Thema 20 Vlieg er eens uit! - hv12

Thema 20 Vlieg er eens uit! - hv12

Vlieg er eens uit!

Inleiding

Vlieg er eens uit! Ga op vakantie naar je favoriete bestemming..., maar wel zelf even organiseren natuurlijk. 

Weet je wel waar je aan begint? Kamperen bijvoorbeeld, kan ook afzien zijn.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Vlieg er eens uit!

Leerdoel Opdracht
Ik kan een aantal verschillende dichtvormen noemen en ik kan zelf een gedicht schrijven. Fictie - Gedichten
Ik kan figuurlijk taalgebruik in een tekst herkennen en gebruiken. Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik
Ik kan een discussie of een debat voorbereiden en ik kan deelnemen aan een discussie of debat. Spreken - Discussie en debat
Ik kan omschrijven hoe een krantenartikel is opgebouwd. Schrijven - Krant
Ik kan omschrijven wat wordt bedoeld met een redactieplan. Schrijven - Krant

 

Wat ga ik doen?

Het thema 'Vlieg er eens uit!' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Fictie - Gedichten 2 lesuren Gedicht
Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik 1 lesuur Column
Spreken - Discussie en debat 2 lesuren Debat
Schrijven - Digitale krant 3 lesuren Krant
Afsluiting 2 lesuren Reisfolder/Presentatie
Totaal 10,5 lesuren  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Fictie - Gedichten

Gedichten

Intro

In deze opdracht maak je kennis met poëzie: gedichten.

Er zijn genoeg gedichten op internet te vinden.

Veel van die gedichten gaan over de liefde. Kijk maar eens naar de volgende video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot waarom hier sprake is van een gedicht.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • een aantal regels en vormen van poëzie en rijm noemen.
  • aangeven waarom gedichten een bijzondere vorm van taal zijn.
  • zelf een gedicht maken met fantasie en volgens de regels.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik bestudeer het Kennisbankitem 'Gedichten' en maak de oefening over de verschillende dichtvormen.
Stap 2 Ik bekijk 5 video's van gedichten waarin gevoelens duidelijk zijn. Ik overleg met een klasgenoot welke gevoelens deze gedichten over gaan.
Stap 3 Ik lees bekende kindergedichten en bepaal welk rijmschema er is gebruikt.
Stap 4 Ik bekijk een gedicht van een jongere en gaat op zoek naar de binnenrijm.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak samen een gedicht vol gevoel.
Extra opdracht Schrijf nog een gedicht!
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende twee items over gedichten:

Maak daarna de volgende oefening.

En maak ook de volgende oefening

Stap 2: Gedichten en gevoelens

Gedichten zijn er niet om iets uit te leggen.
Ze gaan over wat je voelt.
Geen wonder dat veel gedichten op muziek worden gezet, want ook muziek werkt op je gevoel.
Bekijk de volgende videoclips en beantwoord daarna de vraag.

Video 1:


Video 2:


Video 3:

Stap 3: Gedicht

Lees hier een bekend kindergedichtje 'Het fluitketeltje' van Annie M.G. Schmidt:

Het fluitketeltje

Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis,
het keteltje staat op het kolenfornuis,
de hele familie is uit,
en het fluit en het fluit en het fluit: túúúút

De pan met andijvie zegt: Foei, o, foei!
Hou eindelijk op met dat nare geloei!
Wees eindelijk stil asjeblief,
je lijkt wel een locomotief.

De deftige braadpan met lapjes en zjuu
zegt: Goeie genade, wat krijgen we nu?
Je kunt niet meer sudderen hier,
ik sudder niet meer met plezier!

Het keteltje jammert: Ik hou niet meer op!
Het komt door m'n dop! Het komt door mijn dop!
Ik moet fluiten, zolang als ik kook
en ik kan het niet helpen ook!

Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis
en het keteltje staat op het kolenfornuis,
het fluit en het fluit en het fluit.
Wij houden het echt niet meer uit... Jullie?

Auteur: Annie M.G. Schmidt
 

Welk rijmschema heeft het gedicht? Hoe heet dit rijmschema?
Lees nu ook het gedicht 'De blikken fluit' van Daan Zonderland:

De blikken fluit
Er was eens een arme jongen
Die had een blikken fluit.
Daar blies hij de zonderlingste
En raarste liedjes uit.

De ouden schudden hun hoofden.
De wijzen werden kwaad.
De koning en zijn ministers
Verjoegen hem van de straat.

Maar alle jongens en meisjes
Gingen er heimlijk op uit
En luisterden 's nachts in het duister
Naar het lied van de Blikken Fluit.

Auteur: Daan Zonderland

Welk rijmschema heeft het gedicht? Hoe heet dit rijmschema?

Stap 4: Jongeren dichten

Ook jongeren maken gedichten. Op www.poeziepaleis.nl lees je meer over een jaarlijkse dichtwedstrijd. Hieronder lees je een gedicht van een finaliste van 2011.

De havenverteller
In zijn hart schreeuwt een vogel
in zijn baard hangen eeuwen en
zijn handen verklaren zijn onrust.
Hij wil de behaalde jaren evenaren
onbewust wordt zijn huid zwarter
en zwarter.

Deze dokwerker blijft praten, vertelt
verhalen over een tijd die nooit meer zal zijn.
Nee bang is hij niet, nu hij elke avond
de salsa danst met zijn nieuwe vriend.

auteur: Sannemaj Betten


Dit is een mooi voorbeeld van een gedicht dat niet rijmt. Of toch wel?
Rijm is eigenlijk een soort herhaling van klank, meestal aan het eind van de regel... eindrijm dus.

In dit gedicht is geen eindrijm, maar wel binnenrijm.
Als je het gedicht hardop leest, hoor je dat binnenrijm heel goed.
Probeer maar eens samen met een klasgenoot.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Gedicht

Maak samen een gedicht vol gevoel
Ga als volgt te werk:

  • Werk samen met een klasgenoot.
  • Maak allebei een gedicht van acht regels over hetzelfde afgesproken gevoel. Bijvoorbeeld: schaamte, jaloezie, angst, afkeer, vrolijk, ... enz.
    Gebruik ook hetzelfde rijmschema.
  • Voeg de twee gedichten samen tot één nieuw gedicht.
    Zorg ervoor dat het gedicht mooi 'klinkt'.

Extra (overleg met je docent):

  • Lees vervolgens het gedicht voor en neem de voordracht op met een videocamera of een mobiele telefoon.
  • Zorg eventueel voor een passende locatie en de juiste sfeer.

Klaar?
Laat jullie gedicht beoordelen door jullie docent.
Je docent beoordeelt het gedicht op de volgende punten:

  • Het gedicht is origineel.
  • In het gedicht is één bepaald gevoel herkenbaar.
  • Taal en spelling zijn in orde.
  • Het gedicht heeft een herkenbaar rijmschema.
  • Het gedicht loopt lekker en klinkt goed.
  • (extra) De voordracht is duidelijk te volgen en de zinnen worden in de juiste cadans gezegd.

Extra opdracht

Schrijf een gedicht!
Gedichten schrijven is goed voor je fantasie!
Op raadgedicht.nl vind je veel oefeningen voor het schrijven van gedichten.
Probeer deze eens uit:

  1. Bedenk een onderwerp. Schrijf een gedicht over iets wat je meemaakt.
    Voorbeeld? raadgedicht.nl
  2. Denk aan een dier. Stel je voor dat jij dat dier bent. Schrijf een gedicht over wat je meemaakt.
  3. Kies samen met een klasgenoot oefening A of B. Schrijf om de beurt een regel van het gedicht. Het rijmschema is aa-bb-cc-enzovoort. Je rijmt dus steeds op de regel van je klasgenoot.


Doe dit twee keer: zorg dat je allebei een keer mag beginnen met de eerste regel.
Is je gedicht geslaagd?
Maak of zoek er een mooie afbeelding bij en maak er een gedichtenposter van (A3-formaat).

Fleur het lokaal ermee op!

 

Terugkijken

Intro

  • Kijk nogmaals een stukje van de video onder het kopje intro.
    Vind je het een passende video?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Kon je de emoties herkennen in de gedichten/liederen?
    Waarom denk je dat het belangrijk is dat emoties worden verwerkt in een gedicht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Is het gelukt om samen een samenhangend gedicht te schrijven?
    Waren jullie het eens over de gevoelens die jullie in het gedicht wouden verwerken? En het onderwerp?
  • Extra opdracht
    Wat vond je van de extra opdracht? Vond je het een leuke opdracht?
    Schrijf op waarom wel of waarom niet?

Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik

Intro

In deze opdracht staat figuurlijk taalgebruik centraal.

Bekijk eerst de video over letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met figuurlijk taalgebruik.
  • onderscheid maken tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • figuurlijk taalgebruik in uitdrukkingen en personificaties benoemen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbank en maak oefeningen over figuurlijk taalgebruik en personificaties.
Stap 2 Bestudeer de Kennisbank over vergelijkingen en maak de sleepoefening.
Stap 3 en Lees hoe figuurlijk taalgebruik soms verkeerd begrepen wordt. Bedenk zelf voorbeelden en vergelijk ze met een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Ik schrijf een column waarin ik mijn mening geef over figuurlijk taalgebruik.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank het volgend onderwerp.


Maak de volgende oefening.

Je spreekt van een personificatie als er aan dieren of dingen menselijke eigenschappen toegekend worden.
Personificaties zijn voorbeelden van figuurlijk taalgebruik.

Maak de volgende oefening.

Stap 2: Vergelijkingen

In veel vergelijkingen is sprake van figuurlijk taalgebruik.
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.


Maak de volgende oefening.

Stap 3: Verkeerd begrepen

Figuurlijk taalgebruik kan helemaal verkeerd begrepen worden.
Mensen nemen het figuurlijk taalgebruik soms te letterlijk, waardoor de tekst een heel andere betekenis krijgt.

Voorbeelden:
Met 'aan de bel trekken' wordt bedoeld 'ergens aandacht voor vragen' en niet letterlijk aan een echte bel trekken.

Of met 'de leraar aan zijn jasje trekken' wordt bedoeld 'de leraar iets zeggen of vragen' en niet letterlijk aan zijn jasje trekken.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht

Eindopdracht: Column schrijven

Wat vind jij, moet figuurlijk taalgebruik worden vermeden of juich je het gebruik van figuurlijk taalgebruik juist toe?
Als eindopdracht ga je een column van ongeveer 150 woorden schrijven waarin je je mening geeft over het gebruik van figuurlijk taalgebruik.

Weet je niet wat een column is, lees dan de Kennisbank.

Hoe je een column schrijft, kun je lezen in de gereedschapskist.

Klaar?
Lees je column nog even goed door. Heb je voldoende uitgelegd hoe je denkt over figuurlijk taalgebruik?
Hoe je column wordt beoordeeld, lees je in de gereedschapskist.

Beoordeling
Je laat je column beoordelen door je docent.
Hij/zij let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • geeft je column weer hoe je denkt over figuurlijk taalgebruik?
  • Is je column verrassend?
  • Bevat je column humor?
  • Zet je column de lezer aan het denken?
  • Bevat de column niet teveel taalfouten?

Column schrijven

Een column is een kort stukje tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft op een grappige of uitdagende manier.

 

Terugkijken

Intro

  • Wat vond je van de video? Kreeg je al een indruk over figuurlijk taalgebruik?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je figuurlijk en letterlijk taalgebruik van elkaar onderscheiden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Had je al eens eerder een column geschreven?
    Heb je in de column voldoende uitgelegd hoe je denkt over figuurlijk taalgebruik?

Spreken - Discussie en debat

Discussie en debat

Intro

In deze spreekopdracht staan discussie en debat centraal.

Bekijk de video. Maak aantekeningen. De tips in de video zijn erg bruikbaar.

Wat kan ik straks?

Na deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat een discussie/debat is.
  • goede argumenten bedenken om mijn mening te onderbouwen.
  • aangeven waar ik op moet letten als ik zelf discussieer/debatteer.
  • zelf meedoen met een debat.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Bestudeer het Kennisbankitem 'Discussie en debat'. Daarna bediscussieer ik een paar stellingen met een klasgenoot.
Stap 2 en Bedenk zelf een argument bij een stelling over het onderwijs.
Stap 3 en Bij een debat is het belangrijk hoe ik mijzelf presenteer. Daarover praat ik met een klasgenoot.
Stap 4 en Ik kijk twee video's en beoordeel met een klasgenoot wat de houding is van de mensen in het debat.
Stap 5 en Hoe hou je de orde tijdens een debat? Ik beoordeel een juryformulier.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht en
Ik bereid mij voor op een debat en voer een debat.
Extra opdracht Voer de extra opdracht uit.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
In het totaal hebben jullie 2 uur voor deze opdracht nodig.
Het laatste half uur is voor het houden van het debat.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Bij debatteren gaat het vooral om argumenteren. Kies bij de volgende drie stellingen steeds het beste argument vóór of tegen de stelling.
Bediscussieer je antwoorden met een klasgenoot.

  1. Stelling: Vlees eten is slecht, iedereen zou vegetariër moeten worden.
    • Mijn buurvrouw eet ook geen vlees en zij is heel aardig.
    • Iedereen met een beetje gevoel eet geen vlees.
    • Het eten van vlees is pijnlijk, dieren hebben vaak een slecht leven.
  2. Stelling: Roken is schadelijk voor de gezondheid en moet daarom verboden worden.
    • M'n beste vrienden roken ook, dus zo slecht is het niet.
    • Veel mensen hebben werk in de sigarettenindustrie, dus niet verbieden!
    • Ik rook niet, dus mij maakt het niet uit.
  3. Stelling: Ajax is de beste voetbalclub van de Nederland.
    • Ajax is super gaaf, de beste club van de hele wereld!
    • Ajax is al 30 keer landskampioen geworden.
    • Ik ben helemaal geen fan van Ajax.

Stap 2: Bedenk zelf een argument

Stap 3: Presentatie

Tijdens een debat is niet alleen wat je zegt van belang maar ook hoe je het zegt en hoe je er bij staat.

Bekijk een stukje van het volgende debat. Al versta je de mensen (misschien) niet, maar hun lichaamstaal is wel duidelijk.

Bespreek met een klasgenoot wat jullie vinden van de presentatie van de debaters.
Probeer antwoord te geven op vragen als:

 

  • Hoe gebruiken de debaters hun handen?
  • Is het prettig om naar de debaters te kijken?
  • Komen de debaters rustig/onrustig over?
  • Worden jullie afgeleid door wat de debaters dragen?
  • etcetera

Stap 4: Luisteren

Tijdens een discussie/debat is het belangrijk dat je luistert naar de ander. Bekijk de volgende twee videofragmenten van YouTube.

Bespreek samen de beide filmfragmenten.
Reageren de debaters echt op elkaar? Wordt er geluisterd?

 


Als je zelf gaat debatteren zorg er dan voor dat je:

  • let op degene die aan het woord is,
  • af een toe een vraag stelt of vraagt om een voorbeeld of bewijs,
  • kort samenvat wat je hoort en dat je daarop reageert,
  • ingaat op de argumenten van de ander.

 

Stap 5: Voorzitter en jury

Een debat is een discussie met spelregels die van te voren worden afgesproken.
Om er voor te zorgen dat de debaters zich tijdens het debat aan de regels houden is er een voorzitter.
De voorzitter leidt het debat en hij/zij zorgt ervoor dat iedereen aan het woord komt en dat iedereen uit kan spreken.
Naast de voorzitter is er een jury.
De jury beoordeelt de debaters en bepaalt uiteindelijk wie het debat heeft gewonnen.

Om een jury te helpen bij het beoordelen, kan de jury gebruik maken van een beoordelingsformulier.
Download het voorbeeld Juryformulier van 'Op weg naar het lagerhuis'.
Bespreek samen met een klasgenoot de inhoud van het formulier.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank hier hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Debat

Je gaat je nu voorbereiden op een debat over twee stellingen.
Dat kunnen de stellingen hieronder zijn, maar het kan ook zijn dat je de stellingen van je docent krijgen.

Stelling 1:
De leeftijd waarop je op een brommer mag rijden moet worden verlaagd naar 12 jaar.

Stelling 2:
Op school moet Chinees als verplicht vak worden ingevoerd.

Bedenk nu zoveel mogelijk argumenten vóór en tegen bij iedere stelling.
Schrijf de argumenten op een kladblaadje.

Lees nu eerst de Gereedschapskist hieronder door.

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Ga met drie andere leerlingen in debat. Twee spelen 'voorstander' en twee spelen 'tegenstander'. Geef elkaar commentaar op de inhoud. Let ook op elkaars houding. Zorg dat één iemand de voorzitter is.

Evalueer samen het debat. Maak hierbij gebruik van het Juryformulier uit stap 5.

Tijdens het debat kijkt en luister je docent mee.
Bij de beoordeling van het debat let hij/zij op het volgende:

  • De standpunten werden duidelijk overgebracht.
  • De argumenten werden goed onderbouwd.
  • Bij de argumenten werden voorbeelden gegeven.
  • Er werd duidelijk gesproken.
  • De lichaamstaal paste bij de toon van het debat.


Succes!

Extra opdracht

Spreken: Discussie en debat

Hier vind je een extra oefening over discussie en debat.
Laat je mening horen in de onderstaande oefening!

Download het werkblad 'discussie en debat'

Terugkijken

Intro

  • Bekijk de video in de inleiding eventueel nogmaals.
    Heb je wat aan de tips in het filmpje?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Ken je tips voor een goed debat?
  • Eindopdracht
    Over welke stelling hebben jullie gediscussieerd?
    Hoe verliep het debat?
    Wat vond je van je eigen rol en houding in het debat?
     
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Schrijven - Krant

Krant

Intro

Deze opdracht gaat over van alles wat te maken heeft kranten te maken heeft.

Hoe wordt eigenlijk bepaald wat er in de krant komt?

Bekijk onderstaande video. Bespreek daarna de volgende stelling met een klasgenoot: 

'Het publiek bepaalt wat er in de krant komt'

Wat kan ik straks?

Aan het einde van deze opdracht kan ik:

  • de volgende onderdelen in een krantenartikel herkennen:
    kop, bron, leader, tussenkopjes, alinea’s en afsluiting.
  • uitleggen waarin een digitale krant verschilt van een papieren uitgave.
  • omschrijven waaraan goed beeldmateriaal bij een artikel moet voldoen.
  • aangeven wat ik vastleg in een redactieplan.

Wat kan ik al?

In de opdracht Nieuwswaarde heb je al eens samen met een aantal klasgenoten een schoolkrant gemaakt.
Maak de volgende oefening om je geheugen op te frissen. Lukt het niet? Lees dan de Kennisbanken onder de oefening door. 

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'Tekstopbouw en lay-out'. Daarna lees ik het stappenplan voor het maken van een krant.
Stap 2 Ik bekijk de indeling van een krantenartikel en koppel de onderdelen op de juiste plek aan het artikel.
Stap 3

Wat is van belang bij een digitale krant en hoe zien ze er uit? Dat leer ik in deze stap.

Stap 4 Hoe selecteer ik beeldmateriaal dat past bij mijn artikel?
Stap 5 Ik vorm een redactie en wij verdelen de taken.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Ga een eigen krant maken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht hebben jullie ongeveer 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende onderwerpen:

Tijdens het maken van de eindopdracht in de opdracht Nieuwswaarde heb je gewerkt met een stappenplan. 
Hieronder staat dat stappenplan nog een keer. Lees hem door, je kunt deze stappen gebruiken bij het maken van de krant in deze opdracht. 

  1. Overleggen
    Overleg met je groepje waarover en hoe jullie gaan schrijven. Samen kom je vast tot leuke onderwerpen. Bedenk opdrachten voor de fotografen en de tekenaars.
  2. Schrijven
    Iedereen van groep 2 schrijft een artikel. Zorg voor langere en kortere artikelen. Verzin ook een leuke kop (titel) voor ieder artikel. Schrijf je naam onder het artikel.
  3. Lezen
    De chef verzamelt alle artikelen van zijn groep en laat de artikelen aan de andere groepjes zien. Dat kun je doen door alle groepjes telkens van tafelgroepje te laten wisselen waar de artikelen op blijven liggen. Alle groepjes lezen dus alles van elkaar. Markeer taalfouten.
  4. Afronden
    Bespreek welke artikelen wel in de krant komen en welke niet. Er is ruimte voor slechts 15 artikelen. Er zullen dus stukken af moeten vallen. Bekijk of de artikelen aan de eisen voldoen. Maak ook een keuze uit de foto's en illustraties.
  5. Verbeteren en opmaken
    Ga met je groepje de artikelen die zijn uitgekozen allemaal nog eens goed lezen en verbeter ze zo nodig. Zorg ook voor een mooie lay-out. Bespreek met elkaar af wat voor lettertype gebruikt moet worden en hoe groot ze moeten zijn (hoe groot 'gewone' tekst, hoe groot koppen). Denk om de juiste plaatsing van de foto's en tekeningen. Kijk eens hoe ze dat in een echte krant aanpakken.
  6. Samenvoegen
    Zorg ervoor dat er een complete krant wordt gemaakt van alle artikelen.
  7. Verspreiden
    Misschien is het wel leuk om de krant te verspreiden over de hele school! Een digitale versie kan natuurlijk ook. Overleg met je docent.

Stap 2: De indeling van een krantenartikel

In een krantenartikel kun je vaak de volgende onderdelen herkennen:

KOP: geeft kort en krachtig weer wat er aan de hand is - lidwoorden en persoonsvormen worden weggelaten. Een goede kop maakt nieuwsgierig naar de inhoud.
BRON: Waar komt het artikel vandaan? Plaats en datum?
LEADER: Vetgedrukte beginalinea die het onderwerp kort beschrijft, maar zo dat je graag door wilt lezen.
TUSSENKOPJES: In één of twee woorden het belangrijkste begrip waar de alinea over gaat. Door alleen de kop en de tussenkopjes te lezen, krijg je de belangrijkste inhoud mee: 'koppensnellen' noem je die manier van lezen.
ALINEA'S: Elke alinea vertelt één stukje van het verhaal.
AFSLUITING: In de laatste alinea staat de conclusie en wordt het verhaal afgesloten.

Download het krantenartikel Lawinegevaar in Zwitserse Alpen .
Zoek samen met een klasgenoot in het artikel de hierboven genoemde onderdelen.

 

Stap 3: Een digitale krant

Voor een digitaal krantenartikel geldt dezelfde indeling als voor een gedrukt krantenartikel. Wel moeten digitale artikelen zo kort zijn dat je niet teveel moet scrollen. Een digitaal artikel kan daarom ook uit meerdere schermen bestaan.

Bij digitale artikelen is het belangrijk om de aandacht van de lezer vast te houden. Daarom moet de tekst kort en krachtig zijn, zonder lange uitleg. Ook kun je van elk artikel alleen de kop en de leader tonen met een link:
>> lees meer. Dan kunnen lezers snel scannen, welke artikelen ze willen lezen en welke niet.

Bezoek de websites van drie digitale kranten en kijk of je de hierboven beschreven overeenkomsten en verschillen ziet.

Stap 4: Een beeld selecteren

Bij een goed artikel hoort goed beeldmateriaal.
Dat kan een tekening zijn of een foto, of misschien een grafiek.
Beeldmateriaal is goed, als het:

  • De aandacht trekt.
  • Past bij de inhoud.
  • Iets toevoegt dat niet met tekst is te beschrijven.
  • Goed gemaakt is.

Bij beeldmateriaal wordt vaak de bron vermeld: de naam van de maker, of de herkomst.

Zoek zelf een of twee afbeeldingen die je goed bij het artikel over het lawinegevaar vindt passen.

Stap 5: De redactie organiseren

Je gaat samen met een aantal klasgenoten twee bladzijden uit een krant schrijven.
Jullie beginnen met het vormen van een krantenredactie.
Daarvoor zijn nodig:

  • Een werkverdeling.
  • Afspraken en deadlines.

Werkverdeling: er is één redacteur, die de artikelen controleert en verbetert, en de krant samenstelt. De anderen zijn verslaggevers; er is één fotoverslaggever die voor het beeldmateriaal zorgt.

Afspraken en deadlines: maak afspraken over de onderwerpen die jullie willen brengen, over de verschillende rubrieken (soorten onderwerpen), over wie welk artikel gaat leveren en... wat de uiterste inleverdatum is (deadline).

Maak samen een plan waarin al deze zaken staan opgeschreven.
Bewaar dit tekstbestand onder de naam Redactieplan.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Krant

En nu aan de slag! Met het redactieplan (stap 1) bij de hand gaan jullie nu aan het werk voor jullie eigen krant.

Maak de twee krantenpagina's.
Controleer of je alle stappen hebt gevolgd en laat de krant volgens afspraak beoordelen door je docent.

Beoordeling:
Bij de beoordeling let jullie docent op het volgende:

  • Het onderwerp van de krant is duidelijk verwerkt.
  • De verschillende onderdelen van de krant passen goed bij elkaar.
  • De krant is logisch ingedeeld.
  • De tekst en de afbeelding passen bij elkaar.
  • De artikelen zijn foutloos geschreven.
  • De toon past bij de doelgroep.
  • De krant is origineel.

Veel plezier!

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Krant maken

Een krant kun je natuurlijk hartstikke goed zelf maken! Je verzamelt foto’s, tekeningen, schema’s, tekststukjes en quotes over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • heb je de video bekeken? Vond je het een interessante video?
    Past de video goed bij deze opdracht? Geef aan waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Als je zelf wel eens in de krant leest, wist je misschien al veel van waar de opdracht over ging.
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Is het jullie gelukt om twee pagina's voor de krant te schrijven?
    Zijn jullie tevreden over het resultaat? Wat ging goed en wat ging minder goed?

Afsluiting thema

Kennisbank

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht: Reisfolder

Je gaat het thema 'Vlieg er eens uit' afronden. Je gaat als eindproduct een vliegreis organiseren. Je zoekt niet alleen een goedkope vlucht en een betaalbaar (jeugd)hotel, maar zet ook op papier wat er allemaal nog meer geregeld moet worden.
Ook over je bestemming verzamel je informatie. Wat is er te zien en te doen, hoe kom je er en wat kost dat? Stuur een e-mail naar een reisbureau om informatie te vragen over de bestemming van je keuze.
Je reisbudget is belangrijk. Wat denk je kwijt te zijn aan al die leuke activiteiten en excursies?

Het resultaat is een reisfolder OF (naar keuze) een presentatie (Prezi of Powerpoint) waarin je de hele reis voor jonge toeristen aanbiedt als programma van dag tot dag, met mooie beschrijvingen van alle plekjes en activiteiten. Vergeet niet een reële prijs te vermelden voor jullie reisprogramma.
Ten slotte ga je in de klas reisbureau spelen: vraag telefonisch informatie over de reis van klasgenoten, en beantwoord de telefoontjes van anderen.
Lever de reisfolder of presentatie met e-mail in bij je docent ter beoordeling.

Vooraf

Lees voor je begint de opdracht een keer helemaal door.

Groepsgrootte
Je werkt samen met een klasgenoot.

Tijd
Voor het maken van het eindproduct heb je twee lesuren.

Benodigdheden

  • Computer met internet en een tekstverwerker.
  • Reisfolders.
  • Tekenmaterialen.
  • Prezi of PowerPoint.

Stappenplan

Bepaal samen een reisbestemming en zoek daarover informatie.
Bewaar de informatie in een tekstbestand. Verzamel ook foto's.

Verdeel de taken:

  • Stel een e-mail op aan een reisbureau waarin je vraagt om informatie over je bestemming, vooral over activiteiten voor de jeugd.
  • Denk aan afwisseling in activiteiten, want niet iedereen vindt hetzelfde leuk. Denk aan sport en amusement, maar ook aan cultuur en natuur.
  • Maak een plan voor een dagprogramma van 4 tot 10 dagen.
  • Zoek op sites met goedkope vliegreizen een aantrekkelijk aanbod en zoek uit wat zo'n reis kost.
  • Zoek een goedkoop jeugdhostel of hotel bij je bestemming. Let ook hier op de prijs.
  • Maak een kaart met Google Maps van je route en bestemming.

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Voer allebei je taken uit en stel samen een mooie folder of presentatie op waarin je zoveel mogelijk informatie verwerkt.
Zorg dat iemand die de folder of presentatie bekijkt, een compleet en aantrekkelijk beeld krijgt van het reisprogramma maar ook van de kosten en wat hij/zij mee moet nemen: de praktische reisinformatie.
Vertoon je eindproduct aan de klas en lever hem in bij je docent.

Als extra klassenactiviteit kun je in overleg met je docent het lokaal ombouwen tot reisbureau, waarbij iedereen bij elkaar informatie komt vragen over een bestemming. Eén lid van elk duo zit aan een tafeltje met de reisbestemming daarop aangegeven. Het andere lid gaat informatie vragen. Halverwege de les kun je de rollen omdraaien.

Afronden

Klaar? Laat je eindproduct beoordelen. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van deze rubrics.
Inhoud max. 50 punten
Goed De folder of presentatie vermeldt een van-dag-tot-dagprogramma met afwisselende en leuke bestemmingen en activiteiten. De prijs van vliegen en verblijf is opgezocht en klopt. De e-mail is goed opgesteld in correct Nederlands, zonder taalfouten.
Voldoende De folder of presentatie vermeldt een van-dag-tot-dagprogramma met mooie bestemmingen. De prijs van vliegen en verblijf is opgezocht en klopt. De e-mail is goed opgesteld en bevat weinig fouten.
Onvoldoende Het programma is onduidelijk. De bestemming biedt te weinig leuke activiteiten. De prijs is niet goed verantwoord. De e-mail is verkeerd opgesteld, onduidelijk of bevat fouten. Het taalgebruik is onvoldoende.
Vorm max. 50 punten
Goed De folder of presentatie ziet er aantrekkelijk uit en bevat mooie en passende foto’s. De lay-out is goed en duidelijk. Er is veel zorg besteed aan een nette uitvoering.
Voldoende De folder of presentatie ziet er aantrekkelijk uit en bevat enkele passende foto’s. De lay-out is voldoende duidelijk. De folder ziet er netjes uit.
Onvoldoende De folder of presentatie is slordig opgemaakt, bevat te weinig foto's of ziet er te onaantrekkelijk uit.

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de inleiding.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 7,5 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke opdracht binnen dit thema vond je het leukste? Welke het moeilijkste?
    Kun je informatie die je in de ene opdracht krijgt soms weer gebruiken in de andere opdracht?
     
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    • Hoe was het om aan deze opdracht samen te werken?
    • Verliep de samenwerking goed: wat ging goed, wat kon beter?
    • Konden jullie gemakkelijk de juiste informatie vinden?
    • Hoe kwamen jullie erachter of jullie instructie wel duidelijk genoeg was?
    • Waren er organisatieproblemen met het maken van afspraken?
    • Hoe hebben jullie die opgelost - wie heeft jullie geholpen?
    • Denken jullie dat het gemakkelijker is om deze opdracht samen te doen dan alleen? Waarom?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Fictie

Voor de kop Gedichten klik op:

Woordenschat

Voor de kop Figuurlijk taalgebruik klik op:

Spreken

Voor de kop Discussie en debat klik op:

Schrijven

Voor de kop Krant klik op:

  • Het arrangement Thema 20 Vlieg er eens uit! - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-29 10:41:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv12. Dit thema bestaat uit vier opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat.Je leert diverse dichtvormen herkennen en zelf gedichten schrijven, figuurlijk taalgebruik herkennen en toepassen, discussies en debatten voorbereiden en eraan deelnemen, krantenartikelen structureren en redactieplannen begrijpen. Het thema wordt afgesloten met het organiseren van een reis voor jonge toeristen. Je zoekt niet alleen geschikte vluchten en een jeugdhotel, maar regelt ook andere reisaspecten. In een reisfolder of presentatie beschrijf je het dagelijkse programma, inclusief activiteiten en excursies, met een reële prijsindicatie. Ook speel je in de klas reisbureau door informatie te verstrekken en vragen te beantwoorden. Lever je werk met e-mail in bij je docent en vergeet de beschikbare diagnostische toets niet om je begrip te testen. Veel succes met het ontwikkelen van je taalvaardigheden en het organiseren van de denkbeeldige reis!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Literatuur; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Gesprekken voeren (Nederlands); Tekstkenmerken; Argumentatieve vaardigheden;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, debatteren, dichtvormen, figuurlijk taalgebruik, hv12, krantenartikel, nederlands, reis organiseren, stercollectie, vlieg er eens uit!

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Toetsen. (2019).

    Nederlands hv12 - D-Toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/144885/Nederlands_hv12___D_Toetsen

    VO-content Nederlands. (z.d.).

    Nederlands vmbo-hv12 - TEMPLATE

    https://maken.wikiwijs.nl/143446/Nederlands_vmbo_hv12___TEMPLATE

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Fictie - Gedichten - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52708/Opdracht__Fictie___Gedichten___hv12

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Schrijven - Krant - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52711/Opdracht__Schrijven___Krant___hv12

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Spreken - Discussie en debat - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52710/Opdracht__Spreken___Discussie_en_debat___hv12

    VO-content Nederlands. (2019).

    Opdracht: Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52709/Opdracht__Woordenschat___Figuurlijk_taalgebruik___hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Vlieg er eens uit!

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.