De basis voor rekenvaardigheid wordt ruim voor het formele rekenonderwijs gelegd. Zo kun je in de kleuterklas getalbegrip al stimuleren door prentenboeken voor te lezen en allerlei rekenspelletjes te doen.
In dit deel staat de fase van beginnend en aanvankelijk rekenen centraal. We beschrijven de rekenontwikkeling, waarbij leerlingen steeds beter leren omgaan met de abstracte rekentaal. Zo maakt vingertellen vanaf groep 4 plaats voor het automatiseren van basisbewerkingen.
Je leest hoe je leerlingen hierbij kunt helpen. Bijvoorbeeld door te werken met een fysieke getallenlijn in de klas. Zo verwerven leerlingen inzicht in verhoudingen tussen getallen. Kennis die ze nodig hebben voor het gevorderde rekenen.
Jonge kinderen doen spelenderwijs veel woorden en kennis van de wereld op. Onderdeel daarvan is gevoel
voor maten, hoeveelheden en verhoudingen. Denk maar aan spelen in de zandbak, puzzelen of ouders die meten hoeveel hun kind gegroeid is. Onderzoekers hebben in de jaren negentig al aangetoond dat het voorlezen van prentenboeken een rijke context bood voor wat ze noemden ‘mathematische gesprekjes’, dus samen praten over wiskundige begrippen.
IMPLICATIES VOOR ONDERWIJS
Dit onderzoek laat zien dat je door het samen lezen van prentenboeken jonge kinderen ontvankelijk kunt maken voor wiskundige begrippen. Ouders, maar natuurlijk ook leraren, kunnen zo alvast een bodem leggen voor het latere reken-wiskundeonderwijs. Sinds het werk van Anderson en collega’s hebben meer rekenonderzoekers aangetoond dat de inzet
van prentenboeken in het (voorbereidend) rekenonderwijs vruchten afwerpt. Zo blijkt uit onderzoek van onder anderen Marja van den Heuvel-Panhuizen dat kleuters die in de klas een voorleesprogramma met prentenboeken volgden, 22 procent meer vooruitgang boekten op een toets over begrip van getallen, meten en meetkunde dan leeftijdsgenoten die niet werden voorgelezen.
Voorlezen is dus niet alleen een krachtig hulpmiddel voor het taal-, maar ook voor het reken-wiskundeonderwijs.
(Bron: leer ze rekenen)

