Arrangement Diergezondheid

Arrangement Diergezondheid

Inleiding

Dit arrangement is onderdeel van de PvB:
Verzorgen productidieren (97713-1).

De andere arrangementen, die bij deze PvB horen zijn:

  • huisvesting
  • vruchtbaarheid
  • jongvee opfok
  • melken
  • MPR formulieren
  • voeren
  • voeding
  • fokkerij

Dit arrangement heeft raakvlakken met jongvee opfok. Ook bij jongvee worden ziekten behandeld ,die vooral bij jongvee voorkomen.

 

Opbouw van het arrangement

Dit arrangement bestaat uit acht leereenheden. In elke leereenheid staan schoolopdrachten. Daarmee kun je naast de uitleg door de docent ook zelf de bijbehorende theorie verwerken.

Waar het mogelijk is zijn er ook BPV opdrachten. Deze moet je maken op het BPV bedrijf.

 

De leereenheden zijn:

  • Gezondheidskenmerken
  • Hygiëne
  • Infectieziekten
  • Bedrijfsgebonden aandoeningen
  • Meldingsplichtige ziekten
  • Zoönosen
  • Medicijnregistratie
  • Welzijn

 

Geschatte studiebelasting:
Het arrangement bestaat uit 26 contacturen incl. theorietoetsen.
Daarnaast zal er naar verwachting 15 uren voor zelfstudie en het maken van schoolopdrachten en BPV opdrachtenmoeten worden besteed.
De totale studielast komt daarmee op 41 uur voor de gemiddelde leerling. Dit kan natuurlijk per leerling verschillen.

Oefensituatie

Je verzorgt op het BPV bedrijf de dieren en zorgt ervoor dat de dieren optimaal gezond zijn en hun welzijn niets te wensen overlaat. 

Voor dit arrangement ga je letten op het gedrag van de dieren en hun omgeving. Aan de hand van bepaalde gedragingen kan je zien of een dier gezond of minder gezond is en of het dierwelzijn in het gedrang komt.

Doelstelling

 

Op je BPV bedrijf heb je te maken met het verzorgen van melkvee. Het herkennen afwijkingen en ziekten is daarbij van belang. Uiergezondheid is ook belangrijk.

Met behulp van schoolopdrachten en BPV opdrachten leer je waar je op moet letten, welke ziekten er zijn, wat de symptomen zijn etc. Ook leer je hoe je gezondheidsproblemen kunt voorkomen en hoe je ziekten kunt behandelen.

Verder weet je wat er van belang is voor het welzijn van de dieren. De welzijnswijzer is hierbij een belangrijk hulpmiddel.

Je weet wat belangrijk is bij reinigen en ontsmetten. Je kunt de etiketten op reinigings en ontsmettingsmiddelen lezen en begrijpen.

Werkprocessen


1.2 Verzorgt en hanteert dieren

Resultaat:
De dieren zijn in gewenste conditie en vertonen natuurlijk gedrag. Exterieur ziet er verzorgd uit. De dieren worden op ethisch verantwoorde wijze behandeld.

Prestatie indicator:

  1. Hij neemt beslissingen en hakt knopen door m.b.t. gezondheid en welzijn van de dieren, waarbij hij weloverwogen risico’s neemt, zodat gezondheid en welzijn van de dieren optimaal gewaarborgd zijn.

  2. Bij de zorg voor gezondheid en welzijn van dieren handelt hij in lijn met de geldende ethische maatstaven voor dierenwelzijn, zodat ethisch verantwoord met dieren wordt omgegaan.

  3. Hij volgt bij het verzorgen en hanteren van dieren bedrijfsprocedures en veiligheidsvoorschriften op, met inachtneming van wettelijke richtlijnen, zodat gezondheid en welzijn van de dieren volgens instructie en wettelijke richtlijnen bewaakt worden.

1.3 Monitort dieren

Resultaat:

Eventuele aanwezige afwijkingen en/of ziekten zijn in een vroeg stadium geconstateerd. Er is alert en doeltreffend gereageerd op gesignaleerde afwijkingen. De gegevens zijn geregistreerd.

Prestatie indicator:

  1. Hij neemt beslissingen en hakt knopen door m.b.t. gezondheid en welzijn van de dieren, waarbij hij weloverwogen risico’s neemt, zodat gezondheid en welzijn van de dieren optimaal gewaarborgd zijn.
  2. Hij signaleert op basis van vaktechnisch inzicht tijdig verschillen in gedrag, exterieur, voer- en wateropname, conditie van dieren en mogelijke risico's op epedimieën, zodat aanwezige afwijkingen en/of ziekten in een vroeg stadium zijn geconstateerd.

1.4 Reinigt en ontsmet leef- en werkomgeving

Resultaat:

Hygiënische ruimten, apparatuur, materialen en vervoermiddelen. Relevante betrokkenen zijn geïnstrueerd over de hygiënevoorschriften. (Verspreiding van) ziekten worden voorkomen.

Prestatie indicator:

  1. Hij geeft duidelijke instructies over de te nemen hygiënische maatregelen en het hygiëneprotocol aan medewerkers, externen en bezoekers van het bedrijf, zodat de hygiëne gehandhaafd blijft en in voorkomende gevallen verspreiding van ziekte wordt voorkomen.

1.5 Richt leef- en werkomgeving in en onderhoudt deze

Resultaat:

De leefruimten zijn optimaal afgestemd op de dieren en passend bij het bedrijf.

Prestatie indicator:

Hij richt leefruimten voor dieren in volgens de voor het bedrijf geldende procedures en past de wettelijke richtlijnen en principes voor dierenwelzijn toe.

 

 

Bronnen

I. dierziekten en ziektepreventie

Ia. Overzicht van dierziektes:
     gezondheidsdienst

 Ib. Oefenprogramma ziektebeelden rund

     ziektebeelden rund

 Ic. Info over diverse dierziektes en ziektepreventie

     dierziektes en ziektepreventie

 II. Bundel gezondheidscontrole vee:

    Je kunt deze bundel vinden op het ECC van het ontwikkelcentrum: zie onderstaande link
    gezondsheidscontrole

III Hoofstuk 8 Handboek melkvee (onderdeel gezondheid)

     handboek melkvee Hoofdstuk 8

IV Meldingsplichtige ziekten

    info over meldingsplichtige ziekten

V. Ziekteverwekkers

Ziekteverwekkers kunnen we indelen in de volgende zes groepen.

1 Bacteriën.

Dit zijn eencellige organismen die zich vermeerderen door deling. Niet alle bacteriën zijn pathogeen. Bacteriën zijn gevoelig voor antibiotica, die soms werken op de celwand (penicilline), maar meestal op de stofwisseling. Niet iedere bacterie is gevoelig voor elk antibioticum. We kunnen een gevoeligheidsbepaling uitvoeren (antibiogram) door de bacteriën te kweken op voedingsbodems

2 Schimmels en gisten (eencellige schimmels).

Dit zijn aëroob levende organismen. Veel antibiotica worden gewonnen uit schimmelculturen. Schimmels kunnen soms een infectie veroorzaken, maar kunnen vooral schadelijk zijn vanwege de productie van gifstoffen (toxinen), onder andere aflatoxine.

3 Protozoën.

Dit zijn eencellige, dierlijke organismen. Goedaardige soorten spelen een voorname rol bij de vertering van de pensinhoud. Coccidiën zijn een voorbeeld van een kwaadaardige soort. Deze kunnen diarree veroorzaken bij kalveren.

4 Parasieten.

Dit zijn meestal kleine dieren die leven ten koste van een gastheer. We kunnen parasieten indelen op basis van de plek waar ze voorkomen.

  • Ectoparasieten leven tijdelijk of langdurig op of in de huid van de gastheer. Voorbeelden zijn: luizen, schurftmijten, vlooien, teken, vliegen en muggen.
  • Endoparasieten leven in het lichaam: in het maag-darmkanaal, in de luchtwegen, de nieren, het hart en in andere weefsels. Tot de endoparasieten behoren spoelwormen, maag-darmwormen, longwormen en leverbot. 

Virussen.

Dit zijn in feite stukjes genetisch materiaal (DNA of RNA) met een eiwitmantel.

6 Prionen.

Dat zijn eiwitachtige structuren. BSE bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door prionen.

VI Welzijn

welzijnswijzer melkvee

VII Medicijnregistratie

KKM en PVE/IKB

KKM eisen

VIII Bedrijfsbegeleiding (vruchtbaarheidsonderzoek)

In de jaren negentig bestaat het dagelijkse werk van de veearts in de landbouwhuisdierenpraktijk nog maar voor een klein deel uit de behandeling van zieke dieren. In onze groepspraktijk doen we dan om de beurt nog één dag in de week dagvisites voor ziek en kreupel vee en voor spoedgevallen, meestal verlossingen. Tachtig procent van het dagelijkse werk bestaat uit bedrijfsbegeleiding: melkvee- en varkensbedrijven worden op afspraak ‘gescreend’ aan de hand van een ‘checklist’. De controle betreft gezondheidskenmerken die de productie bepalen.

Bedrijfsbezoek
Een keer in de zes weken kom ik gedurende een ochtend, of een groot deel daarvan, op melkveebedrijven voor de begeleiding. Om negen uur, na het melken, staan de koeien dan vast aan het voerhek. In een bedrijfsoverall en op bedrijfslaarzen doe ik eerst achter de koeien mijn werk. Daarna worden de laarzen grondig afgespoten en loop ik voor het voerhek langs om het ruwvoer te beoordelen. Dan gaan we aan het werk in de jongveestal. Vervolgens komt de kalverstal aan de beurt. Tot slot worden in de keuken de bevindingen besproken en wordt de computeruitdraai met de recente bedrijfsresultaten geanalyseerd.

Drachtigheidsonderzoek
Achter de koeien heb je goed zicht op hun uiers, de stand van de achterpoten en op de vertering van de mest. Maar je moet niet alleen kijken, je moet ook wat doen: de koeien ‘opvoelen’ is je belangrijkste taak. Daarmee wordt de controle van de vruchtbaarheid bedoeld die voornamelijk plaatsvindt door rectaal onderzoek: door de darmwand heen wordt het geslachtsapparaat van de koe afgetast. Bijvoorbeeld om haar drachtigheid vast te stellen. Want een koe geeft pas melk nadat ze heeft gekalfd. En voor een gestage productie moet ze elk jaar op tijd kalven. Of in computertaal: haar tussenkalftijd mag niet veel langer zijn dan 365 dagen. Zes weken na de KI is door opvoelen een betrouwbare drachtigheidsdiagnose mogelijk. Bij de bedrijfsbegeleiding moet een groot aantal koeien op drachtigheid worden gecontroleerd. Zij vormen de eerste groep voor onderzoek.

Niet tochtig
Een tweede groep koeien die onderzocht moet worden in verband met de vruchtbaarheid zijn dieren die na het kalven niet op tijd tochtig werden. Om een koe drachtig te kunnen krijgen moet ze eerst tochtig zijn. Bij hoogproductieve koeien kan het na het kalven lang duren voordat ze spontaan tochtig worden. De eerste paar maanden na het kalven is hun melkproductie zo hoog dat er met de melk meer energie hun lichaam uit gaat dan ze met het voer kunnen opnemen: ze komen energie tekort. In de eierstokken kan daardoor een afwijking ontstaan waardoor de koe tijdelijk niet tochtig wordt. Maar in de moderne melkveehouderij dringt de tijd: drie maanden na het kalven moet de koe alweer drachtig zijn om de tussenkalftijd tot een jaar te beperken. Want de dracht van de koe duurt negen maanden. En wordt die tussentijd te lang dan daalt haar melkproductie.

Terugkomers
Een derde groep koeien met een vruchtbaarheidsprobleem zijn de ‘terugkomers’: dat zijn dieren die al eens werden geïnsemineerd maar die weer tochtig zijn geworden. Ook dat verlengt de tussenkalftijd en het kost extra sperma. Terugkomers kunnen een afwijking hebben aan hun baarmoeder of aan de eierstokken. Maar het kan ook zijn dat het inseminatietijdstip niet zorgvuldig werd gekozen of dat het gebruikte sperma niet goed was; bijvoorbeeld als de gebruikte ‘rietjes’ met sperma onderhevig zijn geweest aan temperatuurschommelingen. Sperma is daar heel gevoelig voor en het bevruchtend vermogen loopt dan snel terug. Het hoeft dus niet altijd aan de koeien te liggen als ze meer dan eens geïnsemineerd moeten worden.
 

2000: openloopstal met honderd koeien

Koeienstal
“Veel werk vandaag?” De boer kijkt op z’n lijst. “Eens even kijken: tweeendertig heb ik erop staan.” De koeien staan dicht op elkaar met de koppen vastgeklemd in het voerhek. Met de administratie in de hand loopt de boer vóór de koeien op de voergang; ik erachter op de roosters in een bedrijfsoveral en op bedrijfslaarzen. Om m’n rechter arm zit een lange plastic handschoen. Bij een koe met een streep op de kop is de eerste stop: “Deez moet drachtig zèn”. Door de wand van de endeldarm heen voel ik twee gekrulde baarmoederhoorns als dikke vingers. “Ze is niet drachtig. Morgen wordt ze tochtig.” Op de eierstok zit een follikel. Het betreft een terugkomer die twee keer werd geïnsemineerd. Ze had nu acht weken drachtig moeten zijn. “De heks; nou, dan kijk ik wel wat ik ermee doe.” Dat belooft weinig goeds. Na drie vruchteloze inseminaties wordt een koe doorgaans afgemolken en vervangen door een vaars. Hij maakt een notitie op z’n lijst en we gaan verder. Als ik alle gemerkte dieren heb opgevoeld, spuit ik bij de uitgang van de stal de laarzen schoon met een hogedrukspuit.

Klinisch werk
Uit de auto haal ik injectiespuiten, naalden en de flesjes die nodig zijn voor de verschillende behandelingen. Die doe ik in een plastic draagbak. Enkele pipetten, bloedbuisjes, buisjes voor bacteriologisch onderzoek, watten met spiritus voor desinfectie komen daarbij en een vierkwartierenschaaltje. Dat is voor de controle van melk op een verhoogd celgetal. Want onzichtbare, subklinische uierontsteking is op veel bedrijven een hardnekkig probleem. De boer loopt nu mee over de roosters met de werklijst in de hand. Afwijkingen aan de eierstok en chronische baarmoederontsteking worden behandeld met hormooninjecties. Een koe die na de bevalling ‘aan de nageboorte is blijven staan’ krijgt antibiotica in de baarmoeder met behulp van een pipet. Van een dier dat heeft verworpen, wordt een bloedmonster getapt. Van koeien die verdacht worden van uierontsteking controleer ik de melk op het schaaltje door bijmengen van een testvloeistof. Van afwijkende melk neem ik een monster voor bacteriologisch onderzoek.

Jongveestal
Ook de jongveestal heeft in het midden een voergang voor de tractor en aan weerskanten een voerhek. De dieren zijn verdeeld in leeftijdsgroepen. Enkele oudere pinken moeten hier op drachtigheid worden onderzocht. Ze staan vast en hebben een streep op de kop. De rest loopt los. Enkele zijn tochtig en bespringen hun koppelgenoten. Die proberen te ontkomen. Dat geeft onrust in de stal en de dieren zweten van inspanning. Ik adviseer om ze te scheren zodat ze hun lichaamswarmte beter kwijt kunnen en minder gauw kouvatten. Want griep is bij jongvee het belangrijkste gezondheidsprobleem. De jongste groep dieren wordt tegen pinkengriep ingeënt: voor de eerste keer op een leeftijd van drie maanden. Zes weken later, bij het volgende bedrijfsbezoek, worden ze voor de tweede keer gevaccineerd.

Kalverstal
In de kalverstal spelen de nuchtere kalveren in het stro. Ze hebben een halsband om met een transponder. Uit een drinkautomaat krijgen ze kunstmelk via een speen. De computer verdeelt die over de dag in kleine porties om de kans op diarree zo klein mogelijk te maken. Want dat is het grootste gezondheidsprobleem bij nuchtere kalveren. Ze worden nu onthoornd. Er zijn bij hen nog geen hoorns te zien, maar de pitten worden verwijderd met een kleine ring van gloeiend staal. Daardoor verbranden de bloedvaten naar de hoornpit en die sterft af zodat er geen hoorns meer gaan groeien. Dat branden gebeurt onder verdoving en de kalveren merken er niks van. Alleen als ze de eerste dagen daarna hun kop stoten, ondervinden ze daarvan hinder. De ingreep wordt al twintig jaar zo algemeen toegepast dat er vrijwel geen melkkoeien met hoorns meer zijn in Nederland.

Keuken
Het werk duurt alles bij elkaar zo’n tweeënhalf uur. Daarna schrijf ik in de keuken een verslag als geheugensteun voor het volgende bedrijfsbezoek. We lopen de bedrijfsresultaten na van de laatste tijd. Die staan op de computeruitdraai genoteerd als kengetallen: bijvoorbeeld de vruchtbaarheid van de koeien lees je daaruit af als tussenkalftijd en inseminatiegetal en de melkproductie wordt uitgedrukt als BSK (Bedrijfs Standaard-Koe). De computer heeft ook op de boerderij zijn intrede gedaan. We kijken hoeveel koeien er zijn geruimd sinds m’n vorige bedrijfsbezoek en de uitval onder de kalveren lopen we na. Maar ook de noodzaak om nog eens melkquotum aan te kopen komt ter sprake. En de nieuwste regels voor de mestopslag die weer een grote investering noodzakelijk maken. Met dat praten in de keuken gaat nogal wat tijd ‘verloren’. Maar ik beschouw het als onmisbaar voor een goede bedrijfsbegeleiding. En ik denk dat ook de boeren dat zo hebben gevoeld.





 

Leereenheden

De leereenheden die in dit arrangement aan de orde komen zijn:

  1. Gezondheidskenmerken
  2. Hygiëne
  3. Infectieziekten
  4. Bedrijfsgebonden aandoeningen
  5. Meldingsplichtige ziekten
  6. Zoönosen
  7. Medicijnregistratie
  8. Welzijn

Gezondheidskenmerken

 

Gezond zijn

Gezond zijn is meer dan niet ziek zijn. Je gezond voelen zegt ook iets over je gemoedstoestand. Meestal zeggen we dan ook: hij ziet er gezond uit. Minder vaak zullen we zeggen: hij is gezond. Uit ervaring weet je dat een gezond mens van de een op de andere dag in een ongezond mens kan veranderen. En bovendien is de
ene dag de andere niet: ondanks een verkoudheid kun je ‘lekker in je vel zitten’ en bergen werk verzetten.
Ben je lichamelijk en geestelijk gezond, dan is je welzijn wel in orde.

 

Lichaamsfuncties en orgaanstelsels

Om te begrijpen wat er allemaal mis kan gaan in het lichaam van het rund, moet je de normale werking van de verschillende lichaamsfuncties kennen. Hiervoor is het zinvol dat je de bouw van het lichaam van een rund goed kent. Dit noemen we de anatomie, fysiologie anatomie. Hoe het lichaam functioneert, noemen we de fysiologie.

In deze leereenheid houden we ons bezig met de lichaamsfuncties van de koe met de algemene gezondheidskenmerken.

BPV opdrachten

Om deze opdracht te kunnen uitvoeren op je BPV bedrijf is het verstandig om hem even uit te printen.

(Selecteer de tekst met Ctrl + A, open Word. Kopieer hem naar Word (Ctrl + C en in Word Ctrl + V)

Leerbedrijfopdracht controle gezondheid

Titel:

Controle van de gezondheid

Gekoppeld aan PvB

Verzorgen productiedieren

Studierichting:

Veehouderij

Naam leerling:

 

Naam praktijkopleider:

 

Handtekening praktijkopleider

voor akkoord:

 

 

 

Doel:

Leren herkennen van zieke dieren

 

Benodigde materialen:

Vruchtbaarheidsziektekaart, thermometer

 

Controle van de gezondheid

praktijk-observatie-opdracht

Het vee goed bekijken is een van de belangrijkste dingen op een rundveebedrijf. Het is namelijk de enige manier om zieke dieren tijdig op te sporen. In deze opdracht ga je het vee, als koppel en individueel, beoordelen op gezondheid.

  1. Kijk op je praktijkbedrijf minimaal vijftien minuten naar de melkkoeien. Let op afwijkingen in gedrag, de huid, de mest, het uier enzovoort.
  2. Kijk op dezelfde wijze minimaal tien minuten naar het jongvee. Noteer je waarnemingen in het schema hieronder.

Datum:

Koeien: ........ stuks

Jongvee: ........ stuks

Hoe ziet het haarkleed van de dieren eruit?

kort / lang

dor / glanzend

kort / lang

dor / glanzend

Zijn er dieren die zich afzonderen van de groep?

ja / nee

aantal:

ja / nee

aantal:

Hoe zien de dieren er in het algemeen uit?

vet / goed / mager

vet / goed / mager

Welke twee dieren zijn te vet?

1:

2:

1:

2:

Welke twee dieren zijn te mager?

1:

2:

1:

2:

Is de voeropname normaal?

ja / nee

ja / nee

Waaraan zie je dat?

   

Hoe ziet de mest eruit?

vast / normaal / dun

vast / normaal / dun

Zijn er dieren kreupel? Zo ja, welke?

ja / nee

dier:

ja / nee

dier:

Zijn er dieren ziek? Zo ja, welke?

ja / nee

dier:

ja / nee

dier:

Zijn er dieren met baarmoederontsteking

(witvuilen)? Zo ja, welke?

ja / nee

dier:

 

Zijn er dieren met uierproblemen? Zo ja, welke?

ja / nee

dier:

 

Hoe registreert de veehouder de ziektegevallen?

   

 

  1. Probeer met hulp van je praktijkopleider te achterhalen waarom de twee magere koeien zo slecht in conditie zijn. Gebruik hiervoor, indien mogelijk, het administratiesysteem van de veehouder.

 

Schoolopdrachten

Beoordeling gezondheidstoestand rund

Opdracht 1a:

Geef aan waarop je let bij de beoordeling van de gezondheid van een koe. Je kunt daar bij onderstaand schema gebruiken.
Vul deze lijst samen met een klasgenoot in.

Kenmerk

Gezond dier

Ziek dier

Gewicht/ conditie

   

Huid/haar

   

Slijmvliezen

   

Gang en stand

   

Temperatuur

   

Ademhaling

   

Hartslag

   

Mest

   

Voeropname

   

Levendigheid

   

 

Opdracht 1b: 

Wat is een gezond dier? Denk ook aan dierwelzijn. Wanneer voelt een koe zich goed?

 


Opdracht 2:

Leg in eigen woorden uit wat infectiedruk is en wat weerstand is.
Geef ook aan hoe je de weerstand kunt verhogen en hoe je de infectiedruk kunt verlagen.

 

Opdracht 3:

Symptomen ziektes

Ga naar onderstaande website van de gezondheidsdienst voor dieren:

Gezondheidsdienst
 

Ga naar dierziektes rund en zoek op wat de symptomen van mastitis zijn. Welke soorten mastitis? Hoe je het moet behandelen , hoe voorkomen etc. ?

Doe hetzelfde voor 4 andere veel voorkomende ziektes .

 

Gezondheidskenmerken en anatomie

Gebruik hiervoor hoofdstuk 1 uit gezondheidscontrole vee Theorie .

Je kunt deze bundel vinden op het ECC van het ontwikkelcentrum: zie onderstaande link

gezondheidscontrole

Tik in: gezondheidscontrole vee Theorie

 

Opdracht 4:

Schoolopdracht: Maak de vragen 1.2 t/m 1.8 op blz 16 t/m 18.

Tip: als je het antwoord niet weet en ook niet in de tekst kunt vinden zoek dan via Google

 

Oorzaak van ziekten en het verweer ertegen.

Trefwoorden:
Faktoren die de weerstand beïnvloeden:
Immuniteit: passieve en actieve immuniteit
Ziekte: oorzaken/ ziekteverwekkers

 

Opdracht 5:

Schoolopdracht: Maken vragen 1.11 t/m 1.13 op blz 26 /27

 

Opdracht 6:

Noem 6 ziekteverwerkers: Maak hierbij gebruik het artikeltje "ziekteverwekkers" dat staat onder "bronnen".

Hygiëne

De noodzaak van reinigen en ontsmetten.

Eén van de maatregelen je kan nemen om de verspreiding van ziekten tegen te gaan, is het regelmatig reinigen en ontsmetten van ruimten (afdelingen), hokken en kooien. Soms is dit zelfs een wettelijke verplichting. Binnen veel certificeringprogramma’s op veehouderijbedrijven (KKM, IKB) is het reinigen en ontsmetten van bepaalde ruimten en materialen als verplicht onderdeel opgenomen.

Op een veehouderijbedrijf is een lege stal of afdeling een ideaal moment om grondig te reinigen en desinfecteren. Hierdoor bestrijd je effectief en efficiënt ziektekiemen, parasieten en ongedierte.

Een reiniging en ontsmetting pas je toe om het verspreidingsrisico van ziektekiemen te verkleinen. Het reinigen en desinfecteren is met name belangrijk om de infectiedruk van bepaalde ziektekiemen laag te houden. Je moet hierbij denken aan het verminderen van het aantal aanwezige bacteriën en virussen, maar ook aan bijvoorbeeld wormeieren.

In deze leereenheid houden we ons bezig met het nemen van hygienische maatregelen om daarmee de infectiedruk te verlagen.

BPV opdrachten

Leerbedrijf opdracht nemen hygiënische maatregelen

 

Praktijkopdracht 1

Beoordeling jongveestal op hygiënische omstandigheden

Controleer op je praktijkbedrijf de jongveestal en geef antwoord op de volgende vragen.

1.- Is de jongveestal voldoende schoon?

...................................................................................................................................................................................... 

2.- Hebben de jongste dieren contact met oudere dieren?

......................................................................................................................................................................................

3.- Kunnen zieke dieren afgezonderd worden?

......................................................................................................................................................................................

4.- Wordt de mest gescheiden opgeslagen?

.......................................................................................................................................................................................

5.- Kan er gemakkelijk besmetting plaatsvinden van koeien naar jongvee?

    Zo ja, op welke manier?

    ...................................................................................................................................................................................

    Zo nee, welke maatregelen zijn tegen besmettingsgevaar genomen?

    ...................................................................................................................................................................................

6.- Worden er dieren geënt?

    Zo ja, tegen welke ziekte?

    ..................................................................................................................................................................................

   Zo nee, waarom niet?

    ..................................................................................................................................................................................

 

De belangrijkste maatregel om ziektes tegen te gaan is echter het bedrijf zoveel mogelijk afsluiten voor vreemden. Dit geldt zowel voor vreemd vee als voor mensen die niet op het bedrijf thuis horen.

 

Praktijkopdracht 2 

Bezoekers

Veel mensen die een bedrijf bezoeken, hoeven niet daadwerkelijk bij het vee te zijn.

Kruis hieronder aan welke bezoekers wel en welke niet noodzakelijk in de stal moeten zijn.

Noodzakelijk in de stal

Bezoeker

ja

nee

Dierenarts

 

 

Veehandelaar

 

 

Postbode

 

 

Loonwerker

 

 

Familie/vrienden

 

 

Voertransporteur

 

 

Veetransporteur

 

 

Melktransporteur

 

 

Monsternemer

 

 

Collega veehouder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  

Vragen

Welke maatregelen neemt je praktijkopleider alvorens de mensen die bij het vee moeten zijn, ook werkelijk worden toegelaten?

 

......................................................................................................................................................................................

 

......................................................................................................................................................................................

 

Zijn deze maatregelen volgens jou voldoende, of zou je ze nog willen uitbreiden? Zo ja hoe? 

 

......................................................................................................................................................................................

 

......................................................................................................................................................................................

 

Praktijkopdracht 3

Reinigen en ontsmetten

Met welke druk en welke spuitkop je moet schoonmaken, hangt af van wat je wilt. Met hoge druk en een roterende spuitkop kun je heel snel schoonspuiten, maar de kans dat je iets beschadigt, is daarbij ook groot. Spuiten onder lage druk kost meer tijd en laat meer vuil achter.

Bespreek met je praktijkopleider hoe hij schoonmaakt en waarom hij voor die werkwijze heeft gekozen.

Maak hieronder van dat gesprek een kort verslag.

 

..................................................................................................................................................................................

 

...................................................................................................................................................................................

 

...................................................................................................................................................................................

 

...................................................................................................................................................................................

 

...................................................................................................................................................................................

Ben je het met hem eens, dan kun je het later op je bedrijf ook zo doen.

Schoolopdrachten

Nemen hygiënische maatregelen

Via onderstaande link kom je bij het boek "Grote schoonmaak” .

Grote schoonmaak

Schoolopdracht: 
Maak onderstaande vragen

H1 Reiniging en desinfectie.

  1. Noem 3 nadelen van reinigen en ontsmetten.
  2. Wat verstaan we onder een hoge infectiedruk?
  3. Uit welke 3 stappen bestaat een goede reiniging?
  4. Noem 6 onderdelen van een hogedrukreiniger en geef kort hun functie.
  5. Noem 4 spuitkoppen en geef van 2 aan hoe de werking is.
  6. Noem een nadeel van een te hoge concentratie ontsmettingsmiddel.
  7. Noem een nadeel van een te lage concentratie ontsmettingsmiddel.
  8. Waarom moet het oppervlak voldoende zijn opgedroogd bij het ontsmetten?
  9. Ontsmettingsmiddelen zijn in 7 groepen onder te verdelen. Noem deze groepen en geef van elke groep een voorbeeld
  10. Noem 3 nadelen van logen
  11. Noem 2 voordelen van chloorverbindingen
  12. Noem 2 nadelen van chloorverbindingen
  13. Noem 2 voordelen van aldehyden
  14. Noem 3 nadelen van aldehyden.
  15. Waarom zijn er veel combinaties van quats en aldehyden op de markt?

H2 Ongediertebestrijding

  1. Noem 3 maatregelen buiten de stallen om ongedierte overlast te voorkomen .
  2. Noem 4 vormen van schade die ongedierte kan aanrichten.
  3. Waar zet je de voerkistjes met gif tegen ratten en muizen neer?
  4. Waarom moet het lokaas vers zijn?
  5. Rattengif werkt anticoagulerend. Wat betekent dat?
  6. Waarom gebruikt men geen middelen waarbij de dieren meteen doodgaan?
  7. Bij de vliegenbestrijding is vooral de bestrijding van maden belangrijk. Waarom?
  8. Op welke manieren kun je voorkomen dat er een vliegenplaag in de stal ontstaat (preventieve maatregelen) ?
  9. Bij de vliegenbestrijdingsmiddelen ken je 5 soorten.Noem deze 5 en geeft bij elk een korte toelichting.
  10. Welke van deze 5 gebruik je tegen de larven (maden) en welke tegen volwassen vliegen?

 

H3  Nemen van hygiënische maatregelen

  1. Waarom werken we in een stal van jong naar oud? (d.w.z. in de afdeling met de jongste dieren beginnen en eindigen bij de oudste dieren)
  2. Wat verstaan we onder “all in all out”?
  3. Wat verstaan we onder "in quarantaine plaatsen”?
  4. Wanneer plaatsen we dieren in quarantaine?
  5. Welke 2 instanties zijn in Nederland belast met de controles op de naleving van de wettelijke regels t.a.v. dieren in Nederland ?

 

Infectieziekten

In dit onderdeel behandelen we belangrijkste infectieziekten, die in de rundveehouderij van belang zijn.

Voor een aantal infectieziekten is er een "gezondheidsstatus" afgesproken. Hierbij hoort een certificering, die afhankelijk is van hoever het bedrijf ziektekiemen vrij is. Bijvoorbeeld: Para TBC-vrij

Schoolopdrachten

Ga naar onderstaande website van de gezondheidsdienst voor dieren via de onderstaande link

Gezondheidsdienst

Opdracht 1

Geef van onderstaande ziektes aan wat de symptomen zijn en hoe je het moet behandelen.

BVD, IBR, leptospirose, salmonellose, neospora, para tbc, blue tongue ( blauwtong), Q fever ( Q koorts)

 

Opdracht 2

Zoek de ziektes uit opdracht 1 op met onderstaand programma.

Geef het volgende aan per ziekte:

  1. Wat is de oorzaak van de ziekte?
  2. Hoe kan het rund besmet raken?
  3. Hoe kun je voorkomen dat het rund deze ziekte krijgt?

Oefenprogramma ziektebeelden rund

 

 

 

Bedrijfsgebonden aandoeningen

 
De omgeving als oorzaak


In de omgeving van het dier zijn altijd factoren aanwezig, die een bedreiging voor de
gezondheid vormen en een ziekte kunnen veroorzaken. Of een dier werkelijk ziek wordt is afhankelijk van de infectiedruk en de weerstand van het dier.

Je kunt die factoren indelen in:
– niet-besmettelijke oorzaken,
– besmettelijke oorzaken.

Niet-besmettelijke ziekten kunnen heel uiteenlopende oorzaken hebben. Te denken valt aan:
– het voer en de manier van voeren;
– de kwaliteit van het drinkwater;
– giftige stoffen of materialen;
– geneesmiddelen;
– temperatuur en straling;
– de samenstelling van de lucht;
– mechanisch letsel (trauma);
– inwendige of uitwendige bloedingen.

In dit onderdeel behandelen we een aantal aandoeningen , die veroorzaakt kunnen worden door de bedrijfsomstandigheden.

BPV opdrachten

Print onderstaande BPV opdrachten uit en maak ze op het BPV bedrijf.

 

PARASITAIRE ZIEKTEN

 

Leerbedrijfopdracht parasitaire ziekten

Titel:

Parasitaire ziekten

Gekoppeld aan PvB

Verzorgen productiedieren

Studierichting

Veehouderij

Naam leerling:

 

Naam praktijkopleider

 

Handtekening praktijkopleider voor akkoord:

 

 

 

Doel:

Meer kennis opdoen van parasitaire ziekten bij jongvee opfok.

Beeld krijgen van het BPV-bedrijf en verzameling van gegevens voor de overige opdrachten

 

Benodigde materialen:

Technische bedrijfsgegevens betreft ziekten en jongveeopfok

Gegevens over ziektebestrijding en medicijngebruik

 

Parasitaire ziekten:

Verschijnselen

  1. Hoe ziet de praktijkopleider aan zijn kal­veren dat deze mogelijk besmet zijn met maag­darm­wormen?

 

  1. Hoe ziet de praktijkopleider aan zijn kal­veren dat deze mogelijk besmet zijn met longwormen?

 

  1. Hoe ziet de praktijkopleider aan zijn kal­veren dat deze mogelijk besmet zijn met andere parasitaire aandoeningen zoals leverbot, ringschurft e.d.?

Oorzaak en Voorkomen

  1. Vanaf welke leeftijd worden de kalveren in de weide ge­daan?

 

  1. Op welk tijdstip worden de pinken ingeschaard?

 

  1. Op welk tijdstip worden de kalveren en pinken opgestald?


    kalveren : _________________________________________


    pinken : _________________________________________

     

 

  1. Wordt er regelmatig omgeweid ( steeds na 3 weken) of niet en hoe gaat het dan?

 

 

  1. Zijn er andere maatregelen genomen om een te zware besmetting met met maag­darmwormen tijdens de bewei­ding te voorkomen?

 

 

  1. Worden er preventieve entingen toegepast bij de kalve­ren tot een ½ jaar?

    Zo ja, welke en wanneer worden deze toegepast?

Enting

Leeftijd

Middel

Kosten/Kalf

- Longwormen

     

- Maagdarmwormen

     

- Leverbot

     

- Ringschurft

     

- ____________

     

TOTAAL

____________

 

  1. Hoe worden deze entingen toegediend?

 

 

  1. Wordt de mest van "verdachte" kalveren opgestuurd naar de Gezondheids­dienst voor onderzoek op maagdarmwormen en leverbo­tinfecties?

 

       Waarom wel/niet?

 

  1. Worden de kalveren behandeld tegen maagdarm-/longwormen?

       Vul hiervoor onderstaande tabel in.

Middel

Leeftijd/tijd­stip

Hoe vaak

Wijze van toedie­ning

Kosten/kalf

-

       

-

       

-

       

 

  1. Komen op het bedrijf leverbotinfecties voor? Ja / Nee
    1. Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?
    2. Hoe is dit te verbeteren?

 

  1. Welke huidparasieten komen op je stage-bedrijf voor? Vul de onderstaande tabel in.

 

Huid parasiet

Leef­tijds­groep

Preventie

Behande­ling

Hoe vaak behande­len

-

       

-

       

-

       

-

 

 

 

 

-

 

 

 

 

 

  1. Hoe komt besmetting met de huidparasieten tot stand?

 

  1.  Zijn er op het bedrijf huidparasieten aanwezig die besmet­telijk zijn voor de mens?

         JA / NEE

         Geef de naam van deze huidparasieten.

 

 

LONGAANDOENINGEN

 

Leerbedrijfopdracht longaandoeningen

Titel:

Longaandoeningen

Gekoppeld aan PvB::

Verzorgen Productiedieren

Studierichting

Veehouderij

Naam leerling:

 

Naam praktijkopleider

 

Handtekening praktijkopleider voor akkoord:

 

 

 

Doel:

Beeld krijgen van het BPV-bedrijf en inleiding van de BPV-opdrachten

Gegevens verzamelen voor de theorie op school.

 

Benodigde materialen:

Algemene en technische bedrijfsgegevens

 

Longaandoeningen

Verschijnselen

  1. Heeft het vee m.n. jongvee op het bedrijf het af­ge­lopen jaar last gehad van hoesten?
    1. Ja / Nee
    2. Zo, ja wat was vermoedelijk de oorzaak van het hoesten?

 

  1. Op welke leeftijd hebben de kalveren de meeste ademhalingsproblemen op dit bedrijf?

 

  1. Gedurende welke maanden van het jaar doen zich de meeste proble­men voor?

 

  1. Geef duidelijk aan wat je waarneemt bij een kalf met ernsti­ge luchtwegen proble­men? (Wanneer er geen ziek kalf is vraag de symptomen dan aan de praktijkoplei­der)

 

  1. Wat is de meest voorkomende ademhalingsziekte op dit be­drijf?

 

  1. Hoeveel kalveren van 0-1 jaar zijn er het afgelo­pen jaar gestor­ven door ademhalings­ziekten / long­proble­men?

       aantal __________________

 

  1. ­Hoe­veel kal­ve­ren van 0-1 jaar zijn er het afgelo­pen jaar vroeg­tijdig afge­voerd omdat ze getroffen waren door ademhalings­ziek­ten / long­proble­men?

       aantal __________________­

 

  1. Hoeveel pinken van 1-2 jaar zijn er het afgelopen jaar gestorven door adem­halings­ziekten / long­proble­men?

       aantal ________________

 

  1. Hoe­veel kal­ve­ren van 1-2 jaar zijn er het afgelopen jaar vroeg­tijdig afge­voerd omdat ze getroffen waren door ademhalings­ziek­ten / long­proble­men?

       aantal __________________­

 

Voorkomen

  1. Welke maatregelen neemt de boer om deze ziekten te voorko­men?

 

  1. Worden er preventieve entingen toegepast bij het jongvee?

      Zo ja, welke en wanneer worden deze toegepast?

 

Enting

Leeftijd

Middel

Kosten/Kal

- IBR

     

- Pinkengriep

     

- ____________

     

- ____________

     

TOTAAL

__________

 

  1. Op welke manier gebeurt dit? (neusenting / inspuiten / ___)

 

  1. Is de huisvesting van het jongvee de afgelopen vijf jaar aange­past ter verbe­tering van ademsha­lings­ziektes?

      Ja / Nee

      Zo ja, wat is er veranderd?

 

  1. Geef zo nodig aan hoe de huisvesting verbeterd zou kunnen worden om een beter klimaat te krijgen.

 

Behandeling

  1. Beschrijf hoe de praktijkopleider een kalf met ademha­lingspro­ble­men / hoesten behandeld.
    1. Ziekte : ....................................
    2. Behandeling:

 

  1. Ziekte: ....................................
  2. Behandeling:

 

  1. Ziekte: ....................................
  2. Behandeling:



     

 

Schoolopdrachten

Bedrijfsgebonden aandoeningen:

1.- Wormen:
Maagdarmwormen/ longwormen/leverbot
Ga naar onderstaande website van de gezondheidsdienst voor dieren:
gezondheidsdienst

 

Opdracht 1.

Maak een tabel waarin je het volgende aangeeft

  • Wat zie je aan de dieren als ze last hebben van deze wormen?
  • Hoe kan je besmetting met deze wormen voorkomen?
  • Hoe ziet de levenscyclus van deze wormen eruit?
    • geef dit per wormsoort schematisch weer (of in een plaatje)
  • Wat is de tussengastheer van deze wormen?

 

2.- Voeding gebonden ziekten/ aandoeningen.

Zoek de ziektes /aandoeningen op met het oefenprogramma ziektebeelden rund
Geef aan wat de oorzaak van de ziekte is, hoe het rund besmet kan raken en hoe je kunt voorkomen dat het rund deze ziekte krijgt.
 

De voedingsgebonden ziekten/ aandoeningen zijn o.a.:

  • Melkziekte
  • Slepende melkziekte
  • Kopziekte
  • Pensverzuring
  • Minerale tekorten
  • Lebmaagverplaatsing

 

Opdracht 2

2.a. Melkziekte
Zoek op wat melkziekte is: wat de symptomen zijn, hoe je het kunt voorkomen etc.

Lees ook het artikel Calciumgebrek in beeld uit de veeteelt van juni 2012

2.b. Slepende melkziekte
Zoek op wat slepende melkziekte is: wat de symptomen zijn, hoe je het kunt voorkomen etc.

2.c. Kopziekte
Zoek op wat kopziekte is: wat de symptomen zijn, hoe je het kunt voorkomen etc.
2.d. Pensverzuring
Zoek op wat pensverzuring is: wat de symptomen zijn, hoe je het kunt voorkomen etc.
2.e. Minerale tekorten
Zoek op welke minerale tekorten er zijn : wat de symptomen zijn, hoe je het kunt voorkomen etc.
Scroll in dit document naar beneden voor de gewenste info.

2.f. Lebmaagverplaatsing.

Het komt wel eens voor dat een vaars of oudere melkkoe direct na het afkalven niet heel erg actief is. Aan de linkerkant zien we een verdikking bij de koe. Als je luistert hoor je ook geen pensgeluiden. Dit kan duiden op lebmaagverplaatsing. Kijk even op deze pagina en scroll iets naar beneden voor de filmpjes.

Lees ook het artikel uit de veeteelt van augustus 2010 van de dierenarts Toon Meesters

Lebmaagverplaatsing naar de rechterkant is veel zorgelijker, want de koe is direct in levensgevaar. Verplaatsing naar de rechterkant heeft ook vaak een verdraaiing tot gevolg.

  • Hoe kan lebmaagverplaatsing ontstaan?
  • Wat kan je er tegen doen?

 

 

Meldingsplichtige ziekten

Op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) zijn veehouders, dierenartsen en andere betrokkenen verplicht om verschijnselen van een besmettelijke dierziekte te melden bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Dit is om te voorkomen dat dierziekten zich snel verspreiden, maar ook om te voorkomen dat sommige dierziekten over kunnen gaan op de mensen.

Schoolopdrachten

Op onderstaande site vind je meldingsplichtige dierziekten.

info over meldingsplichtige ziekten

 

Opdracht meldingsplichtige dierziekten

Zoek op de site 4 meldingsplichtige dierziekten bij landbouwhuisdieren.
Geef aan wat je moet doen als je zo'n ziekte op je bedrijf hebt.
(bij wie melden; welke maatregelen worden er genomen)
Wat zijn de symptomen van elke ziekte?

Ook in het handboek melkvee Hoofdstuk 8 (8.3 veewetziekten) van staat algmene informatie.

Zoonosen

Over zoönosen

Infectieziekten, voedselinfecties en zoönosen

Er zijn veel infectieziekten die mensen op elkaar kunnen overbrengen. Ook dieren kunnen infectieziekten op elkaar overbrengen.

Een klein deel van de infectieziekten van dieren is besmettelijk voor de mens. Dat zijn de zoönosen.


Ook voedsel kan besmet zijn met allerlei soorten ziekteverwekkers. Vaak zijn deze afkomstig van andere, zieke mensen. Maar soms besmetten ziekteverwekkers van dieren ons voedsel. Ook dat zijn zoönosen.

Schoolopdrachten

Zoönosen bij het rund

Opdracht 1

1.a. Wat zijn zoönosen?

1.b. Zoek info over de volgende zoönosen:

       Q -koorts/ ringworm / salmonella / campylobacter / melkerskoorts.

Vertel wat over :

  • besmettingsbron en wijze van overdracht 
  • ziekteverschijnselen bij de mens 
  • preventie (hoe te voorkomen)

Klik voor info op onderstaande link.

info over zoönosen

Medicijnregistratie

In het kader van duurzame veehouderij is het streven van de maatschappij om het medicijngebruik terug te dringen. We hebben al hele stappen gemaakt, maar we zijn er nog lang niet. Jaarlijks sterven er zowel jongere als oudere mensen aan een aandoening waar geen medicijn meer voor is omdat de ziekteverwerkers resistent geworden zijn.

Als Veehouderij willen wij meewerken aan het terugdringen van het medicijngebruik, maar dan ook met harde bewijzen. Daarvoor is het noodzakelijk dat we bijhouden wat we aan medicijnen gebruiken en in welke hoeveelheden.

BPV opdrachten

Leerbedrijfopdracht vruchtbaarheidsziektekaart

Titel:

Werken met de vruchtbaarheidsziektekaart

Gekoppeld aan PvB

Verzorgen Productiedieren

Studierichting:

Veehouderij

Naam leerling:

 

Naam praktijkopleider:

 

Handtekening praktijkopleider

voor akkoord:

 

 

 

Doel:

Leren lezen van de vruchtbaarheidsziektekaart

 

Benodigde materialen:

Vruchtbaarheidsziektekaart of managementsysteem

 

Vruchtbaarheidsziektekaart
Goed waarnemen en registreren van ziekte is voor de resultaten van een bedrijf heel belangrijk. De gegevens die betrekking hebben op vruchtbaarheid en ziekte worden op heel veel bedrijven geregistreerd op een vruchtbaarheids-/ziektekaart of in het managementsysteem.

  1. Bekijk de vruchtbaarheids-/ziektekaart of uitdraai managementsysteem op je praktijkbedrijf en beantwoordt de volgende vragen.
    1. Welke koeien hebben zwaar afgekalfd?
    2. Hoeveel dieren hebben er na het kalven melkziekte gehad?
    3. Zijn er dode kalveren geboren? Zo ja, hoeveel?
    4. Hoeveel dieren zijn er de laatste vier maanden opgeruimd?
    5. Hoeveel dieren hebben baarmoederontsteking gehad na het afkalven?
    6. Hoeveel koeien hebben mastitis (uierontsteking) gehad het laatste jaar?
  2. Komen er veel ziekteproblemen voor op je praktijkbedrijf? Geef hier een verklaring voor.


Bedrijfsbegeleiding
Is er routinematig begeleiding op het bedrijf door de DLV, dierenarts of de gezondheidsdienst voor dieren? Als er geen begeleiding is waarom dan niet?

  1. Hoe vaak vinden de bedrijfsbezoeken plaats?
  2. Waaruit bestaat de begeleiding?
  3. Welke bedrijfsproblemen worden aangepakt?
  4. Houdt de boer hiervan een administratie bij?
  5. Hoe verloopt een bedrijfsbezoek? Wat wordt er achtereenvolgens gedaan door de dierenarts?
  6. Hoe lang duurt een bedrijfsbezoek?
  7. Hoe lang loopt die begeleiding al en wanneer denkt de boer dat hij van de begeleiding kan afzien?
  8. Welk effect hoopt de boer te bereiken?
  9. Welke maatregelen neemt de boer zelf om te zorgen voor een gezonde en vruchtbare veestapel?

    Denk bijv. aan rantsoen, huisvesting, klauwen, melken, entingen.

 

Schoolopdrachten

Inleiding

Antibiotica gebruik is in de (intensieve) veehouderij een maatschappelijk probleem geworden. Het blijkt dat steeds meer ziekteverwekkers immuun worden voor antibiotica. Het is dus belangrijk dat er geen resten van medicijnen in de melk of in het vlees voor de consument achterblijven.

Bedrijfsbehandelplan.

In een bedrijfsbehandelplan wordt aangegeven welke antibiotica je kunt gebruiken ,voor welke ziekte, in welke dosering en hoelang te wachttijden zijn .

Binnen programma's als KKM en PVE/IKB worden eisen gesteld aan het antibiotica gebruik . Een vorm van medicijnregistratie is daarbij verplicht.

Vragen

Gebruik voor het beantwoorden van onderstaande vragen tabel 2 (voorbeeldbedrijfsbehandelplan) en onderstaande links:

KKM en PVE/IKB

KKM eisen

 

1. Wat wordt er onderstaand bedrijfsbehandelplan bedoeld met wachttijd?

2. Wanneer gaat de wachttijd in?

3. Wat betekent KKM?

4. Noem 4 criteria, waaraan bedrijven met een KKM erkenning moeten voldoen.

5. Noem 4 criteria, waaraan bedrijven die PVE/IKB erkend zijn moeten voldoen.

 

Lees het artikel "bedrijfsbegeleiding" onder de knop "bronnen " (onder hoofdstuk VII) en beantwoord de volgende vragen.

1. Wat wordt hier bedoeld met bedrijfsbegeleiding?

2. Wat gebeurt er zoal tijdens zo'n bedrijfsbezoek? Noem minstens 4 zaken.

3. a. Hoe wordt subklinische mastitis vastgesteld?

b. Waarom gebruikt de dierenarts hierbij een "vierkwartierenschaaltje"?

4. a. Waarom wordt van een dier dat verworpen heeft bloed getapt?

b. Wat gebeurt er mat dat bloed?

5. De pinken worden geënt tegen pinkengriep. Waarom wordt deze enting na 6 weken herhaald?

 

Welzijn

Welzijn

De boer en het vee hebben soms tegengestelde belangen. De boer moet de juiste
balans vinden tussen wat hij van het vee verlangt en wat het vee van hem verlangt. Een zachte boxbedekking van een bepaald merk kan voor een koe plezierig zijn. Soms vindt de veehouder deze te duur en kiest voor een ander type boxbedekking.

De dieren moeten vrij zijn van ziekten en gebreken, maar daarnaast moeten ze zich ook lekker voelen, hun welzijn moet goed zijn. Er wordt wel gezegd dat je pas kunt gezond dier spreken van een gezond dier als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

– Het dier moet zich lichamelijk en geestelijk goed voelen.
– Het dier moet zich prettig voelen in zijn omgeving (sociaal prettig).
– Het dier mag niet ziek zijn of een gebrek hebben.

In de huidige melkveehouderij zijn de dieren zodanig geselecteerd, dat ze zich onder natuurlijke omstandigheden waarschijnlijk niet lang kunnen handhaven. Bovendien hebben de koeien weinig keus: ze zullen zich moeten aanpassen aan de omstandigheden die wij hen bieden. Lukt dit niet, dan zullen ze zich minder goed voelen.

Om aan de weet te komen hoe een koe zich voelt, wordt veel gedragsonderzoek
gedaan. Ook als veehouder moet je veel naar koeien kijken om te beoordelen of hun welzijn goed is.

De veehouder kan met allerlei maatregelen het welzijn van zijn dieren sterk
beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan:

– uitloop en licht in de stal;
– ligboxbedekking;
– wel of geen roostervloer en of mestschuif;
– koppelgrootte;
– afzonderingsmogelijkheden bij afkalven.

In de praktijk is het welzijn niet gemakkelijk te meten. Daarvoor moet je veel systemen vergelijken. Op onderzoeksinstituten wordt dit uitvoerig gedaan. Ze vergelijken het vertoond gedrag met natuurlijk gedrag.

De overheid heeft regels opgesteld om het welzijn van (landbouw) huisdieren te
waarborgen. De Gezondheids- en welzijnswet bevat voor alle diersoorten regels over huisvesting, voeding en verzorging.

BPV opdrachten

In deze BPV opdracht gaan we de checklist dierkenmerken uit de welzijnswijzer melkvee invullen.

Klik voor deze welzijnswijzer op onderstaande link.

welzijnswijzer melkvee

 

Voor dit arrangement moet je de checklist dierkenmerken invullen. Dus blz. 43 en 44; blz. 49 en 50.

De checklist huisvestingskenmerken behandelen we hier niet. Deze hoort bij de lessen huisvesting.

 

BPV opdracht

Print blz. 41 t/m 53 uit en vul deze in op je BPV bedrijf.

Schoolopdrachten

Welzijn bij koeien.

Om aan de weet te komen hoe een koe zich voelt, wordt veel gedragsonderzoek gedaan. Ook als veehouder moet je veel naar koeien kijken om te beoordelen of hun welzijn goed is.

In de welzijnswijzer melkvee staan een heleboel manieren om het welzijn van koeien te meten. In dit hoofdstuk gaan we hier dieper op in. Ook gaan we op het BPV bedrijf de checklist dierkenmerken invullen. Maar dan moeten we eerst weten hoe je deze checklist moet invullen.

Dat gaan we nu bespreken.


Klik voor deze welzijnswijzer op onderstaande link.

welzijnswijzer melkvee

 

Een onderdeel van de checklist dierkenmerken is de conditiescore.
Op blz. 9 t/m 11 wordt uitgelegd hoe je de conditiescore moet uitvoeren. Deze score loopt van 1 tot 5. Op blz. 9 staat een grafiek met 2 lijnen. De score moet hiertussen blijven.

 

Opdracht 1

 
iDevice-pictogramSkelet koe
 

Geef aan in bovenstaande afbeelding waar de lendewervels zitten. Waar zitten de dooruitsteeksels en waar de dwarsuitsteeksels? Waar zitten de zitbeenderen?

 

Opdracht 2 Conditiescore

Wat is de primaire oorzaak van koeien met een te lage conditiescore?

Noem 3 mogelijke oplossingen om de voeropname te verhogen.

Welke secundaire oorzaken worden genoemd in de welzijnswijzer?

 

Opdracht 3 Damslapers

Wat zijn damslapers?

Wat is de oorzaak van damslapers?

 

Opdracht 4 Dikke hakken

Hoe onstaan dikke hakken (grupbenen) en verdikte voorknieën?
Hoe kun je deze aandoeningen voorkomen?

 

Opdracht 5 Gewrichtsontsteking

Hoe ontstaat gewrichtsontsteking?
Hoe kun je gewrichtsontsteking voorkomen?

 

Opdracht 6 Schoftbulten

Wat zijn schoftbulten en hoe ontstaan deze? Wat kun je doen om schoftbulten te voorkomen?

 

Opdracht 7 Ringschurft

Wat is ringschurft?
Ringschurft is ook besmettelijk voor de mens. Dat noemen we een zoönose.
Wat zijn de symptomen van ringschurft bij de mens? Wat zijn de symptomen bij koeien?

 

Opdracht 8 Schurft

Waardoor wordt schurft bij koeien veroozaakt en hoe zie je dat een koe schurft heeft?

 

Opdracht 9 Klinische mastitis

Wat zijn de symptomen van klinische mastitis? Wat is het verschil met subklinische mastitis?
Hoe moet je klinische mastitis behandelen en hoe kun je het voorkomen?

 

Opdracht 10 Speengezondheid

Hoe ontstaan rafelige speenpunten en hoe kun je dit voorkomen?

 

Opdracht 11 Pootscore

Bij de pootscore let je op de stand van de poten. De koe hoort vierkant te staan, dus de klauwen niet naar buiten gedraaid. (stand 1 op tekening linksonder op blz. 23).

Bij stand 2 en 3 staan de klauwen steeds verder naar buiten gedraaid.

Welke score krijgt de koe op de foto van blz 23?

Wat kan de oorzaak zijn van een afwijkende pootstand?

Toetsing

Schoolopdrachten

Bij alle leereenheden moeten de schoolopdrachten. Er wordt door de docent aangegeven welke opdrachten ingeleverd en beoordeeld worden. Alle beoordelingen moeten voldoende zijn (> 5,5 of minimaal V)

Theorietoetsen

Daarnaast zijn er kennistoetsen. Het gemiddelde van deze toetsen moet voldoende zijn.

Papers of protocollen

Er worden papers of protocollen geschreven die met een voldoende beoordeeld moeten zijn

Bewijsstukken

Als bewijsstukken dient een verklaring van de docent dat:

1. alle opdrachten voldoende zijn gemaakt.

2. Het gemiddelde van de toetscijfers moet voldoende zijn.

3. De papers of protocollen moeten voldoende zijn

4. Er moet een zelfreflectie van de deelnemer op staan over diergezondheid

Reflectie

Beschrijf:

  • de kennis en vaardigheden die je al had voordat je bent begonnen aan het uitvoeren van dit arrangement.
  • De taken die je moet doen om dit arrangement succesvol te kunnen afronden.
  • De activiteiten die je hebt ondernomen om de opdrachten en toetsen te maken en hoeveel tijd heb je daarvoor nodig gehad.
  • Welke problemen ben je tegengekomen bij het uitvoeren de activiteiten.
  • Wat zijn de behaalde resultaten van de door jou uitgevoerde werkzaamheden.
  • Je bevindingen met betrekking tot het resultaat in samenhang met de door jou geïnvesteerde tijd en energie voor het uitvoeren van dit arrangement
  • Kun je deze verworven kennis en vaardigheden toepassen voor andere bedrijven binnen je sector of andere sectoren, Waarom wel of niet.
  • Het arrangement Arrangement Diergezondheid is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    J.H.A.M.Damhuis . Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2015-11-12 12:14:51
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    ww
    Leerniveau
    MBO, Niveau 2: Basisberoepsopleiding; Volwasseneneducatie, Niveau 1; MBO, Niveau 3: Vakopleiding; Volwasseneneducatie, Niveau 4; MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding; MBO, Niveau 1: Assistentenopleiding; Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie; Volwasseneneducatie, Niveau 3; Volwasseneneducatie, Niveau 2;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.