Wetgeving voor bedrijven

Wetgeving voor bedrijven

Ondernemingsvormen

Hieronder staat een link naar de PPT presentatie van les 1.

Open bestand PPT les 1 - Ondernemingsvormen MKB

De verschillen tussen de MKB-ondernemingsvormen worden beschreven op de website http://www.dezaak.nl/1852/kies-juiste-rechtsvorm-voor-bedrijf.htm.

In het onderstaande boek is via google een uitgebreid overzicht te zien over rechtsvormen. In de inleiding staat een leuk verhaal over het nut van het kennen van de financiële taal van ondernemingen.

Financieel ondernemingsmanagement

Ook in het lesboek dat voorheen werd gebruikt is nog veel interessante info te vinden. Op de laatste pagina(s) staan vragen die je kunt gebruiken om te testen of je de stof begrijpt.

Open bestand Uit lesboek: Hoofdstuk over ondernemingsvormen

Filmpje Ondernemingsvormen

 

In de tweede les worden de NV, Coöperatie, Stichting en Vereniging besproken.

Open bestand PPT les 2 - Overige ondernemingsvormen

Het huiswerk van les 2 gaat over het kapitaal in een onderneming. In onderstaande Powerpoint staat een overzicht dat je als opstapje kunt gebruiken. Zoek zelf op het internet naar aanvullende info.

Instructies voor het huiswerk:

Maak in groepjes van 2 een verslag waarin je met behulp van schema's en/of mindmaps duidelijk maakt dat je snapt hoe het aandelenkapitaal van een BV werkt. De belangrijkste begrippen zijn Nominale waarde en Intrinsieke waarde. Van daaruit kun je de andere begrippen uitleggen. Dus wat hebben Agio en Eigen Vermogen met de Nominale waarde te maken? Wat is de relatie tussen de koers van een NV en de intrinsieke waarde van het aandeel? Waarin zijn het Maatschappelijk kapitaal en de Nominale waarde vastgelegd? Welke relatie bestaat er tussen het Maatschappelijk kapitaal en de Nominale waarde (formule)? Etc. etc.

Open bestand 3 dia's over aandelenkapitaal

 


 

Gebruik de volgende vragen om te controleren of je de lesstof hebt begrepen. Als er vragen zijn waar je niet uit komt, dan kun je deze in de les stellen.

De eerste vragen gaan over de rechtsvormen die gebaseerd zijn op natuurlijke personen.

  1. Wat is het verschil tussen natuurlijke personen en rechtspersonen?
  2. Hoeveel procent van de Nederlandse bedrijven is een eenmanszaak?
  3. Hoeveel procent van de Nederlandse bedrijven heeft 100 werknemers of meer?
  4. Wat is het grootste risico dat de eigenaar van een eenmanszaak loopt?
  5. Hoe kan dit risico (enigszins) worden ingeperkt?
  6. Kan een eenmanszaak personeel aannemen?
  7. Onder welke rechtsvorm valt de man/vrouw firma?
  8. Wat is het verschil tussen een stille maatschap en een openbare maatschap?
  9. Wat is het belangrijkste verschil tussen de maatschap en de VoF?
  10. Wat is het nut van een maatschapsakte en een vennootschapsakte?
  11. Wat zijn de voor- en nadelen van een VoF ten opzichte van een BV?
  12. Wat is de taak van een commanditaire vennoot?

De volgende vragen gaan vooral over de NV en de BV.

  1. Wie heeft de dagelijkse leiding in een BV? En in een NV?
  2. Wie is de eigenaar van een BV? En van een NV?
  3. Hoeveel aandeelhouders heeft een BV minimaal?
  4. Hoe is het Eigen Vermogen in een BV en in een NV opgebouwd?
  5. Hoeveel kapitaal moet er minimaal worden ingebracht bij de oprichting van een BV? En van een NV?
  6. Waarvoor dient de blokkeringsregeling?
  7. Wat houdt de publicatieplicht in? Voor welke rechtsvormen geldt deze plicht?
  8. Een NV heeft meestal 'Aandelen aan toonder'. Wat betekent dit? Wat is hiervan het voordeel en wat is het nadeel ten opzichte van 'Aandelen op naam'?
  9. Hoe kun je geld verdienen aan aandelen?
  10. Welke taak heeft de raad van commissarissen (RvC) in een NV?
  11. Wat is het verschil tussen 'geplaatst kapitaal' en 'gestort kapitaal'? Waarom zou een directie ervoor kiezen om aandelen wel te plaatsen maar niet vol te storten?
  12. Hoe ontstaat een agioreserve?
  13. Wat is ervoor nodig om de nominale waarde van aandelen te verlagen? Waarom zou een bedrijf dit willen?
  14. Wat is voor aandeelhouders de belangrijkste manier om de waarde van een aandeel te bepalen?

De derde set vragen heeft vooral betrekking op de stichting, vereniging en coöperatie.

  1. Zowel de stichting als de vereniging kennen een beperkte aansprakelijkheid van de bestuurders. Maar om die beperkte aansprakelijkheid te krijgen, moet je voor een stichting iets anders doen dan voor een vereniging. Waaruit bestaat dit verschil?
  2. Zowel de stichting als de vereniging mogen geen winstoogmerk hebben. Ze moeten in de statuten een duidelijk doel vermelden waar ze zich voor gaan inspannen. Wat is het verschil in de aard van de doelen die stichtingen hebben t.o.v. de doelen van verenigingen.
  3. Wat zijn statuten?
  4. In wat voor soort gevallen wordt een stichting opgericht bij testament?
  5. Aan wie moet het bestuur van een vereniging zich verantwoorden?
  6. Wat is hoofdelijke aansprakelijkheid?
  7. Tijdens de jaarvergadering is het belangrijk dat het bestuur van een vereniging gedechargeerd wordt. Leg uit waarom dit wordt gedaan.
  8. Een coöperatieve vereniging mag, in tegenstelling tot een gewone vereniging, wel een winstoogmerk hebben. Welk gevolg heeft dit voor de belastingen?
  9. Een coöperatie kent 3 vormen van aansprakelijkheid. Wat is het verschil?
  10. Zoek eens op waar de volgende afkortingen voor staan en met welke Nederlandse rechtsvorm ze overeenkomen:
    1. Ltd.
    2. GmbH
    3. SA

Belastingen

De belastingdienst is een instituut dat ervoor zorgt dat alle personen in Nederland geld betalen aan de overheid. Sommige belastingen worden direct bij de betaler geïnd, voor andere schakelt de belastingdienst bedrijven in als tussenpersoon. Die bedrijven moeten daarvoor een boekhouding bijhouden.

De overheid geeft het geïnde geld weer uit aan zaken die voor iedereen van belang zijn. Waar ze het precies aan uitgeven hangt onder meer af van de mensen die in het kabinet zitten, en dat wordt bepaald tijdens de verkiezingen.

In de links hieronder wordt verwezen naar een website met een redelijk eenvoudige uitleg van belastingen voor ondernemers, en naar de PPT van de les die over dit onderwerp gaat.

Inleiding in belastingen voor ondernemers

Open bestand PPT Les 3 - Belastingen voor ondernemers

 

Verwerkingsopdrachten

Maak aan de hand van het besprokene in de les de volgende opdrachten:

  1. Schrijf de antwoorden op de vragen over BTW (zie PPT) op. Als je ze niet meer weet, zoek dan op het internet of vraag het na.
  2. Zoek op welke producten en diensten onder de verschillende BTW-tarieven vallen.
  3. Maak een lijst met afkortingen: Zoek alle afkortingen in de presentatie op en schrijf erachter wat ze betekenen.
  4. Onderzoek of de volgende beweringen kloppen:
    • Zelfstandigenaftrek is alleen mogelijk voor persoonlijke ondernemingsvormen
    • De hoogte van de zelfstandigenaftrek daalt bij een stijgend fiscaal inkomen
    • Verhoging van de BTW verhoogt niet de kostprijs voor het product van de ondernemer
    • Inkomstenbelasting over het vermogen in box III wordt geheven volgens het draagkrachtbeginsel
    • Bij accijns op alcoholhoudende drank wordt het profijtbeginsel toegepast

Klik op onderstaande link om het boek te raadplegen over belastingen. Op de laatste pagina's staan 15 vragen die je kunnen helpen om te checken of je alles begrepen hebt.

Open bestand Uit lesboek: Hoofdstuk over Belastingen

 

Opdracht Belastingen

Maak een tabel met daarin alle verschillende soorten belastingen. Zet in de kolommen ernaast

  1. of de betreffende belasting direct of indirect is
  2. door welke instantie de belasting wordt geheven
  3. door wie de belasting wordt betaald
  4. hoe de belasting wordt betaald
    • via een aparte aangifte
    • via de inkomstenbelasting
      • zit in box I
      • zit in box II
      • zit in box III

Maak gebruik van de PPT en het lesboek in dit arrangement, de website van de belastingdienst en van andere bronnen op internet.

 

Dividendbelasting

Nadat een vennootschap (= BV of NV) de winstbelasting van de winst heeft afgetrokken, blijft een bedrag over dat naar keus mag worden toegevoegd aan de winstreserve of mag worden uitgekeerd aan de aandeelhouders in de vorm van dividend. Over het dividend houdt het bedrijf dividendbelasting in. Op www.belastingdienst.nl staat informatie over dividendbelasting (vul dit woord in als zoekterm en je krijgt de betreffende artikelen). Beantwoord de volgende vragen.

  1. Wat is een ander woord voor winstbelasting?
  2. Hoeveel procent moet een Nederlandse vennootschap op dividend inhouden?
  3. Is dividendbelasting een directe of een indirecte belasting? (Ofwel: wie is de belastingplichtige en wie betaalt de belasting aan de belastingdienst?)
  4. Maak een voorbeeld van een winst- & verliesrekening waarin je duidelijk laat zien waar de winstbelasting staat en waar de dividendbelasting staat.

Opdracht

 

Aangifte met programma van de belastingdienst

Om te leren hoe je aangifte voor de inkomstenbelasting moet doen, open je onderstaande opdracht. Hierin staat stap-voor-stap hoe je je aangifte moet invullen. Het betreft hier een voorbeeld met realistische cijfers van een klein bedrijf. Uiteindelijk kom je bij het overzicht en zie je hoeveel geld je moet betalen of hoeveel je terug krijgt...

Bij de opdracht heb je het aangifteprogramma voor ondernemers nodig. Dat kun je hieronder downloaden en op je eigen computer installeren.

 

Open bestand Oefening belastingaangifte.pdf

Open bestand Aangifteprogramma IB voor ondernemers

Aangifteprogramma IB voor particulieren
Programma van de belastingdienst om aangifte te doen. Op de eigen computer installeren.

Verzekeringen

Net als natuurlijke personen, lopen ook bedrijven risico. Wanneer een bepaald risico het voortbestaan van het bedrijf in gevaar brengt, is het nuttig om er een verzekering voor af te sluiten.

Het minimale wat je als bedrijf moet hebben is een AVB, ofwel een AansprakelijkheidsVerzekering voor Bedrijven. Deze is niet verplicht, maar zou dat best wel mogen zijn. Voor een relatief laag bedrag ben je verzekerd voor schade die je veroorzaakt als je bijvoorbeeld bij een klant bent. Het gaat dan wel om schade die je per ongeluk veroorzaakt. Als je je wilt verzekeren tegen schade die ontstaat doordat je je werk niet goed doet, dan heb je een andere verzekering nodig, namelijk een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. En als je per ongeluk schade veroorzaakt terwijl je in de auto zit, dan heb je een motorrijtuigenverzekering nodig.

Er zijn tientallen soorten verzekeringen en die maken het mogelijk om precies dat te verzekering wat voor jouw bedrijf nodig is. Je kunt ook een all-in verzekering afsluiten, maar dan zou het kunnen dat je betaalt voor een risico dat je niet loopt. Dat is natuurlijk zonde van het geld. Als je zover bent is het natuurlijk verstandig om je door een verzekeringsadviseur te laten inlichten. Maar je zult toch een zekere basiskennis van verzekeringen moeten hebben, en die wordt in deze les gegeven.

Onderstaande PPT behandelt een globaal overzicht van verzekeringen en geeft aan hoe een risico-analyse wordt gemaakt. Het verschil tussen een sommenverzekering en een schadeverzekering wordt aangegeven en er worden een aantal begrippen aangestipt die je zou moeten kennen. Als er dingen onduidelijk zijn: zoek het uit of stel er een vraag over in de les.

Open bestand PPT les 4 - Verzekeringen voor ondernemers

 

Hieronder vind je een link naar een hoofdstuk uit een lesboek. Wat er niet in staat is de volgende praktische tip:

Wees niet bang om een verzekeringsadviseur in de hand te nemen. Vaak zijn deze mensen ook hypotheekadviseur. Verzekeringen zijn tegenwoordig zo ingewikkeld, dat het handig is om een specialist in te schakelen. Het is ook makkelijk om 1 telefoonnummer te hebben voor al je verzekeringszaken. De verzekeringsadviseur werd vroeger betaald door de verzekeringsmaatschappijen, maar dat zorgde voor partijdigheid doordat de ene verzekeringsmaatschappij meer betaalde dan de andere. Tegenwoordig betaal je de advieskosten en afsluitkosten rechtstreeks aan de adviseur.

Open bestand Uit lesboek: Hoofdstuk over Verzekeringen

 

Verwerkingsvragen

  1. Zoek uit of een arbeidsongeschiktheidsverzekering een sommenverzekering is.
  2. Bij hypothecaire leningen wordt tegenwoordig vaak een kapitaalverzekering voor overlijden afgesloten. Is dit een schadeverzekering?
  3. De volgende verzekeringen lijken erg op elkaar. Welke schade wordt vergoed door de volgende verzekeringen en waar zitten de verschillen?
    • Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB)
    • Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
    • Bedrijfsschadeverzekering
    • Opstalverzekering
    • Inventarisverzekering
  4. Ook de volgende verzekeringen hebben veel met elkaar te maken. Probeer ook hier de verschillen in kaart te brengen.
    • Arbeidsongeschiktheidsverzekering
    • Bedrijfsongevallenverzekering
    • Ziekteverzuimverzekering
  5. Wanneer is het zinvol om een transportverzekering afsluiten?
  6. Een ondernemer is geen lid van een pensioenfonds. Op welke manieren kan hij toch voor een pensioen zorgen?
  7. Wat is het verschil tussen een levensverzekering en een lijfrenteverzekering?
  8. Waarvoor wordt vaak een kapitaalverzekering of een spaarverzekering afgesloten? Is dit een schadeverzekering of een sommenverzekering?

Een paar rekensommetjes:

  1. Een gezin heeft een inboedelverzekering afgesloten voor € 30.000,- met een eigen risico van € 500,-. Bij een inbraak wordt voor €10.000,- aan spullen gestolen. De verzekering stuurt een schade-expert die bepaalt dat de totale waarde van de inboedel niet € 30.000,- is, maar wel € 60.000,-. Hoeveel keert de verzekeringsmaatschappij uit?
  2. Een winkel heeft een opstal ter waarde van € 355.000,-. De kans dat het gebouw door brand wordt verwoest is 0,3% per jaar. Welke premie zal een verzekeraar minimaal vragen om dit pand tegen brand te verzekeren?

Open bestand PPT les 5 - Hoofdlijnen en afsluitende oefening

Open bestand PPT Verzekeringen LTO, Remy Kruize