Taal en rekendidactiek onderwijsassistenten

Taal en rekendidactiek onderwijsassistenten

Deel 1: Inleiding en Fundamenten

Waarom taal en rekendidactiek

1. Effectieve ondersteuning van leerlingen

Onderwijsassistenten begeleiden steeds vaker kleine groepjes of individuele leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Denk aan:

  • Extra hulp bij technisch lezen, spelling of begrijpend lezen

  • Ondersteuning bij rekenstrategieën zoals splitsen, verdubbelen of klokkijken

Zonder didactische kennis is die begeleiding minder doelgericht. Met gerichte didactiek kunnen assistenten écht bijdragen aan leerwinst.

2. Veranderende rol door lerarentekort

Door het lerarentekort krijgen onderwijsassistenten steeds vaker (deels) verantwoordelijkheid voor instructie en lesonderdelen. Dat vraagt om:

  • Inzicht in leerlijnen en leerdoelen

  • Vaardigheid in het geven van instructie en feedback

  • Kennis van differentiatie en remediëring

Zonder deze kennis kunnen ze hun rol niet volwaardig vervullen — en dat frustreert zowel henzelf als hun collega’s.

3. Van ‘onbewust onbekwaam’ naar ‘bewust bekwaam’

Veel onderwijsassistenten zijn gemotiveerd en willen méér betekenen. Maar ze zijn zich vaak niet bewust van de vakdidactische kennis die nodig is om taal en rekenen goed te begeleiden. Scholing helpt hen:

  • Begrijpen wat effectieve didactiek inhoudt

  • Reflecteren op hun eigen handelen

  • Groeien richting een meer zelfstandige rol in het onderwijs

 

 

1.1. Wat is taalgericht vakonderwijs?

Wat is taalgericht vakonderwijs?

Taalgericht vakonderwijs richt zich primair op de vakdoelen en benoemt daarbij expliciet de benodigde taalvaardigheid. Die vak- en taaldoelen worden gelijktijdig ontwikkeld via onderwijs dat contextrijk is, vol interactiemogelijkheden zit en waarbinnen de benodigde taalsteun geboden wordt.

Wat betekent dit voor je vaklessen?

Vragen stellen, praten, schrijven: interactieve lessen maken dat leerlingen beter begrijpen wat er van ze verwacht wordt. Bovendien krijg je als leraar meer zicht op waar de leerlingen staan in hun taalontwikkeling. Weet jij als leraar welke zinnen en woorden nog moeilijk zijn voor leerlingen? Kunnen ze een bepaald begrip in hun eigen woorden uitleggen? Snappen ze waarom je het antwoord op die ene vraag in de toets niet goed kon rekenen?

Om leerlingen de juiste taalsteun te bieden is het belangrijk dat je inzicht heb in de taalontwikkeling van je leerlingen en in de aard van het taalgebruik in je vakgebied. Dan wordt duidelijk welke kloof leerlingen moeten overbruggen tussen hun dagelijkse taalgebruik en de meer abstracte taal van schoolvakken.

(bron: https://www.slo.nl/thema/meer/taalgericht-vakonderwijs/)

 

1.2 . Wat is goed rekenonderwijs?

Rekenen is een taal apart. Namelijk die van getallen, hoeveelheden en afmetingen. Deze taal helpt om de wereld om ons heen te duiden en patronen te herkennen. Een landschap opgebouwd uit rechthoeken. Of zeven even grote porties friet.

Niet de methode of de materialen, maar de leraar maakt het verschil.

Een essentieel doel van goed reken-wiskundeonderwijs is het ontwikkelen van functionele gecijferdheid voor alle kinderen, maar rekenen is meer dan dat. Het gaat ook om het kunnen toepassen van deze kennis in allerlei dagelijkse situaties. Het is van belang om te begrijpen welke som bij een situatie past, wat de getallen in die som betekenen, en wat het antwoord betekent.

(bron: https://www.onderwijsvanmorgen.nl/het-rekenonderwijs-van-de-toekomst/)

 

Veel leerlingen in Nederland hebben moeite met rekenen. Dat heeft gevolgen voor hun schoolloopbaan en kansen later in het leven. In 2009 werd afgesproken dat 85% van de leerlingen het basisniveau (1F) moest halen en 65% het hogere niveau (1S). Het basisniveau wordt gehaald door 93%, maar slechts 48% haalt het streefniveau.

Internationaal scoort Nederland nog redelijk, maar de resultaten dalen. Uit het TIMMS-onderzoek blijkt dat Nederlandse 10-jarigen in 2019 lager scoorden dan in 1995. Ook bij PISA, een toets voor 15-jarigen, zijn de scores gedaald sinds 2003. Beide dalingen staan gelijk aan ongeveer een half schooljaar aan gemiste kennis.

Het is belangrijk om deze daling te stoppen. Goede rekenvaardigheid voorspelt succes in wiskunde en is verbonden met maatschappelijke kansen zoals werk, inkomen en opleiding. Slechte rekenprestaties hangen juist samen met problemen zoals schooluitval en werkloosheid.

 

Dat vraagt om goede rekenlessen. Alleen over het antwoord op de vraag wat goede rekenlessen zijn wordt volop gediscussieerd

 

 

Deel 2: Taalgericht Vakonderwijs in de Praktijk

2.1 Taalsteun in de les

Taalsteun, aansluitend bij de ontwikkeling

Een bekendt concept uit ‘de zone van de naaste ontwikkeling’: een volwassene helpt een jongere verder in een volgende ontwikkelingsstap, door aan te sluiten bij zijn begripsniveau van dat moment. Als dat niet gebeurt, zie je het kind afhaken,  gefrustreerd door te moeilijke taken of verveeld door te makkelijke. Vygotsky stelt dat een leerling het meeste leert van een taak in de zogenoemde zone van de naaste ontwikkeling: een opdracht of taak die de leerling net niet beheerst, maar die hij zich met steun van de leraar of andere leerlingen wel eigen kan maken. Het ontwikkelpotentieel van een leerling inschatten vergt goed luisteren en observeren wat een leerling probeert onder woorden te brengen en waar dan talige ondersteuning hem verder helpt.

Bij het plannen van taalsteun in een lessenreeks volg je vier stappen:

  1. Bepaal het leerdoel: Wat moeten leerlingen leren? Denk aan vakinhoud én de bijbehorende vaktaal, begrippen en verbanden.

  2. Kies hoe je de ontwikkeling volgt: Gebruik bijvoorbeeld toetsvragen, een portfolio of een gesprek. Zorg dat leerlingen kunnen laten zien dat ze de vaktaal begrijpen.

  3. Start vanuit een concrete context: Begin met een herkenbare activiteit die de algemene taalvaardigheid (DAT) activeert. Kies werkvormen die aansluiten bij de belevingswereld van leerlingen.

  4. Plan hoe leerlingen gaan leren: Zet mondelinge en schriftelijke opdrachten in die vaktaal uitlokken. Geef taalsteun bij lezen, schrijven en praten, en stimuleer samenwerking en reflectie.

Het doel is om leerlingen te helpen de overstap te maken van dagelijkse taal naar schooltaal, zodat ze de vakinhoud goed kunnen begrijpen en verwoorden.

Deel 3: Rekenonderwijs in de Praktijk

3.1 Beginnend rekenen en getalbegrip

De basis voor rekenvaardigheid wordt ruim voor het formele rekenonderwijs gelegd. Zo kun je in de kleuterklas getalbegrip al stimuleren door prentenboeken voor te lezen en allerlei rekenspelletjes te doen.
In dit deel staat de fase van beginnend en aanvankelijk rekenen centraal. We beschrijven de rekenontwikkeling, waarbij leerlingen steeds beter leren omgaan met de abstracte rekentaal. Zo maakt vingertellen vanaf groep 4 plaats voor het automatiseren van basisbewerkingen.

Je leest hoe je leerlingen hierbij kunt helpen. Bijvoorbeeld door te werken met een fysieke getallenlijn in de klas. Zo verwerven leerlingen inzicht in verhoudingen tussen getallen. Kennis die ze nodig hebben voor het gevorderde rekenen.

Jonge kinderen doen spelenderwijs veel woorden en kennis van de wereld op. Onderdeel daarvan is gevoel
voor maten, hoeveelheden en verhoudingen. Denk maar aan spelen in de zandbak, puzzelen of ouders die meten hoeveel hun kind gegroeid is. Onderzoekers hebben in de jaren negentig al aangetoond dat het voorlezen van prentenboeken een rijke context bood voor wat ze noemden ‘mathematische gesprekjes’, dus samen praten over wiskundige begrippen.

IMPLICATIES VOOR ONDERWIJS
Dit onderzoek laat zien dat je door het samen lezen van prentenboeken jonge kinderen ontvankelijk kunt maken voor wiskundige begrippen. Ouders, maar natuurlijk ook leraren, kunnen zo alvast een bodem leggen voor het latere reken-wiskundeonderwijs. Sinds het werk van Anderson en collega’s hebben meer rekenonderzoekers aangetoond dat de inzet
van prentenboeken in het (voorbereidend) rekenonderwijs vruchten afwerpt. Zo blijkt uit onderzoek van onder anderen Marja van den Heuvel-Panhuizen dat kleuters die in de klas een voorleesprogramma met prentenboeken volgden, 22 procent meer vooruitgang boekten op een toets over begrip van getallen, meten en meetkunde dan leeftijdsgenoten die niet werden voorgelezen.
Voorlezen is dus niet alleen een krachtig hulpmiddel voor het taal-, maar ook voor het reken-wiskundeonderwijs.

(Bron: leer ze rekenen)

 

BOEKEN MET REKENHAAKJES
BOEKEN MET REKENHAAKJES

3.2 Gevorderd rekenen en denkstrategieën

Als leerlingen eenmaal de basisbewerkingen (optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen) hebben geautomatiseerd,
zijn ze toe aan gevorderd rekenen. Ze gaan niet alleen rekenen met grotere getallen, maar leren
ook nieuwe bewerkingen met getallen, zoals breuken.

De getallenlijntaak
Een goede manier om te kijken hoe het staat met getalbegrip is leerlingen te laten schatten: waar op de getallenlijn zou jij dit getal plaatsen? Kleuters en leerlingen uit groep 3 maken met hele getallen nog vaak inschattingsfouten. Later weten ze steeds beter en sneller welk getal groter of kleiner is (zie hoofdstuk 7, ‘Laat ze lopen op een getallenlijn’). Ook bij breuken kun je leerlingen zo’n getallenlijntaak
geven.

 

IMPLICATIES VOOR ONDERWIJS

Rekenen met breuken is een bekend struikelblok. Het zou zelfs te moeilijk zijn voor leerlingen op de basisschool, vinden sommigen. Dat wil zeggen: op de basisschool zou het breukenonderwijs beperkt moeten blijven tot begripsvorming, waarna het formele rekenwerk in het voortgezet onderwijs aan bod zou komen. Helemaal verdwijnen uit het basisonderwijs zullen breuken zeker niet. Alle reden om die lastige getallen wat eenvoudiger te maken voor leerlingen. Het onderzoek van Siegler en collega’s biedt daarvoor goede handvatten. Allereerst leggen de onderzoekers
uit hoe het komt dat breuken zo lastig zijn: het is een getalsoort die mensen zich niet vanzelf eigen maken, maar die expliciete instructie vergt. In die instructie is het belangrijk om niet de verschillen, maar juist de overeenkomsten tussen hele getallen en breuken als uitgangspunt te nemen. Per slot kan elk heel getal ook als breuk geschreven worden.

 

 

Behulpzame strategieën

Bij breuken spelen strategieën om hoeveelheden te schatten een grotere rol dan bij hele getallen. De onderzoekers zagen verschillende strategieën langskomen. Bij de schattingstaken rondden leerlingen de breuk bijvoorbeeld af tot een gemakkelijker getal (6/13 bijvoorbeeld tot 1/2) of vertaalden ze het in een percentage (12/13 is ongeveer 90 procent); zo
konden ze de breuk eenvoudiger op de lijn plaatsen.

Of ze verdeelden de lijn in stukken, bijvoorbeeld zeven delen om zo 5/7 gemakkelijker te kunnen plaatsen.
Die strategieën leunen op inzicht in hoeveelheden en helpen leerlingen. Het omgekeerde geldt ook. Zonder inzicht in hoeveelheden hebben leerlingen niet door dat ze verkeerde strategieën toepassen bij het maken van opgaven (zie ook kader op pagina 70). Ze missen dan immers een ijkpunt om hun oplossingen te checken. Daarom, zo stellen Siegler
en collega’s, is het belangrijk om in de instructie bij breuken expliciet aandacht te besteden aan het verwerven
van gevoel voor hoeveelheden.

 

3.3 Differentiatie en rekenbehoeften

Niet elke leerling leert even snel. Dat is iets wat alle leraren zullen herkennen. Vraag is hoe je het best kunt inspelen op verschillen tussen leerlingen. Hoe zorg je bijvoorbeeld dat je achterblijvers erbij trekt en dat snelle leerlingen zich niet gaan vervelen?
Het toverwoord daarvoor is differentiatie. Door leerlingen op maat te bedienen, help je ze vooruit. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, weten we uit de praktijk. Veel leraren, vooral beginners in het vak, worstelen met hoe ze differentiatie handen en voeten moeten geven.

Het begrip differentiatie wordt ook toegelicht in het PWO boek hoofdstuk 9.3

Differentiëren in vijf stappen
Het proces van differentiëren in vijf stappen:
1. Stel de onderwijsbehoeften van je leerlingen vast
Om leerlingen gericht te kunnen bedienen, dien je te weten wat ze nodig hebben: wat beheersen ze al wel en wat nog niet? Resultaten op voortgangstoetsen, het werk in de klas en vragen die leerlingen stellen, geven je hierover informatie. Op basis hiervan verdeel je leerlingen over drie niveaugroepen: gemiddelde, boven- en benedengemiddelde prestaties. Na klassikale instructie werken leerlingen in deze groepen. Het gaat om flexibele niveaugroepen, waartussen leerlingen makkelijk kunnen wisselen, al naargelang het rekenonderdeel en de prestaties (zie kader op pagina 110).
2. Stel doelen op maat
Per niveaugroep stel je uitdagende, maar wel haalbare doelen. Zo leren leerlingen dat ze vooruitgaan en kunnen groeien.
3. Geef instructie op maat
Naast klassikale instructie geef je per niveaugroep gerichte of verlengde instructie en waar nodig ook individuele instructie. Dit vraagt om gedegen reken-wiskundige en vakdidactische kennis: je weet waar de schoen wringt en kunt fouten van leerlingen duiden. In de laagste niveaugroep steek je je instructie concreter in, in de hoogste niveaugroep kun je juist een beroep doen op het abstractievermogen van leerlingen.
4. Geef verwerkingsopdrachten op maat
Het oefenmateriaal moet passen bij de leerdoelen. Je kunt differentiëren in omvang en moeilijkheidsgraad (ook mate van abstractie) van het oefenmateriaal. Dankzij opdrachten op maat kunnen alle leerlingen successen behalen. Dat versterkt hun zelfvertrouwen en motivatie.
5. Evalueer het proces en de voortgang van je leerlingen
Je evalueert je eigen aanpak: heb ik inderdaad de juiste instructie en oefeningen gegeven? En je gaat na of leerlingen vooruit zijn gegaan. Zo vormt de vijfde stap de opmaat voor het opnieuw doorlopen van de differentiatiecirkel. Door dit telkens te doen, voorkom je dat leerlingen vast blijven zitten in hun niveaugroep: het dwingt je om telkens te bekijken waar een leerling staat.

 

 

Extra's

Inspiratie voor werkvormen

Onderwijscadeau

Rekenen.nl

Klas van juf Linda

Oefenen

Voorbeeld lessen

Sommenfabriek

Goed rekenonderwijs

Bronnen

Les in taal

Wereldorientatie

Taalstimulering

Rekenen op de PABO
Dit artikel vat inzichten samen uit het proefschrift van Mark van Houwelingen naar hoe pabo-studenten hun rekendidactiek kunnen verbeteren.

Zelfverzekerde meisjes rekenen beter.
Dit artikel gaat over meisjes die steeds beter worden in rekenen, maar toch blijven twijfelen aan hun eigen prestaties. Didactiefonline.nl. Meelissen, M., & Luyten, H. (2006). Zelfverzekerde meisjes rekenen beter. Didactief, 8 (oktober).