Thema: Alltag vmbo-b2

Thema: Alltag vmbo-b2

Start

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema Alltag!
Je hebt al geoefend hoe je in verschillende situaties (bv. op een camping) met mensen uit andere landen in het Duits kunt communiceren.
Maar onze wereld wordt - ook door het gebruik van de sociale media - steeds globaler. Via Facebook, twitter of chat ontmoet je mensen. Dat gebeurt ook in virtuele werelden als Second Life.

Bespreek in de klas de volgende vragen:

  • Wat is een virtuele wereld?
  • Wie van jullie is lid van zo'n virtuele wereld? Wat kun je daarover vertellen?
  • Wat is het leuke aan virtuele omgevingen?
  • Zijn er ook nadelen/gevaren? Welke?
  • Hoe noem je een inwoner van zo'n virtuele wereld?

 

Second Life
Het Goethe-Institut is een taalinstituut dat mensen op de hele wereld ondersteunt bij het leren van de Duitse taal.
Je kunt een echte cursus met een echte docent volgen (bv. in Amsterdam en Rotterdam), er is veel online materiaal en je hebt het Goethe-eiland (die Goethe-Insel) in Second Life.

Lees de informatie over de Goethe-Insel

Situatie
Je ontwikkelt een avatar voor een virtuele wereld.
Je geeft je avatar een eigen identiteit: naam, leeftijd, woonplaats, familie, vrienden, huisdieren, hobby's, dagindeling enz.
Je stelt je avatar in het Duits aan jouw medeleerlingen voor.

Tip:
Download de software en meld je aan.
Second Life

 

Inhalt - Inhoud
Het thema Alltag bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Start
  • Werkzeugkasten 1
  • Hören
  • Lesen
  • Werkzeugkasten 2
  • Sprechen
  • Schreiben
  • Landeskunde
  • Sprachaufgaben

Veel plezier!

Was kannst du schon?

Wat kan je al?

Ik ben benieuwd of je al wat woorden/zinnen die met 'Alltag' (= alledaags) te maken hebben, kent. Doe de volgende oefeningen om er in te komen.

Hieronder zie je vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden.
Zoek bij ieder Nederlands woord het juiste Duitse woord.

 

Oefening:Wat kan je al?

Hoe ging het?
Wist je van de meeste Nederlandse woorden de Duitse vertaling te vinden?

Was wirst du lernen?

Ziele - Doelstellingen
In het project aan het einde van het thema stel je je avatar voor.

Daarom:

  • Lees je en luister je naar berichten van verschillende personen over het thema huisdieren en dagindeling.
  • Vertel je iets over jouw dagindeling.
  • Beschrijf je je/een huisdier.
  • Ontwerp je je avatar.
  • Kom je te weten wat het favoriete huisdier van de Duitsers is.
  • Kijk je naar een Duits sprookje.
  • Leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen.
  • Leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica.
  • Leer en doe je nog veel meer.

Bij Sprachaufgaben vind je realistische situaties waarin je alles wat je hebt geleerd, kunt gebruiken.

Let daarbij op:

  • De uitspraak
  • De spelling
  • De woorden en zinnen
  • De grammatica

Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.
Aan de slag!

Veel succes!

Arbeitsplan

Arbeitsplan
Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt.

Download hier het Arbeitsplan Alltag

Werkzeugkasten 1

Einleitung

Einleitung
De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de woordjes en zinnen die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van het thema Alltag.

In de Werkzeugkasten vind je de onderdelen:
  • Wortschatz - Werken met StudioWozzol
  • Die Tage und die Woche
  • Haustier
  • Modalverben
  • Wetter und Aktivitäten
  • Hilfsmittel
  • Spiele
Schrijf de nieuwe woordjes op, neem ze over in StudioWozzol en leer ze.

Veel succes!

Wortschatz

Wortschatz
Om de opdrachten in dit thema goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er in StudioWozzol woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen:

  Woordenlijst Wortschatz A

  Woordenlijst Wortschatz B

  Woordenlijst Wortschatz C


  Woordenlijst Aussagen A

  Woordenlijst Aussagen B

  Woordenlijst Aussagen C


Je hebt de woordenlijsten geoefend met StudioWozzol.

Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met nog veel meer woorden aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden.

StudioWozzol

Die Tage und die Woche

Die Tage

Welke dagen horen bij elkaar?

1. donderdag A. das Wochenende
2. zaterdag B. Samstag
3. het weekend C. Dienstag
4. woensdag D. Sonntag
5. vrijdag E. Freitag
6. dinsdag F. Mittwoch
7. maandag G. Donnerstag
8. zondag H. Montag

Probeer nu de volgende oefening te maken.

Let op: op (+ dag van de week) = am (+ dag van de week)
bv. op maandag = am Montag

Toets:Die Tage NED-DUI

Die Tage und Aktivitäten

Maak de onderstaande opdrachten.

De dagindeling
Wat hoort bij elkaar?
Neem het schema over en zet de dagindeling en de tijden in de goede volgorde.

  Dagindeling Tijden
's morgens A. nachts 1. 12 - 13 Uhr
's middags B. morgens 2. 18 - 24 Uhr
in de namiddag C. abends 3. 00 - 06 Uhr
s avonds D. nachmittags 4. 06 - 12 Uhr
's nachts E. mittags 5. 14 - 18 Uhr

Toets:Die Tage und Aktivitäten

Wie spät ist es

Wie spät ist es?
Bekijk de presentatie: Wie spät ist es?
Maak de meerkeuze oefening.

Toets:Wie spät ist es?

Probeer ook deze oefening te maken: die Zeit

Woorden en zinnen

Open de StudioWozzol-lijsten en neem ze over.
Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

 Woordenlijst Wortschatz A

 Woordenlijst Aussagen A

 

Maak nu met de onderstaande woorden een goede zin.

  1. Montag - ich - habe - Am - Training.
  2. um - auf. - stehen - Wir - Viertel - vor Sieben
  3. duscht - morgens. - Er
  4. Abends - fern. - ich - sehe
  5. geht - ins - halb elf - Um - sie - Bett.
  6. Tennis. - spielen - sie - Mittwoch
  7. am - macht - ihr - Wochenende? - Was

Jetzt du!

Vul de zinnen met je eigen gegevens aan en schrijf ze in je schrift.
Gebruik de StudioWozzol-lijsten Alltag-Wortschatz A en Alltag-Aussagen A .
Bespreek de zinnen daarna in de klas.

 

  1. ..... mache ich Hausaufgaben.
  2. ..... stehe ich auf.
  3. ..... pro Woche spiele/mache/... ich (.....).
  4. Am ..... spiele ich ..... .
  5. Von ...... bis ...... Uhr bin ich in der Schule.
  6. Ich frühstücke ..... .
  7. Nachmittags ..... .
  8. ..... und ..... ich (.....).

Haustiere

Wortschatz

  1. Open de StudioWozzol-lijst en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

  Woordenlijst Wortschatz B


Doe de volgende oefeningen:

Toets:Tiere

Toets:Größe

Toets:Farbe

Toets:Mehr Tiere

 

Und du?
Beantwoord de vragen in het Duits in jouw schrift. Maak hele zinnen.
(Als je zelf geen huisdier hebt, beschrijf je het huisdier van iemand anders.)

Gebruik de StudioWozzol-lijst.
Bespreek daarna de antwoorden in de klas.

  Woordenlijst Wortschatz B

  1. Hast du ein Haustier?
  2. Was für ein Haustier hast du?
  3. Wie sieht dein Haustier aus?
  4. Welche Farbe hat dein Haustier?

Modalverben

Woorden en zinnen

  1. Open de StudioWozzol-lijst en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

  Woordenlijst Wortschatz C 

  Woordenlijst Aussagen B


Bijzondere werkwoorden
Maak de volgende oefeningen.

Bij de grammatica leer je hoe je deze bijzondere werkwoorden vervoegt.

Toets:Woorden en zinnen

Toets:Bijzondere werkwoorden

 

Wat kunnen de dieren (niet)?
Maak met de woorden en dieren ten minste 4 zinnen.
Schrijf ze in jouw schrift.
Voorbeeld: Eine Katze kann nicht bellen.

De woorden zijn: fliegen - schnell laufen - bellen - sprechen - schwimmen

 

En jij?
Beantwoord de vragen in het Duits in jouw schrift. Maak hele zinnen.
Gebruik in elke zin één van de bijzondere werkwoorden.
Gebruik de StudioWozzol-lijsten Wortschatz A, B, C en Aussagen A, B.
Bespreek daarna de antwoorden met de klas.

  StudioWozzol

  1. Welche Musik magst du?
  2. Darfst du abends Computer spielen?
  3. Wann musst du am Dienstag aufstehen?
  4. Kannst du ein Instrument spielen? (Welches?)
  5. Musst du dein Zimmer selbst aufräumen?
  6. An welchem Wochentag kannst du ausschlafen?
  7. Kann ein Kaninchen bellen?
  8. Weißt du, wie spät es ist?

Wetter und Aktivitäten

Wetter

Bekijk de afbeeldingen. Maak met behulp van de woorden en afbeeldingen goede zinnen in het Duits. Gebruik eventueel de woorden uit:

  Woordenlijst Aussagen C

Voorbeeld: Es ist (sehr) windig.

De woorden die je kan gebruiken zijn:
het sneeuwt - de zon schijnt - het waait - het regent- het is koud - het is warm.

 

Dat kan niet!
Maak de zinnen compleet.
Schrijf de zinnen in je schrift.
Let op de woordvolgorde!

Voorbeeld
Wenn es sehr warm ist, will ich nicht rennen.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Hilfsmittel

Hilfsmittel

De volgende hulpmiddelen kun je gebruiken bij het leren van de Duitse taal.

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken alsook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

Spiele

Los geht's

Op internet vind je veel websites met leuke Duitse spelletjes/oefeningen die te maken hebben met het thema. Hieronder staan een aantal links naar websites die wij voor jou hebben geselecteerd:

Met deze spelletjes leer je vast nog beter Duits!

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Klokkijken
Het weer
Seizoenen
Dieren


Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Hören

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Hier oefen je je luistervaardigheid.
Je maakt verschillende luisteropdrachten.

Je hoort:

  • Iets over het alledaagse leven van verschillende personen.
  • Iets over de huisdieren van verschillende personen.
  • Een verhaal over een meisje dat geen huisdier heeft.
  • Een mop.

Lerntipp Hören

Voor het luisteren:

  • Lees je de vragen goed door. Dan kun je je beter concentreren op de gezochte informatie.
Tijdens het luisteren:
  • Let van begin af aan goed op!
  • Concentreer je, laat je niet afleiden.
  • Schrijf het antwoord op en lees meteen de volgende vraag.
  • Ging het te vlug? Herhaal de oefening als dat mogelijk is.
  • Je begrijpt niet alles? Geen probleem! Je hoeft niet alle woorden te snappen om de tekst te begrijpen.

Tagesablauf

Eva
Luister naar Eva. Zij vertelt hoe haar dag eruit ziet.


Beantwoord de volgende vier vragen.

  1. Hoe laat staat Eva op?
    1. 05:30 uur
    2. 06:00 uur
  2. Hoe laat gaat Eva naar de universiteit?
    1. 08:00 uur
    2. 09:00 uur
  3. Hoe laat begint en eindigt de lunchpauze?
    1. van 12:30 uur tot 13:00 uur
    2. van 12:00 uur tot 14:00 uur
  4. Hoe laat komt Eva weer thuis?
    1. om 18:00 uur
    2. om 18:30 uur

Leonhard
Luister ook naar Leonhard. Ook hij vertelt iets over zijn dagindeling.

  1. Hoe laat staat Leonhard op?
    1. 06:00 uur
    2. 07:00 uur
  2. Op welke dagen begint de school voor Leonhard om 9.00 uur?
    1. maandag, dinsdag en vrijdag
    2. maandag, woensdag en vrijdag
  3. Op welke dagen begint de school voor Leonhard om 8.10 uur?
    1. dinsdag en donderdag
    2. woensdag en donderdag
  4. Waar gaat Leonhard na de lessen naartoe?
    1. naar de naschoolse opvang
    2. naar pianoles
  5. Moet Leonhard thuis nog huiswerk maken?
    1. ja
    2. nee

Lina
In het volgende fragment vertelt Lina hoe haar dag eruit ziet.
Welke tijden horen bij welke activiteiten?

1 Met de tram naar school a 15:50 uur
2 Einde school b 7:13 uur
3 Opstaan c 16:00 uur
4 Met auto naar tram d 7:15 uur
5 Terug thuis e 7:10 uur
6 Begin school f 6:30 uur
7 Met tram naar huis g 17:00 uur


1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....   6 = .....   en   7 = .....

Er klopt iets niet met de tijden. Lina heeft zich vergist bij de tijd wanneer school begint. Hoe laat begint haar school vermoedelijk?

Haustiere: Julia und Daniela

Julia

Luister naar Julia. Zij vertelt iets over de huisdieren van haar zus.
Maak daarna de oefening.

Toets:Julia

Daniela
Luister ook naar Daniela. Zij vertelt iets over haar kat.
Maak ook de oefening bij het verhaal van Daniela.

Toets:Daniela

Haustiere: Laura und Witze

Laura

Het kleine meisje Laura heeft geen huisdier, maar wil er graag eentje hebben omdat op school iedereen een huisdier heeft. Samen met haar broertje Tommy gaat Laura op zoek naar een huisdier. Of ze er een vinden en wat er allemaal gebeurt zie je in het volgende filmpje.

De opdrachten bij dit filmpje staan op deze Worksheet
Lees de worksheet voordat je het filmpje gaat bekijken.

 

Mop

Meneer Broemmelkamp fokt konijnen. Gisteren kwam de zoon van de buren, Kevin-Rüdiger, naar hem toe om een konijn te halen. Samen keken ze naar de verschillende konijnen om er eentje uit te zoeken.
Kijk naar het filmpje en beantwoord daarna de vraag.

Welke samenvatting past, volgens jou, het beste bij het bovenstaande filmpje?

  1. Kevin-Rüdiger wil helemaal geen konijn. Hij wilde meneer Broemmelkamp alleen maar foppen.
  2. Het maakt Kevin-Rüdiger niet uit welk konijn het wordt omdat het toch de pan in gaat.
  3. Het maakt Kevin-Rüdiger niet uit welk konijn het wordt omdat het als voer voor zijn python bedoeld is.

Voor welk antwoord heb je gekozen? Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van een medeleerling

Lesen

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Hier oefen je de leesvaardigheid.
Je leert Duitse teksten beter te begrijpen.
Wat je hier in de leesteksten tegenkomt, helpt je later bij het maken van de taaltaken.

De teksten gaan over:

  • De week en de dagindeling van Karin.
  • De dagindeling van een internaat in Oostenrijk.
  • Een weggelopen poes.
  • Mensen die een huisdier zoeken.
  • De huisdieren van verschillende kinderen.
Succes!
Viel Erfolg!

Lerntipp Lesen

Voordat je gaat lezen:

  • Kijk naar de titel, de afbeeldingen en gemarkeerde stukjes tekst. Misschien weet je dan al waar de tekst over gaat.
  • Lees de inleiding. Bepaal wat voor soort tekst het is (bv. brief, sprookje, gebruikershandleiding).
  • Lees de opdrachten. Bepaal je leesstrategie:
    - skimmen (globaal lezen om hoofdgedachte van de tekst te begrijpen);
    - scannen (naar concrete informatie zoeken, bv. namen of getallen);
    - intensief lezen (elke zin; details begrijpen).
  • Kijk bij multiple-choice-vragen goed naar de antwoorden en met name naar de verschillen tussen de antwoorden.
Tijdens het lezen:
  • Je begrijpt niet alles? Geen probleem! Je hoeft niet alle woorden te kennen om de tekst te begrijpen.
  • Raad de betekenis van woorden. Kijk daarbij naar de tekst om het woord heen. Vergelijk het woord met andere talen (bv. Engels, Frans, Russisch).

Alltag

De dagindeling van Karin
In de volgende tekst beschrijft Karin een gewone dag en haar week.
Lees de tekst en schrijf alle tijden uit de tekst als getal op.
Voorbeeld: halb sieben = 6.30
Let daarbij op de goede volgorde.

Um halb sieben stehe ich auf. Dann gehe ich zuerst ins Bad und mache mich fertig. Eigentlich habe ich keinen Hunger, aber meine Eltern wollen, dass ich frühstücke. Ich esse meistens einen Joghurt oder ein Brot mit Marmelade und trinke ein Glas Milch oder Orangensaft.

Zehn nach sieben holt mich meine Freundin ab und wir gehen zusammen zur Schule. Zum Glück ist es nicht weit! Der Unterricht beginnt um halb acht. Nur am Mittwoch habe ich die erste Stunde frei, dann beginne ich erst um zehn vor halb neun. Meistens habe ich bis vierzehn Uhr Schule, am Mittwoch sogar bis zehn vor drei. Mittagessen gibt es in der großen Pause in der Kantine. Man kann jeden Tag zwischen zwei warmen Mahlzeiten wählen. Das ist okay.

Nach der Schule gehe ich mit zu meiner Freundin nach Hause oder sie kommt mit zu mir. Wir machen dann zusammen Hausaufgaben und chillen. Manchmal treffen wir uns auch mit anderen Mädchen aus unserer Klasse.
Am Dienstag habe ich von Viertel nach vier bis Viertel vor sechs Gitarrenunterricht.
Am Donnerstag spiele ich von halb vier bis halb fünf Volleyball.
Meistens essen wir gegen halb sieben Abendbrot.
Danach gucke ich oft mit meinen Eltern und meinem Bruder Fernsehen oder ich gehe auf mein Zimmer und lese, spiele Computer oder lerne für die Schule.
Meine Eltern wollen, dass ich um zehn Uhr das Licht ausmache, aber manchmal lese ich noch heimlich etwas länger. Dann schlafe ich.
Und um halb sieben...

Karin, 13 Jahre


Voorbeeld

1. 06:30 7. 15:30
2. ... 8. ...
3. ... 9. ...
4. ... 10. ...
5. ... 11. ...
6. ... 12. ...

 

Activiteiten
Lees de tekst nog een keer.

Neem de kloktijden over in je schrift en schrijf er in het Nederlands achter wat Karin doet of wat op dat moment gebeurt.

1. 06:30 opstaan, badkamer, ontbijt 7. 15:30 begin volleybal
2. 7:10 8. 16:15
3. 7:30 9. 16:30
4. 8:20 10. 17:45
5. 14:00 11. 18:30
6. 14:50 einde lessen woensdag 12. 22:00


Alltag: Tagesablauf

Tagesablauf
In de tekst zijn enkele woorden vetgedrukt.
Kun je bedenken wat deze woorden in het Nederlands betekenen? Als je geen idee hebt, zoek de woorden dan op.

Um halb sieben stehe ich auf. Dann gehe ich zuerst ins Bad und mache mich fertig. Eigentlich habe ich keinen Hunger, aber meine Eltern wollen, dass ich frühstücke. Ich esse meistens einen Joghurt oder ein Brot mit Marmelade und trinke ein Glas Milch oder Orangensaft.

Zehn nach sieben holt mich meine Freundin ab und wir gehen zusammen zur Schule. Zum Glück ist es nicht weit! Der Unterricht beginnt um halb acht. Nur am Mittwoch habe ich die erste Stunde frei, dann beginne ich erst um zehn vor halb neun. Meistens habe ich bis vierzehn Uhr Schule, am Mittwoch sogar bis zehn vor drei. Mittagessen gibt es in der großen Pause in der Kantine. Man kann jeden Tag zwischen zwei warmen Mahlzeiten wählen. Das ist okay.

Nach der Schule gehe ich mit zu meiner Freundin nach Hause oder sie kommt mit zu mir. Wir machen dann zusammen Hausaufgaben und chillen. Manchmal treffen wir uns auch mit anderen Mädchen aus unserer Klasse.
Am Dienstag habe ich von Viertel nach vier bis Viertel vor sechs Gitarrenunterricht.
Am Donnerstag spiele ich von halb vier bis halb fünf Volleyball.
Meistens essen wir gegen halb sieben Abendbrot.
Danach gucke ich oft mit meinen Eltern und meinem Bruder Fernsehen oder ich gehe auf mein Zimmer und lese, spiele Computer oder lerne für die Schule.
Meine Eltern wollen, dass ich um zehn Uhr das Licht ausmache, aber manchmal lese ich noch heimlich etwas länger. Dann schlafe ich.
Und um halb sieben...

Karin, 13 Jahre

 

  1. zuerst = ........
  2. meistens = ........
  3. zusammen = ........
  4. Zum Glück = ........
  5. weit = ........
  6. Nur = ........
  7. sogar = ........
  8. jeden = ........
  9. zwischen = ........
  10. Manchmal = ........
  11. gegen = ........
  12. etwas = ........

Heimordnung

Internaat
Soms kun je een bepaalde beroepsopleiding niet in je eigen woonplaats volgen.
Dan moet je naar een andere stad en als die ver weg is, kom je misschien wel in een internaat terecht.
In de tekst 'Tagesablauf Heimordnung' lees je op pagina 2 hoe een dag in het internaat van de Berufsschule Rohrbach eruitziet.

Richtig oder falsch?

  1. Doordeweeks staan de leerlingen om 6 uur op.
  2. Na het ontbijt beginnen meteen de lessen.
  3. De leerlingen hebben anderhalf uur lunchpauze.
  4. Na de lunch hebben de leerlingen geen lessen meer.
  5. De leerlingen hebben drie keer per dag vrije tijd.
  6. Na het avondeten wordt er een uur aan leren besteed.
  7. Op dinsdag, woensdag en donderdag mogen de leerlingen 's avonds de school uit.
  8. Om 22:30 uur moeten de leerlingen naar bed.
  9. Op doordeweekse feestdagen hebben de leerlingen gewoon les.
  10. Het internaat is 's weekends gesloten.
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.

Haustiere

Wo ist Rudi?

Lees de tekst over Kater Rudi.

Kater Rudi ist immer noch weg! Habt ihr ihn gesehen?
Rudi ist ganz schwarz und so lieb!
Er ist zirka 8 Jahre alt und trinkt am liebsten Milch.
Wer findet Rudi und bringt ihn zurück?
Der Finder bekommt 300 Euro!
 


Richtig oder falsch?

  1. Rudi is nicht mehr da.
  2. Rudi ist schwarz-weiß.
  3. Rudi ist 8 Monate alt.
  4. Rudi mag Milch.
  5. Rudi hat 300 Euro gekostet.

Heb je dezelfde keuzes gemaakt als je buurman/buurvrouw?
Bespreek eventuele verschillen.

Haustiere: Mein Haustier

Mein Haustier

In de volgende tekst vertellen 13 kinderen iets over hun huisdieren.

Tekst 1: Elise
Ich habe 2 Kaninchen.
Es sind 2 Weibchen.
Es sind Zwergkaninchen. Sie heißen Zwergkaninchen, weil sie nicht so groß sind wie die Wildkaninchen.
Meine Kaninchen sind 4 Monate alt.
Das schwarze Kaninchen heißt Trüffel.
Das braune Kaninchen heißt Snoopy.
Trüffel ist mein Kaninchen.
Trüffel heißt Trüffel, weil er so schwarz ist.
Snoopy gehört meinen zwei Schwestern.

Tekst 2: Anna
Als ich klein war, hatten wir Pferde, einen Hund, eine Katze und Kanarienvögel zu Hause.
Aber jetzt haben wir die Pferde schon verkauft.

Die Katze ist tot, der Hund ist tot und die Kanarienvögel sind auch tot.
Ich bin jetzt in einer Reitschule und wenn ich gut reiten kann, bekomme ich ein Pferd von meinem Großvater geschenkt.

Tekst 3: Charel
Mein Hund heißt Rocky und meine Katze heißt Kianu.
Der Hund ist 8 Jahre, die Katze 3 Jahre alt.
Die Katze gehört mir.
Der Hund gehört meinem Vater und mir.

Sie spielen den ganzen Tag im Garten.
Sie spielen oft fangen.
Rocky und Kianu sind sehr gute Freunde.
Kianu legt sich immer in Rockys Korb. Rocky hat nichts dagegen.

Manchmal will Rocky sich aber in den Korb legen. Aber dann ist Kianu schon im Korb. Rocky wird wütend und läuft Kianu nach. Aber er kann ihn nicht einholen.
Rocky isst immer ganz viel Hundefleisch.
Rocky spielt gerne mit dem Ball.
Ich spiele auch Fußball mit Rocky und er fängt dann den Ball.
Morgens sind sie schon unten zum Essen und dann muss ich auch hinunter gehen.
Rocky bellt, bis ich unten bin. Dann gebe ich ihm das Fleisch.
Kianu liegt immer auf meinem Bett und macht es sich dort gemütlich.
Wenn er Hunger hat, dann macht er:" Miau,miau."
Kianu hängt sich gerne an die Wand und dann wird meine Mutter wütend. Kianu bekommt einen Klapps auf den Hintern.
Dann läuft er vor die Tür und spielt mit seinem Teddybär.

Tekst 4: Christian
Meine Katze heißt Ciccio.
Sie ist schon dreizehn Jahre alt.
Sie schläft und frisst den ganzen Tag.
Sie spielt mit mir, wenn ich ihr einen Ball werfe.

Meine Mutter hat unsere Katze am Anfang mit einer kleinen Milchflasche gefüttert.
Die Katze war damals noch zu klein, um allein zu trinken.
Ciccio kommt aus Italien und ist schon dreimal mit umgezogen.
Hier in Hellingen gefällt es ihr sehr gut.
Am liebsten liegt sie in der Sonne.

Tekst 5: Jeff
Mein Hund heißt Kasper und hat drei Jahre.
Es ist ein Rottweiler.
Er ist groß und kräftig. Er hat ein schwarzes und braunes Fell.
Ich spiele gerne mit ihm, denn er ist sehr lieb.
Ich spiele immer mit ihm Ballwerfen.
Ich werfe den Ball und er muss ihn schnappen.
Ich bin sehr froh mit ihm.

Tekst 6: Jessie
Der Schäferhund ist einer der intelligentesten Hunde überhaupt.
Seine immense Vielseitigkeit stellt er als Zoll -, Polizei -, Blinden -, Wach -, Such -, Sanitäts -, Melde- und Lawinenhund unter Beweis.

Mein Hund heißt Sandy.
Mein Hund hat auf dem Rücken ein schwarzes Fell.
Ich muss jeden Tag mit meinem Hund spazieren gehen.
Einmal war auf der anderen Straßenseite ein Hund mit einer Frau gegangen.
Mein Hund hat gebellt und der andere Hund hat auch gebellt.
Dann sind wir nach Hause gerannt.

Tekst 7: Kris
Als Haustier hatte ich eine Katze. Sie hieß Jerrie.
Jerrie spielte sehr gern.Sie war ein Jahr alt.
Aber sie war sehr groß. Sie ist ganz brav gewesen.
Aber sie wurde vergiftet und sie starb.
Ich war sehr traurig.

Die Katze, die wir jetzt haben, heißt Connie.
Sie spielt auch sehr gern. Connie ist nur manchmal brav.
Sie springt immer in den Blumenstock.
Sie kratzt mich immer an der Hand. Man sieht die Wunden noch.
Sie hängt sich mindestens einmal am Tag an mein Bein.

Aber ich bin sehr froh sie zu haben.
Das ist Jerrie, die an der Mauer emporklettert. Von Connie habe ich noch kein Foto.
Sie kratzt mich immer an der Hand. Man sieht die Wunden noch.

Tekst 8: Jorge
Mein Haustier heißt Calin.
Calin ist eine kleine Hündin.
Sie ist schwarz.
Ihr Lieblingsessen ist Hundefutter.
Sie isst nur einmal am Tag.
Calin trinkt nur Wasser.
Mein Vater gibt ihr das Essen.

Sie spielt gerne mit dem Ball in meinem Zimmer.
Sie schläft am liebsten in meinem Bett.
Sie bellt, wenn jemand ins Haus kommt.
Sie bellt auch in der Nacht, wenn sie Angst hat. Und sie bellt, wenn sie ganz alleine ist.
Ich gehe mit meinem Hund 20 Minuten spazieren, wenn ich keine Schule habe.

Tekst 9: Lis
Ich habe ein Kaninchen, das 7 Jahre alt ist. Es heißt Bunny.
Ich bin sehr froh mit meinem Kaninchen. Wir hatten mal ein weibliches Kaninchen, das hieß Speedy. Bunny und Seedy bekamen auch Babys, aber die Babys waren sofort tot .
Als ich noch nicht auf der Welt war, hatten wir schon Kaninchen.
Insgesamt hatten wir schon über 10 Stück.
Wir hatten auch schon Fische und Küken.
Die Fische haben wir ins Klo geworfen. Die Küken sind weggelaufen.

Jetzt haben wir nur noch ein Kaninchen. Wenn das Kaninchen tot ist,
kriegen wir kein Haustier mehr, denn wir machen Bunny's Käfig
nicht oft sauber genug.
Das ist sehr schade.

Tekst 10: Lynn
Ich habe drei Haustiere: zwei Kaninchen und einen Hund.

Die Kaninchen heißen Chip und Chap.
Aber Chip ist mein Lieblingstier.
Es sind Zwergkaninchen und ihre Farbe ist weiß.

Mein Hund heißt Bouffi und er ist hellbraun.
Es ist ein Golden -Retriever.
Ich finde meinen Hund sehr süß.

Tekst 11: Katrina
Wir haben viele Tiere zu Hause: zwei Hunde, zwei Katzen und ein Kaninchen.

Unsere Hunde heißen Nina und Terry.
Nina ist ein Shi- tzu und Terry ist ein Foxterrier.

Mein Kaninchen heißt Schnucki. Es sitzt in einem Käfig, im Sommer lassen wir es draußen laufen.

Unsere Katzen heißen Muki und Balky.
Muki haben wir draußen auf der Straße gefunden.
Sie gehört niemandem.
Dann haben wir sie mitgenommen.

Wir hatten mal einen Hund, der Fipsi hieß.
Der ist gestorben, weil er sehr krank war.
Ich vermisse ihn sehr.

Tekst 12: Margo
Mein Hund ist ein Rauhaardackel.
Er heißt Lucky und ist sehr süß.
Er ist 8 Monate alt und hat gewellte Haare bei den Ohren.
Wenn ich in die Schule gehe, dann heult er, weil er alleine zu Hause ist.
Ich habe ihn sehr lieb.

Er spielt immer mit meinem alten Teddy, dem er die Augen rausbeißt.
Er knurrt immer, wenn wir ihm den Teddy wegnehmen.
Er spielt auch mit den anderen Hunden aus der Nachbarschaft.
Wenn meine Familie isst, dann weint er, weil er auch von unserem Essen etwas haben will. Aber er hat ja sein Essen.
Er bellt immer, wenn er meinen Lehrer in unserer Straße sieht.

Wir hatten auch eine Katze, die Pussy hieß.
Ich hatte sie sehr gerne und sie wollte immer, dass wir mit ihr spielen.
Sie war sehr süß. Wenn wir sie störten, dann kratzte sie uns mit ihren scharfen Krallen. Aber auf einmal war sie verschwunden.
Wir haben sie durch das ganze Haus gesucht, aber wir haben sie nie wiedergesehen.

Wir hatten auch einen Papagei, der aber gestorben ist, weil er krank war.
Er hieß Sony und war rot, gelb, grün, orange, blau, weiß und schwarz.
Wir hatten auch noch einen anderen Papagei, der Jakob hieß.
Er war auch krank. Er hatte ein grünes Fell.

Tekst 13: Max
Mein Hund heißt Micky, er ist ein Pudel.
Ich habe meinen Hund sehr gerne.
Er hat schon 6 Jahre.
In Hundsjahren sind das 50 Jahre.
Er ist schon sehr alt.
Ich hoffe, dass er nicht bald sterben wird.

Tekst 14: Olivier
Mein Hund heißt Lucky.
Er wurde am 20. April 2ooo geboren, also hat er jetzt 9 Monate.
Er ist ein Rauhaardackel.
Meine Schwester und ich dürfen mit ihm spazieren gehen.

Lucky spielt gerne.
Wenn wir ihm einen Teddy geben, dann nimmt er ihn in den Mund, und beißt, bis er ihn in ganz kleine Stücke gerissen hat.
Wenn jemand am Haus vorbeigeht, dann bellt er.
Er geht gerne spazieren.
Er will nicht alles essen.
Wir hatten auch einen Papagei, doch er ist gestorben.
Wir hatten auch eine Katze, die Pussy hieß. Wir hatten sie sehr lieb. Sie war weiß und hellbraun. Eines Tages ist sie weggelaufen und sie ist nicht mehr wiedergekommen.


Verdeel de teksten in de klas. Werk in tweetallen of in kleine groepjes.
Lees jullie tekst. Gebruik eventueel een woordenboek.

Maak in je schrift in het Duits aantekeningen over de inhoud van jullie tekst (hooguit 10 woorden, geen zinnen!).

Vertel in de klas iets in het Duits over het huisdier/de huisdieren uit jullie tekst.
Je mag de aantekeningen gebruiken, maar niet de tekst.

Werkzeugkasten 2

Einleitung

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van het thema Alltag.

In de Werkzeugkasten vind je de onderdelen:

  • Grammatik
  • Aussprache
  • Hilfsmittel
  • Spiele

Veel succes!

Grammatik

Als je de opdrachten die bij dit thema horen goed wilt doen, zul je ook iets moeten weten over de taalregels, de grammatica - Grammatik.

Je gaat leren over:

  • de vervoeging van modale hulpwerkwoorden;
  • de vervoeging van 'wissen';
  • de eerste naamval (= onderwerp) en vierde naamval (lijdend voorwerp) van het persoonlijk voornaamwoord.

Grammatik: Modalverben

Bestudeer uit de kennisbank Duits het onderdeel over de modale hulpwerkwoorden (=Modalverben).

KB: Modale hulpwerkwoorden

Maak nu de volgende oefeningen:

Toets:Modale hulpwerkwoorden 1

Toets:Modale hulpwerkwoorden 2

Toets:Modale hulpwerkwoorden 3

Toets:Modale hulpwerkwoorden 4

Toets:Modale hulpwerkwoorden 5

Grammatik: Wissen

Je hebt eerder in dit thema naar de vervoeging van de modale hulpwerkwoorden gekeken.
Het werkwoord 'wissen' (=weten) is geen modaal hulpwerkwoord, maar wordt wel op dezelfde manier vervoegd.
Daarom bekijken we in dit thema ook de vervoeging van 'wissen'.

Bestudeer uit de Kennisbank Duits het onderdeel over het werkwoord Wissen.

KB: Wissen


Maak nu de volgende oefeningen:

Toets:Wissen 1

Toets:Wissen 2

Grammatik: 1. und 4. Fall

Bestudeer uit de kennisbank Duits het onderdeel over de 1e en 4e naamval van het persoonlijk voornaamwoord.

KB: 1e en 4e naamval van het persoonlijk voornaamwoord

Maak nu de volgende oefeningen:

Toets:Persoonlijk voornaamwoord 1e en 4e naamvallen 1

Toets:Persoonlijk voornaamwoord 1e en 4e naamvallen 2

Toets:Persoonlijk voornaamwoord 1e en 4e naamvallen 3

Aussprache

Op www.languageguide.org vind je de uitspraak (Aussprache) van een aantal belangrijke woorden die passen bij dit thema!

Ga naar:

Beweeg met je muis over de plaatjes.
Luister naar de woorden en oefen de uitspraak door ze hardop uit te spreken.
Kies de tien moeilijkste woorden uit elke oefening. Schrijf ze op in je schrift.
Lees ze hardop voor aan een medeleerling.

Hilfsmittel

Hilfsmittel

De volgende hulpmiddelen kun je gebruiken bij het leren van de Duitse taal.

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

Spiele

Spiele

Op internet vind je veel websites met leuke Duitse spelletjes/oefeningen die te maken hebben met het thema.

Hieronder een link naar een website die wij voor jou hebben geselecteerd:

Met dit spelletje leer je vast nog beter Duits!

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Wissen
Mögen
Müssen
Sollen

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

 

Sprechen

Einleitung

Einleitung - Inleiding

Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.
Je hebt al geleerd hoe je je in het Duits kunt voorstellen en hoe je over je woning en woonomgeving vertelt.

In dit thema spreek je over:

  • jouw huisdier,
  • jouw dagindeling.

Denk bv. aan een vakantie op een camping in Duitsland, aan een uitwisseling met een Duitse school of een discussieforum, blog of virtuele wereld op het internet.
Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Oefen voor je begint met Sprecht eventueel nog even op StudioWozzol met de woordenlijsten Alltag.

StudioWozzol


Succes!
Viel Erfolg!

Lerntipp Sprechen

Lerntipp Sprechen

Voordat je gaat spreken:
  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
  • Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.

Terwijl je spreekt:

  • Kijk naar je partner of het publiek.
  • Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
  • Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
  • Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
  • Wees niet bang om fouten te maken. (De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt.)

Ein süßer Hund

Aufwärmung

Je bent op de camping in Duitsland. Je hebt daar al wat vrienden gemaakt waarmee je in het Duits praat. Je hebt al veel over jezelf verteld: hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont enz. Op weg naar het zwembad zien jullie een heel schattig hondje bij een tent.
Daarom praten jullie deze keer over jullie huisdieren.

Zoek een partner voor deze opdracht.
Lees de Rollenkarte 1 en Rollenkarte 2 goed door.

Schrijf het gesprek in het Duits in jullie schrift of in de Rollenkarte (vergeet dit niet op te slaan!). Gebruik de Werkzeugkasten, een woordenboek en/of de oefeningen.

Oefen het gesprek een paar keer.
Laat daarna klasgenoten of je docent naar het gesprek luisteren.

Vraag je klasgenoten of je docent om een beoordeling.

Mein Haustier

Mein Haustier

Zoek een andere partner voor deze opdracht.
Maak samen in het Duits een gesprek over jullie huisdieren.

  • Gebruik de Werkzeugkasten, een Wörterbuch en/of de oefeningen.
  • Schrijf alleen de steekwoorden op (hoogstens 6 per leerling).
  • Elk van jullie moet tenminste zes keer iets zeggen of vragen.
  • Oefen het gesprek een paar keer, zodat je goed weet wat je gaat of kunt zeggen.
Tip:

Als je geen huisdier hebt, kun je over een huisdier vertellen dat je graag wilt hebben of over het huisdier van iemand anders.

Herhaal deze opdracht nog met twee andere klasgenoten.
Luister samen met de klas naar een aantal gesprekken.

Hoe vond je dat het ging?

Speeddating

Speeddating

Bij het volgende spel gaat het erom dat je heel snel en spontaan vragen over jezelf, je familie, je woonsituatie, huisdieren en je dagindeling kunt beantwoorden.
Vertaal in de klas of in kleine groepjes de volgende vragen in het Duits.

  • Hoe heet je?
  • Hoe oud ben je?
  • Waar woon je?
  • Hoeveel broers en zussen heb je?
  • Wat voor huisdier heb je?
  • Hoe heet je huisdier?
  • Welke kleur(en) heeft jouw huisdier?
  • Wat doe je op maandagavond/dinsdagavond enz.?
  • Hoe laat sta je in het weekend/op woensdag enz. op?
  • Hoe heet je beste vriend(in)?

Bedenk nog meer vragen bij de onderwerpen huisdieren en dagindeling.
Let op: Geen ja/nee vragen bedenken!
Schrijf de vragen in je schrift.

Uitvoering

  • Verdeel de klas in twee groepen (A en B). Vorm tweetallen van een leerling A en een leerling B. De tweetallen gaan tegenover elkaar staan (links staat een rij A leerlingen, rechts een rij B leerlingen).
  • A stelt een vraag (zie voorbereiding), B beantwoordt de vraag en stelt meteen een nieuwe vraag. A beantwoordt die vraag en stelt meteen weer een nieuwe vraag enz. Let op: de vragen in willekeurige volgorde stellen!
  • Elke ronde duurt één minuut. Na één minuut schuiven de B's drie plekken op, zodat ze een nieuw tweetal vormen.
  • Herhaal de stappen 2 en 3 ongeveer tien keer of zo lang tot jullie leraar de oefening beëindigt.
  • Probeer in elke ronde zoveel mogelijk vragen te stellen en antwoorden te geven. Hoeveel keer heb je vragen gesteld en antwoorden gegeven?

Schreiben

Einleitung

Einleitung - Inleiding

Hier ga je de schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.
Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

  • Je schrijft wat je (niet) kunt, (niet) mag, (niet) wilt enz.
  • Je vult een weekrooster in.
  • Je schrijft een advertentie voor de krant waarin je een huisdier wilt (ver)kopen.
Viel Erfolg!

Lerntipp Schreiben

Lerntipp Schreiben

Voordat je gaat schrijven:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.

Terwijl je schrijft:

  • Gebruik een woordenboek. Zie hiervoor het tabje 'Hilfsmittel' dat in beide Werkzeugkasten te vinden is.
  • Pas de grammatica die je geleerd hebt, toe. (Kijk in 'Werkzeugkasten 2').
  • Lees aan het einde alles nog een keer goed door.

Ich mag, kann, will...

Ich mag, kann, will...

Herhaal voordat je deze oefening gaat doen de theorie over de modale hulpwerkwoorden in de kennisbank:

KB: Modale hulpwerkwoorden


Ben je nu klaar voor de volgende meerkeuze oefening?
Doe die oefening eerst en doe dan de schrijfopdracht.

Toets:Ich mag, kann, will...

Jetzt du!

Schrijf acht zinnen in het Duits in je schrift over wat jij/je broer of zus/je vriend/je vader/je sportteam/je klas wel of niet kan, moet, wil of graag heeft.

Je mag zelf het onderwerp van de zin kiezen, als je maar acht zinnen maakt en elk modaal werkwoord dat je in dit thema geleerd hebt (können, müssen, willen, mögen, sollen en dürfen) minstens één keer gebruikt.

Tagesablauf

Tagesablauf

Je hebt al veel over de dagindeling van andere mensen gehoord en gelezen.
Nu ben jij aan de beurt!

  • Gebruik het volgende overzicht
    Schrijf in het Duits in het overzicht wat je wanneer doet.
    Schrijf alleen steekwoorden op, geen zinnen. Dus bijvoorbeeld aufstehen en niet: Ich stehe auf. Pas eventueel de kloktijden aan.
    Je hoeft niet bij elke tijd iets op te schrijven. Het is bv. genoeg als je invult wanneer je op school bent, je hoeft niet elk lesuur in te vullen.
  • Bekijk enkele overzichten in de klas.
Klaar?

Gebruik je weekschema.

  • Oefen een monoloog over jouw dagindeling / weekindeling in het Duits.
    Verwerk daarbij de steekwoorden uit het schema in hele zinnen.
  • Luister in de klas naar een aantal monologen.
  • Stel de spreker na afloop nog minstens twee vragen over zijn dagindeling. (Wann ...? Wie lange ...? Wie oft ...? Was ...? usw.)

Haustiere - Anzeige

Haustiere - Anzeige

Stel je huisdier heeft kleintjes gekregen en die wil je nu verkopen. Of je zoekt zelf een huisdier. In beide gevallen kun je een advertentie in een krant of op internet plaatsen.

  1. Beslis of je een huisdier wilt verkopen of kopen en om wat voor huisdier het gaat.
  2. Schrijf een advertentie in het Duits. Brainstorm met klasgenoten wat er allemaal in een advertentie kan staan. Beschrijf daarna in je advertentie je huisdier/je wensen zo goed mogelijk.
  3. Gebruik de Werkzeugkasten, een woordenboek en/of de teksten bij het onderdeel Lesen.
  4. Controleer je tekst en zoek eventueel een passende foto.
  5. Bekijk de advertenties in de klas.
  6. Op welke advertentie zou jij reageren en waarom?

Landeskunde

Haustier

Vermoeden

Wat denken jullie: wat is het favoriete huisdier in Duitsland?

  1. Schrijf elk dier dat genoemd wordt op het bord.
  2. Bepaal door middel van turven een volgorde.
  3. Wat is volgens jullie klas het favoriete huisdier in Duitsland?

Het favoriete huisdier is...

In de volgende tekst lees je wat de favoriete huisdieren van de Duitsers zijn.

Umfrage: Hunde und Katzen weiterhin beliebteste Haustiere
Wenn es in der Wohnung faucht oder bellt, sind die Deutschen zufrieden. Denn für viele Menschen sind Haustiere wichtige Begleiter durch den Alltag.

Hunde und Katzen sind dabei in Deutschland als Haustiere die beliebtesten Gefährten des Menschen. Das hat eine am Freitag veröffentlichte repräsentative GfK-Umfrage im Auftrag der "Apotheken Umschau" bestätigt. Danach haben sich 47,6 Prozent der Haustierbesitzer für einen oder mehrere Hunde entschieden, 44,2 Prozent haben dagegen den Miezen den Vorzug gegeben.

Nur fast jeder sechste Haustierbesitzer (17,2 Prozent) kümmert sich um Nagetiere wie Hamster, Rennmaus und Meerschweinchen. Weit abgeschlagen in der tierischen Beliebtheitsskala sind Fische (9,6 Prozent) und Vögel (9,1 Prozent). Etwa 5,5 Prozent der Tierfreunde beherbergen andere Lieblinge - von Amphibien über allerlei Reptilien bis zu den neuerdings beliebten Zwerg- und Hängebauchschweinen.

Der Umfrage zufolge leben insgesamt drei von zehn Deutschen (29,7 Prozent) mit Haustieren zusammen.

Bei der Umfrage wurden 1973 Personen ab 14 Jahren befragt, darunter 585 Haushalte mit mindestens einem Haustier.


Beantwoord de volgende vragen in het Nederlands in je schrift.

  1. Wat zijn volgens de tekst op dit moment de favoriete huisdieren in Duitsland?
  2. Welk ander woord voor 'katten' wordt in de 2e alinea gebruikt?
    Schrijf dat woord in het Duits op.
  3. Hoeveel Duitsers hebben een huisdier?
  4. Teken onderstaande tabel over in je schrift.
    Vul de tabel in met de gegevens uit de tekst.
% huisdier
47,6 ...
... ...
17,2 Knaagdieren (hamsters, muizen, cavia's
... ...
... ...
... overige (slangen enz.)


Vergelijk je antwoorden met je klasgenoten.

Enquête

Hamstii heeft een enquête met het thema 'Was ist das beliebteste Haustier?' gehouden.

Kijk naar het resultaat van de enquête.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Hoeveel mensen hebben aan de enquête meegedaan?
  2. Welk dier wordt het meest als favoriet dier genoemd?
  3. Eén dier is helemaal niet genoemd. Welk dier?

Bespreek je antwoorden met een medeleerling.

Hoe zit dat hier?

Wat denk je: wat zijn de favoriete huisdieren van de Nederlanders?
Vraag mensen in jouw omgeving (familie, vrienden, buren, enz.) wat hun favoriete huisdier is.
Vat het resultaat van de enquête - in het Duits - in een diagram samen.

Of

Zoek op het internet naar teksten/enquêtes bij het thema 'Het favoriete huisdier van Nederland'. Bespreek de resultaten in de klas.

 

Diagram maken

Een diagram is een goede manier om informatie op een overzichtelijke manier weer te geven.

 

Bremen

Bremen en de dieren

Wat heeft de Duitse stad Bremen met dieren te maken?
Dat kom je hier te weten.

Wie van jullie kent Bremen? Wat weten jullie van Bremen?
Wie is er al een keer geweest? Spreek er in de klas over.
Zoek de stad Bremen op op een (online) kaart of in een atlas.

Es hatte ein Mann einen Esel, der schon lange Jahre die Säcke unverdrossen zur Mühle getragen hatte, dessen Kräfte aber nun zu Ende gingen, so dass er zur Arbeit immer untauglicher wurde.
Da dachte der Herr daran, ihn aus dem Futter zu schaffen; aber der Esel merkte, dass kein guter Wind wehte, lief fort und machte sich auf den Weg nach Bremen; dort, meinte er, könnte er ja Stadt Musikant werden.
Als er ein Weilchen fortgegangen war, fand er einen Jagdhund auf dem Wege liegen, der jappte wie einer, der sich müde gelaufen hat.
"Nun, was jappst du so, Packan?" fragte der Esel. "Ach", sagte der Hund, "weil ich alt bin und jeden Tag schwächer werde, auch auf der Jagd nicht mehr fort kann,
hat mich mein Herr wollen totschlagen, da hab' ich Reißaus genommen; aber womit soll ich nun mein Brot verdienen?" - "Weißt du was", sprach der Esel, "ich gehe nach Bremen und werde dort Stadtmusikant, geh' mit und lass' dich auch bei der Musik annehmen. ich spiele die Laute, und du schlägst die Pauke. Der Hund war's zufrieden, und sie gingen weiter.



Kies de juiste antwoorden.

Bremen ligt: Bremen is ook:
A. In het noorden van Duitsland. A. Een berg
B. In het oosten van Duitsland. B. Een provincie
C. In het zuiden van Duitsland. C. Een rivier
D. In het westen van Duitsland. D. Een meertje

 

De Bremer stadsmuzikanten

De gebroeders Grimm hebben in de 19de eeuw sprookjes verzameld en opgeschreven. Één van die sprookjes is 'Die Bremer Stadtmusikanten'.

Op het marktplein van Bremen staat een beeld van de 'Bremer Stadtmusikanten'. Zij zijn een kenmerk van de stad. Het sprookje 'Die Bremer Stadtmusikanten' speelt zich namelijk af in de omgeving van Bremen.

Bekijk de foto rechts van het beeld.
Welke dieren zijn er te zien? Kies uit:

  1. Paard
  2. Haan
  3. Muis
  4. Koe
  5. Schaap
  6. Kat
  7. Ezel
  8. Hond

Bremen: Sprookje

Sprookje

'Die Bremer Stadtmusikanten' is één van de sprookjes verzameld en opgeschreven door de gebroeders Grimm in de 19de eeuw. Later werden er ook films van gemaakt. Je gaat nu kijken naar een korte versie van een tekenfilm.

Lees eerst een fragment van het sprookje en bekijk daarna het filmpje en beantwoord de vragen.

Es hatte ein Mann einen Esel, der schon lange Jahre die Säcke unverdrossen zur Mühle getragen hatte, dessen Kräfte aber nun zu Ende gingen, so dass er zur Arbeit immer untauglicher wurde.
Da dachte der Herr daran, ihn aus dem Futter zu schaffen; aber der Esel merkte, dass kein guter Wind wehte, lief fort und machte sich auf den Weg nach Bremen; dort, meinte er, könnte er ja Stadt Musikant werden.
Als er ein Weilchen fortgegangen war, fand er einen Jagdhund auf dem Wege liegen, der jappte wie einer, der sich müde gelaufen hat.
"Nun, was jappst du so, Packan?" fragte der Esel. "Ach", sagte der Hund, "weil ich alt bin und jeden Tag schwächer werde, auch auf der Jagd nicht mehr fort kann,
hat mich mein Herr wollen totschlagen, da hab' ich Reißaus genommen; aber womit soll ich nun mein Brot verdienen?" - "Weißt du was", sprach der Esel, "ich gehe nach Bremen und werde dort Stadtmusikant, geh' mit und lass' dich auch bei der Musik annehmen. ich spiele die Laute, und du schlägst die Pauke. Der Hund war's zufrieden, und sie gingen weiter.

Toets:Sprookje

Meer filmpjes
Er zijn nog veel meer filmpjes van het sprookje gemaakt, onder andere door Walt Disney. Zoek op het internet andere filmpjes van het sprookje en bekijk eventueel de hele film.

Sprachaufgaben

Einleitung

Einleitung - Inleiding

Aan het begin van het thema 'Alltag' ben je iets te weten gekomen over virtuele werelden en hun bewoners, avatars.
Vervolgens heb je geleerd hoe je in het Duits over huisdieren en je dagindeling kunt berichten.

In dit project:

  • Ontwerp je je eigen avatar.
  • Verzin je informatie over jouw avatar: hoe hij heet en eruit ziet, hoe oud hij is, waar hij woont, wat voor familie en huisdieren hij heeft, hoe zijn dagindeling is enz.
  • Stel je jouw avatar aan jouw klasgenoten voor.
  • Laat je jouw avatar gesprekjes voeren met de avatars van jouw klasgenoten.

Veel plezier!
Viel Spaß!

Mein Avatar

Voorbereiding

Je verzint een persoon die je interesseert, die je eventueel zelf graag wilt zijn (bv. een meisje of een jongen aan de andere kant van de wereld): jouw avatar.

De voorbereiding bestaat uit twee onderdelen:

  1. Verzinnen van informatie over jouw avatar.
  2. Ontwerpen en maken van jouw avatar-pop.

Vraag aan je leraar:
  • Hoeveel tijd je voor de voorbereiding hebt.
  • Wat je op school moet doen en wat eventueel thuis.
  • Wanneer je jouw avatar aan de klas moet voorstellen.

Onderdeel A

Verzin informatie over jouw avatar:

  • Naam
  • Leeftijd
  • Familie
  • Woonsituatie (land, plaats, woning, kamer)
  • Huisdier
  • Dagindeling (minstens 2 doordeweekse dagen + een weekenddag)
  • Overige (bv. hobby's, vrije tijd, muzieksmaak)

Schrijf de informatie in het Duits in je schrift of in een tekstdocument.

  1. Schrijf alleen steekwoorden op, geen hele zinnen!
  2. Gebruik Werkzeugkasten, de StudioWozzol-lijsten, een woordenboek en/of de oefeningen die je bij het thema 'Alltag' hebt gemaakt.
    Oefen het voorstellen van je avatar in het Duits alleen met behulp van steekwoorden.

Onderdeel B

Ontwerp jouw avatar:

  1. Online op goethe.de Second Life (gratis Second Life-software downloaden, de avatar een naam geven en volgens je eigen wensen vorm geven).
  2. Met een computerprogramma (daarna eventueel uitprinten)
  3. Met papier/karton, schaar, lijm enz. (bv. pop tekenen en dan op een stokje plakken).


Bewaar je avatar goed. Je hebt hem voor de presentatie nodig.

Presentatie

  1. Zorg ervoor dat je je steekwoorden en je avatar bij je hebt.
  2. Stel jouw avatar aan jouw klasgenoten voor. Gebruik de 3e persoon enkelvoud, bijvoorbeeld Mein Avatar heißt...
  3. Beantwoord eventuele vragen van jouw medeleerlingen.
  4. Luister naar de presentaties van je klasgenoten.
  5. Stel eventueel vragen.


Gesprekken

In de volgende gesprekken kruip je in de rol van jouw avatar. Je spreekt met andere avatars over onderwerpen als familie, woonsituatie, huisdieren en de dagindeling.

  1. Maak groepjes van drie.
  2. Twee 'avatars' zitten tegenover elkaar en voeren het gesprek (deze keer in de 1e persoon enkelvoud, bv. Ich heiße ...). De derde leerling luistert en maakt aantekeningen over wat goed gaat en wat niet zo goed gaat.
  3. Bespreek na afloop het gesprek met zijn drieën.
  4. Wissel vervolgens van rol zodat iedereen één keer de beoordelaar is.
  5. Luister eventueel klassikaal naar de beste gesprekken.

Antworten

Antworten

Antworten
Bekijk hier of je de opdrachten goed hebt gemaakt.

Werkzeugkasten-1
Die Tage und die Woche


1. donderdag G. Donnerstag
2. zaterdag B. Samstag
3. het weekend A. das Wochenende
4. woensdag F. Mittwoch
5. vrijdag E. Freitag
6. dinsdag C. Dienstag
7. maandag H. Montag
8. zondag D. Sonntag

  Dagindeling Tijden
's middags B. morgens 4. 06 - 12 Uhr
's middags E. mittags 1. 12 - 13 Uhr
in de namiddag D. nachmittags 5. 14 - 18 Uhr
s avonds C. abends 2. 18 - 24 Uhr
's nachts A. nachts 3. 00 - 06 Uhr

  1. Am Montag habe ich Training.
  2. Wir stehen um Viertel vor Sieben auf.
  3. Er duscht morgens.
  4. Abends sehe ich fern.
  5. Um halb elf geht sie ins Bett.
  6. Mittwoch spielen sie Tennis.
  7. Was macht ihr am Wochenende?

Wetter und Aktivitäten


Antworten
1. Het sneeuwt. - Es schneit.
2. De zon schijnt. - Die Sonne scheint.
3. Het waait. - Es ist (sehr) windig.
4. Het regent. - Es regnet.
5. Het is koud. - Es ist kalt.
6. Het is warm. - Es ist warm.

  1. Wenn es regnet, können wir nicht Fußball spielen.
  2. Wenn es schneit, kann er nicht schwimmen.
  3. Wenn die Sonne scheint, will ich keine Hausaufgaben machen.
  4. Wenn es kalt ist, will er mit dem Hund Gassi gehen.

 

Lesen
Alltag


  1. opstaan, badkamer, ontbijt
  2. naar school
  3. begin lessen (1e uur)
  4. begin lessen op woensdag (2e uur)
  5. einde lessen
  6. einde lessen op woensdag
  7. begin gitaarles op dinsdag
  8. einde gitaarles op dinsdag
  9. begin volleybal
  10. einde volleybal op donderdag
  11. avondeten
  12. naar bed

  1. zuerst = eerst
  2. meistens = meestal
  3. zusammen = samen
  4. Zum Glück = gelukkig
  5. weit = ver
  6. Nur = alleen
  7. sogar = zelfs
  8. jeden = iedere
  9. zwischen = tussen
  10. Manchmal = soms
  11. gegen = ongeveer
  12. etwas = wat

 

  • Het arrangement Thema: Alltag vmbo-b2 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2018-08-17 14:44:50
    Licentie
    CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In het thema Alltag leren leerlingen door te luisteren (Hören), te lezen (Lesen), te spreken (Sprechen) en te schrijven (Schreiben) hoe ze in het Duits over hun dagindeling kunnen vertellen. Ze leren ook praten over huisdieren. In het onderdeel Grammatik is er aandacht voor de eerste en vierde naamval van het persoonlijk voornaamwoord.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Gesprekken voeren; Duits; Luisteren en kijken; Lezen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen