Bij het volgende spel gaat het erom dat je heel snel en spontaan vragen over jezelf, je familie, je woonsituatie, huisdieren en je dagindeling kunt beantwoorden.
Vertaal in de klas of in kleine groepjes de volgende vragen in het Duits.
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Hoeveel broers en zussen heb je?
Wat voor huisdier heb je?
Hoe heet je huisdier?
Welke kleur(en) heeft jouw huisdier?
Wat doe je op maandagavond/dinsdagavond enz.?
Hoe laat sta je in het weekend/op woensdag enz. op?
Hoe heet je beste vriend(in)?
Bedenk nog meer vragen bij de onderwerpen huisdieren en dagindeling. Let op: Geen ja/nee vragen bedenken!
Schrijf de vragen in je schrift.
Uitvoering
Verdeel de klas in twee groepen (A en B). Vorm tweetallen van een leerling A en een leerling B. De tweetallen gaan tegenover elkaar staan (links staat een rij A leerlingen, rechts een rij B leerlingen).
A stelt een vraag (zie voorbereiding), B beantwoordt de vraag en stelt meteen een nieuwe vraag. A beantwoordt die vraag en stelt meteen weer een nieuwe vraag enz. Let op: de vragen in willekeurige volgorde stellen!
Elke ronde duurt één minuut. Na één minuut schuiven de B's drie plekken op, zodat ze een nieuw tweetal vormen.
Herhaal de stappen 2 en 3 ongeveer tien keer of zo lang tot jullie leraar de oefening beëindigt.
Probeer in elke ronde zoveel mogelijk vragen te stellen en antwoorden te geven. Hoeveel keer heb je vragen gesteld en antwoorden gegeven?