Thema 5 Zo doe je dat! - hv12

Thema 5 Zo doe je dat! - hv12

Zo doe je dat!

Inleiding

Je komt uit de les en wilt naar huis. Je loopt naar de fietsenstalling en pakt je fiets. Maar wat is dat nu? Een platte band! Gelukkig is dit eenvoudig op te lossen. Het is dan wel nodig dat je weet welke stappen je moet volgen bij het plakken van een band. Plus dat je de goede materialen hebt. In de volgende video worden deze stappen uitgelegd. Een mooi voorbeeld van een goede instructie!  

Bekijk de video.

Weet jij nu hoe je een band plakt? Stel dat jij nu een instructie zou moeten schrijven voor het plakken van een band. Zou dit jou dan lukken of zou je nog meer uitleg nodig hebben? 

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij thema 5: Zo doe je dat!

Leerdoel Opdracht
Ik kan omschrijven wat de hoofdgedachte van een tekst is. Lezen - Hoofdgedachte
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen. Grammatica - Naamwoordelijk gezegde
Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen. Spelling - Voltooid deelwoord
Ik kan aangeven aan welke eisen een goede instructie moet voldoen. Spreken - Instructie
Ik kan de gebiedende wijs op een correcte wijze toepassen bij het schrijven van instructies. Spreken - Instructie

Wat ga ik doen?

Het thema 'Zo doe je dat!' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Lezen - Hoofdgedachte van de tekst 2 lesuren Woordenwolk
of toets
Grammatica - Naamwoordelijk gezegde 2 lesuren Toets
Spelling - Voltooid deelwoord 1 lesuur Toets
Spreken - Instructies 1 lesuur

Toets of
document

Afsluiting 2 lesuren Instructie schrijven
Totaal 8,5 lesuren  

Opdrachten

Lezen - Hoofdgedachte

Hoofdgedachte

Intro

In deze leesopdracht staat de hoofdgedachte centraal.

In de volgende video wordt uitgelegd hoe je het onderwerp en de hoofdgedachte vindt.
Hoe je het onderwerp vindt, heb je in thema 1 geleerd.
Maar hoe vind je de hoofdgedachte?

Succes met deze opdracht!

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • omschrijven wat de hoofdgedachte van een tekst is.
  • aangeven op welke wijze ik de hoofdgedachte van een tekst kan bepalen.
  • omschrijven wat het verschil is tussen het onderwerp en de hoofdgedachte.

Wat kan ik al?

In Thema 1 - Lezen - Onderwerp heb je geleerd hoe je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Voor het bepalen van de hoofdgedachte is het handig om te weten hoe je het onderwerp bepaald.
Daarom frissen we hier je geheugen even op.

Lees eerst de Kennisbank en maak daarna de oefeningen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'hoofdgedachte' kan ik vragen beantwoorden en van teksten bepalen wat de hoofdgedachte is.
Stap 2

Ik kan een tekst samenvatten in een What'sApp-bericht en hiervan de hoofdgedachte bepalen.

Stap 3 Ik kan van een tekst bepalen wat het onderwerp en wat de hoofdgedachte is.
Stap 4 Ik kan van een tekst bepalen wat de hoofdgedachte is.
Stap 5 Ik kan van een woordenwolk bepalen wat het onderwerp is en de hoofdgedachte samenstellen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Maak de toets: 'Hoofdgedachte'.
Eindopdracht B Maak een woordenwolk.
Extra opdrachten Er zijn meerdere extra opdrachten. Bepaal welke opdrachten je doet.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp.
Maak daarna de vragen.

Stap 2: Internet of televisie

Lees onderstaande tekst.

Jongeren hebben liever internet dan televisie.

PARIJS (ANP) - Voor het eerst vinden jongeren tussen de 16 en 24 jaar internetten belangrijker dan televisie kijken. Dit blijkt uit een onderzoek in tien Europese landen (waaronder Nederland) dat marketingorganisatie EIAA woensdag heeft gepubliceerd. 82% van de leeftijdsgroep is minimaal vijf dagen per week online, terwijl nog maar 77% even vaak tv kijkt, 5% minder dan vorig jaar. Van de ondervraagden zegt 48% dat het internet de reden is voor de verminderde tv-consumptie.


Opdracht

  • Probeer in een WhatsApp de inhoud van dit bericht naar een vriend of vriendin te appen.
    Je mag maximaal 150 tekens gebruiken.
  • Diezelfde klasgenoot moet jou ook een WhatsApp sturen.
  • Vergelijk de WhatsApp-berichten. Bespreek de verschillen.
  • Bepaal samen wat de hoofdgedachte van de tekst is.

Stap 3: Dik zijn is besmettelijk

Lees het volgende artikel uit Kidsweek.

Dik zijn is besmettelijk

Zijn jouw vrienden te dik, dan is de kans groot dat er zich om jouw middel langzaamaan een zwembandje ontwikkelt. Uit onderzoek is gebleken dat te dik zijn besmettelijk is. Dun zijn trouwens ook.
Door Maartje Dammers

Dat steeds meer mensen te dik zijn, komt volgens de onderzoekers van Harvard omdat obesitas besmettelijk is. Er blijkt dat je vrienden meer invloed op je gewicht hebben dan de genen van je familieleden. Met besmettelijk bedoelen de onderzoekers niet dat het als een griepvirus van mens op mens wordt overgedragen, maar dat vrienden elkaars gedrag kopiëren en dat het idee over wat een goed gewicht is, verandert als een aantal van je vrienden te dik is.

Bron: Kidsweek (bewerkt)


Beantwoord nu de volgende twee vragen:​

Stap 4: Huisstofmijt

Lees ook het volgende artikel uit Kidsweek.

Allergisch voor de huisstofmijt?

Word jij 's ochtends vaak wakker met een verstopte neus, tranende ogen of een zere keel? Dan heb jij misschien wel last van een neusallergie.
Neusallergie wordt vaak veroorzaakt door heel klein spinachtig beestje, de huisstofmijt. Huisstofmijten houden het meest van vochtige warme plekjes. Ze zitten overal in huis, maar hun favoriete plek is de slaapkamer.
Eigenlijk ben je niet allergisch voor de huisstofmijt zelf, maar voor hun poep! Het inademen van de poep geeft de allergische reacties. Je kunt allergische reacties op de huismijtpoep voor een deel voorkomen, door regelmatig je beddengoed te vervangen en vaak je slaapkamerraam open te zetten.

Bron: Kidsweek (bewerkt)

Beantwoord de vraag.

Stap 5: Woordenwolk bespreken

Van een krantenartikel is een 'woordenwolk' gemaakt. In een woordenwolk geldt dat hoe vaker een woord voorkomt in het artikel, hoe groter en hoe donkerder het woord in de wolk staat.
Bespreek de woordenwolk hieronder met een klasgenoot.

  • Wat zijn de belangrijkste woorden?
  • Wat is volgens jullie het onderwerp van het artikel bij deze woordenwolk?
  • En wat is volgens jullie de hoofdgedachte van het artikel?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als eindtoets bepaal je van drie artikelen het onderwerp en de hoofdgedachte. 
Succes!

Eindopdracht B: Woordenwolk

Je gaat nu zelf een woordenwolk van een artikel maken. Zoek op internet een artikel van ongeveer 200 woorden.
Selecteer de tekst van het artikel en ga dan naar één van de volgende websites:

Maak op één van de sites een woordenwolk en print deze uit.
Bevat de woordenwolk de woorden die je had verwacht?
Staan er woorden niet in of staan sommige woorden er kleiner (of juist groter) in dan je had verwacht?
Kies de belangrijkste woorden uit je woordenwolk en maak met die woorden een zin die de hoofdgedachte van het artikel weergeeft.

Beoordeling
Je docent let op het volgende:

  • Heeft de tekst de juiste lengte?
  • Is de woordenwolk goed gemaakt?
  • Is de hoofdgedachte goed geformuleerd?

Klaar
Levert de hoofdgedachte en de woordenwolk in bij je docent.

Extra opdrachten

In bovenstaande stappen heb je geoefend met de hoofdgedachte van een tekst.
Hieronder vind je hiervoor nog extra oefeningen.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vond je de uitleg in de video duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je omschrijven wat het verschil is tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Vind je het lastig om het verschil te zien tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Eindopdracht A: Was de toets moeilijk? Kon je de vragen goed begrijpen?
    Eindopdracht B: Vond je het moeilijk om de goede woorden uit de woordenwolk te halen? Kon je de hoofdgedachte goed vinden?
  • Extra opdrachten
    Heb je de extra opdrachten gemaakt? Klopt het dat veel oefenen helpt?

Grammatica - Naamwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Intro

In deze grammaticaopdracht staat het naamwoordelijk gezegde centraal.

In de volgende video maak je alvast kennis met het naamwoordelijk gezegde.
Bespreek met een klasgenoot op welke werkwoorden je moet letten bij een naamwoordelijk gezegde.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • het naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.
  • van het naamwoordelijk gezegde het werkwoordelijk deel en het naamwoordelijk deel aanwijzen.

Wat kan ik al?

In thema 3 heb je een opdracht gemaakt over het werkwoordelijk gezegde.
Om het naamwoordelijk gezegde kan het handig zijn om te weten wat het werkwoordelijk gezegde is.

Lees eerst nogmaals onderstaand item uit de Kennisbank Nederlands.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van het Kennisbankitem 'Het naamwoordelijk gezegde' kan ik in een zin aangeven of ik te maken heb met het naamwoordelijk of het werkwoordelijk gezegde te maken heb.
Stap 2 Ik kan aangeven of er sprake is van een hulp-, zelfstandig- of koppelwerkwoord.
Stap 3 Met behulp van drie stappen kan ik het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Stap 4 en Ik kan zinnen makkelijk waarbij het naamwoordelijk deel een zelfstandig naamwoord is en waarbij het naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord is.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindtoets: 'Het naamwoordelijk gezegde'.
Extra opdracht Maak eventueel de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderwerp.

Maak daarna de volgende oefeningen:

Stap 2: Soorten werkwoorden?

In een zin kunnen drie soorten werkwoorden staan.

  • Een hulpwerkwoord
  • Een zelfstandig werkwoord.
  • Een koppelwerkwoord. Dat zijn de volgende werkwoorden
    Leer ze uit je hoofd.
zijn
lijken  
heten
worden
blijven  
dunken
blijven
schijnen
voorkomen

 

In de volgende video wordt het verschil tussen deze werkwoorden uitgelegd.
Bekijk de video goed. Het is niet altijd makkelijk om te zien welk soort werkwoord er in een zin staat. Let dus goed op.
Vraag eventueel je docent om hulp als het verschil niet duidelijk is.
Maak na het kijken de oefening.

Stap 3: Naamw. gezegde vinden

Vind je het lastig om te bepalen of je te maken hebt met een naamwoordelijk gezegde, stel jezelf dan steeds drie vragen.

De drie vragen die je stelt voor het vinden van een naamwoordelijk gezegde:

1. Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
2. Gaat het in de zin om een eigenschap/toestand?
3. Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Voorbeeldzin:
'Dit voorstel lijkt mij prima'.

Vraag 1
Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
Antwoord: Ja, het koppelwerkwoord 'lijkt'.

Vraag 2
Gaat het in de zin om een eigenschap/toestand?
Antwoord: Ja, toestand: 'prima'

Vraag 3
Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?
Antwoord: Ja, 'Dit voorstel' lijkt prima.

Dus: Als je alle drie de vragen met 'ja' kunt beantwoorden, heb je te maken
met een naamwoordelijk gezegde.
Het naamwoordelijk gezegde in deze zin is dus: 'lijkt prima'.

 

Stap 4: Naamwoordelijk gezegde

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Je moet 80% van de punten halen voor een voldoende.

Extra opdracht

Naamwoordelijk gezegde oefening
Lees deze uitleg over het naamwoordelijk gezegde.

Bekijk de volgende tabel.

Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Kijk of er in de zinnen een naamwoordelijk gezegde zit. Wanneer dit het geval is, vul je erachter het werkwoordelijk deel (ww) en naamwoordelijk deel (nw) in.

1. Jonas wordt later architect.

ww = ...............
nw = ...............

2. Hij lijkt me heel geschikt.

ww = ...............
nw = ...............

3. Die monteur blijkt heel goed in zijn werk.

ww = ...............
nw = ...............

4. De verdwenen bedrijfsleider bleek op Aruba te zijn.

ww = ...............
nw = ...............

5. De auto wordt waarschijnlijk morgen opgehaald.

ww = ...............
nw = ...............

6. Hij werkt al jaren als huisarts in Katwijk.

ww = ...............
nw = ...............

7. Waarom zijn die beesten zo vreselijk bang?

ww = ...............
nw = ...............

8. Dat komt mij erg ongeloofwaardig voor.

ww = ...............
nw = ...............

9. De inbreker moet morgen voorkomen bij de politierechter.

ww = ...............
nw = ...............

10. Dat is een uitstekende oplossing.

ww = ...............
nw = ...............


Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Was de video een duidelijk kennismaking?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Het vinden van het naamwoordelijk gezegde is niet altijd makkelijk. Hoe vond jij deze opdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Hoe vond je de toets? Was het moeilijk of makkelijk?
    Was je tevreden met je eindresultaat?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Wat vond je van deze opdracht?

 

Spelling - Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord

Intro

In deze opdracht staat de spelling van het voltooid deelwoord centraal.

Hoe weet je nou of je 'Hij heeft het geleerd' of 'Hij heeft het geleert' schrijft? Dat leer je in deze opdracht. In de video krijg je alvast de eerste uitleg. Let dus maar goed op tijdens het kijken!

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het einde van deze opdracht kan ik:

  • het voltooid deelwoord herkennen in een zin.
  • het voltooid deelwoord correct spellen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Stap        Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik de voltooid deelwoorden op de juiste manier spellen.
Stap 2 Vul in de kruiswoordpuzzel de voltooid deelwoorden in.
Stap 3 en Ik maak tabellen waarin ik verschillende werkwoorden en voltooid deelwoorden verwerk.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Sluit de opdracht af met het maken van een toets.
Extra opdracht Maak eventueel ook nog de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Maak daarna de volgende oefeningen:

Stap 2: Kruiswoordpuzzel

Maak de kruiswoordpuzzel.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download de kruiswoordpuzzel (Bestand - Downloaden als).

De omschrijving is steeds een heel werkwoord.
Vul het voltooid deelwoord in.

  1. vernielen
  2. lopen
  3. ophalen
  4. kopen
  5. blijven
  6. gaan
  7. verhalen
  8. dienen

Lever je kruiswoordpuzzel in bij je docent. 
Je docent let bij de controle op de juiste spelling van de voltooid deelwoorden. 

Stap 3: Tabellen

Maak in een Google document drie tabellen met twee kolommen.
Tik in het eerste vakje van de eerste kolom: 'hele werkwoord'.
Tik in het eerste vakje van de tweede kolom: 'voltooid deelwoord'.

  • In tabel 1 komen minimaal tien werkwoorden waarvan het voltooid deelwoord eindigt op een '-t'.
  • In tabel 2 komen werkwoorden (weer minimaal tien) waarvan het voltooid deelwoord eindigt op een '-d'.
  • In tabel 3 komen minimaal vijf sterke werkwoorden en het daarbij horende voltooid deelwoord.

Vergelijk jouw tabellen met de tabellen van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde werkwoorden gebruikt? Controleer elkaars voltooid deelwoorden. Zijn alle antwoorden juist?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Extra opdracht

Veel oefenen helpt.

Maak de volgende extra oefening:

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door. Vond je dat de uitleg in de video duidelijk was?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Kun je de regels van het voltooid deelwoord makkelijk toepassen of heb je voor jezelf ezelsbruggetjes gemaakt?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Was de toets moeilijk? Kon je de vragen goed begrijpen? Is het gelukt om een voldoende te halen?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Klopt het dat veel oefenen helpt?

Spreken - Instructie

Instructie

Intro

In deze spreekopdracht staan instructies centraal.

Ga ik gesprek met een klasgenoot. Kies een willekeurig onderwerp en praat er samen over. Maar let op! Je mag alleen maar praten in 'instructievorm'.
Dat heb je eerder geleerd bij de opdracht Gebiedende wijs.
Je kunt dit zo ook nog even herhalen bij 'Wat kan ik al?'


Hieronder zie je een voorbeeld:

A: "Loop jij ook door de stad"

B: "Loop net de winkel binnen"

A: "Kom er gelijk aan! Wacht op mij".

B: "Kijk al of ik je zie!"

 

Bekijk nu ook nog (een stukje van) de volgende video.

Wat kan ik straks?

Aan het einde van deze opdracht kan ik:

  • voorbeelden geven van het gebruik van instructies.
  • de gebiedende wijs op een correcte wijze toepassen bij het schrijven van instructies.
  • aangeven aan welke eisen een goede instructie moet voldoen.

Wat kan ik al?

Bij het schrijven van instructies maak je vaak gebruik van de gebiedende wijs van een werkwoord. Hoe je deze schrijft heb je geleerd bij spelling - gebiedende wijs.

Hier frissen we je geheugen nog even op. Lees eerst de Kennisbank en maak daarna de oefening.
Probeer een voldoende te scoren. Lukt dat niet? Vraag dan je docent om hulp.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik voorbeelden van instructies noemen.
Stap 2 Ik kan van recepten aangeven welke kenmerken van een goede instructie zij bevatten.
Stap 3 en Ik kan aangeven waarom het soms handig is om instructies zonder tekst te maken.
Stap 4 en Ik kan samen met een klasgenoot voor- en nadelen van een video-instructie benoemen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Maak de toets
Eindopdracht B Maak een document met herschreven instructies.
Extra opdracht Maak de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Het werkblad Recepten
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 lesuren nodig (afhankelijk van de eindopdracht).

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst het volgende onderwerp uit de Kennisbank:

Stap 2: Kenmerken instructie

Hoe ziet een goede instructie eruit?

Een goed voorbeeld van een instructie is een recept.
Om het recept duidelijk te kunnen volgen bij het koken, moet het er zo uitzien:

  • Het moet zijn geschreven in een duidelijk lettertype.
  • Elke stap moet puntsgewijs zijn aangegeven. Hierbij wordt vaak gewerkt met opsommingstekens.
  • Er wordt gewerkt met korte zinnen.
  • Er is een duidelijke afbeelding toegevoegd. De afbeelding laat zien hoe het resultaat eruit ziet.

Vergelijkbare regels gelden eigenlijk voor alle soorten instructies.

Download nu het werkblad Recepten en bepaal voor jezelf, welk van de twee recepten op het werkblad het beste voldoet aan de eisen van een goede instructie.

Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Stap 3: Instructie zonder tekst

Niet alle instructies worden geschreven. Sommige bestaan alleen uit afbeeldingen. Toch kunnen deze instructies net zo duidelijk zijn. Misschien nog wel duidelijker!

Sommige bedrijven, zoals IKEA, geven met opzet geen geschreven instructies mee bij hun artikelen.

Stap 4: Instructie op video

Op YouTube kun je ook veel instructievideo's vinden.
Veel mensen willen je graag laten zien hoe zij het aanpakken - bijvoorbeeld: het bakken van de perfecte omelet!
Zou je er een vertaling bij nodig hebben?

Bekijk de video:
Bedenk nu eens voor- en nadelen van video-instructies.
Maak samen met je klasgenoot een lijstje van voor- en nadelen.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Eindopdracht A bestaat uit een toets. 

Succes!

 

Eindopdracht B: Document

Als eindopdracht B maak je een document met verschillende (herschreven) instructies.

Zoek op internet drie verschillende instructies. Zorg dat de instructies verschillen van manier van instrueren.
Denk bijvoorbeeld aan een recept, een handleiding, een ....
Het is dus vooral belangrijk dat de manier waarop de instructie wordt gegeven drie keer verschillend is.
Je mag er ook voor kiezen om één getekende instructie toe te voegen.

Plak deze instructies in een Google document en nummer ze van één tot drie.

Nu ga je de instructies herschrijven.

  • Instructie 1 schrijf je in de vorm van instructie 2.
  • Instructie 2 schrijf je in de vorm van instructie 3.
  • Instructie 3 schrijf je in de vorm van instructie 1.

Voeg de nieuwe versie toe aan je Google document.
Zorg dat het voor je docent duidelijk is wat de oude en wat de nieuwe versie is.
Zoek/Maak passende afbeeldingen bij de instructies en plaats deze ook in je document. 

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je document op het volgende:

  • de instructies zijn duidelijk geschreven.
  • de instructies zijn geschreven in de vorm van de andere instructies.
  • de instructies bevatten weinig tot geen taalfouten.
  • het is duidelijk wat de oude en wat de nieuwe instructie is.
  • het geheel is netjes vormgegeven.
  • de instructies zijn voorzien van bijpassende foto's.

Klaar?
Lever je document in bij je docent.

 

 

Extra opdracht

Instructies schrijven

Kijk naar het filmpje van deze
Bron: YouTube - The Media Brothers

Opdracht voor twee leerlingen:
Bedenk een gesproken instructie om je medeleerling een tekening te laten maken.
Gebruik alleen instructiezinnen met de gebiedende wijs.
Het tekenen stopt zodra de tekenaar raadt wat het eindresultaat zal zijn.

Voorbeeld 1:

  • "Teken een groot vierkant op het midden van het papier."
  • "OK. Wordt het een boek?"
  • "Nee. Teken een driehoek met de punt omhoog boven op het vierkant."
  • "Gedaan. Wordt het een huis?"
  • "Ja."

Klaar!
Nu draai je de rollen om. Wie houdt de tekenaar het langst aan het werk?

 

Geblinddoekt

Bedenk een gesproken instructie om je medeleerling een tekening te laten maken.

Voorbeeld 2:

  • "Laat je medeleerling geblinddoekt een tekening maken.
    Schrijf vooraf achterop het tekenpapier wat het onderwerp is.
    Gebruik maximaal drie minuten om je medeleerling met gesproken instructies de tekening te laten maken. Je mag hem/haar niet aanraken!"
  • "Laat na drie minuten de blinddoek afdoen en laat de tekenaar raden wat hij/zij getekend heeft..."
  • "Wissel van rol."

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Lukte het om het gesprek helemaal in de gebiedende wijs te voeren?
    Heb je ook (een stukje van) de video gekeken?
    Wat vond je van de 5 stappen in de video?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees het leerdoel van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je aangeven waar een goede instructie aan moet voldoen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Welke aandachtspunten bij het schrijven van een instructie vind jij het meest belangrijk?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Eindopdracht A: Lukte het om alle vragen van de toets te beantwoorden?
    Eindopdracht B: Is het gelukt om drie verschillende instructies te vinden op internet?
    Vond je het lastig om de juiste keuze te maken? Zo ja, waarom?
    Wat vond je moeilijk/makkelijk bij het herschrijven van de instructies?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Zo doe je dat!’ afronden. Je maakt een instructie voor een technische klus in/rond huis. Je maakt deze eindopdracht alleen. Je hebt ongeveer twee lesuren nodig voor het maken van je instructie. 

Aan de slag 

  1. Ga je met je techniekdocent in gesprek over welke klussen geschikt zijn en of je deze misschien kunt uitvoeren tijdens de technieklessen. Maak aantekeningen tijdens het gesprek.
  2. Bedenk voor welke klus jij een instructie gaat schrijven en verzamel zoveel mogelijk informatie over deze klus.  
  3. Maak een indeling in stappen. Zoek bij iedere stap naar een passende foto of maak er zelf een tekening bij. Gebruik hiervoor de gereedschapskisten Natuurgetrouwe tekening maken of Schematische tekening maken.
  4. Maak je instructie. Dit mag op papier, in een word-document, of met behulp van een online tool. Zorg dat je instructie is opgedeeld in verschillende stappen en gebruik de gebiedende wijs.
  5. Nummer de stappen en plaats bij elke stap een passend beeld.  
  6. Controleer of je instructie duidelijk is. De lezer van de door jou gemaakte instructie moet zonder enkele ervaring met de klus de taak kunnen uitvoeren. Vraag eventueel een klasgenoot of hij de klus zou kunnen uitvoeren met deze instructie. Pas eventueel je instructie aan.

Beoordeling 
Je docent let bij de beoordeling van je instructie op het volgende:

  • Is de instructie in duidelijke stappen verdeeld?
  • Gebruik je de gebiedende wijs in je instructie?
  • Bevat iedere stap een duidelijke afbeelding?
  • Bestaat de instructie uit korte, begrijpelijke zinnen?
  • Is de instructie in correct Nederlands geschreven?
  • Kan de instructie door iemand die er niets van afweet goed gevolgd worden?

Klaar? 
Lever je instructie in bij je docent.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de video in de inleiding. Op welke manieren zou jij de instructie anders uitleggen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 8,5 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke opdracht binnen dit thema vond je het leukste? Welke het moeilijkste?
    Kun je informatie die je in de ene opdracht krijgt soms weer gebruiken in de andere opdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Konden je gemakkelijk de juiste informatie vinden?
    Hoe kwamen je erachter of je instructie wel duidelijk genoeg was?
    Denken je dat het gemakkelijker is om deze opdracht alleen te doen of samen? Waarom?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij het thema passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Lezen

Voor het onderdeel Hoofdgedachte zijn de volgende items geselecteerd.

Grammatica

Voor het onderdeel Naamwoordelijk gezegde zijn de volgende items geselecteerd.

Spelling

Voor het onderdeel Voltooid deelwoord zijn de volgende items geselecteerd.

  • Het arrangement Thema 5 Zo doe je dat! - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-29 10:45:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-hv12. Dit thema bestaat uit vier opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. In deze opdracht ga je verschillende taalvaardigheden oefenen. Je leert de hoofdgedachte van een tekst omschrijven, het naamwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen en het voltooid deelwoord correct spellen. Daarnaast leer je ook aan welke eisen een goede instructie moet voldoen en hoe je de gebiedende wijs op een correcte manier kunt toepassen bij het schrijven van instructies. De eindopdracht van het thema 'Zo doe je dat!' is het schrijven van een instructie. Je instructie moet iedereen in staat stellen om een huishoudelijk of technisch klusje goed uit te voeren. Kies een onderwerp, verzamel informatie en maak een kladinstructie. Wanneer je feedback hebt gevraagd kan je een netversie uitwerken. Daarnaast is er een diagnostische toets beschikbaar, succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Techniek en woordenschat; Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Begrippenlijst en taalverzorging; Spreken; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    8 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, gebiedende wijs, hoofdgedachte, hv12, instructie, naamwoordelijk gezegde, nederlands, stercollectie, voltooid deelwoord, zo doe je dat!

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Naamwoordelijk gezegde - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52540/Opdracht__Grammatica___Naamwoordelijk_gezegde___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Lezen - Hoofdgedachte - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52539/Opdracht__Lezen___Hoofdgedachte___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spelling - Voltooid deelwoord - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52541/Opdracht__Spelling___Voltooid_deelwoord___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spreken - Instructie - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/82587/Opdracht__Spreken___Instructie___hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Zo doe je dat!

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.