Bloedvaten
Het bloedvatstelsel bestaat uit meerdere soorten bloedvaten: ► slagaders ► haarvaten ► aders
Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar alle delen van het lichaam. De aders brengen zuurstofarm bloed vanuit het lichaam naar het hart. Alleen in het geval van de longader en de longslagader geldt dit niet. De longslagader loopt van het hart naar de longen en vervoert zuurstofarm bloed. De longader brengt zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart. Net als het hart bevatten ook de aders en de slagaders kleppen die ervoor zorgen dat het bloed maar een kant opstroomt.
● De bouw
De slagaders
De wand van de slagaders is elastisch en gespierd en bestaat uit drie lagen:
► dekweefsel – binnenste laag van één cellaag dik
► spierweefsel – dikke middelste laag
► bindweefsel – buitenkante laag
De bloeddruk in deze bloedvaten is erg hoog, omdat het bloed direct vanuit het hart de slagaders instroomt. Bij slagaders is de het samentrekken van de hartspier voelbaar.
De aders
De aders zijn groter dan de slagaders. De wand van aders is minder gespierd en dunner. Het bloed stroomt hierdoor trager. De aders zijn de vaten die het bloed terugbrengen naar het hart. Bij aders is het samentrekken van de hartspier niet voelbaar. In de aders bevinden zich kleppen. Deze kleppen zorgen ervoor dat bloed maar in één richting kan stromen.
De haarvaten
De slagaders vertakken in de organen in de dunne bloedvaten, haarvaten. De wand van de haarvaten is één cellaag dik. Het bloed stroomt door de haarvaten langzamer dan in de slagaders. Dit is de plaats waar de uitwisseling van stoffen tussen het bloed en de weefselvloeistof plaatsvindt.
● Kleppen in aders
Het hart pompt het zuurstofrijke bloed door de slagaders. De slagers vervoeren het bloed door het lichaam. De aders vervoeren het zuurstofarme bloed van de organen terug tegen de zwaartekracht in van het lichaam naar het hart.
Veel aders hebben kleppen die in de aders voorkomen dat het bloed weer terugstroomt, naar het hart.Als het bloed in de juiste richting stroomt, staan de kleppen open. De kleppen gaan dicht als het bloed in de verkeerde richting stroomt.
De aders maken gebruikt niet alleen van de kleppen in de aders maar ook van de spieren in het lichaam. In het menselijke lichaam zorgt het aanspannen en ontspannen van de been- en armspieren voor het transport van het bloed in de aders. De spieren spannen zich aan tegen de wand van de aders aan. De ruimte in de ader wordt kleiner en wordt het bloed verder gedrukt.
● Volumestroom en stroomsnelheid bloed
De volumestroom ( Q ) door een buis is afhankelijk van de doorsnede van een buis ( A ) en van de gemiddelde stroomsnelheid in de buis ( Vgem ).
De formule voor de berekening van de volumestroom is:
Q = A x Vgem
► Volumestroom – Q in m3/ s
► Doorsnede van de buis – A in m2
► Gemiddelde stroomsnelheid – Vgem in m/s
In alle drie soorten bloedvaten, slagader,ader en haarvat, stroomt het bloed met verschillende snelheid. In de slagaders is de hoogste stroomsnelheid van het bloed is in de slagaders. Die hebben de dikste wand. De laagste stroomsnelheid heeft het bloed in de haarvaten. Door de kleinere stroomsnelheid van het bloed in de haarvaten kunnen de stoffen gemakkelijker uitgewisseld worden. In de benen en armen is de druk niet voldoende om het bloed naar het hart terug te transporteren. Daarom heb je de beweging van de spieren en de kleppen in de aders nodig.
De formule voor de berekening van de gemiddelde stroomsnelheid van het bloed in de bloedvaten is:
Vgem = Q / A
● Bloedvatenstelsel met namen van de bloedvaten
Het bloedvatenstelsel of de bloedsomloop is een vaatsysteem waardoor bloed stroomt. Meestal hebben de bloedvaten namen naar het orgaan waar ze het bloed naartoe of vanaf vervoeren. De slagaders heten naar het organen waar naartoe ze het bloed vervoeren. En aders heten naar organen waar ze het bloed vanaf vervoeren.
Vijf bloedvaten die niet naar de organen heten:
► De holle ader
Via de bovenste en onderste holle ader komt het zuurstofarm bloed, afkomstig uit alle delen van je lichaam, binnen in de rechtersboezem.
► De aorta
Vanuit de linkerboezem stroomt het bloed naar de linkerhartkamer en vervolgens via de aorta (grote lichaamsslagader) naar de rest van je lichaam.
► De halsslagader
De halsslagader vervoert het bloed vanaf de aorta naar slagaders in het hoofd.
► De halsader
De halsader vervoert het bloed vanaf alle aders in het hoofd naar de bovenste holle ader.
► De poortader
De poortader vervoert bloed dat net voedingsstoffen uit de darmen heeft opgenomen naar de lever.
3. Transport
● Transport van stoffen
De organen bestaan uit weefsels. En een weefsel is opgebouwd uit de cellen.
Tussen de cellen van de haarvaten zitten kleine openingen. . De wand van de haarvaten is heel dun. Hel bloed in de haarvaten stroomt heel langzaam, omdat de diameter van de haarvaten is de zeer klein. Da taak van de haarvaten is de uitwisseling van opgeloste stoffen en water met hun omgeving.
Dat gebeurd door middel van diffusie en bloeddruk. Via de openingen tussen de haarvatcellen stromen de opgeloste stoffen, water en de witte bloedcellen van de haarvaten uit. Het water met de opgeloste stoffen (zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen) en de witte bloedcellen in het weefsel heet weefselvloeistof of weefselvocht.
Weefselvloeistof heeft de functie om zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen met de weefselcellen uit te wisselen. De cellen neme zuurstof en voedingsstoffen op uit de weefselvloeistof en geven afvalstoffen en koolstofdioxide af aan de weefselvloeistof.
Een deel de weefselvloeistof wordt weer aangezogen door de haarvaten en komt op deze manier weer terug in de bloedsomloop. Een deel van de weefselvloeistof vindt de weg naar de haarvaten niet terug. Deze weefselvloeistof wordt opgevangen in een apart buizensysteem dat deze weefselvloeistof weer terugvoert naar het hart. Dit buizensysteem wordt het lymfevatenstelsel genoemd. Lymfevaten lijken veel op bloedvaten.
● Lymfe en Lymfevatenstelsel
Een deel van de weefselvloeistof vindt de weg naar de haarvaten niet terug. Deze weefselvloeistof wordt opgevangen in een apart buizensysteem dat deze weefselvloeistof weer terugvoert naar het hart. Dit buizensysteem wordt het lymfevatenstelsel genoemd.
Het lymfevatenstelsel is een zeer vertakt stelsel en loopt door gehele lichaam.
Hij bestaat uit:
► Lymfevaten
► Lymfevloeistof (lymfe)
► Lymfe weefsel
De lymfevaten lijken veel op bloedvaten. Als weefselvloeistof zich in het lymfevatenstelsel bevindt, noemen we deze weefselvloeistof lymfe. Lymfe bevat o.a. zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Lymfe kan witte bloedcellen bevatten. De lymfevaten hebben dunne wanden. En in de lymfevaten zitten de kleppen. De kleppen zorgen dat de lymfe alleen een kant op kan stromen. Het transport van de lymfe door de lymfevaten gaat door de beweging van de spieren waardoor de vaten samengedrukt worden.
De kleine lymfevaatjes verenigen zich tot iets grotere lymfevaten, die uiteindelijk samenkomen in twee grote vaten: de borstbuis en de rechterlymfestam. Deze vervoeren de lymfe naar de aders, die onderdeel van het bloedvatenstelsel zijn. Het bloed dan stroomt via deze aders naar de holle ader.
In de lymfeknopen (lymfeklieren) bevinden zich witte bloedcellen. Ze maken afweerstoffen tegen bacteriën aan. Ze zuiveren de lymfe.
De taak van het lymfevatenstelsel is het vervoer van de lymfe weer terug naar het bloedvatenstelsel. Het lymfevatenstelsel speelt een belangrijke rol bij de afweer tegen ziekteverwerkers.
● Lymfevatenstelsel en Bloedvatenstelsel
Verschil tussen bloed en lymfe:
Lymfe bevat bijna geen zuurstof
Lymfe bevat geen rode cellen, ze heeft een geelachtige kleur
Lymfe bevat meer afweerstoffen, die zijn in de lymfeknopen aangemaakt
Afvalstoffen en bacteriën worden via het lymfe naar de aders vervoert
Verschil tussen bloedvatenstelsel en lymfestelsel:
Bloedvatenstelsel
Lymfevatenstelsel
►bloed stroomt snel
►lymfe stroomt langzaam
►bloed heeft een eigen pomp, het hart
►lymfe heeft geen pomp
►het stelsel is een gesloten systeem
►het stelsel heeft geen begintpunt
►het staat vocht af aan de weefsels
►het brengt vocht terug in de weefsels
● Transport door cellen
Elke cel heeft een celmembraan. Het celmembraan vormt een afscheiding tussen de binnenkant en buitenkant van de cel, maar ze laat ook allerlei stoffen door. Sommige stoffen worden alleen doorgelaten als ze nodig zijn.
In het celmembraan van alle organismen bevinden zich twee soorten eiwitmoleculen die door het celmembraan transporteren:
► porie-eiwit
► transporteiwit
Het aan- en afvoer van stoffen van en naar de cellen gebeurt passief of actief. Passief transport is een vorm van transport van stoffen door celmembranen heen die geen energie kost. Deze transpoort wordt door het porie-eiwit uitgevoerd. De porie-eiwitten laten het water en de kleine moleculen de cel in en uit. Dat gebeurt door een diffusie en daarom dat geen energie kost.
Het transport bij welke is energie nodig is actief transport. Voor dit transport zorgt een ander eiwit in het celmembraan, transporteiwit. Dit transporteiwit grijpt de moleculen vast en transporteert hun de cel in en uit. Sommige moleculen zoals glucose kunnen niet door middel van diffusie door het celmembraan heendringen. Daarvoor hebben ze bepaalde transporteiwitten nodig. Bij actief transport werkt de cel de moleculen naar binnen en duwt andere er weer uit. Zo kunnende transporteiwitten glucose in de cel doorlaten terwijl er al veel glucosemoleculen in de cel zijn. Daarom in de cel water zich verplaatst van een plaats met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een plaats met een hoge concentratie opgeloste stoffen. Dat heet osmose. Zo de transporteiwitten indirect zorgen voor het watertransport.
Het arrangement Transport door het lichaam is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Bea Fricova
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2015-06-26 16:41:35
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.