Dieren met botten

Dieren met botten

Heel veel dieren om ons heen

Op aarde leven veel soorten dieren. Van het kleinste insect tot de enorme walvissen.
De dieren zijn verdeeld in groepen. Welke groepen zijn dat?

Deze les gaat over dieren met botten, die noemen we gewervelde dieren.

Wat ga je leren?

- Ik kan de 5 verschillende dierensoorten noemen;
- ik kan het verschil tussen gewervelde en ongewervelde uitleggen;
- ik kan de kenmerken van gewervelde dieren vertellen.

Wat ga je doen?

- Ik maak een dierenboekje,
- in dit boekje maak ik van iedere soort gewervelde dieren een tekening met uitleg. 

Open bestand Dierenboekje 'dieren met botten'

Print het document 'dierenboekje'. Vraag je leerkracht om het dubbelzijdig te kopieëren
en er een boekje van te maken. 

Gewerveld en ongewerveld

Warm of koud?

Zoogdieren hebben haren en vogels veren om zich warm te houden.
Hun lichaamstemperatuur blijft altijd gelijk.
Bij mensen is de lichaamstemperatuur bijvoorbeeld 37 graden.
Vogels en zoogdieren (dus ook de mens) noemen we “warmbloedig”. 

Amfibieën hebben een dunne, naakte huid. Ze raken hun warmte snel kwijt.
De temperatuur van amfibieën is hetzelfde als de temperatuur van de omgeving. 
We noemen ze “koudbloedig”. 

Vissen

Het volgende filmpje gaat over vissen.
Welke vier soorten vinnen worden genoemd?
Waar worden de vinnen voor gebruikt?
Wat maakt dat een vis goed kan zwemmen?
 

 

 

 

Opdracht

Maak op bladzijde 2 van je dierenboekje een tekening van een vis.
Laat in je tekening de kenmerken van vissen zien.
Geef aan waar die kenmerken zijn en schrijf bij je tekening.

 

Opdracht

Maak op bladzijde 3 van je dierenboekje een tekening van een vis die je zelf kiest.
Zoek informatie over de vis en schrijf die bij je tekening: 
- waar leeft het dier,
- hoe oud wordt het dier,
- wat eet het dier,
- hoe plant het dier zich voort,
- eventueel andere informatie die je erbij wilt zetten. 

 

Amfibieën

Kikkers, padden en salamanders zijn amfibieën. Amfibieën leven eerst in het water en later op het land.

In het water: als ze uit hun eitje zijn gekropen leven ze als larve in her water. Ademhalen doen ze als vissen, met kieuwen

Op het land: tijdens hun gedaanteverwisseling krijgen kikkers en padden pootjes en longen waardoor ze ook op het land kunnen leven.

Deze gedaanteverwisseling noemen we metamorfose.

 

 

Kijk naar het filmpje 'van kikkerdril tot kikker'. 

Maak tekeningen van de metamorfose van een kikker.
Begin bij de kikkerdril en laat dan de verschillende stappen zien.
Schrijf steeds bij je tekening wat er verandert.

Opdracht

Maak op bladzijde 4 van je dierenboekje een tekening van een amfibie.
Laat in je tekening de kenmerken van amfibieën zien.
Geef aan waar die kenmerken zijn en schrijf bij je tekening.

 

Opdracht

Maak op bladzijde 5 van je dierenboekje een tekening van een amfibie die je zelf kiest.
Zoek informatie over het amfibie en schrijf die bij je tekening: 
- waar leeft het dier;
- hoe oud wordt het dier;
- wat eet het dier;
- hoe plant het dier zich voort;
- eventueel andere informatie die je erbij wilt zetten. 

Reptielen

Opdracht

Maak op bladzijde 6 van je dierenboekje een tekening van een reptiel.
Laat in je tekening de kenmerken van reptielen zien.
Geef aan waar die kenmerken zijn en schrijf bij je tekening.

 

Opdracht

Maak op bladzijde 7 van je dierenboekje een tekening van een reptiel dat je zelf kiest.
Zoek informatie over het reptiel en schrijf die bij je tekening: 
- waar leeft het dier;
- hoe oud wordt het dier;
- wat eet het dier;
- hoe plant het dier zich voort;
- eventueel andere informatie die je erbij wilt zetten. 

Vogels

 

Opdracht

Maak op bladzijde 8 van je dierenboekje een tekening van een vogel.
Laat zien wat de kenmerken van een vogel zijn en schrijf ze in je tekening.
Wijs aan met een pijltje: donsveren, dekveren, slagpennen, sierveren.

 

Opdracht

Maak op bladzijde 9 van je dierenboekje een tekening van een vogel die je zelf kiest.
Zoek informatie over de vogel en schrijf die bij je tekening: 
- waar leeft het dier;
- hoe oud wordt het dier;
- wat eet het dier;
- hoe plant het dier zich voort;
- eventueel andere informatie die je erbij wilt zetten. 

Zoogdieren

 

Opdracht

Maak op bladzijde 10 van je dierenboekje een tekening van een zoogdier.
Laat zien wat de kenmerken van een zoogdier zijn en schrijf ze in je tekening.

 

Opdracht

Wat zijn je eigen kenmerken? Maak op bladzijde 11 van je dierenboekje een tekening van jezelf.
Zelf ben je ook een zoogdier. Kun je de kenmerken van zoogdieren bij jezelf herkennen? 
Schrijf er de kenmerken van zoogdieren bij je tekening. 

De kenmerken

Afsluiting

Opdracht dierenboekje

Van iedere diergroep heb je nu een tekening gemaakt en de kenmerken laten zien. 
Kies nu zelf een dier waar je wat meer van wil weten. Maak achterop het boekje een tekening van dit dier. 

Schrijft erbij:
- hoe het dier heet;
- waar het leeft;
- wat het eet;
- hoe groot het kan worden;

- hoe oud het dier kan worden.

Je mag er zelf informatie aan toevoegen. Zoek je informatie in boeken of op internet.
Als je deze opdracht gedaan hebt is je dierenboekje klaar!

Voor de leerkracht

Open bestand Informatie voor de leerkracht

Open bestand Dierenboekje 'dieren met botten'

Open bestand Gebruikte afbeeldingen