Anatomie en Fysiologie
Verzorgende Niveau 3
S.M. van de Zedde
Docent Verpleegkunde
ROC Aventus Sector GDW 1 Oktober 2009
5
Hoofdstuk 1 Anatomie en fysiologie.
1.1 Algemene inleiding
In dit hoofdstuk maken we je duidelijk wat onder anatomie en fysiologie wordt verstaan
en waarom deze twee termen meestal gecombineerd voorkomen. Je moet als
verzorgende de anatomie van het menselijk lichaam kennen: waar liggen de organen,
hoe zien ze eruit en uit welke weefsels zijn ze opgebouwd. Dit noemen we de anatomie
van het menselijk lichaam. Daarnaast moet je weten hoe de organen werken en waar ze
voor dienen. De wetenschap, die zich met de werking en functie van organen
bezighoudt, heet fysiologie.
1.2 Waarom al die kennis van het
menselijk lichaam?
De leerstof van de anatomie en fysiologie is zeer
uitgebreid. Waarom moet je dit allemaal leren,
terwijl je er in de praktijk zo weinig mee kan doen?
De taak van een verzorgende is het geven van hulp
bij zelfzorg. Deze taak kan je slechts uitvoeren als je
weet welke hulp je moet geven, op welke manier en
vooral waarom. Wanneer je weet waarom je
bepaalde verzorgende handelingen verricht, doe je je
werk beter en waarschijnlijk met meer plezier.
Het vak anatomie en fysiologie valt onder de beroepsondersteunende vakken.
Om te kunnen begrijpen waarom iemand zich ziek voelt, hoe het komt dat een bepaald
orgaan niet goed meer functioneert, moet je eerst bekend zijn met het normale functioneren
van het lichaam.
De anatomie en fysiologie richten zich voornamelijk op het lichamelijk (somatische)
functioneren van de mens als totaliteit. Het verstandelijke (psychische) functioneren is vooral
het terrein van het vakgebied psychologie en het sociaal functioneren vooral dat van het
vakgebied sociologie.
6
Hoofdstuk 2 Cellen en weefsels
2.1 Cellen
Cellen zijn de kleinste functionele bouweenheden van het menselijk lichaam. Met functioneel
bedoelen we: zelfstandig werkend. De cel wordt de basisbouwsteen (anatomie) en
stofwisselingseenheid (fysiologie) van de mens genoemd. Het menselijk lichaam bestaat
uit miljarden cellen. Een cel die zelfstandig kan functioneren vertoont - net als de mens zelf –
de kenmerken van het leven. De cel houdt zich in leven door: ademhalen, voedsel verteren,
uitscheiden, zich van de omgeving afschermen door middel van een beschermende laag en
zich vermeerderen.
Water speelt een belangrijke rol bij de chemische reacties die nodig zijn om de cel in leven te
houden. Veel chemische reacties zorgen voor verandering in de cel, dit noemen we
metabolisme of stofwisseling. In alle levende cellen vindt constant verandering plaats.
Cellen zijn niet allemaal hetzelfde. Ze kunnen zich differentiëren (onderscheiden).
Tijdens de ontwikkelings- en groeifase van het lichaam vormen groepen cellen zich tot
weefsels. Een verzameling cellen die eenzelfde bouw hebben en eenzelfde functie uitvoeren
(ze hebben zich gedifferentieerd) wordt weefsel genoemd. Een weefsel kan meerdere
functies vervullen en in een weefsel kunnen zich meerdere celtypen bevinden.
Een groep weefsels vormt samen een onderdeel van het lichaam, een orgaan. De organen en
orgaanstelsels worden in het volgende hoofdstuk behandeld.
2.2 Weefsels
Er zijn vier hoofdgroepen weefsels te noemen:
Spierweefsel
Steunweefsel
Dekweefsel
Zenuwweefsel
Cellen
Gedifferentieerde cellen
Weefsels
Organen
Orgaanstelsels
Organisme
Mens
7
2.2.1 Spierweefsel (figuur 1, A)
Spierweefsel heeft als belangrijke taak het in beweging brengen van het lichaam.
Men kan drie typen spierweefsel onderscheiden:
Glad spierweefsel.
Dit komt voor in de wand van holle organen, zoals in de wand van
de maag, het darmkanaal en van de bloedvaten.
Dwarsgestreept spierweefsel.
Dit type spierweefsel zit vast aan het skelet en wordt daarom ook
wel skeletspierweefsel genoemd. Het weefsel ziet er dwarsgestreept
uit. We spreken over spieren.
Hartspierweefsel
Het hart is een holle spier. Het weefsel heeft zijn eigen structuur,
het is combinatie van bovenstaande weefsels. Het hartspierweefsel
wordt aangestuurd door de aanwezigheid van een prikkelautomaat(
de sinusknoop). Deze geeft het hart zeer regelmatige impulsen. De
werking van het hart is terug te vinden in hoofdstuk 5.
Samenvattend kan men stellen dat het spierweefsel zorgt voor de normale
lichaamshoudingen en bewegingen. In bepaalde gevallen hebben spieren ook een
beschermende functie doordat ze tegen een lichaamswand (borst- en buikwand) zitten.
8
2.2.2 Steunweefsels
Men onderscheidt vier typen steunweefsels: bindweefsel, kraakbeen, botweefsel en bloed.
Bindweefsel
Het bindweefsel kan zich in vele vormen voordoen;
Bindweefsel
De belangrijkste functies van het bindweefsel zijn:
Omhullen en het verbinden van organen
Uitwisseling van voeding- en afbraakstoffen vanuit cellen
Bescherming tegen schadelijke invloed van buitenaf en bij beschadiging van weefsels
sluiten de bindweefselcellen de beschadigde plek zo goed mogelijk af.
Vetweefsel
De functies van het vetweefsel zijn:
Opslag van vet als reserve: bij vermagering wordt dit vet gebruikt als energiebron.
Het depotvet kan op vele plaatsen in het lichaam aanwezig zijn zoals onder de huid en
in de darmen.
Steun geven aan organen en weefsels: rondom de nieren bevindt zich bijvoorbeeld een
stevige vetlaag. Ook tref je vetweefsel aan in gewrichten, in de oogkassen, in de
wangen, in de handpalmen en voetzolen.
Isolatiefunctie: het vetweefsel zorgt voor de warmte-isolatie. Het menselijk lichaam
wordt hierdoor beschermd tegen sterke schommelingen in de buitentemperatuur.
Bindweefsel in het beenmerg
Behalve bij de vorming van bloedcellen speelt het bindweefsel ook een belangrijke rol bij de
afweer. De cellen kunnen schadelijke bacteriën opnemen en vernietigen.
Kraakbeen
Kraakbeen is steviger en veerkrachtiger dan bindweefsel. Het is
betrekkelijk vast, maar toch vervormbaar. Kraakbeen bevat evenals
dekweefsel geen bloedvaten (avasculair). Het vormt een tussenlaag
waardoor de bewegingen in de gewrichten soepel verlopen.
Botweefsel
Botten geven stabiliteit en stevigheid aan ons lichaam, het skelet.
Botweefsel is geen dood materiaal, het wordt voortdurend opgebouwd en
afgebroken. Het botweefsel is rijk doorbloed en daarom is er voedsel en veel zuurstof nodig.
Bloed
Bloed wordt tot steunweefsels gerekend omdat het de specifieke structuur heeft van een
steunweefsel. Bloed vertoont de volgende kenmerken:
Het bestaat 90% uit water en wordt plasma genoemd. Plasma kan
stromen en een transportfunctie vervullen. Plasma transporteert vele
stoffen, zoals bloedcellen, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen enz.
Er zijn drie typen bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en
bloedplaatjes. De functies van de bloedcellen is terug te vinden in
2.2.3 Dekweefsel
Het dekweefsel bevat geen bloedvaten. Voeding vindt plaats vanuit het
onderliggende bindweefsel. Het is gelegen aan het lichaamsoppervlak
(de opperhuid) en het vormt de binnenbekleding van holle organen, bijvoorbeeld
de maag darmkanaal, luchtwegen en bloedvaten.
Bij het dekweefsel wordt het lichaam zowel van buiten als van binnen bedekt.
2.2.4 Zenuwweefsel
Dit weefsel is in staat om prikkels (impulsen) over bepaalde afstanden in het
lichaam voort te geleiden. Het vormt een netwerk van verbindingen tussen de
weefsels waar die prikkels worden opgevangen en de weefsels waar de prikkels
uiteindelijk tot een reactie leiden. Dus als ik loop komt dat omdat er seintje aan
mijn benen wordt gegeven dat ik moet lopen. Dit gebeurt zelfstandig
(autonoom), zonder dat we daar over na hoeven te denken. Zenuwweefsel
behoort tot het centrale zenuwstelsel. In hoofdstuk 11 wordt de samenwerking
tussen zenuwweefsel, de hersenen en het ruggenmerg uitgelegd.
Verwerkingsopdrachten
1. Leg uit wat een cel is?
2. Een cel die zelfstandig kan functioneren, vertoont de kenmerken van het leven.
Hoe houdt een cel zich in leven?
3. Cellen kunnen zich onderscheiden van elkaar. Ze vormen zich tot een weefsel.
Noem vier verschillende weefsel en zoek uit wat de functie is van elke specifiek
weefsel. Waar in het lichaam komt het weefsel voor en wat is de taak van het weefsel?
Geef voorbeelden.
4. Om van een cel tot een mens te komen is het lichaam constant in ontwikkeling.
Leg aan de hand van een schema uit welke stappen er zijn.