Kijk naar de titel, de afbeeldingen en gemarkeerde stukjes tekst. Misschien weet je dan al waar de tekst over gaat.
Lees de inleiding. Bepaal wat voor soort tekst het is (bv. brief, sprookje, gebruikershandleiding).
Lees de opdrachten. Bepaal je leesstrategie:
- skimmen (globaal lezen om hoofdgedachte van de tekst te begrijpen);
- scannen (naar concrete informatie zoeken, bv. namen of getallen);
- intensief lezen (elke zin; details begrijpen).
Kijk bij multiple-choice-vragen goed naar de antwoorden en met name naar de verschillen tussen de antwoorden.
Tijdens het lezen:
Je begrijpt niet alles? Geen probleem! Je hoeft niet alle woorden te kennen om de tekst te begrijpen.
Raad de betekenis van woorden. Kijk daarbij naar de tekst om het woord heen. Vergelijk het woord met andere talen (bv. Engels, Frans, Russisch).