Een emissienevel is een reusachtig grote, ijle wolk atomair waterstof met in het centrum een jonge ster.
Als een sterrenkundige zijn telescoop richt op een emissienevel, dan is die nevel opvallend rood. De golflengte van dat rode licht is nauwkeurig vastgesteld op 656,281 nm.
Waar komt die kenmerkende rode kleur vandaan?
Meer dan duizend jaar lang veranderde er niets aan onze ideeën over materie. Maar daar kwam in de 19e eeuw verandering in. Er ontstonden nieuwe theorieën.
J. J. Thomson bijvoorbeeld, dacht dat atomen min of meer massieve bolletjes zijn die uit een positief geladen substantie bestaan. In die positieve substantie bevinden zich kleine negatief geladen deeltjes.
Helaas konden deze modellen lang niet alle verschijnselen verklaren die werden waargenomen. Er was dus nog ruimte voor verbetering.
En die verbetering kwam er: in 1913 kwam de Deense natuurkundige Niels Bohr met een nieuw atoommodel.
Dat model bleek zo waardevol te zijn, dat we er tot op de dag van vandaag nog gebruik van maken. Hoewel het model van Bohr niet de perfecte omschrijving van het atoom is, is het wel uitstekend geschikt om de verschijnselen die we in deze module tegenkomen te verklaren.
Daarom gaan we dat model eens nader bekijken.
Voor een nog betere beschrijving van het atoom gebruiken natuurkundigen het zogenaamde 'quantummechanisch model' van het atoom. Dit is echter een stuk ingewikkelder en je hoeft het bij deze module niet te kennen.
6.2
In het atoommodel van Bohr is er sprake van een kleine kern: ongeveer 10-14 m. Deze bestaat uit protonen en neutronen. Elektronen bewegen in vaste banen op relatief grote afstand van deze kern in zogenaamde 'schillen'. De straal van de dichtstbijzijnde schil is meer dan 10-11 m, dus meer dan duizend keer zo groot als de straal van de kern.
Het aantal elektronen dat in een schil zit, is aan een maximum gebonden en is per schil verschillend. Iedere volgende schil kan meer elektronen bevatten dan de vorige.
We halen eerst in drie stappen onze basiskennis op over de bouw van atomen. Beantwoord steeds eerst de vragen voor je naar de volgende stap gaat.
Stap 1
Hieronder zie je het 'Periodiek Systeem der Elementen'. In het periodiek systeem zijn de elementen op een hele slimme manier gerangschikt.
Het element helium heeft dus 2 protonen in de kern. Die worden bij elkaar gehouden door 2 neutronen, die voor een sterke aantrekkende kracht zorgen: de kernkracht.
Daaromheen cirkelen twee elektronen.
We bekijken een iets groter atoom: nummer 4 uit het periodiek systeem, beryllium.
Beryllium heeft 4 protonen in de kern (want het atoomnummer is 4). Die worden bijelkaar gehouden door 5 neutronen.
In de onderstaande afbeelding zien we iets opvallends:
De elektronen cirkelen niet allevier in dezelfde baan, aangezien de binnenste schil slechts 2 elektronen kan bevatten.
6.4
Stap 3
We gaan naar een nog groter atoom. We nemen nu het eerste element uit de vijfde periode van het Periodiek Systeem: rubidium.
De schillen waarin de elektronen zich bevinden, zijn 'genummerd' vanaf K. De nummering loopt voor de grootste atomen door t/m Q:
Aan de bovenstaande afbeelding kun je zien dat de schillen niet per sé vol hoeven te zitten.
6.5
We gaan nog eens naar de schillen kijken. Voor het gemak nemen we het eenvoudigste atoom dat er is: waterstof.
Het elektron van waterstof zit onder normale omstandigheden op de kleinst mogelijke afstand van de kern. De energie van het atoom is dan zo laag mogelijk en we spreken dan van een atoom in de 'grondtoestand'.
Nu kan het weleens gebeuren dat het elektron in een schil terecht komt die wat verder van de kern vandaan ligt. Dat gebeurt niet zomaar. Daar moet een aanleiding voor zijn. Dat kan bijvoorbeeld een botsing zijn met een ander atoom, of doordat er straling op het atoom valt. Kortom: wanneer het energie absorbeert. We spreken dan van een "aangeslagen" toestand van het atoom.
Een atoom in een aangeslagen toestand valt meestal binnen zeer korte tijd naar een lagere aangeslagen toestand en uiteindelijk naar de grondtoestand terug. En als een elektron naar een lagere baan springt gebeurt er iets heel merkwaardigs:
Er ontstaat een gloednieuw deeltje: een foton. De energie van dit foton is exact gelijk aan het verschil tussen de energie van de aangeslagen toestand en de grondtoestand.
Het kan echter ook voorkomen dat de tik die het elektron gehad heeft in zijn grondtoestand zo groot was, dat het elektron niet één, maar meerdere schillen is opgeschoven.
In dit geval zijn er meerdere mogelijkheden: het elektron springt in één keer helemaal terug, of het elektron springt in stapjes terug.
Mogelijkheid 1:
Het elektron gaat in één keer terug naar de grondtoestand.
Mogelijkheid 2:
Het elektron gaat in stapjes terug naar de grondtoestand.
In de bovenstaande figuur is te zien dat als een elektron in stapjes terug springt er per stapje een foton ontstaat!
Eén terugvallend elektron kan dus meerdere fotonen laten ontstaan!
6.6
Energieniveaus
We zetten vaak de verschillende energietoestanden van een atoom in een eenvoudig en overzichtelijk energieniveau-schema. Hieronder als voorbeeld een overzicht van enkele energieniveaus van neon.
Met zo'n schema kunnen we eenvoudig achterhalen wat de energie is van de fotonen die (kunnen) ontstaan bij het terugvallen van de elektronen naar de grondtoestand.
Kijk in het schema wat het verschil in energiewaarde is tussen het begin van de pijl en het eind van de pijl.
Met behulp van de formule uit de vorige les kunnen we dan uitrekenen welke frequentie of welke golflengte het gevormde foton heeft.
Bekijk de voorbeeldopgaven om te zien hoe je die formule uit de vorige les toepast bij energieniveaus.
In het energieniveau-schema van het eenmaal geïoniseerde heliumatoom He+ komen o.a. de volgende energieniveau's voor: 0,0 eV, 40,9 eV, 48,4 eV, 51,0 eV, 52,2 eV.
a
Teken het energieniveau-schema met gebruikmaking van bovengenoemde waarden.
b
Hoeveel golflengtes kan het He+-ion volgens dit schema uitzenden? Teken de overgangen in het schema.
c
Bereken de golflengte(s) van de fotonen die in het zichtbare gebied tussen 400 en 800 nm kan of kunnen optreden. Je hoeft alleen rekening te houden met de gegeven energieniveaus.
Opgave 20 - Golflengtes van waterstof
Er valt elektromagnetische straling op een bol met waterstofgas, waarvan de atomen zich in de grondtoestand bevinden. Door straling van 95 nm worden de atomen aangeslagen.
a
Hoe heet straling van 95 nm?
b
In welke toestand bevindt het atoom zich na absorptie van deze straling?
c
Wat gebeurt er in een atoom als het van de grondtoestand naar de vierde aangeslagen toestand overgaat?
d
Waarom kan waterstof in de grondtoestand geen zichtbaar licht absorberen?
Opgave 21 - Het waterstofspectrum
Er valt zichtbaar licht op een bol met waterstofgas waarvan de atomen zich niet uitsluitend in de grondtoestand bevinden. Je ontwerpt van het doorvallende licht een spectrum.
a
Waarom zijn in de praktijk niet alle atomen in de grondtoestand?
b
Bij welke golflengtes treden in het spectrum donkere lijnen op? Licht je antwoord toe.
Peter redeneert: een gas zendt precies die golflengtes uit die het zelf absorbeert. Je kunt dus helemaal geen donkere lijnen zien!
c
Welke fout maakt Peter?
Opgave 22 - Stralingsemissie
Een neon-laser zendt monochromatisch licht uit met een golflengte van 6,3·10-7 m.
a
Wat is monochromatisch licht?
b
Bereken de energie van de fotonen van deze straling in J en eV.
c
Ga door berekening na met welke overgang in de figuur hiernaast deze straling correspondeert.
d
Bereken de grootste golflengte die neongas kan uitzenden. Hoe heet straling van deze golflengte?
Opgave 23 - Emissienevel
Geef antwoord op de startvraag van deze les met behulp van deze en deze website.
Het arrangement 6 Het atoommodel van Bohr is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Bètapartners
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2015-05-08 14:25:26
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Dit materiaal is achtereenvolgens ontwikkeld en getest in een SURF-project (2008-2011: e-klassen als voertuig voor aansluiting VO-HO) en een IIO-project (2011-2015: e-klassen&PAL-student). In het SURF project zijn in samenwerking met vakdocenten van VO-scholen, universiteiten en hogescholen e-modules ontwikkeld voor Informatica, Wiskunde D en NLT. In het IIO-project (Innovatie Impuls Onderwijs) zijn in zo’n samenwerking modules ontwikkeld voor de vakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde (bovenbouw havo/vwo). Meer dan 40 scholen waren bij deze ontwikkeling betrokken.
Organisatie en begeleiding van uitvoering en ontwikkeling is gecoördineerd vanuit Bètapartners/Its Academy, een samenwerkingsverband tussen scholen en vervolgopleidingen. Zie ook www.itsacademy.nl
De auteurs hebben bij de ontwikkeling van de module gebruik gemaakt van materiaal van derden en daarvoor toestemming verkregen. Bij het achterhalen en voldoen van de rechten op teksten, illustraties, en andere gegevens is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks personen of instanties zijn die rechten menen te kunnen doen gelden op tekstgedeeltes, illustraties, enz. van een module, dan worden zij verzocht zich in verbinding te stellen met de programmamanager van de Its Academy (zie website).
Gebruiksvoorwaarden: creative commons cc-by sa 3.0
Handleidingen, toetsen en achtergrondmateriaal zijn voor docenten verkrijgbaar via de bètasteunpunten.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les maakt onderdeel uit van de e-klas 'Straling en materie' voor VWO 6 voor het vak natuurkunde.
Leerniveau
VWO 6;
Leerinhoud en doelen
Materie;
Licht;
EM-straling (niet zichtbaar);
Natuurkunde;
Licht, geluid en straling;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Trefwoorden
e-klassen rearrangeerbaar
6 Het atoommodel van Bohr
nl
Bètapartners
2015-05-08 14:25:26
Deze les maakt onderdeel uit van de e-klas 'Straling en materie' voor VWO 6 voor het vak natuurkunde.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Vul de vragen in
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.