Overzicht hoofdstuk 4
Introduction Unité 4
In dit hoofdstuk gaat het over kleuren en vertellen welke kleur je mooi of niet mooi vindt, kledingstukken en vertellen wat je draagt. Het werkwoord 'avoir' en 'ontkenningen' worden ook behandeld.
* Alle gebruikte afbeeldingen zijn afkomstig van Pinterest.
Wat aan bod komt:
- De kleuren
- Praten over je lievelingskleur [mooi / niet mooi]
- Benamingen van kledingstukken
- Praten over kleding die je draagt
- Het werkwoord 'avoir'
- De ontkenning
Verder behandelen wij bijpassende teksten en luistermateriaal
Unité 4 Je préfère
LES COULEURS
Exercice 1
Bekijk afbeelding 1. Nummer van 1 t/m 12 in je schrift en zet daar de Franse Kleuren achter. Schrijf daar de Nederlandse vertaling achter.
Dus:
1. le blanc = .........
2. le noir = .........
3. (enz..)
Afbeelding 1
__________________________________________________________________________________________________
MA COULEUR PRÉFÉRÉE
Exercice 2
Bestudeer de onderstaande zinnen [phrases] waarin je leert te zeggen wat je leuk / niet leuk vindt.
PHRASES:
1. Je préfère le bleu. = Ik vind blauw het mooist.
2. J'adore le vert. = Ik ben dol op groen.
3. Je déteste l' orange. = Ik haat oranje.
4. J' aime le violet. = Ik houd van paars.
5. C'est nul. = Het is waardeloos.
6. C'est trop bien. = Het is te gek.
7. Quelle est ta couleur préférée? = Wat is jouw lievelingskleur?
8. Ma couleur préférée c'est le noir. = Mijn lievelingskleur is zwart.
_________________________________________________________________________________________________
Exercice 3
Geef in het Frans antwoord op de volgende vragen [maak hele zinnen!] en kijk goed naar de 'phrases' hierboven.
1. Wat is jouw lievelingskleur?
2. Welke kleur ben jij dol op?
3. Hoe vraag je aan iemand wat zijn lievelingskleur is?
4. Welke kleur heb jij een hekel aan?
5. Wat vind jij van het vak Frans?
__________________________________________________________________________________________________________________
LES VÊTEMENTS
Afbeelding 2
Exercice 4
Bekijk afbeelding 2 en neem de benamingen van de kledingstukken [= les vêtements] en andere artikelen [van links naar rechts] over in je schrift. Nummer onder elkaar [ 1 t/m 42 ]. Zet daarna de Nederlandse vertalingen erachter. Gebruik je [online] woordenboek. Deze opdracht mag je in tweetallen doen.
Dus:
1. écharpe = shawl
2. gants = wanten
3. montre = .........
enzovoorts
________________________________________________________________________________________________
PARLER
afbeelding 3
Exercice 5
Volg de 5 stappen:
Stap 1 : Bekijk afbeelding 3 en de onderstaande tekst met vertaling:
* Qu'est-ce que tu portes? [uitspraak : 'Keskuh tu port'] = Wat draag jij?
* Et [uitspraak : 'eee'] = En
* Je porte. [uitspraak : 'Zjuh port'] = Ik draag.
Stap 2 : Spreek de Franse zinnetjes die hierboven staan [zachtjes] uit.
Stap 3 : Schrijf nu in het Frans op wat je aanhebt. Noem minstens 3 dingen en begin met 'ik draag' [in het Frans!] Maak hierbij ook gebruik van afbeelding 2 en 3.
Let op !!! Bij afbeelding 2 staat er geen 'un', 'une' of 'des' voor de woorden. Deze moet je er dus zelf nog voorzetten als je gebruik maakt van afbeelding 2.
Stap 4 : Je hebt nu een mooie Franse zin waarin je vertelt wat je draagt. Spreek deze nu ook [zachtjes] uit. Als je twijfelt of hulp nodig hebt, ga dan naar je docent.
Stap 5 : [Extra] Vraag aan je docent of je dit gesprek nu met iemand samen mag doen.
Dus :
A vraagt aan B wat B aan heeft.
B geeft antwoord
Daarna wissel je van rol.
_______________________________________________________________________________________________
EXTRA :
PUZZLE
afbeelding 4
EXTRA
Exercice 6
! Vraag eerst aan je docent of je deze oefening mag maken.
1. Zoek de Franse benamingen die onder de puzzel [afbeelding 4] staan, op in de puzzel. Vraag aan je docent of je de puzzel op papier mag krijgen. Streep de woorden in de puzzel aan.
! Plak de puzzel in je schrift en zet er : 'exercice 6' op.
2.Wat zou de titel van deze puzzel kunnen betekenen? [Tip: * 's habiller = zich aankleden]
3. Zoek de juiste combinaties. Welke Franse kledingstukbenaming past bij welke Nederlandse vertaling ? Nummer nu eerst van 1 t/m 27 in je schrift. Hier zet je straks de letters achter van de juiste Nederlandse vertaling.
Nederlandse vertalingen:
A. sokken
B. kniekous
C. jasje
D. spijkerbroek
E. riem
F. windjack
G. hemd [overhemd]
H. stropdas
I. kostuum [net pak]
J. panty
K. bovenstukje [top of bikinitop]
L. regenjas
M. onderbroek
N. badpak
O. rok
P. mantel [nette jas]
Q. nette broek
R. jurk
S. pyjama
T. trui
U. sandalen
V. korte broek
W. smoking [pak voor feestelijke gelegenheden]
X. t-shirt
Y. trainingspak
Z. gympen
*. vest
___________________________________________________________________________________________________________________
Het werkwoord AVOIR = HEBBEN
Avoir is een van de belangrijkste werkwoorden in het Frans. In de onderstaande afbeelding zie je het hele rijtje van AVOIR in de présent [tegenwoordige tijd = t.t]
LEERBLAD
leerblad 1
Exercice 7
Schrijf het hele Franse rijtje van AVOIR [leerblad 1] over in je schrift.
Begin met als titel : AVOIR = HEBBEN, sla dan een regel over en schrijf 'j' ai' t/m 'ils ont' onder elkaar over in je schrift.
Ga nu op zoek naar de Nederlandse vertaling en zet die erachter.
! Gebruik je apprendres en andere hulpbronnen.
Afbeelding 5
Exercice 8
Het is de bedoeling dat je het rijtje van het werkwoord AVOIR = HEBBEN zo snel mogelijk uit je hoofd kent. Als je het nog niet uit je hoofd weet, mag je voor deze oefening nog even bij leerblad 1 spieken.
Kijk nu naar afbeelding 5. Schrijf de zinnen over in je schrift en vul de juiste vorm van AVOIR in op de open plek. Onderstreep je antwoorden die je op de open plek hebt ingevuld]
Exercice 9
Cherche les animaux... [= Zoek de dieren]
In de zinnen van exercice 8 zitten 3 dieren verstopt.. Ze staan steeds aan het eind van een zin. Weet jij om welke 3 diersoorten het gaat?
Exercice 10
Vul de juiste vorm van het werkwoord AVOIR in:
1. [Zij hebben] _____________ des nouveaux vêtements.
2. [Ik heb] _____________ une jupe Ralph Lauren.
3. [Hij heeft] _____________ un jean Levis.
4. [Jij hebt] ______________ une cravate noire.
5. [Wij hebben] ______________ des lunettes de soleil Ray-Ban.
6. [Zij heeft] ______________ des baskets Reebok.
_________________________________________________________________________________________________
Afbeelding 6
Exercice 11
Op afbeelding 6 zie je een wolf en een Franse uitdrukking. Deze uitdrukking hebben wij in het Nederlands ook. Kun jij raden wat 'avoir une faim de loup' betekent?
__________________________________________________________________________________________________________________
LES NÉGATIONS = DE ONTKENNINGEN
Exercice 12
A. Klik op de onderstaande link over Ontkenningen en bekijk de slideshow aandachtig.
De onderstaande info geeft je de nodige uitleg.
slide 1 : 'La forme négative des verbes' = 'de ontkennende vorm van de werkwoorden'.
slide 2 : Om een zin ontkennend te maken, moet je 'NE...PAS' aan de zin toevoegen. NE...PAS = niet / geen
De volgorde is : onderwerp [=sujet] - NE - werkwoord [=verbe] - PAS
DUS : Je [sujet] regarde [verbe] la télé. = Ik kijk TV.
ONTKENNEND : Je ne regarde pas la télé. = Ik kijk niet naar de TV.
Il aime le sport. = Hij houdt van sport.
ONTKENNEND : !!!! Il n' aime pas le sport = Hij houdt niet van sport.
!!!! Doordat 'aime' met een klinker begint, krijg je n' !!!
B. Op slide 3 staan in totaal 8 zinnen. Schrijf deze Franse zinnen in je schrift en vertaal ze naar het Nederlands.
HULPWOORDEN:
- content = tevreden
- nages = zwemt
- la piscine = het zwembad
- écoute = luistert
- volons = vliegen
- avion = vliegtuig
C. Op slide 4 staan in het blauwe vlak 8 zinnen. Jij gaat deze zinnen ontkennend maken. Schrijf de hele zin op in je schrift.
Zin 7 doen we niet.
TIP !! De ontkenning staat altijd om het [eerste] werkwoord heen. NE / N' ervoor en PAS er direct achter.
D. Slide 5
Let op !! [=attention]:
De ontkenning van: j'adore hoef je niet persé met 'ne..pas' te doen.
Je kunt namelijk in plaats van 'j'adore' ook het tegenovergestelde zeggen: 'je déteste' [=ik heb een hekel aan]
Geef nu de vertaling van de onderstaande zinnen:
1. Tu adores le vélo. =
2. Tu détestes le vélo. =
LINK
Slideshow ontkenningen
_________________________________________________________________________________________________________________
- WB83 oef.22 [evt als extra]
__________________________________________________________________________________________________________________
Apprendres
apprendres unité 4