Thema 6 Naar school - hv12

Thema 6 Naar school - hv12

Naar school

Inleiding

Gingen jouw opa en oma vroeger naar school? Inderdaad, die zaten net als jij ook op school. Al zag hun school er wel anders uit dan de jouwe. Er was geen digibord in de klas en ze hadden ook geen laptop om op te werken.

In de 19e eeuw waren straffen als in de hoek staan of een bordje met ‘ezel’ erop heel normaal. Wat vind jij van deze manier van corrigeren? Wanneer zijn deze veranderingen eigenlijk ingegaan? Deze vragen, en vooral de antwoorden erop, helpen je om een tijdlijn te maken van onderwijs door de eeuwen heen.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema: Naar school.

Leerdoel Opdracht
Ik kan hoofdpersonen en bijfiguren onderscheiden in een tekst. Fictie - Personages
Ik kan begrijpen dat personages verschillende eigenschappen vertolken. Fictie - Personages
Ik kan het lijdend voorwerp vinden door redekundige zinsontleding. Grammatica - Lijdend voorwerp

Ik kan op een correcte manier een interview afnemen en daarbij mijn gesprekspartner op de juiste manier benaderen.

Vaardigheden - Interview
Ik kan de informatie die ik in een interview heb gehoord verwerken in een verslag. Vaardigheden - Interview
Ik kan correct gebruikmaken van verwijswoorden om verbanden tussen zinnen aan te geven. Woordenschat - Verwijswoorden

Wat ga ik doen?

Het thema 'Naar school' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Fictie - Personages 2 lesuren Verhaal of beschrijving.
Grammatica - Het lijdend voorwerp 2 lesuur Toets of rap
Vaardigheden - Interview 3 lesuren Verslag
Woordenschat - Verwijswoorden 1 lesuur Toets
Afsluiting 2 lesuren Tijdlijn maken
Totaal 10 à 11 lesuren  

Opdrachten

Fictie - Personages

Personages

Intro

In deze opdracht ga je meer leren over personages in boeken.

Personages zijn de personen die voorkomen in het boek.

Je hebt vast wel eens een boek gelezen dat helemaal draaide om één of twee personen.
Als peuter en kleuter waren dat misschien de boekjes over Nijntje of Jip en Janneke.
Later ging je misschien wel de boeken lezen over De Gorgels met hoofdpersoon Mees.
Of de boeken over Floor (zoals Floor is smoor).

In deze opdracht ga je leren wie de hoofd- en bijfiguren zijn in een boek.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze les:

  • Kan ik hoofd- en bijfiguren onderscheiden.
  • Weet ik wat de functie van een personage in een boek kan zijn.
  • Begrijp ik dat een personage verschillende eigenschappen kan hebben.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Stap                            Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kun je vragen beantwoorden over hoofd- en bijfiguren.
Stap 2 Ik kan van een tekst aangeven wat de hoofd- en bijfiguren zijn.
Stap 3 en Ik kan na het lezen van het verhaal van Arendsoog aangeven wat de hoofd- en bijfiguren zijn.
Stap 4 Ik kan eigenschappen herkennen bij personages.
Stap 5 Ik kan eigenschappen van mezelf koppelen aan personages.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A schrijf ik een verhaal over verschillende personages.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B geef ik in een artikel een beschrijving van hoofd- en bijfiguren van een boek naar keuze.
Extra opdrachten of Maak één of meerdere extra opdrachten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen extra benodigdheden nodig.

Tijd
Je hebt ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Beantwoord nu de volgende vragen.

Stap 2: Hoofdpersonen en bijfiguren

Lees onderstaande tekst.

Hoofdpersonen en bijfiguren
De volgende ochtend was Arthur al vroeg op. Hij had die nacht slecht geslapen. Waarom wist hij niet precies.
Was het misschien omdat de leraar Engels gisteren weer zo sarcastisch had gekeken toen hij de repetitiecijfers oplas, met een vette 3 voor hem? Of speelde het gesprek van gisteren met Marieke door zijn hoofd? Arthur voelde zich verward als hij aan haar dacht. Terwijl hij twee jaar geleden toch helemaal niet in de war was, als hij met haar en de andere buurtkinderen ging voetballen op het veldje. Wat wilde ze nu precies van hem? Hij werd een beetje boos op zichzelf en ging snel douchen en ontbijten.

Daar ging de bel. Voor de deur stond buurman Harrison met die eeuwige opgewekte grijns op zijn bolle rode gezicht. “Hee maatje Arthur!” begon hij. Zonder het te willen reageerde Arthur een beetje chagrijnig: “Ik moet zo naar school...” De buurman begon een grappig en onbegrijpelijk verhaal te vertellen over een pakje dat per ongeluk bij hen bezorgd zou zijn. Om alles nog erger te maken, hoorde Arthur achter zich Carly gillen om haar pop (die hij gisteren onder haar bed had verstopt). “Wacht even, ik roep mijn moeder erbij,” mompelde hij. Maar dat was al niet meer nodig. “Goedemorgen buurman, wat een verrassing op dit vroege uur!” hoorde hij haar opgewekte stem al achter zich.


Beantwoord de volgende vragen.

Stap 3: Arendsoog

Stap 4: Eigenschappen

Stap 5: Herkenbare personages

Soms lijkt een personage in een boek of film wel een beetje op jezelf.
Hij of zij is herkenbaar voor jou. Een schrijver doet dat vaak expres.
Op die manier kun je beter begrijpen waarom een personage bepaalde dingen doet.
Want je kent hem een beetje, als jezelf.
 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A : Verhaal schrijven

Als je kiest voor eindopdracht A schrijf je een kort verhaal (ongeveer 400 woorden). Maak daarvoor een document aan in bijvoorbeeld Word of Googledoc.
Er moeten vier personages in het verhaal voorkomen. Van drie personages krijg je een omschrijving.
Je bedenkt er zelf een nieuw personage erbij.

In het verhaal komen de volgende drie personages voor:

  • Henk Hafkamp: de inbreker.
    Hij is nogal onhandig en gespannen, maar toch ook erg gevoelig.
  • Freddy Admiraal: de burgemeester.
    Hij is humoristisch, zorgzaam en gastvrij.
  • Keetje Admiraal: de vrouw van de burgemeester.
    Zij is dapper, roekeloos en bazig.
  • Bedenk zelf nog een vierde personage met een duidelijk karakter.

Begin het verhaal zo:
'Met trillende handen schoof Freddy het raam van de burgemeesterswoning nog verder open. Achter hem...'
Gebruik je fantasie. Bedenk ook een titel voor je verhaal.

Beoordeling
Je docent beoordeelt het verhaal op de volgende punten:

  • Je hebt gebruik gemaakt van de drie gegeven personages en je hebt in het verhaal de verschillende eigenschappen van de personen een rol laten spelen.
  • Je hebt een nieuw personage gebruikt met eigen karaktereigenschappen en een eigen rol in het verhaal.
  • Het verhaal is goed geschreven en bevat niet te veel fouten.
  • Je verhaal bevat een titel.
  • Het verhaal sluit goed aan op het begin en loopt op een bepaalde manier af.
  • Het verhaal is op een goede manier in alinea's verdeeld.

Klaar?
Lever je verhaal in bij je docent.

Eindopdracht B: Beschrijving figuren

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een beschrijving van een hoofdfiguur en
minimaal 2 bijfiguren uit een boek naar keuze. Hierover schrijf je een artikel.

  • Kies een boek dat past bij je leeftijd. De keuze van het genre is geheel vrij. Kies een boek dat bij jou past.
  • ​Schrijf in je artikel waarom je voor dit boek hebt gekozen.
  • Bepaal wat wie of wat de hoofdfiguur is in het boek. Kies ook twee of meer bijfiguren. Geef van deze figuren een duidelijke beschrijving in je artikel. Als je boek duidelijk twee of meer hoofdfiguren heeft beschrijf je deze ook.
  • Geef twee voorbeelden uit het boek waaruit blijkt dat de hoofdfiguur (eventueel hoofdfiguren) de echte hoofdfiguur is van dit boek. Verwerk dit in je artikel
  • Soms zie je dat een bijfiguur wel kenmerken heeft van een hoofdfiguur. Is dit in dit verhaal ook het geval? Leg in je artikel uit waarom wel of niet.
  • ​Vat alles samen in een artikel. Lees voor tips voor het schrijven van een artikel in de gereedschapskist hieronder.

Beoordeling
Bij de beoordeling van je artikel let je docent op het volgende:

  • Past het boek dat je gekozen hebt bij je leeftijd?
  • Heb je in het artikel duidelijk omschreven waarom je voor dit boek hebt gekozen?
  • Heb je een duidelijke beschrijving gegeven van hoofd- en bijfiguren?
  • Zijn er twee voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat de hoofdfiguur ook daadwerkelijk de hoofdfiguur is.
  • Lees voor verdere beoordelingseisen het overzicht in de gereedschapskist hieronder.

Klaar?
Lever je artikel in bij je docent.

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Extra opdrachten

Keuzeopdrachten

Opdracht 1. HV

  • Ga op www.jeugdbibliotheek.nl naar de tips voor niveau 3.
  • Zoek bij de boekentips drie voorbeelden van hoofdpersonen.
  • Noem van elke hoofdpersoon enkele kenmerken die echt bij een hoofdpersoon passen.

Opdracht 2. HV

Zoek op internet foto's van mensen. Jong, oud, opvallend, onopvallend, alleen, samen...

  • Kies vier foto's die je fantasie op gang brengen:
    • Wat voor karakter is dit?
    • In welk verhaal zou deze persoon een rol kunnen spelen?
    • Wat heeft deze persoon meegemaakt?
    • In wat voor soort boek zou deze persoon een rol kunnen spelen?
  • Zorg voor een document met foto's en beschrijvingen.
  • Je kunt de opdracht nog leuker maken door samen met een klasgenoot enkele foto's te kiezen waarbij je allebei een verschillende beschrijving bedenkt, en daarna te vergelijken.

Opdracht 3. VWO

  • Zoek op internet naar voorbeelden van Griekse en Romeinse mythen, sagen of legenden waarin stereotiepe karakters voorkomen.
  • Beschrijf zes van deze stereotiepen. Maak duidelijk waarom je dit een stereotiep karakter vindt. Vermeld steeds je bron.
  • TIP: Veel mooie verhalen kun je vinden op www.beleven.org

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Had je de boeken die in de inleidende opdracht stonden al gelezen? Zijn er boeken die je nu graag zou willen lezen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Is het je gelukt om met de uitleg in deze opdracht hoofd- en bijfiguren te onderscheiden? Vond je dat de opdrachten  je hierbij hielpen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten? Mocht je zelf een keuze maken of heeft je docent een keuze gemaakt tussen opdracht A en B?
    A: Heb je voor de vierde persoon in je verhaal gekozen voor iemand die qua karakter past bij een van de gegeven personen of heb je juist voor iemand gekozen die heel erg anders is dan de andere drie?
    B: Heb je een boek gekozen die je onlangs gelezen hebt of een boek die je al eerder hebt gelezen? Bevatte je boek één of meerdere hoofdfiguren?
  • Extra opdrachten
    Heb één of meerdere extra opdrachten gemaakt? Wat vond je van de extra opdrachten?

Grammatica - Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het lijdend voorwerp centraal.

Wat is het lijdend voorwerp? Dat wordt uitgelegd in de video hieronder.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • het lijdend voorwerp vinden door (redekundige) zinsontleding.
  • met een voorbeeld duidelijk maken dat er niet in iedere zin een lijdend voorwerp zit.

Wat kan ik al?

Zoals je in de video in de inleiding hebt gezien, kun je het lijdend voorwerp vinden door:
wie of wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde =  lijdend voorwerp.

Maar hoe vind je ook alweer het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in een zin?
Dat herhalen we hier kort.

Lees voor je onderstaande oefeningen maakt even de volgende kennisbanken:

Grammatica: Werkwoordelijk gezegde

Grammatica: Onderwerp

Maak nu de volgende oefeningen. Scoor je onvoldoende? Lees dan nogmaals de kennisbank en maak de oefening opnieuw. 
Dat zijn veelal andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik het lijdend voorwerp vinden in de zin.
Stap 2 en Ik kan zinnen maken die geen lijdend voorwerp bevatten omdat er een naamwoordelijk gezegde in de zin zit.
Stap 3 Ik kan het lijdend voorwerp vinden in een zin.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als ik kies voor eindopdracht A maak ik een toets: 'Het lijdend voorwerp'.
Eindopdracht B Als ik kies voor eindopdracht B schrijf ik een raptekst over het lijdend voorwerp.
Extra opdrachten Maak één of meerdere extra opdrachten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 à 2 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Als je het lijdend voorwerp in een zin wilt vinden, moet je eerst het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp opzoeken. Dat heb je net kunnen oefenen bij 'Wat kan ik al?'.
 

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderwerp.

Maak daarna de volgende oefening.

Stap 2: Geen lijdend voorwerp

Bekijk de volgende zin:

  • Dat meisje is de knapste leerling.

In deze zin zit geen lijdend voorwerp. Er is namelijk sprake van een naamwoordelijk gezegde (ng). Het ng in deze zin is: 'is de knapste leerling'.
Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft nooit een lijdend voorwerp.Weet je nog wat het naamwoordelijk gezegde is?
Als je twijfelt, bestudeer dan het volgende item in de Kennisbank:

Stap 3: Lijdend voorwerp

Als je veel oefent, gaat het steeds beter.
Maak ook nog de volgende oefening.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbanken en die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je een toets. 
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Eindopdracht B: Rap

Als je kiest voor eindopdracht B schrijf je een rap van minimaal vijftien zinnen over het lijdend voorwerp. Verwerk alles wat je weet over het lijdend voorwerp in de rap. Gebruik ook voorbeelden in de rap.

Hier heb je alvast een begin, maar je mag ook de hele rap zelf schrijven.

Rap over het lijdend voorwerp
Goedemorgen beste vrienden en vriendinnen
deze rap gaat over een paar gekke zinnen
het lijdend voorwerp is het onderwerp van deze rap
geloof me deze tekst is echt en zeker niet nep
...

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van de rap op het volgende:

  • In de rap heb je verwerkt hoe je het lijdend voorwerp kunt vinden.
  • In de rap heb je voorbeelden verwerkt van het lijdend voorwerp.
  • De rap bestaat uit minimaal 15 zinnen.
  • De overige beoordelingseisen vind je in het overzicht in de gereedschapskist.


Klaar?
Laat je klasgenoten, in overleg met je docent, genieten van jouw rap.

Raptekst schrijven

Een raptekst kun je goed gebruiken om je mening over een onderwerp over te brengen. Maar een rap kun je ook gebruiken om een verhaal te vertellen. 
Een rap presenteer je natuurlijk op een goede beat.

 

Extra opdrachten

Maak een of meerdere extra opdrachten.

Terugkijken

Intro

  • Vond je de video al een duidelijk beeld geven van het lijdend voorwerp? Snapte je de uitleg in de video gelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Lukte het om elke keer het lijdend voorwerp te vinden in de oefeningen?
    Vond je de uitleg in stap 2, over het naamwoordelijk gezegde/lijdend voorwerp duidelijk?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdrachten:
    A: Heb je een voldoende gescoord voor de toets? Zo niet, weet je dan waar het fout ging?
    Heb je de kennisbank nogmaals gelezen en opnieuw de toets gemaakt?
    B: Is het gelukt om de informatie over het lijdend voorwerp in de rap te verwerken?
    Had je veel aan de informatie in de gereedschapskist?
    Mocht je de rap voor de klas opvoeren? Hoe vond je dat?
  • Extra opdrachten
    Heb je één of meer extra opdrachten gemaakt? Ging het goed?

Vaardigheden - Interview

Interview

Intro

Deze opdracht gaat over het houden van interview.
Een interview is een vraaggesprek dat je met iemand kunt houden.

Je hebt vast wel eens een interview gezien op televisie, gehoord op de radio of gelezen in een krant.
Vaak zijn deze interviews met bekende mensen, met mensen die iets bijzonders kunnen of iets bijzonders hebben meegemaakt.

In deze les gaan we zien, hoe je een interview het beste kunt aanpakken.
Een vraaggesprek moet je goed voorbereiden, zodat je echt te weten komt wat je nodig hebt!

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze les kan ik:

  • aangeven hoe ik een interview moet voorbereiden.
  • verschillende soorten vragen die ik kan stellen in een interview benoemen.
  • mijn gesprekspartner voor een interview op de juiste manier moet benaderen.
  • zelf een interview houden en verwerken in een verslag.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kan ik vragen beantwoorden over het houden en voorbereiden van een interview.
Stap 2 en Ik ga op zoek naar goede tips voor het houden van een interview en verwerk deze in mijn werkblad.
Stap 3 Ik formuleer verschillende soorten vragen ter voorbereiding op mijn interview.
Stap 4 en Ik maak een afspraak met mijn klasgenoot over het houden van het interview.
Stap 5 en Ik houd het interview met mijn klasgenoot en zorg dat ik de antwoorden verzamel.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht: Verslag en Rond de opdracht af.
Extra opdracht Kies één van de twee extra opdrachten
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Benodigdheden:

Tijd:
Voor deze opdracht heb je 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst het onderstaande item uit de Kennisbank Nederlands:

Maak de volgende oefening. 

Stap 2: Tips

Open eerst het werkblad werkblad interview
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Ga nu op internet op zoek naar websites met goede tips voor het houden van een interview.
Bezoek in ieder geval de volgende twee websites met interviewtips.

Noteer de tien tips die jij het belangrijkste vindt op je werkblad.
Vergelijk de tips die jij opgeschreven hebt met de tips van een klasgenoot.
Bespreek eventuele verschillen.

Lees ook nog even de gereedschapskist hieronder. 

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

Stap 3: Voorbereiding

Nu ga je eerst bedenken met welk doel je je klasgenoot gaat ondervragen. Denk bijvoorbeeld aan een sport of hobby die hij/zij beoefent.
Zoek dan informatie over dat onderwerp, zodat je goede vragen kunt stellen.

Niet alle vragen zijn hetzelfde.

  • Met open vragen laat je de geïnterviewde persoon veel vrijheid om te vertellen wat hij zelf wil.
  • Met gesloten vragen stuur je het antwoord meer in een bepaalde richting, die jij wilt.

Wat is nu precies het verschil? Bestudeer daarvoor eerst deze uitleg over Open vragen en gesloten vragen voor je verder gaat.

Stel nu zelf een aantal vragen op voor je interview, en maak een goede mix van open en gesloten vragen.
Schrijf de vragen op je werkblad in de juiste kolom.

Stap 4: Interview houden

Vragen klaar? Dan ben jij zelf nu klaar voor het interview.
Natuurlijk moet je eerst nog wel een afspraak maken met de geïnterviewde. Tijd en plaats kun je snel genoeg afspreken, maar ook kan het handig zijn om een aantal vragen van tevoren door te geven. De geïnterviewde kan zich dan voorbereiden. Je hebt dan meer zekerheid dat je bruikbare antwoorden krijgt!

Maar: kun je ook redenen bedenken waarom je de vragen liever NIET van tevoren opgeeft? Bespreek dit met je klasgenoot en vul voor- en nadelen in op je werkblad.

 

Stap 5: Gesprek houden

Het gesprek zelf - antwoorden noteren
Het is handig om het interview ook op te nemen met behulp van een recorder of ander opnameapparaat. Je kunt dan altijd terugluisteren wat er precies is gezegd.
Toch is het misschien NIET handig om ALLEEN maar op te nemen, en geen aantekeningen te maken. Kun je bedenken waarom? Bespreek ook dit met je klasgenoot en noteer jullie antwoord op je werkblad.

Tenslotte: heb je het gevoel dat je niet echt antwoord krijgt... of dat de geïnterviewde het antwoord ontwijkt? Ga dan niet verder met de volgende vraag, maar: vraag door! Hoe?

  • Stel de vraag nogmaals, maar met andere woorden, preciezer en dwingender.
  • Stel een vervolgvraag, waarin je dieper op de zaak ingaat. Laat je niet afschepen!

Natuurlijk probeer je de sfeer gezellig te houden. Humor is belangrijk. Als iemand zich op zijn gemak voelt, laat hij meer los!

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Verslag afronden

Als eindproduct van deze les schrijf je een verslag over het interview met een klasgenoot. 
Je werkt de antwoorden uit tot een verslag, dat je inlevert bij je docent.

Een verslag kun je maken in twee vormen:

  • Directe vorm:
    Je schrijft de vragen op en de antwoorden ertussen. De antwoorden hoef je niet letterlijk over te nemen; je kunt het samenvatten.
  • Indirecte vorm:
    Je maakt van de vragen en antwoorden een aaneengesloten verhaal. Hierbij kun je zelf meer keuzes maken en het verhaal sturen in de richting van je interviewdoel. Je kunt overslaan wat niet belangrijk is, of niet interessant genoeg.

Maak zelf je keuze en schrijf een goed verslag.

Natuurlijk krijgt je verslag extra waarde als je wat informatie over de geïnterviewde kunt opnemen of zelfs een foto van het gesprek...

Ten slotte: vergeet niet je verslag volgens afspraak te laten lezen aan de klasgenoot die je geïnterviewd hebt. Vraag je klasgenoot ook het verslag te beoordelen met een cijfer. Wacht zijn/haar reacties af voordat je het inlevert bij je docent.

Beoordeling
Je docent beoordeelt je verslag op de volgende punten:

  • Staan het doel van je interview en al je interviewvragen erin?
  • Zijn de antwoorden in het verslag overzichtelijk terug te vinden?
  • Heb je ook echt antwoord op je vragen gekregen?
  • Zijn de vragen en antwoorden in behoorlijk Nederlands opgesteld?
  • Is het interview gelezen en beoordeelt door een klasgenoot?

Klaar? 
Lever je werkblad in bij je docent. 

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

Extra opdracht

Kies opdracht 1 of opdracht 2.

Opdracht 1

Simone van der Vlugt is een bekende schrijfster van jeugdboeken. Op haar website, vind je veel informatie over haar en haar werk. www.simonevandervlugt.nl

Opdracht:

  1. Gebruik gegevens uit de biografie en de blogs op haar website om tien goede interviewvragen op te stellen.
  2. Wissel je interviewvragen uit met een klasgenoot.
  3. Probeer met behulp van de website de vragen van je klasgenoot te beantwoorden.
  4. Bedenk bij enkele antwoorden: hoe zou ik hierover doorvragen? Noteer ook deze vragen.
  5. Lever het resultaat in bij je docent.

Opdracht 2

Misschien heb je zelf een favoriete jeugdboekenschrijver die je zou willen interviewen.
Verdiep je in zijn/haar biografie en bedenk tien goede interviewvragen en probeer antwoorden te vinden op internet.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Heb je je idool wel eens mogen ontmoeten?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Welke tips voor het houden van het interview vond jij het meest bruikbaar?
    Heb je deze tip ook zelf toe kunnen passen in je interview?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? De evaluatievragen van de eindopdracht heb je beantwoord in je werkblad.
  • Extra opdracht
    Heb je een van de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Woordenschat - Verwijswoorden

Verwijswoorden

Intro

In deze opdracht staan verwijswoorden centraal.

Bekijk eerst onderstaand filmpje. Weet jij wanneer je dat of wat moet gebruiken?

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze les kan ik:

  • alle verschillende verwijswoorden herkennen.
  • de functie van verwijswoorden benoemen.
  • correct gebruik maken van verwijswoorden om verbanden tussen zinnen aan te geven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Onderdeel Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik in oefeningen het juiste verwijswoord en antecedent aangeven.
Stap 2 en Ik kan in een tekst aangeven welke woorden de verwijswoorden zijn.
Stap 3 en Ik kan een tekst die geschreven is zonder verwijswoorden veranderen in een tekst met verwijswoorden.
Stap 4 Ik kan zinnen, dankzij verwijswoorden, in de juiste volgorde plaatsen.
Stap 5 en Ik leer het verschil tussen wat en dat. Ik kan zinnen maken en aangeven waarnaar wat en dat verwijzen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de toets 'Verwijswoorden'.
Extra opdracht Maak eventueel de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Maak nu de volgende oefeningen:

Stap 2: Eddy de Clown

Stap 3: Eddy de Clown - 2

Stap 4: Juiste volgorde

Stap 5: Wat of dat?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Extra opdracht

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?
Maak de oefening hieronder:

Terugkijken

Intro

  • Wat vond je van de video onder het kopje 'Intro'?
    Vind je dat de video goed bij de opdracht past?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je de verschillende verwijswoorden herkennen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het duidelijk welk verwijswoord je wanneer moet gebruiken?
    Wist je al wat antecedenten zijn?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Sloot de toets goed aan bij de lesstof en de leerdoelen?
    Was je tevreden met het behaalde eindresultaat?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gedaan? Ging het goed?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Naar school’ afronden met een tijdlijn. In deze opdracht maak je samen met klasgenoten een tijdlijn van de geschiedenis van Nederlandse literatuur. Je doet dit in groepjes van 5 tot 7 personen. Ieder groepslid maakt een deel van de tijdlijn. Je hebt hiervoor twee lesuren de tijd. In de gereedschapskist kun je lezen waarop jullie beoordeeld worden.

Aan de slag

  1. Maak groepjes van 5, 6 of 7 personen.
  2. Ga naar de website Literatuurgeschiedenis.org. Je leest hier over zeven verschillende tijdvakken uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis:
    - Middeleeuwen
    - 16e eeuw
    - 17e eeuw
    - 18e eeuw
    - 19e eeuw
    - 20e eeuw
    - 21e eeuw.
    Verdeel deze periodes in jullie groepje. Ieder groepslid kiest een andere periode. Heeft jouw groepje 5 of 6 personen, overleg dan met je docent welke periode jullie mogen overslaan.
  3. Lees bij elke periode over de tijd waarin de verhalen werden geschreven. Schrijf op wat er in die tijd belangrijk was in de maatschappij. Bijvoorbeeld: Waren er oorlogen, ontdekkingen, of nieuwe ideeën?
    Tip: Je mag ook andere bronnen gebruiken, zoals andere websites of je geschiedenis- of aardrijkskundeboek.
  4. Schrijf bij elke periode op wat we kunnen leren van de verhalen uit die tijd. Hoe geven deze verhalen ons inzicht in het leven van toen?
  5. Kies bij elke periode een schrijver en/of een bekend werk. Noteer de naam van de schrijver, de titel van het werk en een korte uitleg waar het verhaal over gaat. Schrijf ook op waarom dit werk belangrijk was in die tijd.
  6. Maak je tijdlijn. Dit kan op papier of digitaal. In de gereedschapskist kun je daar meer over vinden. Maak je tijdlijn aantrekkelijk met tekeningen of afbeeldingen die passen bij de periodes.
  7. Controleer je tijdlijn op de volgende onderdelen:
    - Staan alle periodes op de tijdlijn? Staat de naam van de periode erbij? Staat er bij elke periode een naam van een schrijver en/of een bekend werk? Staat er ook bij wat je kunt leren van de verhalen uit die tijd?
    - Is je tijdlijn overzichtelijk?
    - Is je tijdlijn goed verzorgd en aantrekkelijk vormgegeven?

Klaar?
Lever jullie tijdlijn in bij je docent.

Tijdlijn maken

Een tijdlijn of tijdbalk geeft je een helder overzicht van verschillende gebeurtenissen over een bepaalde periode heen.

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de inleiding. Is het gelukt om de route van je klasgenoot te vinden? En kon de klasgenoot jouw route vinden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 10 à 11 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke opdracht binnen dit thema vond je het leukste? Welke het moeilijkste?
    Kun je informatie die je in de ene opdracht krijgt soms weer gebruiken in de andere opdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Kon je snel aan de slag met Google Maps - kon je elkaar hierbij helpen?
    Vind je het leuk om met digitale programma's te werken - welke gebruik je graag?
    Heb je nieuwe bijzonderheden over je schoolroute ontdekt?
    Waar moet je op letten als je een duidelijke beschrijving wilt maken?
    Waarom is het belangrijk om een brief of e-mail goed in te delen?
    Waarom is een e-mailtje of brief iets heel anders dan een sms'je of een twitterbericht?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Fictie

Voor het onderdeel Personages zijn de volgende items geselecteerd.

YouTube
Uitleg over hoofd- en bijfiguren.

Een interessant filmpje over de rol van verschillende personages in boeken:

Grammatica

Voor het onderdeel Lijdend voorwerp zijn de volgende items geselecteerd.

Vaardigheden

Voor het onderdeel Interview is het volgende item geselecteerd.

YouTube
Uitleg in een video.


Woordenschat

Voor het onderdeel Verwijswoorden zijn de volgende items geselecteerd.

  • Het arrangement Thema 6 Naar school - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-29 10:46:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-hv12. Dit thema bestaat uit vier opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. Zo leer je het onderscheiden van hoofdpersonen en bijfiguren in een tekst, het begrijpen van de verschillende eigenschappen die personages vertolken, het vinden van het lijdend voorwerp door redekundige zinsontleding, en het op een correcte manier afnemen van een interview en het benaderen van de gesprekspartner. Je gaat het thema 'Mijn dagelijkse schoolreis' afronden door een mailtje te schrijven aan een vriend of vriendin, waarin je je dagelijkse schoolroute beschrijft. Je maakt een routebeschrijving van je schoolroute en voegt enkele foto's toe. In de e-mail leg je in vier alinea's uit welke bijzonderheden er onderweg op jouw route te ontdekken zijn. Begin met een gezellige inleiding waarin je wellicht aangeeft dat jullie binnenkort samen gaan fietsen. Gebruik de volgende twee alinea's om de vijf bijzonderheden onderweg te beschrijven. Sluit de e-mail ten slotte op een goede manier af. Ook is er een diagnostische toets beschikbaar. Succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Afstemming op publiek; Literatuur; Afstemming op doel; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Gesprekken voeren (Nederlands);
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, hoofd- en bijfiguren, hv12, interviewen, lijdend voorwerp, mail schrijven, mijn dagelijkse schoolreis, nederlands, stercollectie, zinsontleding

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Fictie - Personages - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52544/Opdracht__Fictie___Personages___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Lijdend voorwerp - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52545/Opdracht__Grammatica___Lijdend_voorwerp___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Vaardigheden - Interview - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52546/Opdracht__Vaardigheden___Interview___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Woordenschat - Verwijswoorden - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52547/Opdracht__Woordenschat___Verwijswoorden___hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Mijn dagelijkse schoolreis!

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.