Lezen 1

Lezen 1

1. Het onderwerp van de tekst

Het onderwerp van een tekst


Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat, je kunt dit vaak met één of enkele woorden zeggen.

Door de tekst globaal/verkennend te lezen, kun je snel het onderwerp vinden.

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt. Bijvoorbeeld: het onderwerp van de tekst is tablets in de brugklas. Deelonderwerpen kunnen zijn: geen boeken nodig, beter voor je rug, goedkoper, verzekering.

Een deelonderwerp kan uit één alinea bestaan, maar ook uit meer alinea's.

Leesstrategieën

Globaal of verkennend lezen

Afhankelijk van je doel, zijn er verschillende leesstrategieën om een tekst te lezen. Je kan globaal/verkennend lezen, nauwkeurig/precies lezen, studerend lezen en zoekend lezen.

Globaal lezen, ook wel verkennend lezen genoemd, gebruik je als je het onderwerp van de tekst wil vinden. Dit doe je door de tekst goed te bekijken. Je let vooral op:

Titel
Boven bijna elke tekst staat een titel. Meestal is de titel met grotere letters geschreven dan de tekst.

Tussenkopjes
Soms staan er titels boven de tekstgedeeltes van de tekst. De tussenkopjes kunnen je goed helpen bij het vinden van de deelonderwerpen.

Illustraties 
De foto's, tekeningen en grafieken bij de tekst noemen we illustraties.

Cursief of vetgedrukte woorden
In een tekst kunnen woorden cursief (schuingedrukt), vet of met een andere kleur zijn geschreven. Ze vallen dan extra op.

Lead
Dit is de inleiding van de tekst. Soms is dit schuin- of vetgedrukt. De lead kan uit meer dan één alinea bestaan.

Alinea's
Elke wat langere tekst is opgedeeld in alinea's. Een alinea is te herkennen aan:

  • De laatste regel is niet helemaal vol.
  • De eerste regel spingt in.
  • Er staat een witregel tussen twee alinea's.

Bron
Onderaan de tekst staat waar een tekst vandaan komt. Bijvoorbeeld uit de krant, uit een tijdschrift of van het internet. Soms staat daar ook het jaar bij, waarin de tekst gepubliceerd is. Zo zie je snel of de tekst nog actueel is of dat er inmiddels alweer veel veranderd kan zijn.

Klik op de link hieronder voor het tweede gedeelte van de les.

Ga nu verder op de site van Studio Nederlands.

Loopt je toets in stap 3 vast, probeer dan deze link.

2. Hoe vind ik de kernzin?

Alineaopbouw

Lees tekst 1 en beantwoord de vragen

 Het lieveheersbeestje


  1. De Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld is in september 1997 opgericht, na de dood van
    Meindert Tjoelker. Hij sprak iemand aan op zijn gedrag en werd toen zo erg mishandeld dat hij is overleden. 
  2. De dood van Meindert Tjoelker schokte heel Nederland. Er werd een stille tocht gehouden en het hele land was één minuut stil. Na die minuut stilte ging het leven verder. Behalve voor diegenen die achterbleven: familie en vrienden bleven achter met pijn, verdriet en een gevoel van machteloosheid. De Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld is opgericht om meer te bereiken dan één minuut stilte alleen.
  3. Eén minuut stilte is gewoonweg niet genoeg. Iedereen staat er even bij stil, maar daarna gaat het leven weer verder. De media schenken er geen aandacht meer aan; het is ‘vergeten’. De oprichter van de Stichting, Bart Wisbrun, liet het er niet bij zitten. Wanneer iemand zo gemakkelijk doodgeschopt wordt, dan moet er toch iets aan gedaan worden? Iedereen moet weten dat agressief en gewelddadig gedrag niet normaal zijn en ook nooit mogen worden. Mensen moeten zich bewust worden dat je respectvol met elkaar moet omgaan. 
  4. De Stichting heeft gekozen voor het lieveheersbeestje, omdat het symbool staat voor geluk en liefde. 
    Wanneer je dus een lieveheersbeestje draagt, laat je zien dat je tegen agressief en gewelddadig 
    gedrag bent. Bijna iedereen in Nederland denkt bij het zien van een lieveheersbeestje aan zinloos 
    geweld. 
  5. De Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld richt zich met name op kinderen en jongeren, omdat zij 
    de toekomst zijn. Daarnaast wil de LSTZG slachtoffers en betrokkenen zoveel mogelijk ondersteunen 
    en begeleiden; we bieden hen een luisterend oor en verwijzen zo nodig door. Maar eigenlijk richt de 
    LSTZG zich op de hele maatschappij met haar boodschap: één minuut stilte is niet genoeg. 

          Bron: www. zinloosgeweld.nl

 

Oefening A: vragen bij de tekst

  1. Wat is het onderwerp van de tekst?
  2. De eerste alinea gaat over de reden waarom de stichting TegenZinloosGeweld is opgericht.
    A. Dat is waar
    B. Dat is niet waar
  3. Wat is de belangrijkste zin van de tweede alinea?
  4. Wat is de belangrijkste zin van de derde alinea?
  5. Wat is het onderwerp van de vierde alinea?

 

Hoe vind je de kernzin van een alinea?


• Lees de eerste, tweede en laatste zin van een alinea.
• Stel vast in welke zin de belangrijkste informatie staat, dat is de kernzin.

Een schrijver verdeelt een tekst in alinea’s om de tekst overzichtelijk te maken.
Ook de alinea’s zelf zijn weer overzichtelijk opgebouwd. De belangrijkste informatie staat meestal in de eerste of soms in de laatste zin. Dat is de kernzin. In de andere zinnen in de alinea staat dan informatie of uitleg over de kernzin.
Af en toe is de tweede zin de kernzin.

  

Deelonderwerp

Een tekst gaat over een bepaald onderwerp en de alinea's bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we deelonderwerpen.

Zo kan het onderwerp van een hele tekst 'tablets in de brugklas' zijn. In de alinea's worden de drie deelonderwerpen digitale lesmethode, lichtere rugzakken en leukere lessen besproken. Soms wordt aan een deelonderwerp één alinea besteed maar het komt ook voor dat er wel twee of drie alinea's over hetzelfde deelonderwerp gaan.

Inleiding - kern - slot

Een tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: een inleiding, een middenstuk en een slot.

In de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Je wilt dat de lezer de hele tekst gaat lezen. Je introduceert het onderwerp van je tekst. De inleiding is vaak één alinea.

In het middenstuk geef je informatie over het onderwerp. Het middenstuk bestaat vaak uit meerdere alinea’s. In iedere alinea lees je iets nieuws over het onderwerp.

In het slot herhaal je de belangrijkste zaken in een samenvatting, geef je een conclusie, roep je mensen op iets te doen of geef je je mening.

3. De hoofdgedachte van een tekst

Elke tekst heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. De hoofdgedachte van een tekst is een samenvatting van de tekst in één volledige zin. 

Hoe vind je nou de hoofdgedachte van een tekst?

Bedenk eerst wat het onderwerp van de tekst is en bedenk daarna wat het belangrijkste is dat er over het onderwerp gezegd wordt. Vaak staat de hoofdgedachte in het slot van de tekst. Het is vaak een mening of een conclusie over het onderwerp.

Zo vind je de hoofdgedachte:

  • Bekijk de titel goed. Daar staat vaak al iets in waar de tekst over gaat.
  • De eerste zin van elke alinea geeft vaak veel informatie.
  • Als het eind van de tekst staat vaak de conclusie. Ook die is belangrijk.
Bijvoorbeeld: het onderwerp van de tekst is tablets in de brugklas. Dan kun je vervolgens vóór tablets of tegen tablets zijn. De hoofdgedachte zou dus kunnen zijn: De leerlingen leren sneller en beter met tablets in de klas. De hoofdgedachte kan ook zijn: Door tablets in de klas gaat het niveau van de leerlingen omlaag.
 

Klik op de link hieronder voor het tweede gedeelte van de les.

Ga nu verder op de site van Studio Nederlands

DIA-toets

We gaan nu oefenen voor de DIA-toets

4. Tekstsoorten en tekstdoelen

Tekstsoorten

Een tekst wordt niet zomaar geschreven. Een schrijver heeft altijd een doel voor ogen. Maar welk doel? 

Er zijn verschillende tekstsoorten. Hier zijn ze zo overzichtelijk mogelijk in een schema weergegeven:

Tekstdoel Tekstsoort 
De lezer informatie geven: iemand iets nieuws vertellen. Voorbeelden: schoolboekteksten, teksten in studieboeken, nieuwsberichten, artikelen in kranten en tijdschriften.                      
De lezer een mening vertellen, iemand vertellen wat je van iets vindt.                                                                                                                Voorbeelden: dagboek, weblog, liefdesbrief, recensie

De lezer vermaken of amuseren: iemand iets grappigs of boeiends vertellen.
 

Voorbeelden: jeugdroman, verhaal, gedicht, cabaret, sinterklaasrijmpjes.
De lezer overtuigen: iemand redenen geven waarom je gelijk hebt.
 
Voorbeelden: ingezonden brief, betoog
De lezer overhalen: iemand in actie laten komen.
 
Voorbeelden: reclameteksten

 

Oefening A 

 

HOE OVERLEEF JE EEN VLIEGTUIGONGELUK?

Wie in een vliegtuig neerstort, heeft weinig kans het na te vertellen. Toch komt het voor, dat mensen als door een wonder gered worden, zelfs als alle andere passagiers omkomen.
Op kerstavond 1971 steeg een passagiersvliegtuig op van Jorge Chavez International Airport in Lima op weg naar Peru. Toen het vliegtuig op 21.000 voet vloog en een half uur onderweg was, werd het getroffen door onweer. Het toestel begon te duiken en door de geweldige luchtdruk brak een vleugel af. Het vliegtuig stortte neer in een onherbergzaam oerwoud. De 17-jarige Duitse Juliane Koepcke was de enige die overleefde. Zij zocht zonder resultaat naar haar moeder en begon daarna hulp te zoeken. Negen dagen zwierf ze door het Amazonegebied. Tot haar grote geluk vond ze een kano en een tent, die aan houthakkers bleken toe te behoren. Die namen haar mee naar hun basis, vanwaar ze naar een ziekenhuis kon worden gevlogen.
vaak overleven juist kinderen of cabinepersoneel, al begrijpt niemand precies waarom. Wat wel te begrijpen is: vaak zitten de overlevers achterin het toestel. Als het vliegtuig de grond raakt met de neus, zijn de overlevingskansen achterin groter omdat de klap voorin is opgevangen. Ook vluchtrecorders worden om deze reden juist in de staart van het toestel bevestigd.

 
Beantwoord de volgende vragen.
  1. Wat is het doel van de tekst?
    • informeren
    • amuseren
    • overtuigen
  2. Waarvan probeert de schrijver ons te overtuigen?
    • Dat alleen cabinepersoneel veilig vliegt.
    • Dat de kans op overleven bij een crash groter is als je achterin het vliegtuig zit.
    • Dat alleen kinderen veilig kunnen vliegen.

Ga nu naar de oefening van Stercollecties. Stap 6: de eindopdracht mag je verslaan!
mavo

5. Instructieteksten

Een ander tekstdoel is instrueren.

Een instructietekst vind je bijvoorbeeld in een kookboek. Ieder recept is geschreven als een instructie, zodat je altijd een goed resultaat behaalt. Als je een nieuwe telefoon of een televisie koopt, zit daar een handleiding bij. Ook bij de IKEA zit er een handleiding bij de meubelen die zij verkopen. Als je de handleiding volgt, ziet het meubelstuk, bijvoorbeeld de kast, er net zo uit als in de winkel.

Kenmerken van een instructietekst:

  • Begint altijd met een werkwoord in de gebiedende wijs.
  • Zitten soms plaatjes bij om de instructie te verduidelijken.
  • Bestaat uit korte zinnen.

Tekstsoorten: handleidingen en recepten.

Bekijk de volgende tekst:

Kattukse knip

Ingrediënten

  • 125 gr basterd suiker
  • 175 gr roomboter
  • 225 gr zelfrijzend bakmeel
  • 1 snufje kaneel
  • 3 dr amandelesence
  • 100 gr greinsuiker

Bereiden

Doe alle ingrediënten in de beslagkom.

Kneed het geheel goed door

Strijk het deeg uit op de ingevette bakplaat

Bestrijk het deeg met ei en bestrooien met grein suiker

Bak het geheel op 160 gr en zo'n 20 min tot de knip bruin is

Snijd de koek in stukjes van ongeveer 5x9 cm en haal van de bakplaat af

 

1. Welke tekstsoort is de tekst?

2. Welke kenmerken van een instuctietekst vind je terug?

 

We sluiten de les af met een instructietekst vouwen. Wie kan er een bootje vouwen?
Geef iedereen in de klas een so-blaadje en geef de instructie voor de klas. Denk aan het gebruik van werkwoorden in de gebiedende wijs!

Bronnen, betrouwbaar of onbetrouwbaar

Inleiding

Onderaan de tekst vind je de bron. Hier staat waar en wanneer de tekst is gepubliceerd. Soms staat er ook bij wie het geschreven heeft. Een bron geeft ons informatie. Maar hoe weten we wanneer een bron betrouwbaar is en dat de informatie klopt? Een foto kan bewerkt zijn, internetsites kunnen nepartikelen plaatsen, een Like op Facebook kan van een reclamebureau zijn en de ideeën van zeer bekwame wetenschappers kunnen door nieuwe ontdekkingen opeens achterhaald zijn.
Wat of wie kun je geloven?

Kritisch

Bekijk goed waar de tekst is gepubliceerd. Komt het uit een krant, zoals het Algemeen Dagblad of de Volkskrant, dan mag je aannemen dat de tekst betrouwbaar is. Staat de tekst in de Tina of in de Donald Duck, dan moet je kijken wie de tekst geschreven heeft. Is het een professor of een meisje van 10 jaar oud?
Kijk ook altijd naar de datum van de tekst. Op Facebook delen mensen soms een bericht dat al drie jaar oud is. Er kan in die tijd veel veranderd zijn, waardoor de tekst niet meer klopt.

Beoordelen

Als je zelf bronnen gaat bestuderen, moet je jezelf ook voortdurend de vraag stellen of je denkt dat het klopt wat er staat en waarom. Je gebruikt daarbij in eerste instantie je gezond verstand: staan er geen fouten en is het allemaal logisch? Maar ook je gevoel/intuïtie kan een belangrijke rol spelen: als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het dat misschien ook wel (je voelt achterdocht). In alle gevallen zul je de informatie die de bron je geeft beoordelen. Je trekt daarbij je eigen conclusie, op basis van de argumenten die je overtuigend vindt.

Onderzoeken

Om bronnen te kunnen beoordelen, moet je onderzoeken wanneer een bron is gemaakt. Dat zegt iets over de tijd waarin de informatie beschikbaar is gesteld. Ook is het belangrijk om uit te zoeken wie de informatie heeft opgesteld (en of we van die persoon iets willen aannemen). Daarbij is het ook nog eens belangrijk om te kijken of de informatie bestaat uit een mening van een persoon of uit een (controleerbaar) feit. Kijk ook naar hoe de informatie van een bron is verkregen: via wetenschappelijk onderzoek of anders? Probeer altijd zo veel mogelijk te weten te komen over de bron en besluit vervolgens of de informatie bruikbaar is.

 

Zou Lincoln dit echt gezegd hebben? Waarom wel/niet?

 

6. Hoofd- en bijzaken

In veel teksten kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden.
De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak.
Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak.

Een hoofdzaak van een tekst vind je op voorkeursplaatsen. Voorkeursplaatsen zijn bijvoorbeeld het begin of eind van een tekst. In het begin van de tekst vind je het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst.

Aan het eind van de tekst staat vaak de conclusie of een samenvatting. Onderwerp, hoofdgedachte, conclusie of samenvatting geven veel informatie over de hoofdzaak van de tekst.

Leesstrategieën

In hoofdstuk 1 heb je geleerd dat er verschillende leesstrategieën om een tekst te lezen zijn. Je kan globaal/verkennend lezen, nauwkeurig/precies lezen, studerend lezen en zoekend lezen.

In de les van Stercollecties gaat het ook over hoofd- en bijzaken. Daarnaast leer je ook wat zoekend lezen is.

Oefening begrijpend lezen

  • Het arrangement Lezen 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Gwenda Braak Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-11-26 14:21:13
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Het vinden van het onderwerp van een tekst.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    We gaan nu oefenen voor de DIA-toets
    https://diatoets-oefenen.nl/taal.html
    Link
    Ga nu naar de oefening van Stercollecties. Stap 6: de eindopdracht mag je verslaan!
    http://www.studionederlands.nl/vmbo_ob/Opdrachten/Lezen_Doel_Formuleren_kgt/
    Link