Elektrisch booglassen

Elektrisch booglassen

Lassen

Een las is een verbinding. Lassen betekent dan ook niets anders dan ‘verbinden’ of ‘samenvoegen’. Maar in de techniek wordt er een heel specifieke manier van samenvoegen mee bedoeld, namelijk het laten samensmelten van metalen delen.

Een las wordt ook wel lassnoer of lasrups genoemd, omdat de las de vorm van een snoer of rups kan hebben.

Het lasproces

Het lasproces verloopt in verschillende fasen. De fasen in het lasproces zijn:

  1. Het afsmelten van het toevoegmateriaal.
  2. Het smelten van de te lassen onderdelen.
  3. Het samenvloeien van de te lassen onderdelen.
  4. De stolling van het smeltbad.


Het toevoegmateriaal is meestal een metalen staafje. Bij het booglassen is het de elektrode die tijdens het lassen afsmelt. De randen van het te lassen materiaal versmelten met de kern van de elektrode.

Lasnaden

De lasnaad is de ruimte tussen twee metalen delen die je aan elkaar moet lassen. Deze ruimte vul je tijdens het lassen met toevoegmateriaal. De vorm van de lasnaad kan verschillen. Het gestolde toevoegmateriaal in de lasnaad is de lasverbinding.

Lasnaden kun je onderverdelen in stompe en niet-stompe naden. Een niet-stompe lasnaad ( binnenhoeknaad) komt heel veel voor. Hij is iets minder sterk dan een stompe lasnaad (buitenhoeknaad). Tussen de beide metalen onderdelen blijft namelijk een spleet zitten zonder lasverbinding.

Lasnaadvorm

Je kunt lasnaden ook indelen naar de lasnaadvorm.
Een T-naad heeft de vorm van de letter T. Hierbij liggen twee platen tegen elkaar aan en wordt de las aan één kant gelegd. Een T-naad gebruik je voor platen tot een dikte van circa 2,5 mm.
Bij een I-naad wordt de las aan twee kanten gelegd. Om ervoor te zorgen dat de las aan de bovenkant een geheel gaat vormen met de las aan de onderkant, leg je de metalen platen iets van elkaar af. De ruimte tussen de twee platen noem je een vooropening. Een I-naad gebruik je bij platen van circa 2,5 tot 6 mm.

Voor dikkere platen gebruik je een V-naad of een X-naad. In figuur zie je van beide een voorbeeld.

Bij zowel een V-naad als een X-naad werk je met een vooropening. Een X-naad is in feite een dubbele V-naad. Je legt de las dus aan beide kanten. Om een V-naad of een X-naad te kunnen leggen, moet je eerst de metalen platen voorbewerken.

Voorbewerking

Om een goede lasnaad te krijgen moeten de metalen platen in veel gevallen worden voorbewerkt. Dunne platen kun je knippen of zagen. Als je een plaat knipt, moet je er tijdens het lassen wel voor zorgen dat je eventuele scheurtjes goed omsmelt. Metaal als een buis of profiel kun je beter zagen dan knippen. Zagen geeft een gavere naadkant. Behalve zagen en knippen heb je ook nog verspanende bewerkingen, zoals schaven, frezen en draaien.
Bij het lassen van dikkere platen moeten de lasnaden worden voorbewerkt met een slijpmachine. Met een gewone of haakse slijpmachine maak je de lasnaad V-vormig. Tijdens het slijpen kan het metaal blauw kleuren. Op deze plekken verhardt het oppervlak, waardoor het metaal gevoeliger wordt voor scheurtjes. De blauwe plekken moet je daarom altijd weer weg slijpen.

Lasmethoden

Er zijn heel veel lasmethoden we zullen er enkele noemen..

  • Smeedlassen of smeden
  • Puntlassen
  • Autogeen lassen of vlamlassen
  • CO2 lassen
  • Elektrisch booglassen

Deze methoden zullen wij kort beschrijven:

  • Smeedlassen of smeden

Bij smeedlassen wordt het staal in een vuur verhit tot 1000 °C verhit. De deegachtige metalen delen worden met hamerslagen aan elkaar gesmeed. Iedere smid deed dit vroeger op die manier.

  • Puntlassen

Puntlassen pas je toe bij dunne materialen. In de auto-industrie zie je robots die metalen onderdelen aan elkaar (punt)lassen. Twee stiften drukken de platen tegen elkaar. Dan gaat er even een grote stroom door die platen. Door de elektrische stroom ontstaat er een grote hitte en smelten de beide onderdelen aan elkaar.

  • Autogeen lassen of vlamlassen

Autogeen lassen of vlamlassen gebeurt met een brander en twee gasflessen. In de ene gasfles zit zuurstof, in de andere acetyleen. De vlam van 3000 °C geeft voldoende hitte om een klein oppervlak te smelten. Deze lasmethode gebruik je voor:

  1. verwarmen van staal;
  2. lassen van staal.

De laatste toepassing komt steeds minder voor.
Behalve lassen, dus het verbinden van metaal, kun je met autogeen lassen ook staal doorsnijden.

  • CO 2-lassen (MIG/MAG)

CO 2-lassen is booglassen met een CO 2-gas. Een onbeklede draad op een haspel wordt naar het laspistool gevoerd. Het CO 2-gas uit de fles gaat ook naar de lastang. Het CO 2-gas verdrijft de omgevingslucht. Zonder bescherming kun je daarom geen goede las maken.

  • Elektrisch booglassen

De meest voorkomende manier van lassen is booglassen. Je kunt booglassen met één elektrode en met twee elektroden. Bij booglassen wordt door middel van elektriciteit een elektrode tot ongeveer 6000 °C verhit.


Het metalen werkstuk wordt op een stroomkring aangesloten. (De onderdelen van het lasapparaat vormen samen een stroomkring. De stroom loopt via de voedingskabel naar de lastrafo. Daarna gaat de stroom via de laskabel en lasklem naar de elektrode. Bij de elektrode ontstaat de elektrische boog, die weer in verbinding staat met het werkstuk. Via de werkstukklem en de werkstukkabel gaat de stroom terug naar de lastrafo. De stroomkring is nu compleet) Door de elektrode vlakbij het werkstuk te houden, springt er steeds een vonk over van de elektrode naar het metaal. Deze stroom van vonken is de elektrische boog. Door de grote hitte smelt het metaal snel. De elektrode is meestal van staal en smelt direct mee af. De afgesmolten bekleding van de elektrode heet slak.

 

In het figuur hierbovcen zie je een lasapparaat. De namen van de onderdelen staan erbij.
Het lastoestel zorgt voor een hoge elektrische spanning.
Met de lastang hou je een elektrode vast.
Een elektrode bestaat uit een dun staafje metaal en een bekleding. Als het metaal erg heet wordt, smelt het.
Voordat je kunt lassen, moet je de werkstukklem aan het werkstuk vastklemmen.
Zo werkt elektrisch booglassen
Bij elektrisch booglassen werk je met elektrische stroom.
Je klemt eerst de werkstukklem vast op het werkstuk dat je wilt lassen.
Daarna zet je het lastoestel aan.
Je houdt de elektrode heel dicht bij het werkstuk. Er springt dan elektrische stroom over tussen het werkstuk en de elektrode. Hierdoor ontstaat een heel hete vlam.
Door de hitte van de vlam smelt een beetje staal van het werkstuk. In de elektrode smelt ook metaal. Het metaal uit het werkstuk en uit de elektrode smelten samen.
Als ze afkoelen, is de lasverbinding bijna klaar. De stukken metaal van je werkstuk zitten al stevig aan elkaar vast. Nu bik je de slakken van de lasnaad af en dan is de lasverbinding helemaal klaar.
 

De werking van het lasapparaat

Bij lassen verbind je metalen delen door ze samen te laten smelten. Daarvoor is een hoge temperatuur nodig, die je alleen met heel veel stroom kunt bereiken.
De lastrafo zet de normale stroomsterkte om in een stroomsterkte tussen de 40 en 180 ampère. De normale netspanning van 220 of 380 volt wordt door de lastrafo juist verlaagd, tot waarden tussen de 45 en 70 volt.

Met een laselektrode wordt de stroomsterkte via de vlamboog op de metalen delen overgebracht. Door de enorme hitte van de vlamboog (tot 6.000 °C) smelten de metalen delen, die daarna samenvloeien. Ook de elektrode smelt af en vloeit samen met de metalen delen. Na afkoeling ontstaat een sterke verbinding.

Bescherming van het smeltbad

Tijdens het booglassen moet het gesmolten metaal beschermd worden tegen de inwerking van de omgevingslucht. Het gesmolten metaal heet ook wel smeltbad. Het smeltbad kan beschermd worden door:

  1. een bekleding om de elektrode;
  2. een mantel van gas;
  3. een poederdek.

Het lasapparaat controleren en aansluiten

Voor je het lasapparaat gaat controleren, zorg je ervoor dat de schakelaar van het apparaat op de uit-stand staat en de stekker uit het stopcontact is. Daarna controleer je of alle kabels van het lasapparaat vrij liggen. Je controleert of de kabels lekker soepel zijn en of er geen scheurtjes in zitten. Beschadigde kabels moet je meteen vervangen.

Vervolgens sluit je de laskabel met de lasklem aan op de lastrafo. De lasklem hang je daarna in de lascabine. Leg de lasklem niet op het werkstuk. Daardoor maak je immers de stroomkring al rond en dat is niet de bedoeling.
Sluit de voedingskabel op de lastrafo aan en steek de stekker in het stopcontact. Stel de stroomsterkte op het gewenste aantal ampère in. Als je nu de schakelaar op de aan-stand zet, hoor je een zacht gebrom. Je weet nu dat het lasapparaat is ingeschakeld.

De inschakelduur

Om te voorkomen dat het lasapparaat te heet wordt, zit er op de lastrafo een beveiliging. Als de temperatuur te hoog wordt, schakelt het apparaat zichzelf even uit. Deze tijd noem je de inschakelduur. Hoe hoger de stroomsterkte, hoe korter de inschakelduur. De tijd dat het apparaat even niet werkt, benut je om slak te verwijderen.

De elektrode

Het woord ‘elektrode’ betekent stroomgeleider. De elektrode zit aan het einde van de lasklem. Tussen de elektrode en het werkstuk ontstaat de elektrische boog, waarmee je de las legt.

De samenstelling van de elektrode

Zoals je ziet in figuur bestaat een elektrode uit een kerndraad en een bekleding.

Elektrodesoorten

Er zijn verschillende elektrodesoorten te koop. Op het etiket van de verpakking kun je zien welke elektrode erin zit. In figuur zie je zo’n etiket afgebeeld. De belangrijkste gegevens van het etiket zijn met een gekleurd balkje aangegeven.

Allereerst kijk je naar de afmetingen van de elektrode (geel). In het voorbeeld van figuur zijn die 4,0 x 350 mm. De stroomsterkte waarvoor deze elektrode geschikt is, staat in de rechterbovenhoek, namelijk 160 tot 220 ampère (rood). Daar meteen onder zie je de lasposities uitgebeeld waarin je de elektrode kunt gebruiken (groen).

Aan de code in het midden van het etiket kun je zien wat voor soort elektrode het is (blauw). In het voorbeeld is de code E 51 32 RR (32). Hiervan moet je vooral de betekenis van de letters kennen. De hoofdletter E betekent dat de elektrode is bekleed. De letters RR geven de soort bekleding aan. De verschillende soorten zijn:

  1. A: zuur (ijzeroxide);
  2. AR: zuur (ijzeroxide en titaanoxide);
  3. B: basisch (hoofdzakelijk calciumcarbonaat) snel stollend;
  4. C: cellulose;
  5. O: oxiderend;
  6. R: rutiel (matig dik bekleed)langzaam stollend;
  7. RR: rutiel (dik bekleed);
  8. S: andere soorten.

Benodigdheden

In het figuur hieronder zie je wat je allemaal nodig hebt om te lassen. De namen van de benodigdheden staan erbij.
Met een laskap of lashelm bescherm je je ogen en je gezicht.
Met een lasschort bescherm je je kleding.
En de handschoenen beschermen je handen.
De veiligheidsbril gebruik je bij de voorbereidingen. En bij het weghalen van de slakken.

Veilig lassen

Om veilig te lassen, moet je je houden aan de volgende regels.

  1. Gebruik handschoenen.
  2. Draag beschermende kleding. Doe een leren schort voor.
  3. Kijk nooit zonder bescherming in de vlam. Gebruik altijd een laskap.
  4. Las alleen op plekken waar genoeg ventilatie is.
    Bij lassen kunnen giftige dampen vrijkomen. Adem die niet in.
  5. Bij elektrisch booglassen werk je met elektrische stroom.
    Las daarom nooit in een vochtige ruimte. Las ook niet buiten in de regen.
  6. Las nooit in de buurt van brandbare stoffen.
  7. Las zelf geen vaten, tanks of leidingen.
    Laat dit werk over aan iemand die heel goed kan lassen.

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Om veilig te kunnen lassen, heb je de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen nodig. In de volgende tabel zie je welke middelen dit zijn en waarvoor ze dienen.

Beschermingsmiddel Beschermt tegen:
Laskap of lashelm Ultraviolet licht, rondvliegende lasspatten
Leren lashandschoenen Ultraviolet licht, rondvliegende lasspatten
Leren lasmouw Ultraviolet licht, rondvliegende lasspatten
Pet Rondvliegende lasspatten
Brandwerende overall Rondvliegende lasspatten
Leren lasschort Rondvliegende lasspatten
Veiligheidsschoenen Vallend metaal
Veiligheidsbril Rondvliegende slakdeeltjes
Gehoorbeschermers Overmatig geluid tijdens het slakbikken

 

Het onzichtbare ultraviolette licht van de elektrische boog veroorzaakt lasogen en huidbrand. De rondvliegende lasspatten kunnen gemakkelijk brand veroorzaken. Wat de gevolgen zijn van een zwaar stuk metaal dat op je tenen valt, kun je zelf wel bedenken. Dan kun je maar beter veiligheidsschoenen dragen.

Veiligheid van de werkplek

Behalve maatregelen voor je persoonlijke veiligheid, moet je bij het lassen ook maatregelen nemen voor de veiligheid van de werkplek. In de volgende tabel zie je welke maatregelen dat zijn.

Veiligheidsmaatregelen voor de werkplek
Zorg ervoor dat de werkplek opgeruimd en schoon is.
Zorg ervoor dat de werkplek voldoende verlicht is.
Zorg voor voldoende ventilatie en/of afzuiging van gassen.
Houd andere mensen en dieren op veilige afstand van het lassen.
Houd brandbare stoffen op veilige afstand van het lassen.
Zorg dat er voldoende brandblusmiddelen aanwezig zijn.


Elektrisch lassen doe je meestal in een lascabine. Zo niet, dan moet je de lasplek afschermen met een lasscherm. Over brandbare spullen leg je een lasdeken. Dit is een speciale deken, gemaakt van brandwerend materiaal.

Veilige werkomgeving

Natuurlijk moet ook de omgeving waarin je werkt veilig zijn. Daarvoor gelden de volgende veiligheidsvoorschriften.

  1. Zorg voor voldoende ventilatie van de werkruimte. Bij het lassen van koper, brons, messing en gegalvaniseerde plaat is een afzuiger verplicht.
  2. Houd brandbare stoffen op veilige afstand van je werkplek.
  3. Houd andere mensen en dieren op veilige afstand van je werkplek.
  4. Zorg ervoor dat er in de werkomgeving een poederblusser, een emmer zand, een blushaspel en een blusdeken aanwezig zijn.
  5. Scherm de werkplek af met een lasscherm.

Calamiteitenplan

Als er ondanks alle veiligheidsmaatregelen toch iets gebeurt, moet je natuurlijk wel weten wat je moet doen. Voor organisaties waar veel mensen werken (dus ook op school) is het verplicht een calamiteitenplan te hebben.
In een calamiteitenplan staat bijvoorbeeld hoeveel nooduitgangen en brandblussers er zijn en waar die zich bevinden. Ook staat erin wie de bedrijfshulpverleners ( BHV-ers) zijn, wat er allemaal in een EHBO-doos hoort te zitten en welke veiligheidsmaatregelen er nog meer gelden.

De techniek van het lassen

De techniek van het lassen bestaat uit het starten van de elektrische boog, het hechten van de metalen delen en het leggen van de las. Om de las te leggen, zijn er verschillende lasposities mogelijk.

De elektrische boog

Om te beginnen met lassen, start je de elektrische boog. Dit wordt ook wel boogtrekken genoemd. Met de punt van de elektrode strijk je over het werkstuk, zodat er even kortsluiting ontstaat. Als je nu langzaam de elektrode van het werkstuk terugtrekt, vormt zich de elektrische boog.

De booglengte en toevoerbeweging

De afstand van de elektrode tot het werkstuk is de booglengte. Het is heel belangrijk dat je een constante booglengte hanteert. Omdat de elektrode tijdens het lassen afsmelt, moet je de afstand tussen de elektrode en het werkstuk dus steeds een beetje aanpassen. Met de juiste toevoerbeweging houd je de booglengte constant.

 

Met de toevoerbeweging beweeg je de elektrode in de richting van het smeltbad.

De booglengte bepaalt de inbranding van het smeltbad. Bij een te lange boog is de inbranding van het smeltbad niet diep genoeg. Behalve van de booglengte is de inbrandingsdiepte ook afhankelijk van de stroomsterkte en de dikte van het metaal.

Inbranding

De booglengte bepaalt de inbrandingsdiepte van het smeltbad. Bij een te lange boog is de inbranding van het smeltbad niet diep genoeg. Ook loop je kans dat de boog dooft. Is de boog te kort, dan is de inbranding ook te ondiep. In een korte boog wordt namelijk te weinig warmte ontwikkeld.

 

Behalve van de booglengte is de inbrandingsdiepte ook afhankelijk van de stroomsterkte en de dikte van het metaal. Je kunt de inbrandingsdiepte controleren met röntgenfoto’s.

Voortloopbeweging

De voortloopbeweging is de beweging die je met de elektrische boog over het werkstuk maakt. Hiermee leg je uiteindelijk de las.

De snelheid van de voortloopbeweging is de voortloopsnelheid. Deze mag niet te hoog zijn, omdat je daarmee de las te veel uit elkaar trekt. Bovendien is dan de inbranding te ondiep, omdat de warmte te weinig tijd heeft gehad om het werkstuk aan te smelten.

Bij een te lage voortloopsnelheid hoopt het lasmateriaal zich op. Bovendien kan de slak van de elektrode door het gesmolten metaal ingesloten worden.

De stand van de elektrode

Tijdens het lassen maak je twee bewegingen: de toevoerbeweging en de voortloopbeweging. De toevoerbeweging maak je dwars op het te lassen werkstuk. De voortloopbeweging maak je in de lengterichting van de las. Om een goede las te krijgen, moet je de elektrode in de juiste stand houden. Zo zorg je ervoor dat de inbrandingsdiepte overal hetzelfde is.

 

Figuur hierboven laat zien wat de juiste elektrodestand is. Dwars op de lengte van de las moet de elektrode een hoek van 90° maken. In de lengterichting van de las is de hoek 70° tot 80°.

Lasnaadvormen

Als je twee onderdelen aan elkaar last, ontstaat er een lasvorm. Wanneer je deze las doormidden zaagt, kun je de echte vorm zien.

De lasnaadvormen kun je in twee groepen verdelen, te weten:

  1. stompe lasverbindingen;
  2. niet-stompe lasverbindingen.

Een stompe lasverbinding heeft tussen de twee aan elkaar gelaste onderdelen geen onderbreking.
Een niet-stompe lasverbinding heeft wel een onderbreking. In figuur staan voorbeelden van beide lasnaadvormen.

Hechten

Voordat je met het echte lassen begint, zet je de metalen delen aan de boven- en onderkant met een kleine las aan elkaar. Je noemt dit hechten.
Door de hechten blijven de metalen goed op hun plaats liggen. Er zijn verschillende hulpmiddelen om de platen tijdens het hechten in de juiste positie te houden, bijvoorbeeld een lastang of een lijmklem. Je kunt ook een collega vragen de platen vast te houden. Maar die moet dan wel handschoenen en een bril dragen.

Een hecht mag niet te dik zijn. De echte las leg je namelijk over de hechten heen. Een te dikke hecht blijf je altijd zien als een verdikking in de las. Je kunt de hechten het beste met een iets verhoogde stroomsterkte lassen. Dan krijg je een sterke verbinding.

De las leggen

De voortloopbeweging is de beweging die je met de elektrische boog over het werkstuk maakt. Hiermee leg je uiteindelijk de las.

 

De snelheid van de voortloopbeweging is de voortloopsnelheid. Deze mag niet te hoog zijn, omdat je dan de las te veel uit elkaar trekt. Bovendien wordt de inbranding te ondiep. Maar bij een te lage voortloopsnelheid hoopt het lasmateriaal zich op. Daardoor kan de slak ingesloten raken door het gesmolten metaal.
Er zijn twee technieken om een las te leggen, namelijk:

  1. slepend lassen;
  2. stekend lassen.


In figuur hieronder zie je beide technieken uitgebeeld.

Bij slepend lassen trek je het smeltbad als het ware naar achteren. Je krijgt daarmee een vrij diepe inbranding. Bij stekend lassen duw je het smeltbad als het ware vooruit. Omdat de inbranding niet zo diep is, gebruik je deze techniek vooral bij dunne platen.
Bij een brede naad moet je zwaaiend lassen. Ook bij het oplassen van versleten onderdelen maak je een zwaaiende beweging tijdens het lassen.

Lasposities

Er zijn verschillende posities die je kunt aannemen bij het lassen. Welke lasposities er allemaal zijn, zie je in de volgende tabel.

Lasposities
Naam Omschrijving
Horizontaal of ‘onder de hand’ De las wordt gemaakt op een horizontaal liggende plaat.
Verticaal neergaand De las wordt gemaakt in een verticaal staand vlak, van boven naar beneden.
Verticaal opgaand of ‘stapelend’ De las wordt gemaakt in een verticaal staand vlak, van beneden naar boven.
Horizontaal-verticaal of ‘uit de zij’ De las wordt gemaakt in een verticaal staand vlak, maar in horizontale richting uitgevoerd.
Boven het hoofd De las wordt gemaakt in een horizontaal liggende plaat of hoek, van onderaf.

A-hoogte

De a-hoogte is de dikte van de las. Hoe dikker de platen, hoe groter de a-hoogte. De a-hoogte moet altijd 1,2 keer zo groot zijn als de dikte van de platen. Als je een las aan twee kanten legt, is de a-hoogte van elke las dus 0,6 keer de dikte van de platen.

 

Stel, je wilt twee platen van 2 mm aan elkaar lassen met een T-naad. Dan moet de a-hoogte (1,2 x 2 mm =) 2,4 mm zijn. Wil je een plaat van 8 mm aan elkaar lassen met een X-naad, dan leg je aan elke kant een las van (0,6 x 8 mm =) 4,8 mm.

Doorlassing

Een goede doorlassing betekent dat de lasverbinding helemaal door de naad heen loopt. De las moet aan beide kanten een beetje uitsteken. Vandaar ook dat de a-hoogte iets groter is dan de dikte van de plaat. Bij een slechte doorlassing is de las niet sterk genoeg.
In figuur zie je een voorbeeld van een slechte en een goede doorlassing.

Oppervlak

Het oppervlak van een las moet mooi glad zijn. Een veel voorkomend probleem is randinkarteling. Bij randinkarteling zakt de las aan de randen iets naar beneden. De las is daardoor minder sterk. Bovendien ziet het er niet mooi uit. Om randinkarteling te voorkomen, is het belangrijk dat je precies de juiste booglengte en voortloopsnelheid hanteert.

 

De lengtekrimp

Bij lengtekrimp wordt het stuk metaal in de lengte korter. Lengtekrimp kan eventueel voorkomen worden door het werkstuk voor te verwarmen. De lengtekrimp kan nooit uitwerken (of alleen voor een klein deel), omdat de koude platen naast de las niet mee uitzetten en krimpen. Zou je de platen voorverwarmen (wat meestal niet mogelijk is), dan zou de hele plaat dezelfde krimpvervorming hebben. Natuurlijk moet je dan wel rekening houden met de stroomsterkte, zodat er niet te veel warmte in de las en de platen gebracht wordt.

 

De dwarskrimp

De dwarskrimp kan alleen uitwerken wanneer een werkstuk niet vastgeklemd is. 
Maar als je meer lagen op elkaar legt bij een staande hoeklas, zal de dwarskrimp uitwerken over een deel van de grondlaag en hoekverdraaiing tot gevolg hebben. Door ‘om en om’ te lassen kun je krimpwerking grotendeels voorkomen, maar de krimpspanning zal groter zijn. 
Wanneer je een werkstuk tussendoor niet afkoelt (de verbinding wordt zo warm mogelijk gehouden), zullen de vervorming en de spanning heel gering zijn.

Twee voorbeelden van hoekverdraaiing door dwarskrimp.   Twee voorbeelden van hoekverdraaiing door dwarskrimp.

De diktekrimp

De diktekrimp is de enige vorm van krimp die vrij kan uitwerken en is ook de enige vorm waar je geen last van hebt in de las of het te lassen materiaal.Als je twee platen van onder tot boven aan elkaar last, krijg je door de dwarskrimp soms last van schaarwerking. Doordat de platen aan de onderkant krimpen, trekken ze de bovenkant ook naar binnne. In figuur hieronder zie je een afbeelding van schaarwerking.

Wat is een goede las?

Om te weten of je een goede las hebt gelegd, let je op de volgende punten:

  1. de a-hoogte;
  2. de doorlassing;
  3. het oppervlak.

Lasproces

Op onderstaande tekening zie je wat er precies gebeurt als je aan het lassen bent.

proces

De elektrode bestaat uit een kerndraad (1) en de bekleding(2). Tijdens het lassen smelt er telkens een stukje elektrode-einde (3) er vanaf. Dit gedeelte is vloeibaar en wordt bedekt met vloeibare slak (4). Het uiteinde van de elektrode heeft een kelk(10), die ervoor zorgt dat de vlamboog (5) met de overgaande druppel (12) op het werkstuk (6) worden gericht. Deze vlamboog geeft een hoge temperatuur zodat ook het werkstuk (6) smelt en veroorzaakt een smeltbad (7).

Het smeltbad met de toegevoegde druppels vormen een lasrups die bestaat uit gestolde metaal (13) en gestolde slak(8) en nog vloeibare slak (9).

De slak (4,8 en 9) en het beschermende gas (11) moeten ervoor zorgen dat het vloeibare metaal afgeschermd wordt van de lucht (vooral zuurstof en stikstof). Deze hebben namelijk een slechte invloed bij het ontstaan van een goede las.

We noemen dit: elektrisch booglassen.

Je ziet op de tekening welke gevaren er schuilen bij het lassen.

  • hitte
  • verschillende schadelijke stralingen
  • elektrische stroom
  • schadelijke dampen en gassen

Tegen al deze gevaren moet je je beschermen tijdens het lassen.

 

  • Hitte

Als je last is de temperatuur aan het uiteinde van de elektrode zo hoog, dat het ijzer gaat smelten. De temperatuur van de vlamboog is zelfs 7000 C. Zorg ervoor dat er geen brandbare stoffen in de buurt staan. Zeer vluchtige stoffen (benzine) of gassen (propaan) kunnen explosiegevaar opleveren. In de werkruimte moet een brandblusser aanwezig zijn.

  • Schadelijke stralingen

Bij het lassen zul je ontdekken, dat er fel licht vrijkomt.

Dit felle licht bestaat uit :

  • Zichtbaar licht
  • Ultraviolet licht
  • Infrarood licht

Dat licht mag niet rechtstreeks in je ogen schijnen. Omdat je moet zien wat je doet tijdens het lassen, moet je het licht filteren. Daarvoor moet je in de laskap of lashelm een donker glaasje gebruiken. Een glaasje met nummer 10 laat net zoveel licht door alsof je normaal om je heen kijkt. Voor gevoelige ogen zijn er nog lasglaasjes met nummer 11 of 12, die iets meer filteren. Een spatglas beschermt het dure lasglas.

Er komt tijdens het lassen ook nog onzichtbaar licht vrij:

  • Ultraviolet licht
  • Infrarood licht

Het ultraviolette licht is gevaarlijk voor de ogen en de huid. Als je zonder oogbescherming naar het lassen kijkt, kan het ultraviolette licht het hoornvlies beschadigen. Deze beschadiging noemen we lasogen. Ook moet je de huid zoveel mogelijk beschermen. Doe je dat niet dan zul je merken, dat je verbrandt, net als in de zon.

  • Elektrische stroom

Bij het lassen krijg je te maken met een stroomsterkte tussen de 40 en 200 ampère. Je last daarbij met een stroomspanning van ± 22 volt. Bij het verwisselen van de elektrode is de open spanning ± 75 volt. Onder vochtige omstandigheden is dat gevaarlijk. Een spanningsverlagingsrelais verlaagt de open spanning naar 42 volt en dit is ongevaarlijk.

Verder moet het lastoestel veilig zijn, dat houd in dat het toestel aan de volgende eisen moet voldoen.

  • Het lastoestel moet geaard zijn. Als de buitenkant van het toestel onder stroom staat gaat de stroom door de aardedraad naar de aarde en kun je zelf niet onder stroom komen te staan wanneer je het toestel aanraakt.
  • De aansluiting van de draad met 220 volt of 380 volt moet afgeschermd zijn.
  • De open spanning van een goed toestel is ongeveer 70 volt. Dit is de spanning tussen werkstukklem en lasstang als je niet last. Bij werkzaamheden onder natte omstandigheden moet er een lasrelais (spanningsverlagingsrelais) ingebouwd zijn.

Schadelijke dampen en gassen

Bij het lassen smelt de elektrodebekleding en er ontstaan gassen. Deze gassen zijn minder gezond. Bij het lassen aan gegalvaniseerde (zinklaag) constructiedelen (zoals fietsenstaanders of een stalinrichting) komen giftige gassen vrij.

Om het inademen van deze lasdampen te voorkomen kun je:

  • De rook boven het laswerk wegzuigen en naar buiten afvoeren (bronafzuiging)
  • De rook uitfilteren door een speciaal filter. De lucht blijft dan in de lasruimte.
  • Ventileren.

Moet je aan een trekker of auto lassen dan is het verstandig om de klemmen van de accupolen los te nemen. Ook moet je de draden van de wisselstroomdynamo los maken. De dynamo en de accu kunnen anders stuk gaan.

 

 

 

 

 

 

 

Colofon

Wikiwijs Arrangement

Auteur

Bert hooge Venterink

Laatst gewijzigd

2014-10-02 13:36:17


  • ← Vorige

 

  • Het arrangement Elektrisch booglassen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Bert hooge Venterink Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2014-10-02 19:01:25
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit is een informatie bron voor vmbo leerlingen over Elektrisch booglassen.
    Leerniveau
    VO; VMBO; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten
    Trefwoorden
    elektrisch booglassen