Ich mag, kann, will...
Herhaal voordat je deze oefening gaat doen de theorie over de modale hulpwerkwoorden in de kennisbank:
Ben je nu klaar voor de volgende meerkeuze oefening?
Doe die oefening eerst en doe dan de schrijfopdracht.
Jetzt du!
Schrijf acht zinnen in het Duits in je schrift over wat jij/je broer of zus/je vriend/je vader/je sportteam/je klas wel of niet kan, moet, wil of graag heeft.
Je mag zelf het onderwerp van de zin kiezen, als je maar acht zinnen maakt en elk modaal werkwoord dat je in dit thema geleerd hebt (können, müssen, willen, mögen, sollen en dürfen) minstens één keer gebruikt.