Webquest
Grutto
Onderwerp: Weidevogels en natuurbeheer
Vogels die hun nest maken op weilanden of akkers noemen we weidevogels.
Bekende soorten weidevogels in Nederland zijn de Kievit, Grutto, Tureluur en Scholekster.
Rond het begin van de jaartelling had je in Nederland weinig landbouwgebieden met weiden en akkers.
En dus waren er ook geen weidevogels. De Grutto, Kievit, Tureluur en Scholekster hadden toen andere leefgebieden.
Rond 1950 waren er in de landbouwgebieden in Nederland heel veel soorten en grote aantallen weidevogels.
Tegenwoordig zijn dat er veel minder in aantal soorten en minder in aantal per soort.
In deze webquest ga je uitzoeken waarom er tegenwoordig minder weidevogels zijn dan rond het jaar 1950.
Wat er de laatste 50 a 60 jaar is veranderd in de soorten weidevogels die voorkomen in Nederland.
Wat natuurbeheerders en agrariërs tegenwoordig doen om zo veel mogelijk weidevogels te behouden.
1. Inleiding
Weidevogels broeden op weilanden of akkers. In Nederland zijn dat een flink aantal soorten. Die Kievit is daarvan wel de bekenste. Maar ook de Wilde eend rekenen we tot de weidevogels. Deze vogels hebben het agrarisch gebied als broedbiotoop of voortplantingsbiotoop.
Er zijn wel verschillen. Een aantal soorten broedt alleen in weilanden en akkers. Nergens anders. Die noemen we ookwel de primaire of 'echte' weidevogels. Bijvoorbeeld de Grutto en de Kievit. Er zijn ook soorten die zowel in weilanden broeden als in andere biotopen. Bijvoorbeeld de Wilde Eend.
En wat te denken van de Wulp. Die broedt in weilanden maar ook in de duinen. Hetzelfde geldt voor een kleinere soort als de Graspieper.
En dan de Scholekster. Een kustvogel die ook in weilanden is gaan broeden en zelfs op platte daken van bijvoorbeeld schoolgebouwen.
De groep van de weidevogels is zeer divers en bevat vertegenwoordigers van verschillende taxonomische families; steltlopers (Grutto, Tureluur) plevierachtigen (Kievit), zangvogels (Graspieper, veldleeuwerik, Gele kwikstaart) en eendachtigen (Wilde eend, Slobeend, Krakeend).
Wat alle soorten gemeenschappelijk hebben is dat het cultuurvolgers zijn. Soorten die in een door de mensen gemaakt biotoop kunnen leven en het daar soms zelfs beter lijken te hebben dan in hun natuurlijk biotoop.
Zo is de Kievit van oorsprong een vogel van koude toendra's, de Grutto een soort van de warmere prairie. En de Scholekster is van origine een kustvogel. Van al deze soorten kan je dat nog terugzien in hun gedrag en het deel van het agrarisch biotoop dat ze benutten.
Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw maken natuurbeschermers zich zorgen over 'onze' weidevogels. Waarom? De aantallen gingen hard achteruit. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, die allemaal te maken hebben met het veranderen en verdwijnen van het broedbiotoop.
En ondanks grote inspanningen van beheerders van natuurgebieden en agrarische bedrijven blijft het aantal soorten en de aantallen weidevogels in Nederland achteruitgaan. Zo zijn de Kemphaan en Watersnip die vroeger veel voorkwamen nu als broedvogel zo goed als verdwenen uit Nederland. Gelukkig broeden deze soorten nog wel in grote aantallen in scandinavische landen en kunnen we nog van ze genieten als ze door ons land komen tijdens de trek tussen hun broedgebied en hun overwinteringsgebieden in zuid Europa en Afrika.
Anders is dat voor de Grutto en Scholekster. Bijna tweederde van alle Grutto's broedt in Nederland, en ongeveer de helft van alle Scholeksters. Als we in Nederland geen veilig biotoop voor deze soorten kunnen behouden zouden ze wel eens kunnen uitsterven.
In deze webquest ga je van een aantal soorten weidevogels onderzoeken welke beheersmaatregelen kunnen helpen om ze als soort in Nederland te behouden.
Daarvoor heb je kennis nodig van de biotopen waarin ze leven, wat de oorzaken zijn van de achteruitgang en welke maatregelen je kan treffen om de achteruitgang te stoppen.
Vind jij de oplossing om de Grutto en de Scholekster voor Nederland te behouden?
2. Taak
Vind jij de oplossing om de Grutto en de Scholekster voor Nederland te behouden?
Je gaat met zijn vieren een advies schrijven aan boeren en natuurbeheerders over de maatregelen die ze het best kunnen treffen om de Grutto, Scholekster maar ook de Kievit en de Tureluur in een bepaald gebied te behouden.
Jullie schrijven het advies in overleg met de opdrachtgever (de docent). Die geeft ook aan voor welk gebied jullie het advies moeten opstellen. Het zal gaan om een polder - of duidelijk herkenbaar deel daarvan - van ongeveer 100 - 200 hectare groot.
Het advies bestaat uit een onderzoeksrapport en aanbiedingsbrief. In het rapport staan de aanbevolen beheersmaatregelen in het gebied dat als broedbiotoop dient voor een aantal soorten weidevogels.
Om dit adviesrapport te kunnen schrijven ga je informatie verzamelen over het gebied en de weidevogelsoorten Grutto, Scholekster, Kievit en Tureluur.
Het is misschien handig om te weten hoe en waar ze het hele jaar door leven, en wat ze daarvoor nodig hebben. Maar het advies spits je toe op het broedseizoen en het beheer van het broedbiotoop.
Vragen die je voor het opstellen van het advies in ieder geval moet kunnen beantwoorden zijn:
- Waarom gaan de aantallen van deze soorten in het Nederland achteruit en is dat ook zo in het gebied waarvoor je het advies schrijft?
- Wat hebben natuurbeschermers al geprobeerd om deze achteruitgang in Nederland te stoppen?
- Wat is er al aan maatregelen getroffen in het gebied of in vergelijkbare gebieden?
- Wat is daarbij succesvol geweest en wat niet?
Vervolgens zal je beheersmaatregelen moeten formuleren die in het gebied tot een verbetering van de leefomstandigheden en het voortplantingssucces moeten leiden van de Grutto, Scholekster, Kievit en Tureluur.
Daarbij is het belangrijk om informatie te hebben over het foerageer- en broedgedrag van de verschillende soorten en hun jongen. Hier speelt de evolutionaire achtergrond van deze soorten een belangrijke rol.
Je moet antwoord kunnen geven op vragen als:
- Wat en hoe eten de oudervogels en is daar voldoende van aanwezig?
- Waar, hoe en wanneer maken de oudervogels hun nest? Zijn er genoeg geschikte broedplaatsen?
- Wat en waar eten de jonge vogels (pullen) en is daar voldoende van aanwezig?
- Welke en hoeveel predatoren zijn in het gebied aanwezig?
Dit alles verwerk je tot een rapport. De opbouw van het rapport kan je zien bij beoordeling. Zie je de overeenkomsten en verschillen met een onderzoeksverslag (richtlijnen onderzoeksverslag op GSg-website )?
Je doet een literatuuronderzoek en eigenlijk is jouw uiteindelijke advies een hypothese want je doet zelf geen veldonderzoek naar het effect van de maatregelen in het gebied. Je geeft aan welke maatregelen getroffen kunnen worden en wat je daarvan verwacht.
Het is wel verstandig om het gebied zelf te bezoeken en bijvoorbeeld foto's te maken en een beschrijving van het biotoop voor zover relevant voor de soorten waarvoor je het advies opstelt.
Het advies moet zo goed mogelijk zijn onderbouwd met betrouwbare kennis uit de literatuur. Vermeld je bronnen.
Verder beschrijf je bij de werkwijze welke maatregelen moeten worden uitgevoerd en welke gegevens door de beheerder verzameld moeten worden om het effect van de beheersmaatregelen te kunnen evalueren.
Omdat je alleen literatuuronderzoek doet, en dus zelf geen feitelijke gegevens verzamelt betreffende de effecten van voorgestelde beheersmaatregelen, is een evaluatie waarin je aangeeft welke onzekerheden je voorziet in het effect van de maatregelen extra belangrijk.
Bekijk de pagina met de beoordelingscritria voordat je het rapport gaat schrijven!
Het is netjes om het uiteindelijke adviesrapport aan te bieden aan de opdrachtgever met een nette brief waarin de je het advies nog eens beknopt weergeeft.
3. Werkwijze
4. Bronnen
5. Beoordeling
6. Terugblik
7. Docentpagina