Graslandbeheer paard MBO niveau 2, 3 & 4

Graslandbeheer paard MBO niveau 2, 3 & 4

Leerlijn

Dit leerarrangement is geschreven voor de MBO opleiding paardenhouderij. 
Het is gericht op eerstejaars leerlingen niveau 2, 3 en 4.

Thema 1: Grassoorten

 

Leerdoelen:

De leerling weet hoe grasplanten zich ontwikkelen en is  in staat om een bewuste keuze te maken voor een grasmengsel voor paarden, deze keuze weet de leerling goed te onderbouwen richting een hippisch ondernemer.

  • De leerling kan benoemen welke grassoorten geschikt zijn voor een paardenweide en waarom.
  • De leerling kan benoemen hoe een grasplant zich ontwikkeld en hoe daar rekening mee gehouden moet worden.
  • De leerling kan benoemen wat fructaan is en hoe een ondernemer gebruik kan maken van de fructaanindex.

Inhoud:

In dit thema komt de groei van een grasplant aan bodt, we gaan kijken naar verschillende grassoorten
en we zullen ontdekken wat het verschil is tussen een paarden en koeien weide.
Hieronder staat het werkdocument weergegeven waarmee jullie de opdrachten van dit thema kunnen uitwerken.  
De opdrachten werk je uit door het bestuderen en/ of bekijken van een bron. 
Op de volgende pagina's zie je eerst de bron staan en vervolgens de vragen die hierbij horen.

 

 

Open bestand Werkdocument Thema 1

Bron 1.1: Ontwikkeling gras

 

 

Open bestand Bron 1.1: Ontwikkeling gras

 

Lees en bestudeer bovenstaande bron. 
Beantwoord vervolgens onderstaande vragen.
 

1.   Waarvoor dienen huidmondjes? 

2.       Huidmondjes vind je vooral aan de onderkant van een blad. Bedenk hiervoor een verklaring.

3.    Door de luchtvervuiling kunnen huidmondjes verstopt raken. Welke gevolgen kan dit hebben voor de plant? 

4.       De groei en productie van een plant zijn afhankelijk van verschillende factoren. Noem er zes. 

5.       Welke maatregelen neemt de paardenhouder om zijn gewas optimaal te laten groeien? 

6.    In welke ontwikkelingsfase moet je gras maaien? Waarom juist deze fase??

 

Bron 1.2: Fotosynthese

Bron 1.2: Fotosynthese

 

Bekijk bovenstaande video over fotosynthese. 
Maak vervolgens onderstaande vragen.

7.       Schrijf in eigen woorden op wat fotosynthese inhoudt

8.   Om fotosynthese plaats te laten vinden moeten er enkele dingen aanwezig zijn (water, koolstofdioxide en licht). 
      Wat gebeurd er als een van deze dingen niet aanwezig zijn?

 

 

 

 

 

Bron 1.3: Fructaan in het gras



Open bestand Bron 1.3: Fructaan in het gras

 

Lees en bestuur bovenstaande bron. 
Maak vervolgens onderstaande vragen.

 

9.    Wat is fructaan en wat is de functie hiervan in de grasplant

     10.   Waarom is teveel fructaan in het gras schadelijk voor paarden?

     11.   Ga naar www.paardnatuurlijk.nl en zoek de fructaanindex op. Wat wordt er in deze index weergegeven?  

     12.   Hoe zou de ondernemer in zijn graslandbeheer gebruik kunnen maken van de fructaanindex?

     13.   Wanneer is het voor een ondernemer van belang om te weten hoeveel fructaan er in het gras aanwezig is? Leg dit uit.? 

 

Bron 1.4: Grassoorten



Open bestand Bron 1.4: Grassoorten

 

Lees en bestudeer bovenstaande bron.
Maak vervolgens onderstaande vragen.

 

14.  Zoek drie verschillende grassoorten uit die volgens jou geschikt zijn voor paarden. Leg uit waarom jij ze geschikt vind?

15.  Noem drie positieve kenmerken en twee negatieve kenmerken van Engels raaigras.

 

 

Bron 1.5: Graszaadmengsels voor paarden



Open bestand Bron 1.5: Graszaadmengsels voor paarden

 

Lees en bestudeer bovenstaande bron. 
Maak vervolgens onderstaande vragen.
 

16.   De meeste ondernemers zaaien graszaadmengsels (zaad van verschillende grassoorten door elkaar).
     Waarom kiezen zij hiervoor? 

17.  Welke eigenschappen moet een grasmengsel voor paarden hebben? Noem er vijf. 

 

 

 

Thema 2: Grondsoorten

 Leerdoelen: 

De leerling heeft kennis van de verschillende grondsoorten in Nederland en kan een verband leggen tussen de eigenschappen van een grondsoort en de gevolgen hiervan voor het graslandbeheer op deze grond.

  • De leerling kan benoemen welke grondsoorten in Nederland aanwezig zijn.
  • De leerling kan benoemen wat de verschillen tussen de verschillende grondsoorten zijn.
  • De leerling kan benoemen op welke wijze de grondsoort het graslandbeheer zou kunnen beïnvloeden.?

 Inhoud:

In dit thema gaan we kijken naar wat er nou eigenlijk bedoeld wordt met grondsoorten en welke grondsoorten er in Nederland zijn. 

Hieronder staat het werkdocument weergegeven waarmee jullie de opdrachten van dit thema kunnen uitwerken. De opdrachten werk je uit door het bestuderen en/ of bekijken van een bron. Op de volgende pagina's zie je eerst de bron staan en vervolgens de vragen die hierbij horen.

Open bestand Werkdocument Thema 2

Bron 2.1: Bodem, aarde en grond

 

Wat bedoelen we met bodem, aarde en grond. 

Maak aan de hand van de volgende bronnen onderstaande vragen.

vragen (antwoorden invullen in het werkdocument):

  1. Wat verstaan we onder de bodem?
  2. Zijn aarde, grond en bodem drie omschrijvingen van hetzelfde? Geef met behulp van bovenstaande bronnen een omschrijving van deze drie begrippen.
  3. De bodem ligt er nu eenmaal en verandert niet. Is dat zo? Leg uit.
  4. ‘Nederland is vlak en plat.’ Is dat zo? Zoek de hoogte op waarop jij woont. Zoek via de viewer je woonplaats op en klik voor de hoogte.
  5. Hoogste punt van Nederland is Vaals en laagste: Nieuwerkerk aan de IJssel. Hoe hoog liggen deze 2 steden? 

 

 

Bodemsoorten

Grondsoorten worden ingedeeld op basis van de grootte van de deeltjes. Een maat om de deeltjesgrootte weer te geven is mu, dit is 1/1000 mm.

Het resultaat van de bodemvormende processen uit het verleden is een landschap waarin een grote variatie aan bodemtypen te zien is. Zand, klei, hoogveen, laagveen, löss en allerlei tussensoorten.

We zullen deze grondsoorten met behulp van video's bekijken. Te beginnen met zandgronden. Daarna de veengronden, vervolgens de kleigronden en tenslotte löss. Bekijk steeds een video en ga dan de vragen daarover maken in je werkdocument.

 

 

Bron 2.2: Vaagbodem (Duinlandschap)

Video: Duinlandschap

Info over een vaagbodem (Duinlandschap)

 

Bekijk bovenstaande bronnen (filmpje en link) en beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

1. Waaruit bestaat een vaagbodem?

2. Hoe ziet een vaagbodem eruit?

3. Hoe wordt een vaagbodem gevormd?

4. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bodem?

5. Waar in Nederland vind je een vaagbodem?

Bron 2.3: Podzolbodem (Zandlandschap)

Video: Zandlandschap

Info over een podzolbodem (Zandlandschap)

 

Bekijk bovenstaande bronnen (filmpje en link) en beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

1. Waaruit bestaat een podzolbodem?

2. Hoe ziet een podzolbodem eruit?

3. Hoe wordt een podzolbodem gevormd?

4. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bodem?

5. Waar in Nederland vind je een podzolbodem?

Bron 2.4: Lössbodem (Heuvellandschap)

Video: Heuvellandschap

Info over een Lössbodem (Heuvellandschap)

 

Bekijk bovenstaande bronnen (filmpje en link) en beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

1. Waaruit bestaat een lössbodem?

2. Hoe ziet een lössbodem eruit?

3. Hoe wordt een lössbodem gevormd?

4. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bodem?

5. Waar in Nederland vind je een lössbodem?

Bron 2.5: Veenbodem (Veenlandschap)

Video 1: Laagveen landschap

Video 2: Hoogveen landschap

Video 3: Kenmerken hoogveen

Info over een veenbodem (Veenlandschap)

 

Bekijk bovenstaande bronnen (filmpje en link) en beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

1. Waaruit bestaat een veenbodem?

2. Hoe ziet een veenbodem eruit?

3. Hoe wordt een veenbodem gevormd?

4. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bodem?

5. Waar in Nederland vind je een veenbodem?

Bron 2.6: Rivierkleibodem (Rivierlandschap)

Video 1: Rivierkleilandschap

Video 2: Ontstaan van rivierklei

Info over een rivierkleibodem (Rivierkleilandschap)

 

Bekijk bovenstaande bronnen (filmpje en link) en beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

1. Waaruit bestaat een rivierkleibodem?

2. Hoe ziet een rivierkleibodem eruit?

3. Hoe wordt een rivierkleibodem gevormd?

4. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bodem?

5. Waar in Nederland vind je een rivierkleibodem?

Bron 2.7: Zeekleibodem (Zeekleilandschap)

Video 1: Zeekleilandschap

Video 2: van kwelder tot landbouwgrond

Info over een zeekleibodem (Zeekleilandschap)

 

Bekijk bovenstaande bronnen (filmpje en link) en beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

1. Waaruit bestaat een zeekleibodem?

2. Hoe ziet een zeekleibodem eruit?

3. Hoe wordt een zeekleibodem gevormd?

4. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden voor deze bodem?

5. Waar in Nederland vind je een zeekleibodem?

Bron 2.8: Bodemkaart

grondsoortenkaart
grondsoorten van Nederland

Hoe is de verdeling over de provinciën? Zet dat in de volgende tabel: PROVINCIE Grondsoorten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Bron 2.9: Grondsoortenkaart

Welke grondsoorten komen bij jou in de regio voor? Je kunt dat bekijken met de interactieve kaart hiernaast. Klik hier of op de kaart en een overzichtskaart wordt ingeladen. Op die kaart kun je kaarten per gebied openen.
 

Opdracht:

Zoek uit welke grondsoort er op de volgende plekken voorkomt: 

- Je woonplaats

- De locatie van school

- Je huidige BPV bedrijf

 

Zouden al deze plekken, wat betrefd de grondsoort, geschikt zijn voor het beweiden van dieren op je grasland? Onderbouw je mening. 

grondsoortenkaart per regio
grondsoortenkaart in pdf per regio

Thema 3: Onkruiden en giftige planten

 

Leerdoelen:

De leerling heeft kennis van giftige planten en onkruiden, kent de gevolgen van deze planten en kan benoemen hoe hij deze planten kan bestrijden en voorkomen.

  • De leerling kan giftige planten herkennen.
  • De leerling kan benoemen wat de gevolgen zijn als paarden giftige planten opeten.
  • De leerling kan benoemen hoe hij giftige planten kan bestrijden en voorkomen.
  • De leerling kan onkruiden herkennen.
  • De leerling kan benoemen hoe hij onkruiden kan bestrijden en voorkomen.

 

Inhoud: 

Als medewerker op een paarden en/ of dierenbedrijf zal jij ook zorg moeten dragen voor de leef en werkomgeving van jezelf en de dieren. Een onderdeel hiervan is ervoor zorgen dat het terrein en de weides onkruidvrij blijven. In deze opdracht ga je zelf kennis vergaderen over dit onderwerp. Je leert verschillende onkruiden te herkennen, vervolgens ga je onderzoeken hoe deze onkruiden het beste te bestrijden zijn.


Deze opdracht voer je uit in groepjes van vier personen.


Hieronder staat het werkdocument weergegeven waarmee jullie de opdrachten van dit thema kunnen uitwerken.   

Open bestand Werkdocument thema 3

Bron 3.1: Onkruiden benoemen en herkennen

Bron 3.1   Onkruiden benoemen en herkennen

  1. Stel een lijst samen met twintig onkruiden. De eerste tien onkruiden staan al genoteerd, bedenk dus samen nog tien veel voorkomende onkruiden en noteer de naam hiervan in onderstaande tabel. Denk hierbij ook aan de onkruiden die bij jouw stagebedrijf voorkomen.

  2. Zoek bij de twintig benoemde onkruiden duidelijke afbeeldingen. Je mag de onkruiden ook buiten in de weide gaan opzoeken, deze drogen en vervolgens in het document plakken.

Tabel onkruiden

Naam onkruid

Eenzaadlobbig

Tweezaadlobbig

Zaadonkruid

Wortelonkruid

Voorbeeld:

  1. kweekgras

X

 

 

X

 

  2. Ridderzuring

 

 

 

 

 

 

 

    3. Boterbloem

 

 

 

 

 

    4. Akkerdistel

 

 

 

 

 

   5. Berenklauw

 

 

 

 

 

  6. Paardenbloem

 

 

 

 

 

  7. Weegbree

 

 

 

 

 

  8. Jacobskruiskruid

 

 

 

 

 

  9. Hondsdraf

 

 

 

 

 

  10. Witte klaver

 

 

 

 

 

  11.

 

 

 

 

 

  12.

 

 

 

 

 

  13.

 

 

 

 

 

  14.

 

 

 

 

 

  15.

 

 

 

 

 

  16.

 

 

 

 

 

  17.

 

 

 

 

 

  18.

 

 

 

 

 

  19.

 

 

 

 

 

  20.

 

 

 

 

Bron 3.2: Onkruiden en hun eigenschappen

Bron 3.2   Onkruiden en hun eigenschappen

Onkruiden op alfabet

Zoek van de gevonden onkruiden achtergrondinformatie. Voor het kiezen van het juiste bestrijdingsmiddel of de juiste bestrijdingsmethode moet je weten of een onkruid eenzaadlobbig is of tweezaadlobbig. Ook moet je weten of een onkruid een wortelonkruid is of een zaadonkruid.

Zoek deze informatie op in naslagwerken of op de site ‘beeldenbank ziekten, plagen en onkruiden’ en zet deze in de  tabel onkruiden uit opdracht 1 zoals bij het eerste voorbeeld aangegeven.

Bron 3.3: Giftige planten

Bron 3.3   Giftige planten

Giftige planten voor paarden

Giftige planten en struiken

Sommige onkruiden zijn onschadelijk voor dieren, andere onkruiden kunnen giftig zijn. Bekijk de lijst met onkruiden die jullie hebben opgesteld bij opdracht 1. Zoek vijf onkruiden uit die tevens ook giftig zijn voor dieren. Beschrijf per giftige plant wanneer het schadelijk voor het dier is en welke gevolgen dit heeft bij het dier. Jullie mogen zelf kiezen of je dit uitwerkt voor paarden, koeien en/ of schapen. 

Bron 3.4: Bestrijden van onkruid en giftige planten

Bron 3.4   Bestrijding onkruid

  1. Het bestrijden van onkruiden en giftige planten kan op verschillende manieren. Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk op welke wijze dit mogelijk is. Neem in je beschrijving ook het verschil op tussen biologische bestrijding en reguliere bestrijding.

  2. Het bestrijden van onkruiden en giftige planten kan veel tijd kosten. Waarom is het voor een ondernemer toch interessant om dit wel te (laten) doen?

  3. Bij het bestrijden van onkruiden wordt er gebruik gemaakt van onkruidbestrijdingsmiddelen. Veel gebruikte middelen zijn: RoundUp, Primus en Primstar.

    Hieronder vind je de gebruiksbeschrijving van RoundUp. Maak een duidelijke beschrijving op welke wijze je RoundUp in het graslandbeheer moet gebruiken. Denk hierbij aan tijdstip van toepassing, wijze van toepassing en dosering

  4. Zowel op de etiket van Roundup als ook in de bijbehorende bron is te lezen dat het onkruid het beste in het najaar bestreden kan worden. Geef in eigen woorden een uitgebreide verklaring waarom dit zo is.

Open bestand Etiket RoundUp

Open bestand Onkruid bestrijding

Thema 4: Ongedierte bestrijding

 

Leerdoelen: 

De leerling kan ongedierte in het grasland herkennen en de leerling kan benoemen wat de gevolgen zijn en op welke wijze men het kan bestrijden en voorkomen.

  •  De leerling kan ongedierte in het grasland herkennen.
  •  De leerling kan benoemen wat de gevolgen van ongedierte zijn.
  •  De leerling kan benoemen hoe ongedierte bestrijd kan worden.
  •  De leerling kan benoemen hoe ongedierte voorkomen  kunnen worden.

Inhoud: 

Dit thema gaat over ongedierte in het grasland. We gaan kijken hoe we ze kunnen herkennen, voorkomen en bestrijden. 

Bij dit thema hoort geen werkdocument maar een groepsopdracht. Op de volgende pagina wordt de groepsopdracht weergegeven. De flyer/ poster die in de groep gemaakt wordt voeg je bij de andere werkdocumenten bij.

Ongedierte en ziektes in het grasland

 

In het grasland kunnen verschillende ongedierte en ziektes voorkomen. De meest voorkomende zijn:

  • mollen
  • engerlingen
  • emelten
  • schimmels (o.a. kroonroest) 

Om er achter te komen wat dit voor ongedierte zijn en wat ze met het grasland doen gaan de jullie de volgende opdracht maken. Zoek een klasgenoot op waar je goed mee kan samenwerken, jullie vormen voor deze opdracht een tweetal. Kies nu een van bovenstaande ongedierten/ ziekten. Het is de bedoeling dat jullie aan de hand van onderstaande vragen een poster of folder maken. Op deze poster/ folder moet de belangrijkste informatie staan over jouw onderwerp. Daarnaast is het de bedoeling dat jullie het verduidelijken met afbeeldingen. 

De volgende vragen moeten duidelijk beantwoord worden in jouw poster/ folder.

  • Wat is het? Geef een beschrijving van jouw ongedierte/ ziekte.
  • Hoe herken je het? 
  • Wat voor schade ontstaat er in het grasland?
  • Hoe kun je het bestrijden? (Op welke wijze en wat zijn de kosten hiervan)   
  • Is het mogelijk om het te voorkomen? Zo ja, op welke wijze?

Voor het maken van de poster mag je gebruik maken van boeken, internetsites en tijdschriften. Knippen en plakken is natuurlijk ook toegestaan. 

Zodra je de poster/ flyer af hebt lever je deze in bij de docent. Vervolgens is het de bedoeling dat jullie je poster presenteren aan de rest van de klas. Zorg er dus voor dat je in je eigen woorden kunt vertellen wat er op jullie poster staat. 

Thema 5: Waterhuishouding

Leerdoelen:

De leerling kan benoemen wat de waterhuishouding in en welke verschillende methoden een hippische ondernemer kan toepassen om zijn waterhuishouding in het grasland in orde te houden. 

  •  De leerling kan aangeven wat de waterhuishouding van grasland inhoudt
  •  De leerling kan aangeven welke verschillende methoden er zijn om de waterhuishouding te regelen
  •  De leerling kan de voor en nadelen van de verschillende methoden (om waterhuishouding te regelen) aangeven

Inhoud:

In deze TWIXX leer je wat de waterhuishouding van het grasland in houdt. Tevens leer je welke verschillende methode er zijn om de waterhuishouding te regelen. Hieronder vind je het werkdocument. De vragen hiervan ga je aan de hand van de filmpjes op de volgende pagina beantwoorden.

 

Open bestand Werkdocument thema 5

Bron 5.1: Waterschap

 

Bekijk bovenstaand filmpje. Beantwoord vervolgens onderstaande vragen in je werkdocument.
 

  1. Geef in eigen woorden aan wat een waterschap is en wat deze doet.

     
  2. Op welke manier krijgt een hippisch ondernemer te maken met het waterschap?

 

Bron 5.2: Waterstand regelen

Bron 5.2.1: Waterpeil regelen

Bron 5.2.1: Sloten

Lees bovenstaande bronnen goed door. Beantwoord vervolgens onderstaande vragen:

 

3. Bedenk zelf op welke wijze hippische ondernemers water kunnen 'vasthouden’ in de grond?

 

4. Wat gebeurd er als ze geen water ‘vasthouden’?

Bron 5.3: Drainage

 

Bron 5.3: Peilgestuurde drainage

Bekijk bovenstaande video en lees bron 5.3: Peilgestuurde drainage. Maar vervolgens onderstaande vragen in je werkdocument.

 

5. Leg in eigen woorden uit wat drainage is.

 

 

6. Wat gebeurd er als een hippisch ondernemer geen drainage in het grasland heeft?

 

 

7. De drainage methode is afhankelijk van verschillende factoren, welke zijn dit?

Bron 5.4: Drainage in Nederland

8. Op de afbeelding rechts zie je in welke gebieden van Nederland er veel en weinig aan drainage wordt gedaan. Kun jij uitleggen waarom deze verschillen zijn?

Thema 6: Bemesting

 

 Leerdoelen: 

De leerling is op de hoogte van de verschillende mest soorten en meststoffen, tevens kan hij benoemen waarom en op welke wijze een weide bemest dient te worden. 

  • De leerling kan benoemen waarom een weide bemest dient te worden.
  • De leerling kan benoemen welke soorten mest er zijn en waar ze voor dienen. 
  • De leerling kan benoemen welke meststoffen er zijn en waar ze voor dienen.
  • De leerling kan benoemen wanneer en op welke wijze een weide het best bemest kan worden.?

 Inhoud:

In dit thema gaan we kijken naar de voedingsstoffen die het grasland nodig heeft. Welke soorten bemesting er zijn en op welke wijze grasland bemest moet worden. 

Hieronder staat het werkdocument weergegeven waarmee jullie de opdrachten van dit thema kunnen uitwerken. De opdrachten werk je uit door het bestuderen en/ of bekijken van een bron. Op de volgende pagina's zie je eerst de bron staan en vervolgens de vragen die hierbij horen.

Open bestand Werkdocument Thema 6

Inleiding

 

Door gevarieerd te eten, is de kans het grootst dat het lichaam voldoende van alle voedingsstoffen krijgt.

Bij planten is het niet anders. Voedingsstoffen zijn nodig voor groei en kwaliteit van de gewassen. Niet te veel, niet te weinig. Maar welke voedingsstoffen zijn dan nodig? En waar dienen ze voor? Hoe zien we als er te veel of te weinig voedingsstoffen gegeven worden? En is dit schadelijk? Vragen waar we in deze opdracht mee aan de slag gaan.

 

 

Bron 6.1: Belang van bemesten

Bron 6.1: belang van bemesten

Lees en bestudeer bovenstaande bron. 

Beantwoord vervolgens onderstaande vraag.

 

1. Omschrijf in maximaal drie zinnen het belang van bemesten.

Bron 6.2: Voedingsstoffen

Bron 6.2: Voedingsstoffen

functie hoofdelementen

nutrienten en bemesting

de belangrijkste elementen

 

Lees en bestudeer bovenstaande bron. Maak vervolgens onderstaande vragen. 

 

2.In de bronnen worden verschillende voedingsstoffen benoemd. Welke zijn dit? Vul hieronder de volledige naam van de voedingsstof in en schrijf daarachter het scheikundig symbool. 

Bijvoorbeeld: Stikstof - N

 


Voedingsstof

Scheikundig

symbool

Voedingstof

Scheikundig

symbool

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



3. Waar zijn voedingsstoffen voor nodig? Ga dit na voor de hoofdelementen. Omschrijf het telkens in maximaal twee zinnen.

Voedingsstof

Functie in de plant (nodig voor .)

Stikstof

 

 

Fosfor

 

 

Kalium

 

 

Calcium

 

 

Zwavel

 

 

Magnesium

 

 

 

 

 

 

 

Bron 6.3: Hoofd en sporenelementen

Bron 6.3.1: hoofd- en spore-elementen

Bron 6.3.2: Spore-elementen

4. Zoals te lezen is in bovenstaande bronnen kunnen we voedingsstoffen onderverdelen in twee groepen: hoofelementen en sporen elementen. 

 

a) Geef aan wat het verschil is tussen beiden.

 

b) Schrijf hieronder de verschillende sporenelementen op.

Bron 6.4: Organische en anorganische meststoffen

Bron 6.4: organische en anorganische meststoffen



Verschil tussen organische en anorganische mest

 

5. Mest kunnen we onderverdelen in twee soorten: organische en anorganische mest. Lees bovenstaande bron voor een verdere uitleg van deze beide mestsoorten. Beantwoord nu onderstaande vragen. 

 

a) Geef in eigen woorden aan wat het verschil is tussen organische en anorganische mest soorten. 

b) Zet onderstaande woorden en zinnen in het goede rijtje van de tabel. 

 

     1. Deze meststof werkt langzaam

     2. Kunstmest

     3. Verbeterd de bodemstructuur

     4. Kan de bodem verzuren 

     5. Deze meststof werkt snel omdat het speciaal is samengesteld voor een specifiek gebruiksdoel.

     6. Afkomstig van dieren en planten (koemest, beendermeel of compost)

 

Organische meststoffen

Anorganische meststoffen

 

 

 

 

 

 

Bron 6.5: Mest uitrijden

Bron 6.5: Mest uitrijden



Kunstmest strooien met een schijvenstrooier

Drijfmest injecteren

 

Lees bovenstaande bron en bekijk de video's.
Beantwoord nu onderstaande vragen.

 

6. In welke periode van het jaar mag je mest uitrijden? Waarom alleen in die periode?

 

7. Met welke weersomstandig is het NIET toegestaan om mest uit te rijden en waarom niet?

Stellingen over bemesting

Bemestingswijzer BLGG grasland school

Open bestand Bemestingswijzer BLGG

BLGG is een bedrijf dat uitgebreide bodem analyses doet. Bovenstaande link laat een bodemanalyse zien van het land achter onze school. Op dit land is een bodemanalyse en bemestingsadvies gegeven voor akker-/ tuinbouw.

Bij BLGG kun je ook grasland voor paarden en / of koeien laten analyseren en een bemestingsadvies vragen. Bij zo een bodemanalyse onderzoekt BLGG drie verschillende onderdelen: chemisch, fysisch en biologisch. Hieronder staat kort weergeven wat ze met elk onderdeel onderzoeken.

Chemisch
Er wordt onderzocht hoeveel nutrienten (hoofd- en sporenelementen) er in de bodem aanwezig zijn (voorraad) en welk deel hiervan voor het grasland beschikbaar komt.

Fysisch
De fysische (natuurlijke) bodemeigenschappen worden onderzocht. Hierbij wordt gekeken naar de zuurtegraad (pH), het organische stof en het lutum (de grote van de bodemdeeltjes).

Biologisch
De bemestingswijzer analyseert de hoeveelheid bodemleven in het grasland. Een gezond bodemleven zorgt voor voldoende zuurstof in de bodem en een goede waterhuishouding.

 

 

Thema 7: Mestwetgeving

 

Leerdoelen:

De leerling is op de hoogte van de mestwetgeving en kan door middel van een mestberekening een bemestingsplan voor een weide opstellen.

  • De leerling is in staat om een mestberekeningen uit te voeren (niv 3/4)
  • De leerling is op de hoogte van de mestwetgeving en de gevolgen ervan voor een ondernemer.
  • De leerling is in staat om een bemestingsplan voor een weide op te stellen.

 

Inhoud: 

Op de volgende pagina's zie je eerst de bron staan en vervolgens de vragen die hierbij horen. In dit thema komt de mestwetgeving aan bodt. We gaan kijken wat de mestwetgeving inhoud en hoe deze toe te passen is. 

Hieronder staat het werkdocument weergegeven waarmee jullie de opdrachten van dit thema kunnen uitwerken.  De opdrachten werk je uit door het bestuderen en/ of bekijken van een bron. 

 

Open bestand Werkdocument mestwetgeving.docx

Bron 7.1: Meststoffenwet

Bron 7.1.1: Meststoffenwet voor bedrijfsmatige paardenhouders

Bron 7.1.2: Regelgeving meststoffenwet 2013

Lees bovenstaande bron goed door.
Beantwoord nu onderstaande vragen.

 

  1. Waarom bestaat er een meststoffenwet?

 

 

  2.  Paarden vallen onder de mestwetgeving, maar niet iedere paardenhouder hoeft een administratie bij te houden.  
       Leg uit wanneer dit wel en wanneer dit niet nodig is.

 

 3.  Wat moet er allemaal in de mestadministratie bijgehouden worden?

Bron 7.2: Nitraatrichtlijn

Bron 7.2: Nitraatrichtlijn

Lees bovenstaande bron. Beantwoord vervolgens onderstaande vragen.

 

4.  De mestberekening wordt gedaan aan de hand van drie gebruiksnormen. Hieronder staan de drie gebruiksnormen
       weergegeven. Vul in de tabel in wat de gebruiksnormen inhouden.

 

Gebruiksnormen

Uitleg

Gebruiksnorm dierlijke mest

 

Gebruiksnorm stikstof

 

Gebruiksnorm fosfaat

 

 

  5.  Sommige ondernemers mogen derogatie aanvragen. Wat houdt de derogatie?

 

 

  6.  Wanneer mag je als paardenhouder derogatie aanvragen?

Bron 7.3: Mestberekening maken

Open bestand Bron 7.3: Bijlage om een mesteberekening te maken

In bovenstaande bron vinden jullie bijlagen over de nitraatrichtlijnen. Deze gegevens heb je nodig om onderstaande opdracht te kunnen maken. Bekijk de gegevens dus goed en ga vervolgens aan de slag met onderstaande opdracht.

 

  1. Stel je hebt 2 paarden (650kg) en 1 pony (375 kg).
    A. Hoeveel stikstof produceren ze samen?


    B. Ben je hobbymatig of bedrijfsmatig bezig? Leg uit.
     

 

  2.  Paardenhouder Jansen heeft 15 paarden en 5 pony’s. Hij beschikt over acht hectare grasland. Vier hectare gebruikt hij om zijn paarden te kunnen weiden, van de overige vier hectare haalt hij ruwvoer. Het bedrijf ligt op zandgrond. Meneer Jansen heeft derogatie aangevraagd, hiervoor heeft hij tevens een grondmonster genomen van zijn grasland. Uit dit onderzoek kwam de volgende PH waarde: P-AL = 25.

  1. Hoeveel stikstof, fosfaat en dierlijke mest mag meneer Jansen op zijn land uitrijden?

Soort land

Aantal hectare

Norm stikstof

Totale stikstof

Grasland beweid

 

 

 

Grasland gemaaid

 

 

 

Totaal:

 

 

P toestand

Aantal hectare

Norm fosfaat

Totale fosfaat

 

 

 

 

Totaal:

 

 

Soort land

Aantal hectare

Norm dierlijke mest

Totale dierlijke mest

Grasland beweid

 

 

 

Grasland gemaaid

 

 

 

Totaal:

 

 

  B. Hoeveel stikstof en fosfaat wordt er door de paarden geproduceerd?

Aantal paarden/ pony’s

Stikstofuitscheiding per paard

Totale stikstof

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

 

 

 

 

Aantal paarden/ pony’s

Fosfaatuitscheiding per paard

Totale fosfaat

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

 

 

 

 

 

Aantal paarden/ pony’s

Excretie per paard

Totale excretie

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

 

 

 

 

 

 C.  Hoeveel gebruiksruimte blijft er nog over? Laat zien aan de hand van onderstaande tabel.
 

 

Dierlijke mest

Stikstof (N) uit dierlijke mest

Fosfaat (P2O5) uit dierlijke mest

Toegestane hoeveelheid

 

 

 

Gebruikte hoeveelheid

 

 

 

Ongebruikte gebruiksruimte

 

 

 

Teveel gebruikte
gebruiksruimte

 

 

 

 

 D.  Meneer Jansen wil nog kunstmest gaan rijden. Hoeveel Stikstof en Fosfaat mag deze kunstmest bevatten?

 

Thema 8: Onderhoud weide

Leerdoelen:

De leerling kan benoemen welke onderhoudswerkzaamheden een weide nodig heeft en welke materialen en middelen daarbij gebruikt worden.

  • De leerling kan benoemen welke onderhoudswerkzaamheden een weide nodig heeft.
  • De leerling kan benoemen welke materialen en middelen benodigd zijn voor weide onderhoud.
  • De leerling kan benoemen wat de kosten zijn voor deze werkzaamheden (Niv. 4)

Inhoud:

In dit thema ga je onderzoeken welke onderhoudswerkzaamheden er nodig zijn om het grasland gezond te houden. Tevens ga je ontdekken welke materialen hiervoor nodig zijn en welke kosten erbij komen kijken. Hieronder staat het werkdocument van dit thema weergegeven waarmee jullie de opdrachten van dit thema kunnen uitwerken.  De opdrachten werk je uit door het bestuderen en/ of bekijken van de bronnen.

 

Open bestand Werkdocument thema 8

Wat weet je al?

Paarden op de wei zijn een mooi plaatje, maar ze kunnen het gras aardig ruïneren. De meeste paarden hebben een beperkte ruimte om op te grazen. Hoe onderhoud je dat kleine stukje gras nu het beste?

Weet jij al wat er allemaal komt kijken bij het onderhoud van een (paarden)weide? Maak de woordspin hieronder af en noteer alles wat jij denkt dat te maken heeft met de onderhoud van een weide.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron 8.1: Onderhoudswerkzaamheden

Bron 8.1.1: Grasland onderhoud

Bron 8.1.2: Inzaaien en doorzaaien

Bron 8.1.3: Grasland voor paarden, Vlaamse Overheid

 

Lees nu de bronnen door die horen bij dit thema. Als het goed is weet jij nu precies welke werkzaamheden er komen kijken bij het onderhoud van een weide. Dit mag je laten zien in onderstaande opdracht!

 

Noteer onderstaand welke onderhoudswerkzaamheden nodig zijn om het grasland gezond te houden.

Onderhoud

Materiaal

Waarom uitvoeren?

Wanneer uitvoeren?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Thema 9: Ruwvoederwinning

Leerdoelen:

De leerling kan benoemen welke ruwvoederwinning van grasland er plaats kan vinden en welke materialen en kosten hierbij komen kijken.

  1. De leerling kan benoemen op welke wijze ruwvoederwinning van grasland plaats vind.
  2. De leerling kan benoemen welke materialen nodig zijn voor ruwvoederwinning.
  3. De leerling kan benoemen wat de gemiddelde kosten zijn voor ruwvoederwinning. (niv 4)

Inhoud:

In dit thema ga je leren wat ruwvoederwinning inhoudt, welke soorten ruwvoer een hippisch ondernemer van zijn eigen land af kan halen en wat de kosten hiervan zijn. Dit ga je leren door het lezen van de bronnen en het maken van de opdrachten, deze zijn te vinden in onderstaand werkdocument.

Open bestand Werkdocument thema 9

Bron 9.1: Hooi en voordroogkuil

Bron 9.1.1: Hooi
Bron 9.1.2: voordroogkuil

Lees bovenstaande bronnen. Beantwoord nu onderstaande vragen.

  1. Hoe ziet het proces eruit van gras tot hooi? Geef aan welke stappen er plaats vinden en hoelang het proces duurt.

 

 

  2.  Hoe ziet het proces eruit van gras tot voordroogkuil? Geef aan welke stappen er plaats vinden en hoelang het   
       proces duurt.

 

  3. Waarom wordt er bij voordroogkuil plastic om de baal heen gewikkeld?

 

 

 

  4. Wat zijn de voor en nadelen van hooi en voordroogkuil?

 

Hooi

Voordroog

Voordeel

 

 

Nadeel

 

 

Bron 9.2: Specialisten

Ga in gesprek met een hippisch ondernemer of een boer en beantwoord onderstaande vraag.

5. Waarom zou een paardenhouder ervoor kiezen om het hooi en voordroogkuil van zijn eigen land af te halen in plaats van aan te kopen?

 

 

 

 

Zoek contact met een loonwerker, dit kan zijn via de mail, telefonisch of in real life. Probeer vervolgens onderstaande opdracht te maken.

  6. Zoek op wat de kosten zijn om de volgende werkzaamheden uit te laten voeren door een loonwerker. (niv 4)

 

Kosten

Maaien

 

 

Schudden

 

 

Harken

 

 

Persen

 

 

Wikkelen

 

 

 

Thema 10: Omheining en inpassing in het landschappen

Leerdoelen:

  • De leerling is in staat om verschillende soorten omheiningen voor een paardenweide te benoemen.
  • De leerling is in staat om de voor en nadelen per omheining te benoemen.
  • De leerling is in staat om aan te geven wat er bedoeld wordt met het inpassen van een paardenbedrijf in het landschap

Open bestand Werkdocument thema 10

Bron 10.1: Inpassing in het landschap

Bron 10.1: Zorg voor paard en landschap

 

Lees het artikel ‘zorg voor paard en landschap’.
Het artikel gaat over het inpassen van paardenbedrijven in het landschap. Beantwoord aan de hand van het artikel de volgende vragen:

 

  1. Wat wordt er bedoeld met het inpassen van een paardenbedrijf in het landschap?

 

 

 

 2.  Waarom vindt de paardensector een goede inpassing in het landschap belangrijk?

 

 

 

  3.  Waarom zou een ondernemer  ervoor willen zorgen dat zijn bedrijf in het landschap past? (wat zijn de voordelen voor de ondernemer?)

 

 

 

 4.   Wat wordt er bedoeld met ‘verpaarding’?

Bron 10.2: omheiningen

Opdracht grasland omheining
 

Om weides zo geschikt mogelijk te maken voor paarden is het belangrijk dat je het een en ander weet over graslandbeheer. Maar naast een juist graslandbeheer is het ook belangrijk dat er een juiste omheining voor paarden aanwezig is. Er zijn veel verschillende soorten omheiningen. Hierbij kun je denken aan een houten omheining, een kunststof omheining, lint of een natuurlijke omheining. Voordat je een omheining plaatst is het goed om na te denken over welke omheining het beste is voor jouw situatie. Daarom gaan jullie in deze les erachter komen wat de voor en nadelen zijn van de verschillende soorten omheiningen.

1. Vorm groepjes van vier personen
2. Kies een van de omheiningen:
     - Houten omheining
     - Kunstof omheining
     - Lint/ schrikdraad
     - Natuurlijke omheining
3. Werk met je groepje de volgende punten uit voor de door jullie gekozem omheining:

 

  • Welke soorten zijn er?
  • Wat zijn de kosten (gemiddeld) voor deze omheining?
  • Wat zijn de voor en nadelen van deze omheining? (benoem er minimaal 3 van ieder)
  • Is deze omheining goed in te passen in het landschap?

 

Zoek deze gegevens op en maak er een duidelijk overzicht van in word.  Vervolgens verwerken jullie de gegevens op een flap. Uiteindelijk is het de bedoeling dat jullie dit aan de klas presenteren.

Waar kies jij voor?


Deze les ben je het een en ander te weten gekomen over verschillende soorten omheining. Ben je nu ook in staat om zelf een weloverwogen keuze te maken? Beantwoord voor jezelf onderstaande vraag:

‘Stel jij bent bezig een eigen paarden bedrijf op te starten. Voor welk soort omheining zou jij kiezen en waarom?'

Project grasland 14_15

 

Naast de verschillende thema's die in de lessen aan bod komen, is er ook een centrale eindopdracht. Deze eindopdracht bestaat uit het schrijven van een weidegebruiksplan voor een bepaald bedrijf. In onderstaande link is de verdere uitleg en beschrijving over deze opdracht te vinden. 

Jullie maken groepen van vijf personen. Met deze groep kies je één van de casussen uit, waar je jouw opdracht over gaat schrijven.

Open bestand Casus graslandbeheer 14_15

Open bestand Opdracht weidegebruiksplan 14_15

Project grasland 13_14

Open bestand Project beschrijving niv. 2

Open bestand Project beschrijving niv. 3 & 4

Powerpoints lessen

Open bestand PP Grasplant

Open bestand PP Grassoorten

Open bestand PP Onkruiden en giftige planten

Open bestand PP Bemesting

Open bestand PP Onderhoud weide