Opdracht: Grammatica - Aanwijzend voornaamwoord - hv12

Opdracht: Grammatica - Aanwijzend voornaamwoord - hv12

Aanwijzend voornaamwoord

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het aanwijzend voornaamwoord centraal.

Bekijk de video met uitleg en voorbeelden.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kun je:

  • in een aantal zinnen het aanwijzend voornaamwoord herkennen.
  • het verschil in gebruik herkennen tussen 'deze' en 'die' en tussen 'dit' en 'dat'.
  • het verschil herkennen tussen het zelfstandig en het niet-zelfstandig gebruik van een aanwijzend voornaamwoord.
  • zinnen bedenken waarin verschillende aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt.

Wat kan ik al?

Als je het aanwijzend voornaamwoord in een zin wilt kunnen vinden, moet je wel weten wat een zelfstandig naamwoord en een lidwoord is.

Lees nog even de informatie door in de Kennisbank om je geheugen op te frissen.

Grammatica: Zelfstandig naamwoord

Grammatica: Lidwoord

 

Maak nu de volgende oefeningen. Elke oefening bestaat uit 10 zinnen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Bestudeer de Kennisbank. Download het werkblad en onderstreep de aanwijzende voornaamwoorden.
Stap 2 Bekijk de meest gebruikte aanwijzende voornaamwoorden. Maak de oefening
Stap 3 en Schrijf vier zinnen met zelfstandig en niet-zelfstandig gebruik van een aanwijzend voornaamwoord. Vergelijk je zinnen met een klasgenoot.
Stap 4 en Maak zinnen met andere aanwijzende voornaamwoorden. Vergelijk je zinnen met die van een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindtoets: 'Aanwijzend voornaamwoord'.
Extra opdracht Maak eventueel de extra opdrachten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Lees in de Kennisbank de informatie en voorbeelden over het aanwijzend voornaamwoord.

Maak daarna de oefening.

Grammatica: Aanwijzend voornaamwoord

 

Download het werkblad Aanwijzend voornaamwoord.
Sla het document op in je eigen omgeving, zodat je het in kunt vullen. Je kunt het ook uitprinten.


Heb je in alle zinnen het aanwijzend voornaamwoord onderstreept? Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde antwoorden? Bespreek eventuele verschillen.

Stap 2: Die, deze, dat en dit

De meest gebruikte aanwijzend voornaamwoorden zijn: die, deze, dat en dit.

Bij de-woorden gebruik je die en deze: de man - die man - deze man.

  • Die gebruik je als iets verder weg is: Die man is mijn oom.
  • Deze gebruik je als iets dichterbij is: Deze leerling is erg goed.


Bij het-woorden gebruik je dit en dat: het feest - dit feest - dat feest.

  • Dat gebruik je als iets verder weg is: Dat meisje is mijn nicht.
  • Dit gebruik je als iets dichterbij is: Dit feest is erg gezellig.


Maak de volgende oefening.

Stap 3: Zelfstandig gebruik

Als een aanwijzend voornaamwoord naar een naamwoord verwijst in dezelfde zin, dan spreek je van niet-zelfstandig gebruik.
Voorbeeld: Dit huis is prachtig.

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden.
Er is dan geen verwijzing naar een ander naamwoord in dezelfde zin.
Voorbeeld: Ik vind dat een rotstreek.
 

Stap 4: Zinnen maken

Die, deze, dat en dit zijn de meest voorkomende aanwijzende voornaamwoorden.
Maar er zijn meer aanwijzende voornaamwoorden. Denk aan: zulke, degene, etc.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Grammatica: Zelfstandig naamwoord

Grammatica: Lidwoord

Grammatica: Aanwijzend voornaamwoord

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit negen vragen.

Succes!

Extra opdrachten

Je hebt in de voorafgaande stappen geleerd dat de volgende aanwijzende voornaamwoorden
vaak worden gebruikt: die - dit - deze - dat - degene - zo'n - zulke

Om wat extra te oefenen met het aanwijzend voornaamwoord maak je de volgende opdrachten.

 

 

Terugkijken

Intro

  • Wat vond je van de introductievideo? Snapte je gelijk wat een aanwijzend voornaamwoord is?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kon je vier verschillende zinnen maken met aanwijzende voornaamwoorden die zelfstandig en niet zelfstandig gebruikt worden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 lesuur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor alle oefeningen of was je op tijd klaar?
  • Eindopdracht
    Had je een goede score voor de toets? Dan kun je het aanwijzend voornaamwoord goed toepassen!
  • Extra opdracht
    Heb je de extra oefeningen gemaakt? Heb je de zeven zinnen vergeleken met je klasgenoot? 

 

  • Het arrangement Opdracht: Grammatica - Aanwijzend voornaamwoord - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2019-10-17 16:45:41
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema "Mijn stad" en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv12. In deze opdracht leer je verschillende aspecten van het gebruik van aanwijzende voornaamwoorden. Je leert hoe je in een aantal zinnen het aanwijzend voornaamwoord kunt herkennen en het verschil herkennen in gebruik tussen 'deze' en 'die', en tussen 'dit' en 'dat'. Je leert ook het verschil tussen het zelfstandig en niet-zelfstandig gebruik van een aanwijzend voornaamwoord te herkennen. Tot slot ga je zelf zinnen bedenken waarin verschillende aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt. De eindopdracht van deze opdracht is een toets waarin je je kennis en begrip van de leerstof kunt laten zien. Naast deze opdracht is er ook een extra opdracht beschikbaar. Veel succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Nederlands; Schrijfvaardigheid; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands);
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    1 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    aanwijzend voornaamwoorden, arrangeerbaar, grammatica, grammatica- aanwijzend voornaamwoord, hv12, mijn stad, nederlands, stercollectie, voornaamwoord, zelfstandig naamwoord

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (2018).

    Nederlands Kennisbank hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/90574/Nederlands_Kennisbank_hv12